De Volkskrant, 05-05-2007, column van Marjolijn Februari |
5 mei 2007 |
Opeens kan ik niets terugvinden en blijken sommige dingen
definitief zoek
Tussentitel: Ik wil weten of u op een romantische manier de krant leest
Er bestaan veel vooroordelen over u. Mediadeskundigen denken dat u niet houdt
van abstractie. Dat u wegzapt als het moeilijk wordt. Dat u de voorkeur geeft
aan nieuws boven analyses. Dat u, kortom, een bimbo bent. We zullen zien – ik ga
u een test afnemen vandaag.
Ik heb een nieuwe computer gekocht; de laptop die ik had was
tien jaar oud en hing met digitale elastiekjes aan elkaar. En omdat ik tegelijk
met de computer ook de software heb vervangen door een tien jaar jongere en
hippere versie, zit ik nu verloren achter mijn beeldscherm. Helemaal de weg
kwijt. Want opeens staat alles op een andere plaats, kan ik niets terugvinden en
blijken sommige dingen definitief zoek. Alsof er iemand tijdens mijn
aanwezigheid in mijn huis is geweest en de boel helemaal naar eigen smaak heeft
ingericht.
In zo’n geval moet je in het hoofd van die ander kruipen.
Waar heeft hij het mandje met de stofdoeken neergezet, waar is de knop gebleven
waarmee je het voorbeeldvenster van de e-mail kunt uitschakelen, waar zit de
dubbele regelafstand en waar zijn de augurken gebleven?
Je moet de ordeningsprincipes van de indringer achterhalen,
zijn indelingsprincipes. Welke categorieën heeft hij losgelaten op de
werkelijkheid? Staan de augurken bij de potten met voorraad in de kelder, bij de
groenten in de koelkast of bij de prikkers en knakworsten in het keukenkastje?
Dit thema van de abstracte ordening is van belang omdat de
westerse samenleving in razend tempo abstracter wordt. Het huis wordt voller, de
werkelijkheid wordt complexer, en dus raken we steeds afhankelijker van
ordeningsprincipes. En van ons vermogen om de ordeningsprincipes van anderen te
achterhalen. Ik ben niet de enige die in het hoofd van Bill Gates moet kruipen,
iedereen is voortdurend op zoek naar de logica achter andermans gedachten. De
meeste Nederlanders werken niet meer met stoffen en materie, maar met indelingen
van taken, regels en diensten – toch hoor je maar bar weinig over die
abstractie.
In zijn beroemde boek Zen en de kunst van het
motoronderhoud heeft Robert Pirsig het over twee manieren om de
werkelijkheid te beschrijven. De klassieke manier en de romantische manier. Over
het algemeen denken mediadeskundigen dat lezers op een romantische manier de
krant lezen, dat ze de wereld van de buitenkant benaderen en niet geïnteresseerd
zijn in de onderliggende structuren en ordeningen. Ik denk zelf dat we in de
toekomst steeds vaker klassiek en romantisch tegelijk moeten denken – en ik denk
dat we daar veel harder op moeten gaan oefenen. Maar laten we eerst eens kijken
naar die twee begrippen van Pirsig.
De romantische manier van beschouwen, schrijft Pirsig,
‘berust hoofdzakelijk op inspiratie, verbeelding, creatieve vermogens,
intuïtie’. Als de romanticus motor rijdt, gaat het hem voornamelijk om de route,
de bomen langs de weg, de glans van de motor en de wind door zijn haar. De
klassieke motorrijder, daarentegen, is vooral geïnteresseerd in het mechaniek
van de motor en in de plattegrond van de omgeving.
De meeste mensen kiezen strikt voor een van beide
benaderingswijzen, zegt Pirsig. En elke manier kent zijn eigen aanhang en zijn
eigen strijdkreten. ‘Wat je hier nu in feite ziet, zijn twee werkelijkheden, een
met een directe artistieke verschijningsvorm en een met een onderliggende
wetenschappelijke verklaring, en ze passen niet bij elkaar, en ze sluiten niet
op elkaar aan, en ze hebben eerlijk gezegd nauwelijks iets met elkaar
uitstaande. Dat is een vrij hachelijke situatie. Je zou ook kunnen zeggen dat
het een probleem is.’
Wat je volgens Pirsig aan dat probleem zou moeten doen, moet
u zelf maar nalezen. Ik wil nu alleen iets simpels zeggen. Omdat de toenemende
complexiteit van de wereld om steeds fijnzinniger ordeningsprincipes vraagt,
zullen we ons in Nederland langzamerhand meer met die ordeningen gaan
bezighouden dan met de afzonderlijke dingen. Toch blijft de romantiek van de
dingen de basis van ons bestaan. Ga maar na, als iemand je keukenkastjes opnieuw
heeft ingericht, moet je proberen zijn onderliggende schema’s te reconstrueren
als je de augurken weer wilt vinden – maar het blijft je toch gaan om die
augurken.
Hoe complexer de wereld wordt, hoe voller het huis, hoe
sneller we heen en weer moeten schieten tussen de ordeningen en de dingen. En
deze week bedacht ik dat je vooral van gedichten kunt leren hoe je dat doet. Ik
bladerde in The Way To Write, het boekje dat ik in de kast heb staan om
te leren schrijven, en las daarin dat je bij het schrijven altijd heel concreet
moet zijn. Noem eigennamen en afzonderlijke feiten, zeggen de auteurs. Noem
plaats en dag en maand bij hun naam. Je kunt een gedicht weliswaar beginnen met
de zin ‘Yes, I remember the station’s name’, maar ‘Yes, I remember
Adlestrop’ is beter.
Bladerend door bundels met gedichten, zag ik toch ook dat
tegelijk met die concrete namen de ordening het gedicht binnenkomt. Neem
Dwingelo van Gerrit Achterberg. Dat gaat inderdaad over het concrete
Dwingelo, maar de plaats krijgt meteen zijn ordenende rol in de kosmos: ‘In
Dwingelo hoor je het fluisteren der leegte in de radiotelescoop.’
En René Huigen laat ene Bloy de romantische wereld uiterst
klassiek indelen: ‘In het onbepaalde / en magische boek / dat de wereld heet /
te zijn en waarover / Léon Bloy opmerkte / dat ieder mens, dier / of ding er een
vers / een woord dan wel / een letter in / representeerde’ .
Zoiets. Zo’n samenhang tussen de concrete dingen en de
onderliggende orde wordt in dit abstacter wordende Westen de hit van de
toekomst. Wedden? Dus, als u dit nog steeds leest, bent u toegerust voor die
toekomst; als u dit niet meer leest, bent u een hopeloze romanticus, die de test
niet heeft doorstaan.
Terug naar Filosofie lijst
, of naar
site home
.
|