De Volkskrant, 31-03-2007, column van Marjolijn Februari |
31 jan.2007 |
De bevolking: een vergaarbak van onderbuikgevoelens en
incorrecte opvattingen?
Tussentitel: ‘Ik neem echt geen taxi’s om over ethiek te praten’
Hoeveel kamermeisjes zijn er nodig om een oneindig groot hotel schoon te maken?
Die vraag houdt me al een tijd bezig. Deze week kreeg ik een geruststellende
brief van een filosoof. Als je een oneindig aantal kamermeisjes aanneemt,
schreef hij, en als dan ieder kamermeisje één kamer doet, dan komt het hele
hotel aan de beurt. Klinkt mooi, maar helemaal overtuigd ben ik niet.
Nu de week van de filosofie eraan komt, is de tijd rijp voor
zulke vragen. Het zijn trouwens vooral praktische problemen die de kwestie van
het oneindige hotel ingewikkeld maken. Volgens mij maken kamermeisjes
bijvoorbeeld nooit alleen maar één kamer schoon. Dat zou merkwaardig laconiek
bedrijfsmanagement zijn. Je geeft kamermeisjes de opdracht een deel van het
hotel schoon te maken of je spreekt af dat ze – zodra ze klaar zijn – in de
dependance beginnen. Daar ontstaan dan de complicaties in een oneindig groot
hotel.
Vorige herfst stapte ik in Amsterdam in de auto bij een
jonge, atletische taxichauffeur die een gesprek met me aanknoopte over de
oneindigheid. Dat wil zeggen, hij begon er niet meteen over, het gesprek verliep
in een paar fasen. Ik zei iets over zijn gps-systeem, en hij zei dat hij het
systeem niet gebruikte en dat hij privé ook niet zo’n ding wilde hebben. Je
krijgt wel informatie over de route, zei hij, maar niet over het moment in de
tijd waarop je die route aflegt. Ja, nee, dat is ook zo, gaf ik toe. En toen
deed hij er een schepje bovenop. De tijd beïnvloedt de ruimte, zei hij, die
dimensies moet je niet los van elkaar zien.
Ik wil hier met mijn hand op mijn hart beloven dat ik niet
zelf over de oneindigheid begon in die taxi. Ik was op weg naar een receptie van
de Volkskrant-redactie, moest me dus voorbereiden op gewichtige
gesprekken en zat niet verlegen om een praatje over de oneindigheid in een
taxirit van zeven minuten. Het was de taxichauffeur die erover begon; het idee
van een oneindige ruimte is interessant, maar problematisch zei hij, ‘want ik
kan me maar moeilijk voorstellen dat je de oneindige ruimte door twee kunt delen
en dat je dan twee oneindige ruimtes hebt’.
Net op dat moment was ik helaas waar ik moest zijn. De
ontmoeting stopte daar. Maar ik kon later die dag de verleiding niet weerstaan,
noteerde het gesprek ergens in de zijlijn van een verhaal, en vergat het. Totdat
ik er vorige week opeens weer aan werd herinnerd: die chauffeur had ik
natuurlijk verzonnen, las ik ergens in een commentaar. Want Amsterdamse
taxichauffeurs praten niet over de oneindigheid, die hebben andere interesses –
en alleen in mijn highbrow-verbeelding kon ik zoiets ongelofelijks bedenken als
een gesprek over de oneindigheid in een taxi.
Ik wil hier niet triomfantelijk komen aanzetten met de
onthulling dat die taxichauffeur echt was. Wat me in de maand van de filosofie
vooral van het hart moet, is mijn persoonlijke overtuiging dat de gemiddelde
taxichauffeur net zo vaak over de oneindigheid nadenkt als de gemiddelde
filosoof. Er bestaat een hardnekkig misverstand dat de ene beroepsgroep louter
racistische taal uitslaat en dat de andere beroepsgroep diep nadenkt – en het is
een gevaarlijk misverstand. De kloof tussen burger en politiek, het mislukken
van de Europese Grondwet: al die ellende komt voort uit het misverstand dat
niemand ooit ergens over nadenkt, behalve degenen die ervoor worden betaald.
Acht jaar geleden was er wat rumoer over een kritisch
interview met een filosoof. De interviewer had gevraagd: ‘Is een ethicus meer
dan een taxichauffeur met een titel?’ En de meeste commentaren gingen graag mee
met de suggestie die in de vraag besloten lag. Als je iets over ethische
kwesties te weten wilde komen, was die suggestie, kon je net zo goed een taxi
bellen als een filosoof.
Nou zou het flauw zijn als ik zei dat ik sindsdien taxi’s
neem om over ethiek te praten, want dat is niet zo. Al praat ik vreemd genoeg
vaker over de oneindigheid met taxichauffeurs dan met filosofen.
Toch stoorde me indertijd iets aan die vraag over de ethicus
als taxichauffeur met een titel. De interviewer had kennelijk de behoefte
gevoeld om de filosoof te beledigen door hem uit te maken voor taxichauffeur –
en dat berustte weer op het hardnekkige misverstand dat een taxichauffeur
verschilt van een filosoof. Dat is natuurlijk ook zo, maar dat heeft
voornamelijk te maken met arbeidsdeling.
De filosoof verschilt van de taxichauffeur omdat hij jaren
lang exclusief heeft nagedacht over moraal en oneindigheid en daarover
vervolgens beroepsmatig onderbouwde uitspraken doet. De gedachte dat alleen
filosofen verstand hebben van filosofie, is net zo bizar als de gedachte dat
alleen taxichauffeurs kunnen autorijden. Hooguit weten taxichauffeurs beter de
weg in de stad. En filosofen in de oneindigheid.
Dit klinkt misschien als het politiek correcte standpunt van
iemand die dagelijks met het hoofd in de wolken leeft. Maar ik kan me niet aan
de indruk onttrekken dat ik gelijk heb. De manier waarop de laatste jaren wordt
gesproken over de bevolking als een vergaarbak van onderbuikgevoelens,
rondvliegende emoties, ongefundeerde meningen en incorrecte opvattingen, doet
weinig recht aan het intellectueel potentieel in de samenleving.
Wel blijven er in de praktijk uiteraard verschillen. De
kamermeisjes in het oneindig grote hotel hebben bijvoorbeeld maar weinig
boodschap aan de wiskundige en filosofische inzichten in hun werk. De
wiskundigen houden vol dat er niets verandert aan de bezetting van een oneindig
groot hotel als een oneindig aantal gasten vertrekt, maar de kamermeisjes zouden
daar wel eens anders over kunnen denken. Krijgen ze met hun oneindigen het hotel
ooit helemaal schoon? In de maand van de filosofie wil ik me daar weer eens over
buigen.
Ik geef toe, het is ander werk dan de bedden opmaken en de
was doen.
Terug naar Filosofie lijst
, of naar
site home
.
|