Algemene semantiek | Intensionele woorden

Het vorige artikel besprak de interactie tussen woorden doordat die woorden op dezelfde zaak in de werkelijkheid slaan. Maar die interactie kan ook direct: door woorden die niet op de werkelijkheid, maar op andere woorden slaan. Zo kan je praten over het woord "schaar", door bijvoorbeeld te zeggen: Een "schaar" is een "instrument om kleding en andere dunne stoffen in meerdere stukken te verdelen". De woorden tussen de tweede set aanhalingstekens zijn woorden om het woord tussen de eerste set aanhalingstekens te beschrijven. In de praktijk kennen we dit als een "definitie", meestal een woordenboekdefinitie.

Het verschil tussen woorden die direct de werkelijkheid beschrijven, en woorden die andere woorden beschrijven, duidt Hayakawa aan met de termen "extensional meaning" en "intensional meaning", staande voor het feit dat de werkelijkheid zich buiten het hoofd bevindt, en woorden zich erbinnen. Hayakawa gebruikt de termen ietwat anders, in dat hij ze introduceert als twee vormen van gebruik van hetzelfde woord, erop wijzende dat je de extensional meaning dus niet in woorden kan uitdrukken, en daarom alleen kan actualiseren door te wijzen. Oftewel: met extensional meaning van een woord heeft Hayakawa het over de betekenis van een woord als aanwijswoord.

Het is duidelijk dat bij gebruik van de intensional meaning van woorden, of woorden die een specifiek aanduiden, definiëren, onmiddellijk een probleem optreedt: want wat duiden de woorden aan waarmee het specifieke woord wordt gedefinieerd? In de bovenstaande omschrijving of definitie van "schaar": wat wordt bedoeld met "instrument", "kleding", enzovoort? Hayakawa geeft daarvan in deel twee van zijn boek het archetypische voorbeeld:
 
  "What is meant by the word red?"
"It's a color."
"What's a color?"
"Why, it's a quality things have."
"What's a quality?"
"Say, what are you trying to do, anyway?"

Waarbij de laatste zin aangeeft dat zo'n exercitie bij de andere partij meestal niet in goede aarde valt.

Dat het "Wat is rood?" proces meestal niet nodig is, is omdat we van de meeste woorden wel ongeveer weten wat het betekent, uit ervaring, en één regel voldoende is om nog bestaande onduidelijkheden dusdanig te verminderen dat de andere partij ons begrijpt - reden waarom het verder voeren van het proces vrijwel universeel als irritant wordt ervaren - men vindt dat het op kwade wil wijst.

Aan de andere kant laat het "Wat is rood?" proces zien dat datgene wat zo vanzelfsprekend lijkt, juist met al die ervaring, niet zo vanzelfsprekend hoeft te zijn, als men maar even gaat doorvragen - het bekende voorbeeld van het vragen door een kind "Wat is economie, mama?". Die onvanzelfsprekendheid is het resultaat van het vergeten dat woorden staan voor dingen in de werkelijkheid, en dat er ook voor vanzelfsprekende zaken als "rood" uiteindelijk maar één enkele toets is, de werkelijkheid - je moet wijzen naar een rood stoplicht, een rode brandweerwagen, een rode brievenbus, en het slachtoffer vragen te letten op wat die dingen gemeenschappelijk hebben. Precies zoals een kind leert wat "rood" is.

Met het gebruik van intensionele woorden zijn diverse denkfouten verbonden . De eerste is het idee dat je de betekenis van woorden uitsluitend uit kan leggen met gebruik van woorden van hogere abstractie. Deze denkfout is bekend, je zou bijna zeggen: overbekend, uit het vak dat er zijn specialiteit van lijkt te hebben gemaakt: de filosofie. De uitkomst zijn verhandeling over het "niets", verwijzende naar eigenschappen op nog abstractere niveaus, bekend van mensen als Heidegger. Uiteindelijk is dit natuurlijk hetzelfde als geloof: je wijst naar zaken waarvan het bestaan totaal oncontroleerbaar is geworden -  de hoop als mens om iets te begrijpen van een almachtige is natuurlijk nog oneindig veel kleiner dan de hoop dat een mier ooit iets van een olifant zal begrijpen. Hayakawa behandelt dit verschijnsel van de geïnstitutionaliseerde vormen van naar-hogere-abstracties gaan in "Higher Education, Learned Jargon, and Babuism", aanduidende dat betreffende vak- en woordgebieden alleen nog maar toegankelijk zijn voor ingewijden, omdat buitenstaanders niet kan worden gewezen op iets reëel bestaands of bestaanbaars dat ermee verbonden is. In klare termen: als collectief spreekt men pure onzin. De oorzaak ervan is simpel maar krachtig: intellectuele vaardigheid wordt heel vaak gelijk wordt gesteld met dit soort vaardigheid in het gebruik van woorden: hoe abstracter het woordgebruik, hoe slimmer de persoon.

Een tweede denkfout is het blijven hangen op hetzelfde abstractieniveau, door Johnson dead-level abstracting genoemd, in Hayakawa geïntroduceerd hier    . Daarvan zijn twee versies - blijven hangen op laag niveau - in de praktijk is dit bekend als het "over koetjes en kalfjes praten". Dit kan wel degelijk een betekenis hebben, maar dat is dan een emotionele of sociale - daarover later meer.
    Blijven hangen op hoog niveau, zonder ooit terug te keren naar het praktische niveau, leidt bij pogingen tot het beschrijven of verklaren van iets uiteindelijk altijd tot cirkelredenaties - dit heet bij Hayakawa: chasing oneself in verbal circles  - de satiricus Ambrose Bierce heeft er vele voorbeelden van staan in zijn Devil's Dictionary:
 
  Magnet, n. Something acted upon by magnetism.
Magnetism, n. Something acting upon a magnet.

Gevolgd door wat terecht sarcastisch commentaar. In de filosofie is deze denkfout het meest bekend van Hegel, maar hele takken van de filosofie zijn ermee behept.

Het kan echter nog erger. Maar voordat we daaraan beginnen, introduceren we een speciale vorm van intensionele woorden: de multi-ordinale worden  .


Naar Interacties  , Alg. semantiek lijst  , Alg. semantiek overzicht  , of site home  .