Bronnen bij Algemene semantiek, trainingsprogramma: beweging

Het volgende verhaal gaat over kinderen, maar is natuurlijk keihard van toepassing op iedere volwassene, en in versterkte mate voor degenen die nog willen leren - net als kinderen (de Volkskrant, 12-04-2008, door Ad Bergsma):
  Schop ze maar de deur uit

...     Interessanter is de constatering dat de aard van de betrokkenheid bij de natuur de laatste decennia kwalitatief lijkt te veranderen. Tussen 1997 en 2003 zijn Amerikaanse kinderen in de leeftijd van 9 tot 12 jaar nog maar half zo vaak buiten. Of het nu gaat om vissen, wandelen, buiten spelen, paardrijden, kamperen of tuinieren, al deze activiteiten zijn sterk afgenomen. De kinderen van nu leven achter de veilige muren van hun eigen huis en de schermen van hun (spel)computer en televisie.
    De natuurbeleving heeft daardoor een ander karakter gekregen. Voor de kinderen van twintig jaar geleden bestond de natuur uit de fascinatie voor twee eekhoorntjes die elkaar in een boom achterna zitten.
    De kinderen van nu krijgen bij het woord natuur eerder het angstbeeld van ijsberen die geen plek meer hebben om uit te rusten, omdat de ijskap van de Noordpool smelt.
Deze constatering sluit goed aan bij het verschil tussen mijn eigen jeugd en die van mijn zoon. Als ik aan vroeger denk, weet ik hoe de naalden van dennen aanvoelen als je er op blote voeten overheen rent, of hoe je met dennenappels pijlen op de grond kan maken voor een speurtocht door het bos.
    Mijn zoon heeft meer cerebraal contact met de natuur. Dankzij de Tamtam, het verenigingsblad voor kinderen van het Wereld Natuur Fonds, weet hij precies dat geen dier ouder wordt dan de Groenlandse walvis die wel tweehonderd jaar mee kan gaan. Ook weet hij dat een ijsbeer wel 50 kilometer per uur kan sprinten, maar dan wel moet oppassen dat hij het niet te warm krijgt.
    De vraag daarbij is welke generatie er beter in slaagt kinderen niet egocentrisch maar ecocentrisch op te voeden. Die van mijn vader en moeder die mij buiten lieten spelen, of mijn generatie die kinderen op gezag van Al Gore kennis laten maken met het grote verhaal van de aarde.
    Het psychologisch onderzoek is helaas duidelijk op de hand van mijn ouders. De Amerikaanse psycholoog Nancy Wells heeft aangetoond dat kinderen die meedoen aan educatieve natuurprogramma’s als volwassenen niet vaker sympathie hebben voor natuur- of milieubeschermers dan kinderen die zulke programma’s niet hebben gevolgd. Kinderen die voor hun elfde levensjaar buiten in de natuur hebben gespeeld, gekampeerd en gekanood, zijn als volwassenen wel vaker betrokken bij natuur en milieu.
    Mooie praatjes winnen kennelijk minder zieltjes dan concrete zintuiglijke ervaringen. Bovendien doen we onze kinderen misschien tekort door ze veel binnen te houden. Kinderen die vaker in de natuur ravotten, hebben minder last van concentratieproblemen in de klas. Bovendien blijken de verstandelijke prestaties van kinderen te verbeteren als ze naar een meer natuurlijke omgeving verhuizen. Ook zijn er aanwijzingen dat de natuur kinderen die het moeilijk hebben beter bestand maakt tegen stress.
    Schop de kinderen dus af en toe de deur uit nu het nog kan. ...

En dat geldt natuurlijk net zo goed voor volwassenen.

Er is ook een directe relatie tussen bewegen en de ontwikkeling van de geest (Intermedair, 20-04-2008, door Reinoud de Jongh):
  Denken met je lichaam

Denken doen we niet alleen met ons brein, maar met ons hele lichaam. ‘Wat je met je arm of been doet, is mede bepalend voor de manier waarop je waarneemt, denkt en onthoudt.'


Wanneer u zich uw laatste bezoek aan de tandarts probeert te herinneren, maakt het dan iets uit of u staat of ligt? En wanneer u een lach op uw gezicht tovert, heeft dat dan invloed op hoe snel u een zin leest die een vrolijke gebeurtenis beschrijft? Als u beide vragen met ‘nee' beantwoordt, had u tot voor kort de wetenschap aan uw zijde. Volgens de computermetafoor van ons brein, populair sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw, is de menselijke geest namelijk een computer die informatie verwerkt. Rolf Zwaan, hoogleraar cognitieve psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam: ‘Dat mensen ogen, armen en benen hebben, doet er in die visie helemaal niet toe.'
    Onderzoek naar embodied cognition, een stroming die sterk in opmars is in de psychologie, laat zien dat allerlei cognitieve processen, zoals denken, waarnemen, het begrijpen van taal en het ophalen van herinneringen, wel degelijk afhangen van wat er zich in de rest van het lichaam afspeelt. Zo kun je je een bezoek aan de tandarts makkelijker voor de geest halen als je op de bank gaat liggen met je mond opengesperd, en beïnvloedt onze gezichtsexpressie ons begrip van ‘vrolijke en trieste zinnen'.
    Cognitie is dus ‘belichaamd' (embodied). In de woorden van de Amerikaanse psycholoog Art Glenberg van de University of Wisconsin: ‘Onze gedachten worden beperkt en beïnvloed door de kenmerken van ons lichaam. Wat je met je arm of been doet, is mede bepalend voor de manier waarop je waarneemt, denkt en onthoudt.' Lezen we een zin als ‘Jan aait de hond', dan activeert dat volgens deze visie niet alleen abstracte kennis (hond / blaft / kan bijten), zoals in de computermetafoor, maar ook de motorische hersengebieden die normaal betrokken zijn bij het maken van een aaibeweging. We gebruiken die motorische activiteit vervolgens om de situatie die in de zin wordt beschreven in ons hoofd te simuleren.
    Embodied cognition kreeg een enorme impuls toen Italiaanse onderzoekers midden jaren negentig bij makaken spiegelneuronen ontdekten, hersencellen die niet alleen actief zijn wanneer de apen zelf iets doen, zoals het verscheuren van een stuk papier, maar ook wanneer ze dat een andere aap zien doen of zelfs alleen maar het geluid horen van scheurend papier. Volgens de Groningse hersenonderzoeker Christian Keysers, hoogleraar voor de neurale basis van empathie, lijken ook mensen over spiegelneuronen te beschikken. Zien we bijvoorbeeld hoe er bij iemand een enorme vogelspin over de borstkas loopt, dan worden deels dezelfde hersengebieden actief als wanneer we de harige poten over onze eigen huid voelen kruipen. We maken ons dus geen voorstelling van wat een ander voelt, we voelen het tot op zekere hoogte ook écht zelf.
    Ook bij het begrijpen van taal spelen mentale simulaties een belangrijke rol. Lezen mensen een werkwoord als schoppen, dan raken hersengebieden in de motorische schors geactiveerd die ons been aansturen. Lezen we woorden als stijgen en dalen, dan wordt het hersengebied actief dat betrokken is bij het waarnemen van beweging. Glenberg liet zien dat dat gevolgen heeft voor ons gedrag: proefpersonen die moesten beoordelen of een reeks woorden samen een logische zin vormen, deden dat sneller wanneer de beweging die ze moeten maken om te reageren overeenkwam met de actie in de zin. Was de zin bijvoorbeeld ‘Astrid geeft jou de pizza aan', dan reageerden mensen sneller als ze hun hand naar zich toe moesten bewegen om op een knop te drukken, dan wanneer ze van zich af moesten bewegen. Blijkbaar begrijpen we dit soort zinnen door de handeling mentaal te simuleren, waardoor we bepaalde bewegingen vervolgens makkelijker uitvoeren.   ...
     ‘Toch', zo waarschuwt Keysers, ‘moeten we niet denken dat we taal nu helemaal kunnen verklaren in termen van embodied cognition. Hoe koppel je een woord als "anti-constitutioneel" bijvoorbeeld aan acties of ervaringen?' Ook Zwaan erkent de beperkingen: ‘Een abstract concept als "democratie", hoe verklaar je dat? Mogelijk ligt ook dat verankerd in concrete ervaringen, zoals naar de stembus gaan, of de emotie die je voelt als jouw partij heeft gewonnen.'
    Omdat we wat we horen, lezen en zien in gedachten simuleren, beïnvloedt dat dus onze handelingen. Maar heeft ons handelen omgekeerd ook invloed op hoe we denken en waarnemen? Katinka Dijkstra, universitair docent cognitieve psychologie aan de Erasmus Universiteit, ontdekte dat mensen herinneringen sneller ophalen wanneer ze dezelfde houding aannemen als toen ze de herinnering aanmaakten. Ook autobiografische herinneringen kun je zien als een vorm van simulatie, waarbij je de beelden, geluiden en gevoelens van de oorspronkelijke gebeurtenis herbeleeft, zij het in een zwakkere vorm. Zwaan: ‘Activeer je één aspect van die herinnering, zoals je houding, dan haal je de rest ook makkelijker terug.'
    Wat we doen met ons lichaam beïnvloedt ook ons begrip van taal. Glenberg ontdekte dat wanneer proefpersonen lachen, ze zinnen die een plezierige gebeurtenis beschrijven sneller begrijpen (‘Jij en je geliefde omhelzen elkaar nadat jullie elkaar lang niet hebben gezien'), en onplezierige zinnen juist langzamer. En nog spectaculairder: wanneer proefpersonen zeshonderd bonen één voor één hadden verplaatst naar een blik op armlengte afstand, waardoor hun ‘geefbeweging' uitgeput raakte, werden ze langzamer in het begrijpen van zinnen als ‘Je deelt de kaarten uit aan Mark', maar ook het meer abstracte ‘Je delegeert de verantwoordelijkheden aan Anna'.  ...
    De beste manier om de betekenis te vatten, is de handeling eerst zelf uit te voeren, waardoor het motorprogramma in je hoofd geactiveerd wordt. Die ‘motorische kennis' kunnen kinderen met leesmoeilijkheden vervolgens gebruiken bij het begrijpen van zinnen, waardoor ze beter gaan lezen.
    Inderdaad, zo liet Glenberg zien: kinderen die een verhaal lazen en het vervolgens uitbeeldden met speelgoed, onthielden er veel meer van dan kinderen die het verhaal alleen nog een extra keer lazen.
    Hetzelfde geldt voor rekenen. Kinderen die hadden geleerd hoe ze vergelijkingen moesten oplossen (4 + 9 + 3 = 4 + ?), bleken die kennis een maand later veel beter te hebben onthouden als hen was aangeleerd te gebaren tijdens het rekenen: dít (linkerhand onder de linkerkant van de vergelijking) moet gelijk worden aan dát (rechterhand onder rechterkant). Zelfs wanneer volwassenen beoordelen of een getal even of oneven is, iets waar ze hun vingers niet voor gebruiken, zie je dat bij getallen van één tot vijf de motorische schors die de rechterhand aanstuurt geactiveerd wordt. Ook wij begrijpen en manipuleren getallen blijkbaar nog steeds met onze vingers.

Dta allemaal omdat het brein evolutionair ontwikkeld is, en het begon met uiterst simpele functies die de uitkomsten van de eerste "denk"processen ("Lijkt op snoek") onmiddellijk verbonden aan handelingen ("Wegwezen!").
    En daar alles op verder is gebouwd.

Deze verzameling is niet verder onderhouden terwijl er toch redelijk wat aanbod was gedurende de jaren, deels vanwege de vanzelfsprekendheid ervan. Hier, ruim tien jaar later, een exemplaar omdat het direct verband legt met neurologische deelstructuren (de Volkskrant, 29-02-2020, door Ranne Hovius):
  Wandel en blijf gezond

Koop een stappenteller en wandel: zo luidt het kort samengevatte advies van de Ierse breinonderzoeker Shane O'Mara in Te voet. We bewegen te weinig en eten te veel, terwijl ons lichaam is afgestemd op een tijd waarin voedsel schaars was en lopen het enige transport. ...
    O'Mara is een verwoed wandelaar. ...
    Hoe nauw bewegen en het brein met elkaar verbonden zijn, illustreert O'Mara aan de hand van de zakpijp, een zeediertje dat leeft in poeltjes in rotsen langs de kust. Als larve zwemt hij vrij rond, jaagt hij op voedsel en probeert hij uit de buurt te blijven van wie trek in hem heeft. Als hij groter wordt, hecht hij zich aan een rots en verliest zijn bewegingsvrijheid. Als larve beschikt hij over een oog, een simpel brein en een ruggegraatje. ...

De basiselementen. Op dat moment al zo belangrijk dat de zenuwbanen de extra bescherming van een ruggegraat krijgen.
    En tevens wordt het belang van belasting van systemen geíllustreerd:
  ... zodra hij vastzit aan de rots eet hij alle drie op. O'Mara: 'Wat we hiervan leren is overduidelijk: de hersenen hebben zich ontwikkeld ten behoeve van het bewegen. Als je vast zit, op één plek, met je voedsel om je heen, waarvoor zou je dan nog een kostbaar brein nodig hebben?' Use it or lose it. Hetzelfde geldt voor menselijke hersencellen: gebruik ze want anders verdwijnen ze.    ...

Wat natuurlijk geldt op alle niveaus.
    En op deze simpele systemen is de rest gebouwd, die soortgelijk reageert:
  ... O’Mare ... laat aan de hand van verzamelde onderzoeken, experimenten, moderne scantechnieken en statistieken zien hoe de positieve ervaringen van de wandelende filosofen en hemzelf gestaafd worden door de wetenschap. Zo laat een simpel experimentje zien dat zelfs overeind gaan staan al een positief effect heeft: wanneer deelnemers aan het experiment gevraagd werd een eenvoudige cognitieve taak te verrichten deden ze dat opvallend beter wanneer ze stonden dan als ze zaten. En uit een ander experiment bleek dat bij een groepje ouderen dat een jaar lang drie maal in de week een wandeling deed, de normale veroudering van hersengebieden voor leren en geheugen met twee jaar werd teruggedraaid.
    Wat er gebeurt, aldus O’Mara, is dat zodra een mens overeind komt en gaat lopen, ook het brein overeind schiet. Verspreid over het hele brein worden gebieden actief: het gehoor, gezichtsvermogen en de reactiesnelheid verbeteren, je doet een beroep op je evenwichtsgevoel en op de coördinatie van je motoriek, je moet anticiperen op de bewegingen van anderen om je heen, de in je brein gevormde cognitieve kaarten van de omgeving worden geactiveerd en bijgewerkt en het geheugen helpt ons naar onze bestemming. En in een actief brein vormen hersencellen gemakkelijker nieuwe verbindingen, wat goed is voor het nemen van beslissingen, het oplossen van problemen en voor je creativiteit. ...

Wijze lessen.

Maar weer eens eentje genoteerd omdat hij ook elders geplaatst werd. Het verhaal begint met een aanverwant verschijnsel: slaapstoornissen (de Volkskrant, 22-04-2023, door Kaya Bouma):
  Neurowetenschap | Nachtrust

Zo slecht geslapen

Slaap kan ook ongezond zijn, ontdekte slaaponderzoeker ... Eus van Someren. Nu is de hoogleraar op zoek naar een pil tegen die ongezonde slaap.

Op het web stond het zelfs in de kop:
  Neurowetenschap

Waarom slaap niet alleen maar gezond is en andere inzichten van de slaaphoogleraar die zelf vaak wakker ligt

En hier de de verklaring van de 'ongezonde slaap':
  ... slaaponderzoeker (en voormalig gitarist van The Scene) Eus van Someren ...
...
Het lijkt me als slaaponderzoeker extra frustrerend om wakker te liggen. U weet als geen ander hoe ongezond dat is.
‘En met een terugwerkende kracht ga je ook dingen herkennen. Ik ben op een gegeven moment een depressie ingedoken. Dat was in 1997, toen ik nog in The Scene speelde. Ik denk dat het een combinatie was van alles: ik was al geen goede slaper en ik pleegde jarenlang roofbouw op mijn slaap.’    ...

Tja ...
  "Ik leidde een zwaar ongezond leven, en nu heb ik last van een ongezonde slaap. Dat vind ik toch zó eigenaardig ... "

Moet je nu gaan lachen of huilen ...
    En hoe zwaar ongezond?
   ‘Ik ben daar uiteindelijk uitgekomen, onder andere dankzij een goede therapeut en door te gaan hardlopen. In het begin heel kleine stukjes: 50 meter, tot aan het eind van de straat. En dan de volgende dag 60 meter.’

Zo zwaar ongezond.
    De zoveelste bevestiging van een adagium van wijlen psycholoog Piet Vroon gelijk had met zijn (parafraserend) "Drie blokjes hardlopen rond het pand is beter dan de psychotherapie erbinnen".


Naar Alg. semantiek, trainingsprogramma  , of site home  ·.

12 apr.2008