De Volkskrant, 21-10-2006, column door Marjolijn Februari
Met een schort voor en een pollepel in de hand, beloven
politici dat het allemaal beter wordt
Tussentitel: Afhankelijk zijn is beslist niet treurig en troosteloos, het
is een dragend element van het samenleven
Je went aan alles. Althans, dat zegt Fay Weldon in een opstel over Jane Austen.
Omdat je na verloop van tijd aan alles went, was Jane Austen dus ook gewend
geraakt aan de problemen van haar tijd. De armoede, de gebrekkige medische zorg,
de triestige positie van vrouwen. Over al die dingen hoefde ze niet te
schrijven, omdat ze kon denken dat de wereld nu eenmaal was zoals hij was.
En zo, schrijft Fay Weldon in 1984 en passant, is de moderne
mens ook gewend geraakt aan alle moderne gevaren. Zoals het gevaar van de
kernwapens die her en der over de aarde zijn verspreid – niemand laat zijn leven
daardoor ingrijpend beďnvloeden. Je gebruikt zo’n groot gevaar gewoon om inniger
te genieten van de kleine vreugden in het leven. And good for you!
Ik lees dit opstel van Weldon op het moment dat de
kerndreiging weer is toegenomen, en inderdaad, dat beďnvloedt mijn humeur niet
opzienbarend. Het is een fenomeen dat denkers van tijd tot tijd met nieuwe
verbazing signaleren: de grote gevaren – niet alleen het gevaar van terrorisme,
maar ook de kans op wereldoorlogen en milieurampen – worden zo algemeen gekend
en erkend dat langzamerhand niemand zich meer bezig houdt met het voorkomen
ervan.
Een andere profeet uit de jaren tachtig, Christopher Lasch,
noemde dit the culture of survivalism: omdat mensen toch niet in staat
zijn de grote gevaren en rampen af te wenden, concentreren ze zich op het eigen
overleven. Zodra ze de wereld als een bedreiging ervaren, krijgen ze behoefte
aan persoonlijke zekerheid. En als dat zo is, zou dat ook kunnen verklaren
waarom de verkiezingscampagne van het moment is zoals ze is.
Die campagne besteedt opmerkelijk veel aandacht aan de
persoonlijke zekerheid van burgers en bejegent die burgers daarbij liefst als
kleuter. Met een schort voor en een pollepel in de hand, om te laten zien hoe
zorgzaam ze zijn, beloven politici royaal dat de wereld ‘duizend keer beter’
wordt als je op hen stemt. Van die exact duizend keer zou je dan wel een
specificatie willen zien, prognoses en bonnetjes, maar het blijft bij een
hartelijke poging ons humeur te beďnvloeden.
Een veel interessantere uitspraak over de persoonlijke
zekerheid kwam onlangs van Nurten Albayrak, directeur van het Centraal Orgaan
opvang Asielzoekers en lid van de VVD. Dat haar nicht Nebahat Albayrak een
andere politieke keuze had gemaakt dan zijzelf verklaarde ze uit de
verschillende mensbeelden die ze er op nahouden. ‘Ik ga ervan uit dat mensen op
eigen kracht heel veel kunnen bereiken. Nebahat vindt sneller dat mensen zorg
nodig hebben.’
Dit meningsverschil over de noodzaak en de behoefte aan
zekerheid bleef me bezighouden. Want wie zijn die mensen eigenlijk, die wel of
geen zorg nodig hebben? Als er een culture of survivalism heerst, dan
geldt die behoefte aan persoonlijke zekerheid toch voor iedereen? Waarom is de
laatste jaren dan zo sterk de gedachte naar voren gekomen dat het gebrek aan
eigen kracht en zelfredzaamheid – en daarmee de behoefte aan persoonlijke
zekerheid – exclusief zijn te vinden aan de onderkant van de samenleving?
Want dat gebrek aan eigen kracht bestaat juist niet alleen
aan de onderkant van de samenleving. Al ben je gauw geneigd dat te denken. In
feite kom je het nog veel vaker tegen bij politici, bestuurders, ambtenaren,
directeuren van wetenschappelijke instellingen en managers in het bedrijfsleven.
Dat viel me althans de laatste jaren op tijdens forumdiscussies en studiedagen.
Hoe hulpeloos al die mannen en vrouwen zijn wanneer niet een grote stoet
medewerkers de voorgesprekken voert, de informatie verzamelt, de gedachtenlijn
bepaalt, de mening vormt, de tekst schrijft en de uitgeprinte versie van de
lezing op het juiste moment in de hand van de spreker duwt.
Soms zit ik op het podium naast een politicus en zie dan hoe
de tekst door de tekstschrijver zelfs is uitgeprint in afzonderlijke
lettergrepen, met kleurtjes, uitroeptekens en accenten op de plaats waar de
klemtoon moest komen. En ik moet toegeven dat ik soms denk dat zo’n lezing dus
net zo goed gehouden kan worden door een willekeurige werkloze – dan had de
spreker tijd gehad om ergens anders het land te gaan redden.
De elite, kortom, is een afhankelijke elite. Maar waar de
onderkant van de samenleving klein wordt gemaakt door zijn afhankelijkheid,
wordt de elite groot gemaakt door haar afhankelijkheid. Je kunt dan ook
concluderen dat een gebrek aan zelfredzaamheid niet nadelig hoeft te zijn voor
je carričre en je maatschappelijk welslagen: mensen in hoge posities worden
juist tot die positie opgetild door degenen van wie ze afhankelijk zijn.
Afhankelijkheid is beslist geen treurig en troosteloos verschijnsel, het is een
dragend element van het samenleven.
Er zitten, kortom, rare paradoxen in het denken over
eigen kracht en afhankelijkheid. Enerzijds groeit de onderlinge afhankelijkheid
in de wereld. Denk aan de groeiende betekenis van dienstverlening, aan het
koppelen van markten, aan ketenconstructies in het internationale bedrijfsleven,
aan het ontstaan van een netwerksamenleving: alles wijst op onderlinge
verknooptheid en verwevenheid. Wie werk heeft, is nog nooit zo afhankelijk
geweest van faciliteiten, medewerkers, diensten en informatiestromen als juist
nu. Terwijl wie géén werk heeft in toenemende mate wordt aangesproken op
zelfredzaamheid.
‘Ik ga ervan uit dat mensen op eigen kracht heel veel kunnen
bereiken,’ zegt Nurten Albayrak. ‘Nebahat vindt sneller dat mensen zorg nodig
hebben.’ Maar in deze gecompliceerde samenleving kan niemand iets op eigen
kracht bereiken; dat mag de partij van de ene nicht niet vergeten. En de partij
van de andere nicht moet bedenken dat het blindstaren op persoonlijke zekerheid
een vorm van survivalism is waardoor de wereld nooit duizend keer beter
wordt. Laat de campagne beginnen!
Terug naar Filosofie lijst
, of naar
site home
.
|