De Volkskrant, 27-10-2008, column door Marjolijn Februari 21 dec.2008

Soms moet de staat ons beschermen tegen de kunstenaar

Tussentitel: ‘Ik zit in de trein, lees in Train Dreams en voel me geborgen’

Een intellectueel is iemand die anderen net zo neurotisch probeert te krijgen als hij zelf is. De laatste weken bereikten me zoveel brieven van organisaties die me plotseling aanzagen voor een publieke intellectueel, dat ik er zenuwachtig van werd en besloot een paar dagen te kalmeren in een prikkelarme omgeving.
Ik ging op reis. Belandde aan een verre kust. In deze late dagen van oktober was deze zo van god en iedereen verlaten dat de reisgids het zelfs niet helemaal verstandig vond dat ik hier verbleef. De dorpjes zijn stil en stoffig, schreef de gids bedrukt, en hebben ook nauwelijks van het toerisme geprofiteerd; het land eromheen is droog en troosteloos, ‘een schraal gebied dat aan een maanlandschap doet denken. Geen dorp, geen boom, nog geen struik is er te zien’.

Perfect, dacht ik. Precies wat ik nu nodig had. Een maanlandschap en een paar boeken.

De nerveuze gevoeligheid voor prikkels begint sociaal geaccepteerd te raken. Als je een jongetje van tien bent en snel geënerveerd, dan heet je al gauw onhandelbaar of lastig, zeker als je opgroeit in een minder bevoorrecht milieu. Maar heb je het geluk goed opgeleid te zijn en in staat tot zelfreflectie, dan bestaat tegenwoordig voor je overgevoeligheid een deftige diagnose: je bent een Highly Sensitive Person.

Psycholoog Elaine N. Aron heeft een heel imperium opgebouwd rond dit verschijnsel, met boeken als The Highly Sensitive Person (Hoe Blijf Je Overeind In Een Wereld Die Je Overweldigt), een zelfhulpboek, The Highly Sensitive Person’s Workbook, en uiteraard ook The Highly Sensitive Person In Love.

Verstandig genoeg, zulk onderzoek en zo’n diagnose. Toch hangt er al gauw een vleug van zelfvoldaanheid rond de mensen die de zelftest op internet hebben gedaan en daar hebben ingevuld dat ze een ‘rijk en complex innerlijk leven’ leiden, en dat ze ‘gemakkelijk worden overweldigd door schelle lichten, sterke geuren, ruwe stoffen of sirenes vlakbij’. Zelf ontleen ik er ook wel voldoening aan. Zeur niet zo, zegt mijn omgeving, doe toch niet altijd zo moeilijk. Maar ik doe helemaal niet moeilijk, denk ik dan in innerlijke verontwaardiging. Ik ben een Highly Sensitive Person.

Overigens denk ik wel dat mensen aan de onderkant van de samenleving meer hebben aan hulp in ‘een wereld die je overweldigt’, dan de mensen die in staat zijn zo’n zelftest in te vullen op internet. Dat bedoel ik trouwens niet als kritiek, meer als algemene zorg. De mensen die het dichtst bij de sirenes in de buurt wonen en het meest te maken krijgen met harde geluiden en ruwe stoffen, hebben het minst gemakkelijk toegang tot de luxueuze studeerkamergesprekken over hun fijngevoeligheid.

Hoe dan ook, ik zat veilig in mijn maanlandschap met een paar boeken. Met de roman Das bin doch ich van Thomas Glavinic, bijvoorbeeld. Zijn hoofdpersoon leest op pagina 159 zelf ook weer een boek, Train Dreams van Denis Johnson. Hij heeft zoveel gedronken dat zijn geluksstemming misschien daaraan valt toe te schrijven, maar het lezen van een boek werkt toch ook mee. ‘Ik zit in de trein, lees in Train Dreams en voel me geborgen, ik heb meer dan een boek, meer dan een voorwerp gekocht, ik heb gedachten gekocht, de kans meer te worden.’

Zo vormde ik tedere gedachten over de roman als een plaats waar een rijk en complex innerlijk leven wordt gecultiveerd. Maar die gedachten werden verstoord door een bericht uit Nederland. Na dagen op de maan te hebben geleefd, daalde ik af voor boodschappen en vond een krant met een artikel van twaalf schrijvers en literaire figuren, van René Appel tot Adriaan van Dis, van Marcel Möring tot Michaël Zeeman. Ik heb de eer de meesten persoonlijk te kennen en ik kijk geweldig tegen ze op. De een is nog verstandiger dan de ander. Des te opmerkelijker dat ze nu zulke idiote dingen schreven (Forum, 20 oktober).

Aanleiding voor hun stuk was een Duitse rechtszaak rond een roman. Een Duitse schrijver had in een roman een ex-geliefde kennelijk herkenbaar en onprettig geportretteerd. Ongeveer zoals de vriendin van een Nederlandse doelman na het verbreken van hun relatie een seksfilmpje van hen beiden op internet zette, dat, zoals bekend, veel furore heeft gemaakt op de website GeenStijl. Een onaangename situatie – de ex-vriendin van de schrijver liet het er dan ook niet bij zitten. Ze spande een civiele procedure aan en kreeg van de rechter en nu opnieuw van een hogere rechter gelijk.

Zonder de casus te kennen, kon ik er wel begrip voor opbrengen. Toen jaren geleden de ‘vereniging van beledigde romanpersonages’ werd opgericht, was ik daarover ook erg enthousiast. Zodra schrijvers hun boeken gebruiken voor een persoonlijke afrekening, moeten hun medeburgers middelen hebben om zich tegen zo’n aanval te verdedigen. De ondertekenaars van het stuk in de krant vonden van niet.

Ze kenden de overwegingen van de rechter blijkbaar niet, maar trokken ze vooral principieel in twijfel. De rechter, schreven ze, mag zich nooit een oordeel aanmatigen ‘over een kunstwerk en de verhouding daarvan tot de werkelijkheid’. Mij leek het een levensgevaarlijk standpunt. Want natuurlijk zijn er gevallen waarin de overheid tegen kunst moet optreden. Zelfs strafrechtelijk. Als een videokunstenaar ontegenzeggelijk kinderporno maakt – moet de overheid dan van een oordeel afzien? Natuurlijk niet. Soms moet de staat ons beschermen tegen de kunstenaar. Zoals ook de burger zich moet kunnen verweren tegen de kunstenaar. Het feit dat we moeten waken tegen staatscensuur doet daar niets aan af.

Wat me het meest opviel aan het stuk van al die schrijvers, was hun totale gebrek aan sympathie voor het standpunt van de vrouw. Je denkt dat literatuur een plaats is waar je de kans krijgt meer te worden, maar soms lijkt literatuur akelig veel op ruwe stoffen en sirenes vlakbij.


Copyright: Drenth von Februar, Marjolein
 


Terug naar Filosofie lijst , of naar site home .
 

[an error occurred while processing this directive]