Algemene semantiek | Abstractieladder, toepassingen

Het eerste wat de abstractieladder heeft laten zien  , is dat naarmate begrippen, woorden en taal verder van het dagelijkse aanwijsniveau staan, het minder zegt over de specifieke eigenschappen van het aanwijsniveau. En waar het aanwijsniveau voor ons de werkelijkheid vertegenwoordigt, zeggen abstractere woorden dus steeds minder over de aanwijsbare werkelijkheid. Zo zegt een begrip als "geld" niets meer over de werkelijkheid - "geld" gaat alleen over potenties, wat je er mee zou kunnen doen.
    De denkfout verbonden aan overtreding van deze regel is dat meer geld altijd beter is: op een gegeven moment kan je er niets zinniger mee doen, of in praktischer termen: je kan maar in één auto tegelijk rijden.

Het tweede dat men kan leren door methodes en resultaten van de wetenschap toe te passen op woorden gaat over de nauwkeurigheid ervan. Het allereerste dat de (natuur)wetenschap leert is dat je niets zeker weet, en niets volkomen zeker kan meten, en dat er dus altijd onzekerheidsmarges zijn. Dat geldt al voor aanwijswoorden, al was het maar omdat het menselijk waarneemapparaat, precies dezelfde beperkingen kent als de door hem gemaakte mechanische apparaten. En geldt natuurlijk meer voor verzamel- en nog abstractere woorden, die staan voor groepen woorden met onzekerheden, oftewel als algemene regel: hoe abstracter de woorden, hoe groter de onnauwkeurigheid.
    Van verzamelwoorden bestaan diverse soorten, afhankelijk van de overeenkomsten tussen de elementen. Voor simpelere dingen en grotere aantallen, kan men redelijk precies beschrijven wat de onzekerheid van het verzamelwoord is. Dit is dusdanig belangrijk dat er een apart vak voor bestaat: de statistiek. Gelukkig zijn de belangrijkste begrippen daarvan in het geheel niet moeilijk - ze staan bekend als de "normale verdeling", zie de meer algemene uitleg hier  , of de meer sociologische hier  .
    De denkfout verbonden aan deze regel is die van het zwart-wit-denken, het denken in absolute categorieën. Dit is zo'n veelvoorkomende fout, dat je je kan afvragen of het niet een ingebouwde manier van denken is - de wiskunde maakt wel gebruik van absolute categorieën, en een deel van de hersenwerking lijkt gebaseerd op wiskunde. Korzybski heeft dit het Aristoteliaanse of A-denken genoemd, en de versie die uitgaat van grijstinten het Nul-A denken. Hayakawa heeft dit vertaald in de two-valued orientation en de multi-valued orientation, waarbij de two-valued orientation direct gekoppeld kan worden aan allerlei maatschappelijke situaties, zoals ideologieën als het nazisme, communisme en kapitalisme, en andere versies als van Karl Popper in zijn bekende boek The Open Society and its Enemies. Van nature is een two-valued orientation niet geschikt voor verandering en openheid, een multi-valued orientation wel: van donker-grijs naar iets-minder-donker-grijs is oneindig veel makkelijker dan van zwart naar wit.
    Een toelichting met behulp van het op deze website veelgebruikte sociologische voorbeeld: de two-valued orientation stelt de uitspraak: "Nederlanders zijn langer dan Japanners" gelijk aan "Alle Nederlanders zijn langer dan alle Japanners" - de multi-valued orientation stelt de uitspraak gelijk aan: "De gemiddelde Nederlander is langer dan de gemiddelde Japanner", of ook wel: "De kans dat een bepaalde Nederlander groter is dan een bepaalde Japanner is meer dan 50 procent" (wat die kans precies is hangt natuurlijk af van het verschil in gemiddelde, en van de spreiding - is de spreiding nul, dan is de kans 100 procent).

 Eén praktische les uit deze constateringen hebben we al gezien Aanwijswoorden en waarnemen  , maar is zo belangrijk dat hij hier nog een keer herhaald wordt: woorden moeten gezien als slechts symbolen voor de werkelijkheid, die op gezette tijden tegen die werkelijkheid getest moeten worden, en bij gebleken noodzaak aangepast of aangevuld. ook dit is een aanpak die direct uit de wetenschap komt, als het hiernaast staande schema aangeeft. En het geldt voor de woorden van alle niveaus. Bijvoorbeeld: als we praten over de "koeien van boer Klaas", is het van tijd tot tijd van belang of de "koeien van boer Klaas" nog steeds de "koeien van boer Klaas" zijn, wat boer Klaas regelmatig doet door over zijn wei te lopen en te controleren of al zijn koeien er nog zijn. Zoals zo vaak zien we dus dat boeren heel nuchter zijn in hun kijk naar de wereld, en haar symbolen.

Het is duidelijk dat de noodzaak van het controleren aan de hand van de werkelijkheid zich meer en vaker voordoet naarmate de begrippen onzekerder zijn, dus, zoals gezien, verder van de werkelijkheid, dus abstracter. Dat is althans de theorie. De praktijk lijkt precies het omgekeerde. Naarmate men abstracter begrippen hanteert, lijkt de geneigdheid om ze te controleren af te nemen, soms sterk af te nemen. Zo heb je zelfs filosofen, en hele takken van de filosofie, die zich erop beroepen niets met de werkelijkheid te maken te hebben. Bekend is de uitspraak toegeschreven aan de filosoof Hegel, die, toen toegeroepen bij een lezing vanuit het publiek "Uw beweringen zijn in strijd met de feiten!", antwoordde met "Des te erger voor de feiten!". Hegel publiceerde een boek met daarin een verhandeling dat er zeven planeten waren op grond van eigenschappen van dit getal, minder dan een jaar voordat de achtste planeet ontdekt werd.
    De denkfout corresponderende hiermee is theoretisme: voortdurend blijven praten in abstracte termen zonder aan te geven wat de praktische consequenties zijn - in Hayakawa: chasing oneself in verbal circles  - bij Johnson is het één van de versies van dead-level abstracting: voortdurend op hetzelfde abstractieniveau blijven hangen  . Deze denkfout heeft in ernstigere vormen ook de rol van een valkuil, want het ontslaat het denken van allerlei verplichtingen. Als valkuil leidt het tot verschijnselen beschreven als van Hegel, en hele takken van de filosofie  .
    Deze denkfout is door Hayakawa treffend uitgebeeld in zijn hoofdstuk omtrent "betekenis" (meaning)  : definities zoals gewoonlijk gehanteerd, zoals in een woordenboek, is het proberen aan te duiden waar een woord voor staat met behulp van andere woorden. Dat groepje andere woorden heet dan "de betekenis van het woord". Maar zo uitgeschreven, moet het aan iedereen duidelijk zijn dat dat nooit een echte volledige omschrijving kan zijn, want die andere woorden moeten ook nog gedefinieerd worden. Enzovoort.
    Deze aanpak vormt dus overduidelijk een cirkel. Die maar op één enkele manier onderbroken kan worden: door de woorden weg te laten, en te wijzen naar de werkelijkheid waar het woord of de woorden voor staan. In een later hoofdstuk  geeft Hayakawa een archetypisch voorbeeld van de problemen rond woorden-definities:
  Try the following experiment on an unsuspecting friend:
  "What is meant by the word red?"
"It's a color."
"What's a color?"
"Why, it's a quality things have."
"What's a quality?"
"Say, what are you trying to do, anyway?"

Terwijl de oplossing bijzonder simpel en basaal is, zodra eenmaal geformuleerd: degene die de betekenis van het woord "rood" wil uitleggen moet dat doen op dezelfde manier als hijzelf de betekenis ervan geleerd heeft. En wie hier niet weet wat er bedoeld wordt, heeft een nog lange weg aan leerervaringen voor de boeg. Die manier is namelijk de training die hij heeft gekregen van zijn moeder, die bij een geselecteerd aantal voorwerpen naar die voorwerpen heeft gewezen en heeft geroepen "Rood!", terwijl die voorwerpen weinig anders gemeen hadden dan een basale impressie van het waarnemingsysteem die door de natuur is ingebouwd om voedzame vruchten te onderscheiden van minder voedzame. Waarna het waarnemingsverwerkingsysteem van het kind een concept heeft aangemaakt dat staat voor de gezamenlijkheid van die waarnemingen, en dat concept in zijn hoofd verwoordt op dezelfde manier als zijn moeder dat deed: met de term "rood" (hier is een punt waar de meer toegankelijk aanpak van Hayakawa tekortkoningen heeft ten opzichte van de meer principiële van Korzybski, omdat de laatste wel de connectie heeft gelegd met de eigenschappen van de menselijke neurologie - die er dus duidelijk is, en op een gegeven moment essentieel wordt, omdat vele van de denkfouten gemaakt in deze context een neurologische oorsprong of neerslag hebben).
    Deze tweede vorm van definitie van de betekenis van een woord is wat Hayakawa de "extensional meaning" of dus "extensional definition" noemt, naast de "woorden"-definitie die hij "intensional meaning" of "intensional definition" heeft gedoopt  .
    Deze lessen omtrent woorden laten zich ook vertalen in regels omtrent mensen. Zoals als we al gezien hebben houdt de boer zich wel aan de regels omtrent het controleren van woorden, en de filosoof niet. Daar is een algemene regel van te maken: naarmate iemand een intellectueler beroep heeft, controleert hij zijn woorden minder, en zijn zijn woorden dus minder te vertrouwen. Iets dat op deze website als "intellectueel neuroticisme" is benoemd  .

De derde regel ligt eigenlijk voor de hand, maar er wordt dagelijks tegen gezondigd: haal nóóit abstractieniveaus door elkaar. Of om te parafraseren: vergelijk desnoods paarden met koeien, of appels met peren, maar vergelijk nóóit "Klara" met "koeien", of "Johanna" met "vee". Die dagelijkse zonden worden begaan overal waar men persoonlijke en individuele zaken vergelijkt of verwart met die van groepen. Bekend is de toepassing op achterstandsgroepen: "Papoea's hebben geen culturele achterstand, want Papoea Piet is afgestudeerd in de filosofie." Dit is equivalent aan "De melkproductie van boer Klaas is even groot als die van boer Jan, omdat koe Klara van boer Klaas veel melk heeft gegeven." Het zegt niets over over de melkproductie van boer Klaas ten opzichte van die van Piet, omdat koe Jantien van Piet misschien nog wel meer melk heft gegeven, en/of koe Annet van boer Klaas juist minder. De enige manier om iets te zeggen over de de melkproductie van boer Klaas, of: de "koeien" van boer Klaas, is om deze groep te vergelijken met een groep van hetzelfde abstractieniveau: de "koeien" van boer Piet. En dat is onverkort van toepassing op groepen mensen  .

Een ander voorbeeld is dat van geld en geluk. Men denkt geluk te bereiken via het verkrijgen van veel of meer geld, redenerend volgens het schema: een beetje geld geeft een beetje geluk, dus veel geld geeft veel geluk. Iedereen weet ook dat het vaak zo niet werkt, en dat komt omdat "geld" en "geluk" op twee verschillende abstractieniveaus staan. "Geld" kan wel deel uitmaken van de verzameling genaamd "geluk", maar dat hoeft niet altijd zo te zijn, want als veel "geld" de hoeveelheid van een ander element van de verzameling "geluk" doet verminderen, kan het nettoresultaat best negatief zijn. Bijvoorbeeld als een deel van dat geld van andere mensen afkomstig is. Het kan dan best zo zijn dat een ander element van de verzameling geluk, het element "geweten", zodanig in waarde daalt dat de persoon met meer geld toch minder gelukkig is.

In het volgende artikel bekijken we de keerzijde van de onzekerheid in abstracties  .


Naar Abstractieladder II  , Alg. semantiek lijst  , Alg. semantiek overzicht  , of site home  .