Formalisme: toestanden
Na de introductie van het raamwerk
en de beschrijving van het proces van groei of verandering
, gaat het hier over hoe je uit die veranderingen iets afleidt over de
evenwichtstoestanden die aan de verandering vooraf, en waarmee ze ook weer
eindigen
De eerste stap is de introductie van het begrip "spectrum" als zijnde de verzameling van
alle mogelijke maatschappelijke toestanden, en dan met name dat van het "discrete
spectrum". namelijk dat bepaalde toestanden wel voorkomen, maar een groot
aantal andere niet, althans: dat die niet stabiel zijn en snel veranderen in
één van de discrete stabiele(re) toestanden. In feite zijn alle plaatjes met S-curves
uit Groei al voorbeelden van spectra, met de diverse stabiele
toestanden aangegeven met de horizontale streeplijnen. Met als meest
significante de laatste:
Oftewel: na de verstoring keert de toestand terug naar
wat kennelijk een voorkeursinstelling van maatschappelijk evenwicht is. Het
"tipping point" is die waarde waaronder de toestand naar de
vorige waarde terugvalt, en daarboven naar de volgende waarde gaat:
Het tipping point dus liggende ergens tussen de twee toestanden.
De begrippen "spectrum", "discrete toestanden", "overgangen" enzovoort
kunnen rechtstreeks uit de natuurkunde overgenomen worden, daar waar de
natuurkunde ze oorspronkelijk ook uit de gewone taal heeft gevist toen er in
de natuurkunde soortgelijk verschijnselen ontdekt werden. Met als eerste en
bekendste bij het licht. Bij de term "spectrum" denkt men gewoonlijk aan
vormen als die van de regenboog - een continu spectrum met alle kleuren.
Dergelijk spectra komen van lichtbronnen als de zon, aardse vlammen van
kaarsen en dergelijke, en gloeilampen. Dit zijn allemaal continue spectra
omdat de elementen die in feite de straling uitzenden, de elektronen, zich
in een toestand van chaos bevinden: in de zon en aardse vlammen in een
zogenaamd plasma, in de metaaldraden van een gloeilamp in de zogenaamde
"geleidingstoestand". Elektronen die zich nog in de atoom, een geordende
toestand, en zenden alleen licht uit van zeer specifieke kleuren. Door
overgangen tussen zeer specifieke (evenwichts-)toestanden. Een discreet
spectrum - zoals in de onderste van deze twee:
De specifieke evenwichtstoestand zet men het liefst als een ladder onder
elkaar, met de energie van de toestand als ordenende eigenschap, en naast de
verschillende niveaus de kenmerken van die niveaus. Het voor de
natuurkundige bijzonder goed uitkomende feit is dat die "kenmerken" beperkt
zijn een klein aantal gehele getallen, met eentje als duidelijk
belangrijkste die dan ook heet het hoofdquantumgetal, letter "n", (dat "quantum"
op dit punt alleen staande voor het feit dat het uitsluitend gehele getallen
zijn) - zie ook in het volgende sterk vereenvoudigde spectrum:
Dit schema kan bijna één-op-één overgenomen worden richting
"maatschappelijke toestand". Echte natuurkundige energie kan
"maatschappelijke energie" of "maatschappelijke agitatie" of zoiets worden,
en aan de rechterkant vervang je de quantumgetallen door maatschappelijke
kenmerken. Natuurlijk zit in dat laatste het hele probleem van de
beschrijving van de maatschappij", maar dat probleem heeft nu in ieder geval
een duidelijk handvat gekregen.
Direct na het leren van het voorgaande, krijgen natuurkundestudenten (en
scheikunde-) nog een cruciaal begrip voorgeschoteld, dat van de
"selectieregels". Want zodra je uit het spectrum de ladder van toestanden hebt
gereconstrueerd, blijken bepaalde overgangen tussen de niveaus niet voor te
komen. Dat geldt met name voor het kenmerk genaamd rotatiequantunmgetal, letter
"l". Een overgang tussen toestanden met verschillende rotatiequantumgetal
betekent dat de toestand van het atoom waar het om gaat "minder snel om zijn as
gaat draaien". Dat kan niet, in de natuur. De hoeveelheid rotatie moet altijd
hetzelfde blijven. Maar het licht dat uitzonden wordt bij een overgang, heeft
ook een hoeveelheid rotatie. het atoom kan slecht zo veel in rotatie vernaderen
als het licht meeneemt. En dat laatste is een vaste waarde. En de toestand kan
dus alleen vernaderen met die vaste waarde. En als je die vaste waarde voor het
gemak even op 1 stelt, verandert de rotatietoestand dus altijd met 1 - omhoog
of omlaag, dus ±1 - te lezen
als: "plus of minus één"- en dus niet als "ongeveer één". Hier is een voorbeeld
van een bijbehorende energieschema (het vlak) en bijbehorend spectrum (het
horizontale gedeelte onder):
Ook deze regel lijkt toepasbaar op vele maatschappelijke situaties. De
groeicurve van het aantal ontdekte elementen voldoet er keurig aan. En waar dat
hier voor een deel toeval lijkt, zijn er ook meer algemene en
ervaringsargumenten die voor de regel pleiten: het blijkt in de maatschappij
altijd lastig om meer dan één ding tegelijk te veranderen, en als men het
welbewust probeert, blijkt het ook nog eens heel vaak fout te gaan.
Een grappig voorbeeld van de selectieregel ziet men bij de ontdekking van nieuwe
technieken bovenop oude: de eerst auto's zagen eruit als een koets met een
motor:
Het duurde weer iets als een halve generatie voordat de moderne auto
ontstond.
Het geval van de selectieregels laat zien wat eerder al gesteld is maar
nauwelijks genoeg benadrukt kan worden: de ervaringen uit de natuurkunde kunnen
in de menswetenschappen en de sociologie niet letterlijk worden overgenomen,
maar veel van de begrippen en aanpak wel. Zo zijn de selectieregels in de
natuurkunde niet absoluut maar wel redelijk streng. En in de natuurkunde zijn de
discrete kleurlijnen in het spectrum niet oneindig smal, maar wel bijzonder smal
- of één-kleurig of monochroom. Dat is omdat
met betrekking tot de relevante eigenschappen, alle atomen, het basiselement
van de natuurkunde voor de grotere schaal, de facto identiek zijn. Terwijl
het basiselementen van de sociologie, de mens en de menselijke groep,
absoluut niet die identiek zijn aan elkaar, en de groepen ook nog eens
redelijke vage grenzen hebben.
Maar toch zijn er bijvoorbeeld ook in
de psychologie en sociologie concepten aan te wijzen die veel weg hebben van
moeilijk veranderbare toestanden, dus toestanden met weinig aanverwante
toestanden om zich heen. Oftewel: min-of-meer discrete toestanden. Uit de
psychologie: het veranderen van religieus zijn
. Uit de sociologie: het veranderen van cultuur
.
De volgende taak is dus het zoeken naar en organiseren en kwalificeren van die eigenschappen van het menselijke sociologische systeem die haar toestand beschrijven - de parameters
die overeenkomen met de natuurkundige quantumgetallen .
Naar Inleiding, model
, Wetenschap lijst
, Wetenschap overzicht
, of
site home
.
|