Methoden, inleiding
|
nov.2012 |
De grote splitsing in de natuur is natuurlijk die tussen de dode en de levende
versie. Met in het huidige tijdsbestek als meest opvallende verschil dat van de
snelheid van ontwikkeling of evolutie: hoe verder het leven zich ontwikkelt, hoe
sneller het zich ontwikkelt.
Van hoe de grens tussen levende dode natuur eruit ziet, is één ding van overbekend:
levende natuur kan zichzelf vermenigvuldigen. Wat overigens niet ten koste gaat
van de dode natuur, want levende natuur is gewoon een extra aspect van dode
natuur. Levende natuur is iets extra bovenop dode natuur.
Het ontstaan van de levende natuur ligt zo lang terug, enkele miljarden jaren,
dat de manier waarop voorlopig alleen naar kan worden geraden, maar
met wat slimmer gokwerk kan je wel een eind komen. Een van de gokken waarvan is dat
die processen en stappen die we voorlopig niet
kennen vermoedelijk niet fundamenteel verschillen van de processen en stappen
die we wel kennen. Eén daarvan zijnde dat die evolutie, op de grotere schaal, stap-voor-stap
gaat. De tussenstappen verlopen weliswaar continu, maar duren veel korter dan de
periodes met minder verandering er omheen.
De eerste stap, die van dode naar levende natuur is dus vermoedelijk de eerste van
een reeks aanloopstappen. En die eerste stap is vermoedelijk niets
meer geweest dan het ontstaan van een chemische structuur, het eerste bio-chemische
molecuul, dat zich heeft weten te vermenigvuldigen. Vermoedelijk door doodgewoon
zoveel andere moleculen om zich heen te verzamelen dat er uiteindelijk een kopie
van zichzelf ontstaat. Als die kopie loslaat, is het molecuul vermenigvuldigt.
Enzovoort. Overigens hoeft die kopie niet exact of kompleet te zijn, als hij
maar zo in elkaar steekt dat hij zich automatisch ontwikkelt tot een volledige
kopie - zeg maar: "volwassen wordt".
Maar aan dat enzovoort van het vermenigvuldigen komt een einde. Als de voorraad moleculen in de omgeving
op raakt. Dan stopt de verdere groei van het leven. En dus van de evolutie.
De situatie ligt dus ingewikkelder dan dat, want de evolutie is wél doorgegaan.
Op dit punt passen we een truc toe die bij het oplossen van problemen, meestal
onbewust, vermoedelijk meer wordt gebruikt: we gaan over naar de andere kant van
het probleem: daar waar de evolutie al grotendeels aan zijn einde is: "al bijna
mensen zijnde" dieren. Ook aan die kant bespreken we een probleem van vermenigvuldiging en
beschikbare voorraden.
Het
relevante probleem is bekend in verschillende vormen, waarvan we hier kiezen die
van "de vossen en de konijnen"
. Vossen leven van konijnen. Stel er zijn veel
konijnen - niet zo onlogisch want konijnen fokken als de konijnen. Spekkie voor
't bekkie van de vossen, die, is bekend van vossen, zich meteen lustig beginnen
voort te planten als er genoeg te eten is. Tot er zo veel zijn, dat zelfs de
konijnen het niet meer bij kunnen houden. De konijnen worden steeds zeldzamer.
En de vossen lijden honger. En sterven bijna uit. Waarop die paar konijnen die
er nog zijn weer de kans krijgen zich voort te planten. Enzovoort. Er ontstaan
redelijk extreme slingeringen in de aantallen vossen en konijnen.
Dit soort extreme slingeringen zijn niet de dingen die je ziet als
voorbode van verdere ontwikkelingen en evolutie van de natuur. Ze zijn dus
vermoedelijk niet gunstig daarvoor. Wat je wel ziet als voorboden van nieuw
ontwikkelingen zijn langere tijden van stabiliteit en evenwicht. Of in ieder
geval minder ernstige slingeringen als die in het geval van vossen en konijnen.
Die slingeringen zouden voorkomen kunnen worden als de vossen, op het moment dat
het erg goed met ze ging maar er ook nog steeds genoeg konijnen zijn, zo slim
waren zich minder te gaan voortplanten. Dan zou je zonder al veel verdere moeite een
min of meer stabiele populatie aan vossen en konijnen krijgen. waarop de vossen,
wetende van een zeker zijnde toevoer aan konijnen, hun tijd konden gaan wijden
aan het bouwen van een maanraket.
Terug naar het groeiprobleem aan het begin van de levensketen. Wat dus
gemeenschappelijk heeft met dat van de vossen en konijnen, dat voorplanting een
uitstekend idee is en snelle voorplanting misschien nog een beter, maar dat er
ergens een einde aan dit verhaal is. Te snelle groei en doorgroeien werkt contraproductief. Het
lijkt wenselijk dat er een vorm van controle op is. Bij vossen en konijnen, maar
ook heel in het algemeen.
Het
bestaan van de hoogst ingewikkelde levende natuur die er op dit moment is, wijst
er, zonder expliciet bewijs te hoeven en kunnen geven, onweerlegbaar op dat die vorm van
controle er is gekomen. Uit wat je van de vroege natuur terugziet, bijvoorbeeld in zoiets als
een levende cel met haar gecompliceerde processen, kan je het vermoeden afleiden
dat de stap waarop dat controleproces erin is gekomen al ruim voor de fase van
eencelligen heeft gelegen. Zo is ook bij eencelligen al vermijdingsgedrag
waargenomen, want puur en alleen het bestaan van trilhaartjes of een staart bij
sommige eencelligen is daarvan een bewijs: haartjes of staart worden gebruikt
voor beweging, en beweging is een vorm van reactie op de omgeving: gebrek
aan voedsel: wegwezen. Een vorm van controle.
Los van bovenstaande overwegingen is er over het proces van controle al veel
gepubliceerd, soms onder andere namen. Een daarvan is "cybernetica" of
stuurmanskunst, welke naam specifiek bedacht is voor het proces van controle
door de wiskundige Norbert Wiener
.
Deze term is meer bekend geworden in de latere verwerking in uitdrukkingen als
cyborg, een mengwezen van mens en machine.
Een tweede persoon die het proces systematisch heeft beschreven is de uitvinder
en filosoof Arthur M. Young
.
Deze heeft in de jaren dertig langdurig gewerkt aan het probleem van besturing
van een helikopter, en zich met name gericht het zorgen voor zelfstandige
stabiliteit. Deze praktische ervaring met zelfsturende processen heeft hij meer
abstract uitgewerkt in The Geometry of Meaning (1976), en toegepast op de
evolutie van het leven in The Reflexive Universe (1976). Voor de wis- en naturkundigen: Young ziet controle als de derde afgeleide van plaats naar
de tijd: de verandering van versnelling of kracht, zodat er vier fasen in het
hele proces zitten, een vierfasigheid later bekend geworden binnen de besturing
van organisaties als Plan - Do - Check - Act, oftewel: de Kwaliteitscirkel
van Deming
.
Deze
ideeën omtrent de essentiële rol van sturing en zelfsturing zijn mede vervat in
de inhoud van deze website, aanvankelijk onbewust. Het voortdurend terugkomen
van het thema op diverse plaatsen tijdens het opbouwen van de site, heeft ertoe
geleid het op de manier van dit artikel expliciet te maken als een hoofdthema.
Nog een enkel voorbeeld: het proces van de doorgave van een signaal door het ene
neuron aan het andere door middel van neurotransmitters was in grove trekken al
langer bekend: het ene neuron scheidt neurotransmitters af die terechtkomen in
de receptoren van het andere. Tijdens
het uitwerken voor deze site kwam naar voren dat er ook receptoren voor de eigen
neurotransmitters zitten op het zendende neuron - zie de afbeelding rechts waar de blauw-gekleurde poortjes de receptoren
aanduiden, en waar A het zendende neuron is en B het ontvangende, met de
receptoren aangeduid als nummer 5. En achteraf
zijn die zelf-receptoren, aangeduid met nummer 3, logisch: op die manier kan het zendende neuron (A)
het proces van afgifte controleren, zodat hij niet te veel of te weinig
neurotransmitter afgeeft: te weinig is niet effectief en teveel is zonde.
Beschrijving van processen door middel van zelfsturing is dus een van de
hoofdthema's of hoofdmethodes van deze site. Het is in meer detail uitgewerkt
onder de titel Terugkoppeling
.
Het tweede aspect dat hierboven is langsgekomen en een hoofdthema's en
beschrijvingsmethode is geworden, is dat van het evenwicht. Terugkoppeling is de
meest gebruikelijke methode om tot evenwicht te komen. Zelfs in de dode natuur
lijkt evenwicht het gevolg van een vorm van een "zelfregulerend"-achtig proces:
als een veer verder uitgerekt wordt, "reageert" (eigenlijk een
antropocentrische
term) "hij" (een zuiver antropocentrische term) met een sterkere
tegenkracht - zie Evenwicht
.
Maar de belangrijkste toevoeging aan deze benadering is dat op deze website ze
ook van toepassing wordt verklaard op alle menselijke toestanden en processen.
Inclusief die in maatschappij, cultuur, politiek, enzovoort. Eigenlijk is het
idee om dat niet te doen absurd, en mogelijk nog een gevolg van de monotheïstisch-religieuze neiging om menselijke zaken te associëren met een
goddelijke achtergrond, in plaats van met een natuurlijke. Maar hoe absurd ook,
dat idee is wel volstrekt dominant
.
Voor bovenstaande direct toegepast kan worden op sociologie en aanverwante,
moeten er nog wel een paar andere methodieken meegenomen worden, de meeste slaande
op de beschrijving van systemen bestaande uit vele elementen. Daaraan heeft de
natuurkunde al veel gedaan, hetgeen hier is vereenvoudigd en opgedeeld in
Sterke interactie
, Zwakke interactie
, Combinaties
, en aangevuld met de basis van de statistiek in de vorm van de Normale verdeling
.
Deze basismethoden worden voor toepassing op de menswetenschappen in het
algemeen en de sociologie in het bijzonder samengevoegd en verder uitgewerkt in
Menswetenschappen, regels
.
En tenslotte zijn er ook verbindingen gemaakt met de beschrijving van de werking
van taal, middels de algemeen semantiek
, en de meest ingewikkelde
functionaliteit die de evolutie tot nu toe bereikt heeft: het rationele denken, in de
vorm van de beschrijving van Denkfouten
, veelel van de soort: gebrek aan terugkoppeling,
en Denkmethodes
, vaak pogingen om die functie van terugkoppeling weer te herstellen..
Naar Menswetenschappen, regels
Psychologie overzicht
, Sociologie overzicht
, of site home
.
|