Formalisme: structuren, sociologisch, vermenging

In Strucuren, sociologisch zijn de mondiale verschillen besproken tussen de grotere culturen, de meest grootschalige sociologische conglomeraten. De bespreking van verschillen leidt bijna automatisch tot een "hoger-lager" indeling, op dezelfde manier als dat een bespreking van de ontwikkeling van het leven leidt tot een hoger-lager indeling - iedereen spreekt van "hogere" en "lagere" diersoorten. Dat dit niet zou kunnen of moeten gelden voor de menselijke sociologie is een absurd standpunt - "absurd" hier tevens zijnde een synoniem van "religieus" of "ideologisch".

Eén aspect of bewijs van die niveauverschillen is al besproken: het ontstaan van stroming . Hier volgt een tweede, namelijk wat er gebeurt nadat er door de stroming een substantiële hoeveelheid vermenging is ontstaan.

Vermenging is net als stroming een algemeen natuurlijk fenomeen, waarover, net als stroming, al veel bekend is. En weer net als bij stroming, in de context waar de wetenschap het verst is: de natuurkunde. Een kennis staande boven één van de eerste technologische vaardigheden van de mens: de metallurgie. In zijn eerste hoogtepunt in de vorm van het samurai-zwaard, een product van langdurige praktische ervaring dat overeenkomt met de meest recente technologisch kennis omtrent de samenstelling van de vermenging van ijzer met koolstof, een mengsel bekend als "staal".

Wat begon met ijzer. Dat bleek door zijn vervormbaarheid een veel praktischer materiaal dan het ervoor bekende steen en brons in veel opzichten, op één na: steen en brons zijn harder.

De natuurkunde heeft inmiddels geleerd waarom: in ijzer en de andere later ontdekte "metalen" zijn de losse onderdelen, de positief geladen atomen (de gele bolletjes rechts), omgeven door er langs zwervende negatieve elektronen (de kleine blauwe bolletjes) die de atomen verbinden als ware het elastieken. Door dat lossige verband schuiven de lagen atomen makkelijk langs elkaar.

Materialen als steen en glas zijn mengsels van verschillende soorten atomen, die op een heel andere manier aan elkaar zitten: de nabuuratomen van verschillende soort wisselen elektronen uit, waardoor ze als het ware "aan elkaar geklonken" zitten. Rechts het voorbeeld van gewoon keukenzout, dat bestaat uit een mengsel van natrium (Na) en chloor (Cl). "Zout" bestaat uit keiharde korreltjes. Met zout kan je ijzer krassen. Maar met ijzer kan je geen zout krassen.

Wat de Japanse zwaardenmakers ontdekten, is dat als je ijzer in een houtskoolvuurtje legt, het ook hard wordt. Niet zo hard als steen, maar hard genoeg als hak- en snijgereedschap. Bijvoorbeeld om mensenhoofden af te hakken.

De natuurkunde weet inmiddels wat er in dat houtskoolvuurtje gebeurt. Door dat houtskoolvuurtje wordt het ijzer heel heet, wat hetzelfde is als dat de atomen heel hard gaan trillen, en een beetje verder van elkaar komen, waardoor de koolstofatomen van het houtskool van het vuurtje een beetje kunnen binnendringen in het ijzer. Een beetje, en heel langzaam. Waarin de "kunst" van de zwaardenmaker school: te weten hoe lang het zwaard moest liggen in het vuurtje (vele dagen) en hoe heet het vuurtje moest zijn om het optimale resultaat te krijgen: een zwaard dat hard was, en toch buigzaam zodat het niet zou breken zoals steen en glas breekt als je er veel kracht op zet.

Rechts is het eindresultaat weergegeven - de gele bolletjes zijn het ijzer, de rode het koolstof. Ieder materiaal heeft atomen van een eigen omvang, en die van koolstof zijn groter. En omdat ze groter zijn, zitten ze "in de weg" van de langszwervende elektronen, die daardoor kortere trajecten afleggen, die daardoor minder elastisch werken, waardoor het ijzer harder wordt.


Punt is voor de zwaardenmaker én de moderne staalfabrikant: komt er te veel koolstof in het ijzer, wordt het hard als steen (bijna), bros als steen (bijna), en praktisch onbruikbaar voor de meeste doeleinden (zwaarden, bruggen enzovoort), met uitzondering van zaken als putdeksels. Dit materiaal noemt men "gietijzer". En deze overgang gaat vrij plotseling, en ligt in de buurt van de 3 tot 4 procent koolstof in het ijzer.

Het vermengen van stoffen is dus niet een netjes proces van de soort: "Stop er een kilo in, dan wordt het twee keer zo hard, dus stop er twee kilo in, dan wordt het vier keer zo hard". Nee, dicht bij de grens wordt het: "... stop er twee kilo in, dan wordt het duizend keer zo hard".

Dit soort proces noemt de natuurkunde een "faseovergang"- hetzelfde als wat er gebeurt als je de temperatuar van water langzaam laat zakken: ineens verandert het water in ijs, bij slechts een kleine temperatuurdaling.

De reden voor de plotseling fase-overgang van staal naar gietijzer als je er maar een klein beetje meer koolstof in stopt, is ook bekend. Er zijn twee processen tegelijkertijd in het spel: ten eerste kan het basismetaal steeds minder makkelijk nieuwe mengstof opnemen, en ten tweede komen de atomen van de mengstof bij steeds grotere percentages ook steeds vaker bij elkaar in de buurt, en boven een bepaald kritisch percentage gaan de mengatomen samenklonteren - de reden van de zwakte van gietijzer is dat er in het ijzer zelf kleine deeltjes zuivere koolstof ontstaan (de zwarte bolletjes rechts), en koolstof, bekend van potlood, is een zwak materiaal dat de sterkte van het ijzer ondermijnt.

Het percentage waarbij samenklonteren ontstaat hangt af van drie factoren: de sterkte van de onderlinge aantrekking van de mengatomen, de aard en sterkte van de interactie met de gastatomen (als de mengatomen de gastatomen afstoten of andersom draagt dat bij aan het samenklonteren), en het percentage mengatomen. Dat laatste is in te schatten aan de hand van de illustratie met de gele en rode atomen. Daarin zijn twee mengatomen op 33 gastatomen zichtbaar, en men dient soortgelijke lagen erboven en eronder te denken. Zichtbaar is dat de kans dat twee mengatomen naast elkaar komen te liggen met de getekende verdeling dan al aanzienlijk is. In werkelijkheid komt hier ook willekeur en statistiek om de hoek kijken, zodat voor een, zeg, vijf keer zo grote hoeveelheid materiaal de statistische kans op twee naburige mengatomen al groot is. Als er onderlinge aantrekkingskracht is tussen de mengatomen, oefent dit tweetal een kracht uit op de mengatomen in de buurt om zich aan te sluiten. Waardoor de aantrekkingskracht van dit groepje van drie groter wordt. Enzovoort.

De kans op samenklonteren hangt dus ook af van de onderlinge aantrekkingskracht van het mengmateriaal. Wat betreft ons praktische voorbeeld, ijzer en staal, is de mengstof koolstof, en wel in zijn grafiet-achtige vorm. Nu kent iedereen grafiet van het potlood, en een potlood schrijft omdat het grafiet in de stift ervan makkelijk van de stift afgaat en op het papier gewreven wordt. De onderlinge aantrekkingskracht van grafiet is dus (erg) klein. En deze praktijk leert ook dat ook bij deze kleine aantrekkingskracht het samenklonteren al begint rond de drie tot vijf procent. Bij stoffen met wat grotere onderlinge aantrekkingskracht, of met meer afstoting tussen de stoffen, ligt het kritische mengpercentage lager. Voorbeelden met aluminium als gastmetaal en silicium en dergelijke als mengmateriaal laten zien dat het dan in de buurt van de één procent ligt.

Voor mengstoffen die lijken op het gastmateriaal is de praktische uitkomst heel anders. Je kan ijzer ook mengen met andere metalen als chroom, vanadium en dergelijke (die gelijkenis blijkt er ook uit dat al deze metalen magnetisch kunnen worden). Dan kan men percentages inmengen tot rond vijftien tot twintig procent, zonder dat het de sterkte van het ijzer, of staal, al te zeer verzwakt. Dit zijn praktische gevallen, bekend als "roestvrij staal" dat, zoals bekend, zowel sterk als soepel is.

Dat was de natuurkunde.

Nu naar de sociologie. Voor wie behoefte heeft aan een uitgebreidere inleiding vanuit de sociologie, die staat hier .  Voor de meeste mensen zal de analogie zo duidelijk zijn dat deze nauwelijks uitgewerkt hoeft te worden. Het basismetaal met zijn langs vele atomen zwervende elektronen is de westerse maatschappij, met zijn basis van sociaal vertrouwen en grootschalige samenwerkingsverbanden   - vele rijen gelijksoortige atomen geven de elektronen ongehinderd door. Het kan zelfs praktisch geïllustreerd worden. Een van de voorbeelden van de kracht van het westerse samenwerkingsmodel is de razendsnelle wederopbouw van zowel Duitsland als Rusland na de Tweede Wereldoorlog. Hoe die wederopbouw is gestart, is te zien in nevenstaande illustratie: de vrouwen (mannen waren gesneuveld of in krijgsgevangenschap, en wat er overbleef deed ander werk), bekend als Trümmerfrauen, vormen keurige rijtjes om het puin af te voeren, waarna andere teams het schoonhakte , en de losse stenen werden hergebruikt voor de wederopbouw - dezelfde soort rijen zijn te nog steeds zien bij gevallen van wateroverlast .
 
De mensen in de westerse cultuur hebben vooral bij rampen een sterke neiging tot samenwerking ook buiten de directe bloedbanden. Zie ook de illustraties van de opruimwerkzaamheden na de Londense rassenrellen van 2011: degenen die deelnamen aan de spontane opruimacties zijn de blanke, westerse, Londenaren . De band tussen deze mensen is redelijk sterk maar aanpasbaar aan de omstandigheden: normaliter sluimert ze onder de oppervlakte, maar indien "belast", natuurkundig gezien "gerekt" zoals je ijzer en staal kan rekken, blijkt deze sterker te worden en wordt zichtbaar.

Westerse sociale banden zijn middelsterke, flexibele, grootschalige en functionele interacties .

Niet-westerse culturen kennen deze verbanden nauwelijks tot niet. Niet-westerse culturen onderhouden alleen meer traditionele korte-afstand culturele verbanden zoals familie en clan . Dit zijn bloedbanden: sterk en moeilijk tot niet veranderbaar. En beperkt dus tot de de eigen bloedkring. Voor de grotere "maatschappij" betekent dit dat deze bestaat uit een verzameling losse kluitjes die voornamelijk met zichzelf omgaan, en op veel plaatsen zelfs geografisch binnen de eigen dorpen, met als volgende wat grotere verbanden de clan, de verzameling aanverwante families, en de etnie - waarvan de termen al ingebouwde negatieve waardeoordelen bevatten aangaande sociaal-functioneren. Want ook die verzamelingen zijn ieder met hun eigen zaakje bezig. En bij botsingen met eventuele andere belangen gaan de bloedbelangen altijd voor.

Niet-westerse sociale banden zijn harde, rigide, kleinschalige en bloedbepaalde interacties .

Dit wat betreft de analogie tussen metallurgie en sociologie aangaande de twee basismaterialen. Nu het proces van inmenging.

Dit zijn de onderlinge krachten binnen de nog te mengen stoffen. Bij menging is er interactie tussen de twee stoffen en daarin zijn er twee (hoofd-)varianten van de aantrekkende of afstotende vorm.

Dit blijkt een functie van het verschil tussen westers en niet-westers: een westerse cultuur gemengd met een westerse levert en min-of-meer gemengde cultuur, afhankelijk van de relatieve aantallen. Redelijk grootscheepse immigratie van Duitsland naar Nederland rond de eeuwwisseling is geruisloos verlopen, net als de eerdere van Franse hugenoten.

Menging van twee niet-westerse culturen levert niets op: meng zand met suiker, en je houdt zand met suiker: de twee groepen blijven onaangeroerd door elkaar naast elkaar leven in hun eigen verbanden. Komen ze door één-of-andere externe oorzaak wel in direct contact, treden er meestal (net als in de chemie) heftige reacties op: rassenenrellen of rassenoorlogen - of religieuze. In tegenstelling tot gangbare opvatting is Amerika voor een flink deel een "zand met suiker" cultuur met gesegregeerde wijken, met een hoeveelheid bindmiddel in de vorm "bewondering voor de vlag", zingen van het volkslied voor grote sportwedstrijden, enzovoort, dat wil zeggen: een semi-fascistisch bindmiddel.

Het derde geval: een westerse inmenging in een niet-westers land, leidt tot vooruitgang. Maar omdat dit als eerste gebeurd is in historische tijden waarin de machtsverhoudingen veel primitiever waren, rust op het constateren daarvan een taboe onder de noemer "kolonisatie". Onderzoek met behulp van de "stiekeme" methode van "data mining" heeft uitgewezen dat de niet-westerse streken die het langst "gekoloniseerd" zijn, het rijkst zijn.

Dan het vierde geval - tevens het meest voorkomende gedurende de laatste decennia: niet-westerse inmenging in westerse landen. Het metallurgische geval van de menging van een stof met korte-afstandsverbanden in eentje met lange-afstandsverbanden.

Daarin moeten principieel twee gevallen worden onderscheiden: degenen die binnengekomen zijn, en degenen die hier opgegroeid en geboren zijn. De eersten vergelijken hun maatschappelijke positie in een westerse land met die in hun land van origine, en zijn en voelen zich veel beter af. De tweede groep, materieel meestal beter af dan de eerste, vergelijkt hun situatie met die van de autochtone westerse bevolking, en is en voelt zich veel minder af. Aangezien de eerste groep een kleine en afnemende minderheid is, is de tweede de maatgevende.

De groep niet-westerse immigranten heeft door haar sociaal-culturele toestand, grotendeels gelijk aan die van hun land/cultuur van origine (voor moslims een vanzelfsprekendheid: hun religie bepaalt vrijwel de gehele culturele stand ), dus een aanzienlijke tot grote afstand met de westerse omgevende maatschappij, en vergelijkt zich daarmee (voor moslims vanzelfsprekend: de islam definieert bijna achterlijkheid ). Dan zijn er weer twee mogelijkheden: die achterstand wordt sociologisch of objectiverend bekeken, zoals hier beschreven, of individueel (psychologich) en subjectiverend. Dat eerste is moeilijk zelfs binnen de westerse cultuur, dus schier onmogelijk daarbuiten. De niet-westerse instroom bekijkt haar positie vanuit een individuele en psychologische hoek. Waarbij ze de oorzaak van haar mindere positie op twee manieren kan toekennen: aan de eigen groepsachterstand, of aan de haar omringende westerse maatschappij. Elementaire psychologie leert dat in de westerse cultuur het tweede proces, toekennen buiten zichzelf, al sterk tot dominant is, dus in de niet-westers cultuur is het volkomen dominant: de eigen achterstand wordt geweten aan de omringende westerse maatschappij .

Een aantal te onderzoeken factoren in dit verband zijn: de mate waarin de niet westerse immigrant zich niet-westers immigrant voelt. De mate waarin dit gekoppeld wordt aan oordelen en de getalswaarde van dit oordeel. De mate waarin dit oordeel wordt toegeschreven aan zichzelf of anderen. De manier waarop men zichzelf beschrijft als deel van de Nederlandse maatschappij. Enzovoort.

Deze onderzoeken zijn, voor zover bekend, tot nu toe nooit gedaan, maar kunnen gedaan worden aan de hand van uitingen in de media voor wat betreft de (hoger) opgeleiden , en op de "community"-sites wat betreft de lagere (ernaar vragen heeft totaal geen zin: het percentage "wensantwoorden" ligt hier dicht bij de 100) . Wie dat losjes bekeken heeft wat dat de hogeropgeleiden vrijwel eensgezind zijn in hun oordeel dat Nederlanders discrimineren (ze krijgen geen banen bij de dure advocatenkantoren) en racistisch zijn (Nederlanders maken herkenbaar niet-Arabisch, -Turks of -creools), en de lageropgeleiden drukken dit uit in termen als "kk kazen" ("klote kanker kazen" - op sites als maroc.nl) of "Ik neuk jullie allemaal de moeder" . Deze sociaal-psychologisch factoren bepalen het zichtbare maatschappelijke resultaat.

Het maatschappelijke resultaat zou eigenlijk bekend moet worden verondersteld, aangezien iedereen die dit leest (schrijvende 2015), die processen meegemaakt heeft. Wie nog enige illusie heeft, staat onder invloed van de fanatieke campagne van de politiek-correcte elite en vooral de media van de afgelopen decennia, die ieder teken van achterstand van niet-westerse culturen verzacht, excuseert, ontkent of censureert, al naar gelang het moment en het uitkomt.

Het eenvoudigst symptoom: de segregatie van allochtonen in bepaalde steden, en binnen de grote steden in bepaalde wijken . En binnen en buiten die wijken zie je zo ook in eigen groepjes optreden - in de illustratie hiernaast zo'n (tijdelijk) kluitje "familie"-mensen in een Nederlandse stad . Ga terug naar de illustratie van het ijzer met de bolletjes koolstof erin, en beweeg met de muis over de koolstof-bolletjes voor meer voorbeelden van ontmenging. Dit is een deel van de reeks die begonnen met het oprichten van eigen winkeltjes, eigen theehuizen, eigen kerken (moskeeën), en persoonlijk het gaan dragen van djellaba's, baarden, en meest prominent: hoofddoeken. Het moment dat dit gebeurd is, op televisie door Fatima Elatik, kan beschouwd worden als de start van het openlijke verzet tegen de westerse waarden. Dit gaat gepaard met een onbegrensde onderlinge loyaliteit , ook door Elatik als een van de eersten gedemonstreerd door het aanvoeren van een demonstratie ter ere van een omgekomen tasjesdief en draaideurcrimineel.

Op deze website staat een vrijwel onbeperkte hoeveelheid ondersteunende bewijzen, waaruit blijkt dat het aantal uitzonderingen dusdanig klein is, dat rustig dit gesteld kan worden: alle vrijwel alle groepen van niet-westerse immigranten en nakomelingen heb gevoelens tegenover Nederlandse waarden en Nederlandse mensen die uiteenlopen van licht afkeer tot gloeiende haat. Zoals voor moslims blijkt uit de volgens de verzamelingen van deelaspecten ervan zoals als het afschuiven van eigen problemen , xenofobie , afkeer en haat . De vele deelverzamelingen horende bij de beschrijving van de cultuur van de islam . En de vele deelverzamelingen horende bij de beschrijving van de positie de niet-westerse culturen in het algemeen onder de noemer "vijfde colonne" - met speciale aandacht voor die deelverzameling geheten "woordvoerders" , die gevuld is met uitspraken van de meest prominent in de media verschijnenden. Dit mede als illustratie van de weerlegging van de een aantal jaren terug veelgehoorde stelling: "Naarmate ze hogere opleidingen gaan volgen, gaat het beter met ze en zullen ze zich hier meer thuis voelen". Het tegendeel blijkt het geval te zijn . De daders van terreuraanslagen komen vooral uit die hoek.

Bij de qua grootte tweede groep niet-westerse immigranten, de creolen, ligt dit nog scherper  : hun enige massalere gezamenlijke optreden is dat van plundering en brandstichting  , zie de afbeelding rechts vanuit Londen 2011 waarbij meer detail hier  . En in Amerika bij protesten tegen degenen die de plundering en brandstichting en dergelijke proberen te voorkomen: de politie. In heel Afrika  is het begrip "samenwerking" volkomen onbekend. Zelfs binnen de partnerrelatie is deze grotendeels afwezig: alleenstaande moeders voeden de kinderen op  .

Samenvattend kan gesteld worden dat het spectrum van de niet-westerse houding ten opzichte van de westerse cultuur zich beweegt van de aanslagen van de terroristen aan de top, tot de roc-scholieren van wie de houding is "Ik neuk jullie allemaal de moeder" .

En wat betreft andere fysieke uitingen: naast de al genoemde terreuraanslagen, de rassenopstand van niet-westerse immigranten in Frankrijk in 2005 gepaard gaande met brandstichtingen en plunderingen in vele grote steden. De rassenopstand van niet-westerse immigranten in Engeland in 2011 gepaard gaande met brandstichtingen en plunderingen in vele grote steden. De rassenopstand van niet-westerse immigranten in Zweden in 2013 gepaard gaande met brandstichtingen en plunderingen in vele grote steden. En, lokaal, de rassenopstand van niet-westerse immigranten in de Schilderswijk in 2015 gepaard gaande met brandstichtingen en plunderingen.

De interactie van de niet-westerse mengcomponenten in de westerse samenleving is dus die van matige tot sterke afstoting.

Omdat dit een menselijk proces, met aan de basis psychologische processen, zal de afkeer van de ene partij ook leiden tot afkeer bij de andere.

Neem als uitgangspunt weer het rijtje vrouwen dat aan het puinruimen is. Dit kan alleen werken als ieder in het rijtje vrouwen, ongetwijfeld geen familie maar buurt- en stadgenoten, erop kon vertrouwen dat haar buurvrouw de stenen weer eerlijk doorgeeft, voor algemeen gebruik door iedereen. Op deze manier kan arbeid gespecialiseerd door de verschillende deelkarweien te laten doen door degenen die daar het best in zijn. Op die manier wordt een veel hoger resultaat bereikt dan als ieder of ieder klein groepje voor zich aan de slag gaat.

Zet nu in zo'n rijtje iemand met een sterke familiebinding, die stenen doorgeeft niet aan de volgende in de rij, maar aan zijn eigen familie. Als die familiepersoon dat doet met een aantal stenen, worden de overige vrouwen boos en stokt de samenwerking - doet die familiepersoon dat met iedere steen, of zijn er te veel familiepersonen die te vaak stenen stelen, wordt de rij onderbroken, en stopt het landelijke wederopbouwproces - ieder gezinnetje moet weer op de inefficiënte manier voor zich gaan werken. Praktische voorbeelden hiervan zijn het accepteren van donororganen door allochtonen, en het niet (of veel minder) doneren ervan , en de deelname aan vrijwilligerswerk met name in verenigingen : als allochtone ouders geen bijdrage leveren aan de activiteiten van de vereniging, gaan de Nederlandse ouders klagen, en komt de vertrouwens- en verenigingsband onder druk  .

Meer voorbeelden van de groeiende Nederlandse afkeer zijn te vinden hier . Overigens is er een groot verschil met de niet-westerse afkeer: binnen de westerse maatschappij hebben de niet-westerlingen ook een grote hoeveelheid steun, met name onder de elite en de media . En een aantal groepen van de soort "hulpverleners" tot "andere wang"-christenideologen. Zulke groepen zijn onder de niet-westerse culturen volkomen en absoluut onbekend. Het is zelfs andersom: de moslims steunen de zwarten in hun onterechte klachten over "Slavernij!  en "Racisme!", en andersom.

Dat is het algemene beeld van de analogie van tussen het metallurgiemodel en de sociologische praktijk van de immigratie. Maar het gaat op voor zo'n beetje alle genoemde specifieke eigenschappen van het model en de praktijk. Samengevat:

■  In het metallurgiemodel zijn de metaalelektronen de analogie van de samenwerking in rijtjes, grotere functionele structuren, van de westerse maatschappij.

■  In het metallurgiemodel zijn het de mengatomen die het metaalproces met zijn langeafstandsbindingen verstoren - in de maatschappelijke praktijk zijn het de familie-, clan- en etnie processen die de "lange-rij", functionele, structuren van westerse maatschappij, vereniging, organisatie, verstoren

■  In het metallurgiemodel leidt de inmenging van korte-afstandsbindingen tot een verharding van het hele materiaal. In de maatschappij leidt de introductie van korte-afstands familie-, clan- en etniebindingen eveneens tot een verharding, nu van de gehele maatschappij .

■  In het metallurgiemodel is er geen probleem met het inmengen van metalen die op het gastheermetaal lijken en leiden vaak tot betere materialen. In de sociologische geval veroorzaken migranten uit andere Westerse landen weinig tot geen problemen, en leiden ze vaak tot meerwaarde.

■  In het metallurgiemodel leidt een grotere onderlinge aantrekkingskracht tussen de mengatomen tot een eerder optreden van samenklonteren. In de sociologische praktijk leidt het wij-zijdenken van allochtone immigranten tot samenklonteren ervan in bepaalde buurten en wijken . Westerse immigranten zijn nergens samengeklonterd. Roma en Sinti mengen zich nergens.

■  In het metallurgiemodel gaat het optreden van onderlinge aantrekking tussen de gastatomen meestal samen met afstoting door de gastheeratomen - dit geldt met name voor die gevallen waarin de soorten aantrekking tussen gast- en gastheeratomen door verschillende soorten interactie komen. In de psycho-sociologische praktijk leidt de aantrekking en groepsvorming binnen de immigrantengroep ook meestal tot afstoting door de residente bevolking, met name daar waar de onderlinge aantrekking van de gastgroep in strijd is met de onderlinge aantrekking binnen de gastheergroep - zoals bij het fundamentele verschil in waarden tussen democratie en islam . Wat versterkt wordt zodra de gastgroep van haar bindingskracht de uiterlijke symbolen gaat vertonen (hoofddoeken, moskeeën) .

De metallurgische analogie klopt dus in hoge mate met wat er in de sociologische migratiepraktijk valt waar te nemen. De waarde van de analogie is dat ze in meer wetenschappelijke termen is geformuleerd, en er dus meer betrouwbare conclusies zijn te trekken en mogelijk zelfs voorspellingen te doen. Sociologische processen zijn te formuleren als krachten op de natuurkundige manier, en daarna met hulp van wiskunde te modelleren.

Eén van de voordelen van een natuurwetenschappelijke benadering is de mogelijke inzet van getallen. Het natuurkundige analogie van het sociologische mengproces leidde tot waardes voor de percentages waarbij bepaalde effecten te verwachten zijn.

Bij de inmenging van materialen die aanzienlijk afwijken van de gastheer zijn op grond van geometrie en het voorbeeld van ijzer en koolstof ontmenging te verwachten bij percentages rond de drie tot de vijf. In de maatschappij is de ontmenging van de islamitische immigranten begonnen bij een toenmalig aantal van rond de 500 duizend, dat wil zeggen: een percentage van rond de drie procent. Een verschijnsel dat deels al geconstateerd is .

Ook al geconstateerd in de maatschappij zijn verschijnselen als rassenrellen op diverse schaal, en terreuraanslagen. De maatschappelijk essentiële vraag is: zijn dit incidentele verschijnselen, of voorbodes van een dramatische overgang. En hoe hangt dit af van de aantallen niet-westerse immigranten?

Net als van het voorgaande zijn daarover uitspraken te doen door gewoon te kijken hoe het op diverse plekken in de wereld zit met mengculturen en de bijbehorende verschijnselen. Hier is iemand die dit (net als deze redactie ) op deze manier gedaan heeft (GeenStijl.nl, 09-01-2015, door Johnny Quid, uitleg of detail ):

  De realiteit: meer polderjihadi's, minder AIVD

Volgens mensen die er voor doorgeleerd hebben zijn er meer polderjihadi's dan de officiële 169. Diverse terreurexperts, waaronder thuisblijfjihadi's zelf, melden dat het aantal eerder rond de 350 ligt. Regelmatig met steun van ouders. ...

Reacties:
...
Nog maar een keer:

Tot 5% islam in een samenleving --> sociale onrust, intolerantie en bedreigingen.
5% tot 10% islam --> vrijheid van meningsuiting wordt aangetast, oorspronkelijke bewoners weggejaagd, segregatie en politieke onrust.

10% tot 25% islam --> verregaande onlusten en destabiliteit van de samenleving.

25% en meer islam --> Zie Kosovo en voormalig Joegoslavië.
50% of meer islam: Totale dictatuur, verval van wetenschap, onderwijs, gezondheidszorg en welvaart. Andersdenkenden worden vervolgd, geïsoleerd of gedood. Zie Saoedi-Arabië, Iran, Pakistan etc.    ...

kwark001 | 09-01-15 | 09:27    ...

Het probleem van deze constatering is dat het dynamiek is en wat moeilijker in cijfers te vangen valt. Makkelijker zijn statische gegevens. In verband met een ander onderzoek, dat naar IQ, vond de redactie een bron bestaande uit een verzameling gegevens uit internationale onderzoeken over de islamitische wereld uitleg of detail (in Excel-tabellen). De IQ-gegevens (afkomstig van onderzoekers Lynn en Vanhanen uitleg of detail ) zijn door de redactie in grafiek uitgezet (grafieken laten verbanden makkelijker zien):

Daarin vallen een paar dingen op: het gemiddelde ligt ruim onder de honderd, er is een sterke spreiding, en, hier relevant, een sterke puntdichtheid aan de randen. Dat was de aanleiding om de Excel-functies te gebruiken voor een percentielendiagram van het percentage moslims per land (uit een andere tabel, dus ander onderzoek!). Dat leverde deze grafiek op:

De directe waarneming zijnde: er zijn nauwelijks landen met percentages moslims tussen de 10 en 80 procent, tezamen met een overdaad aan landen met percentages onder de 10 en boven de 80.
    Noot: volgens bovenstaande interpretatie zijn dit gegevens met een explosieve betekenis. Dat besef is ook doorgedrongen tot de gebruikte verzamelaar ervan: Google (- Docs). De gegevens zijn nu niet meer vrij toegankelijk. Waarmee Google, een uiterst politiek-correcte organisatie, tevens de juistheid en explosiviteit van de interpretatie bevestigt.

Met deze gegevens is de volgende kaart makkelijker leesbaar (van hier uitleg of detail ):

Dit is nu duidelijk zichtbaar als geen geleidelijke verdeling, maar eentje van zeer donker, dan met heel weinig overgangsgebied naar zeer licht. Merk op: de over het gehele Rusland en het gehele China aantal moslims was in het origineel van deze kaart verdeeld over geheel Rusland resp. China. In werkelijkheid wonen ze sterk geconcentreerd in respectievelijk de Kaukasus (Tsjetsjenen en nog wat) en Xinjiang (Oeigoeren). Dit is verbeterd.

Maar met deze kaart is het veel makkelijk de volgende vergelijking te maken: met de kaart van globale maatschappelijk onrust en onveiligheid (van hier uitleg of detail ):

En voor Rusland en China is weer hetzelfde gedaan wat betreft de onrust: die is in Rusland vrijwel uitsluitend in de Kaukasus, en in China vrijwel uitsluitend in Xinjiang (islamitische Oeigoeren) en Tibet.

En hier die van grootschaliger politiek geweld in de periode 2000-2010:

Volkomen duidelijk bij vergelijking van de drie kaarten: waar veel en veel gemengd islam, daar veel  maatschappelijke onrust. En hoe meer moslims, hoe meer onrust. En indien een grote meerderheid moslims is er wel weer meer rust, maar daar wordt iedereen die (openlijk) anders denkt, onderdrukt tot en met vermoord uitleg of detail uitleg of detail .

Terug naar de populatiegrafieken. De eerste conclusie uit die gegevens luidt dus: percentages aan moslims in een land tussen de 10 en de 80 zijn niet stabiel. Landen met dergelijke percentages veranderen in landen met percentages onder de 10 en boven de 80.

En verandering in percentage van bijvoorbeeld 20 naar 10 of van bijvoorbeeld 60 naar 80 zijn grote veranderingen. Desondanks kunnen ze snel gaan - zie hier uitleg of detail .

De in de laatste grafiek zichtbare verdeling is dus het resultaat van de door iedereen en onder andere de GeenStijl-reageerder geconstateerde dynamische processen: ergens gaande richting 10 procent treden processen in werking die het percentage terugdringen naar onder de 10, en als dit percentage (ruim) boven de 10 komt, is er een grote kans dat dit doorschiet naar de 80 procent.

Of samengevat in losse uitspraken:
- de mede door de GeenStijl-reageerder geconstateerd dynamiek volgende uit de nieuwsberichten klopt volkomen met de statische gegevens omtrent bevolkingspercentages, zie speciaal dit artikel uitleg of detail dat het pad laat zien van micro- naar macro-niveau.
- bevolkingspercentages aan moslims tussen de 10 en 80 procent leiden tot dynamische processen, maatschapplijke onrust, zodanig dat de percentages terugvallen naar onder de 10 of boven de 80.
- percentages aan moslims die in de buurt gaan komen van de 10 procent, dat wil zeggen: overstijgende de 5 procent, zijn een sterk stijgend risico voor maatschappelijke onrust.

Met als vorm van bevestiging:
- de meeste aanslagen in Europa gepleegd door moslims en de sterkste maatschappelijke onrust (banlieus-rassenopstanden van 2005) vinden plaats in Frankrijk (noterende december 2015), terwijl in Frankrijk het percentage moslims het dichtst bij de 10 procent ligt.

Hetgeen automatisch leidt tot een beleidsmatige aanbeveling:
- Landen die hun cultuur willen handhaven zonder in onrust te vervallen, moeten het percentage moslims ruim onder de 10 procent houden - bij 10 procent is er al maatschappelijke onrust.

Dit is dus een eerste concreet resultaat van de ontwikkeling begonnen met het verhaal geïnspireerd door Alfred Korzybski en Isaac Asimov beschreven in de inleiding van deze serie . Of, zo men wil: een eeste praktische resultaat van hun methodologische suggesties en voorspellingen.

Kon het model uitgebreid worden met voorspellingen omtrent migratiestromen, kon men een voorspelling doen over wanneer de kritische aantallen wat betreft niet-westerse immigranten bereikt worden. Tezamen met de al bestaande kennis omtrent de hoogte van het kritische percentage, kon men dan een voorspelling doen omtrent ongeveer wanneer die grens overschreden wordt en er zich dramatische ontwikkelingen gaan voordoen.

Of in termen van Asimov: met dit soort gegevens in handen was het mogelijk een Seldon-crisis te definiëren: een voorspelbaar punt van dramatische maatschappelijke ontwikkelingen die bepalen in welke richting de beschaving zal gaan.

Dit is slechts een methodologisch voorbeeld, en niet een beschrijving van de maatschappelijke toestand of ontwikkelingen met een beroep op volledigheid. Het is ook zelden zo dat een ontwikkeling op één enkel gebied leidt tot een maatschappij-brede crisis.

Een andere factor die een rol speelt bij niet-westerse immigratie, is die van de belangen tussen de twee sociaal-economische hoofdgroepen in de maatschappij: de hogeropgeleiden, hogerbetaalden en rijken, tevens die van bestuurders en media - afgekort: de elite. En de rest - zeg maar: de werkenden uitleg of detail . Of ook wel: degenen die door geld of opleiding makkelijk kunnen uitwijken naar andere landen, en degenen die vastzitten in Nederland. De kosmopolieten uitleg of detail of nomadisten uitleg of detail versus de residenten uitleg of detail . Afhankelijk van de meer gedetailleerde omschrijving van de tweedeling: ongeveer eenderde tegen tweederde tot 10 procent tegen 90 procent. De elite is voor meer immigratie want leidend tot goedkopere arbeid en/of is principieel voor migratie uitleg of detail . De andere partij is er tegen - of zou er tegen moeten zijn want de elite voert een intensieve campagne via de media voor vrije immigratie uitleg of detail . Die campagne zorgt voor het verschijnsel van "verborgen tegenstellingen". Het sociologische analogon van vriespuntverlaging: bij een temperatuur reeds onder het vriespunt bevriest de vloeistof nog niet bij gebrek aan een kristallisatie punt. Het treedt ook op bij kookpuntvertraging, en kan dan leiden tot een sterke stoomexplosie. De sociologische analogie daarvan spreekt voor zich.

Bij de formele beschrijving van de processen leidend tot deze tweedeling en de groei ervan is een wat dieper, concreter, proces van belang, namelijk dat van de lasten-batenladder , bekend uit de economie: (extra) lasten, zeg een olieprijsverhoging, worden omlaag doorgegeven richting consument, en (extra) winsten (zeg: een olieprijsverlaging) worden in de zak gestoken van de benzineproducent. Enzovoort.

Hetzelfde gebeurt bij de bovenliggende maatschappelijke processen: de lasten van immigratie, asociale uitleg of detail en naar criminaliteit uitleg of detail neigende derdewereld-cultuurdragers, komen terecht in de wijken van de lagerbetaalden, en de baten, lagere arbeidskosten, komen op de bankrekeningen van de hogerbetaalden en de rijkeren. De plaats van asielzoekerscentra wordt bepaald door de hogerbetaalden, en ze komen in of bij de wijken van de lagerbetaalden. Enzovoort.

En uiteindelijk: de kosten van de opvang van asielzoekers komen ten laste van de sociale voorzieningen. En aangezien de hogerbetaalden besloten hebben dat de kosten voor de sociale voorzieningen omlaag moeten (de kosten-batenladder in uitvoering), gaan de extra kosten voor de opvang van niet-westerse immigranten ten koste van de al bestaande sociale zorg voor Nederlanders. Voorbeeld: de zorg voor bejaarden is het afgelopen decennium (schrijvend 2015) sterk verslechterd (sluiting van bejaarden- en verzorgingshuizen) omdat de uitgaven ervoor met in de miljarden zijn afgenomen onder het motto van "bezuinigingen". Omdat de kosten van de niet-westerse immigratie tot in de enkele tientallen miljarden per jaar zijn opgelopen uitleg of detail uitleg of detail .

Voor een accuratere voorspelling van de ontwikkelingen in de maatschappij moeten deze en aanverwante factoren woorden meegenomen, naast de puur demografische ontwikkelingen als gevolg van niet-westerse immigratie.

Geen van deze factoren werkt verzachtend op mogelijke negatieve affecten ervan in de vorm van sociale onrust. Ze werken allemaal versterkend

Dus waar de demografie zegt dat een aanwezigheid van in de buurt van 10 procent aanwezigheid van moslims leidt tot een aanzienlijke kans op maatschappelijke onrust, en dus bij een geschatte gemiddelde instroom leidt tot een voorspelling omtrent wanneer in de toekomst dit punt bereikt zal worden, ligt door de extra factoren dit punt aanzienlijk tot veel vroeger.

Meer gedetailleerde inschattingen daarvan vereisen de verdere ontwikkeling van de wetenschappelijke sociologie.


Wordt vervolgd - voorlopige volgende artikel: Sociologische factoren .


Naar Inleiding, model , of site home ·.

28 dec.2015