De Volkskrant, 07-11-2009, door Milou van Hintum

.2007

Interview | Kinder-en jeugdpsychiater Frits Boer

Verlegen mensen zijn hard nodig

Een stoornis is een diagnose die je verder helpt, zegt vertrekkend jeugdpsychiater Frits Boer. ‘Het mag niet zo zijn dat kinderen pilletjes moeten slikken omdat hun omgeving niet adequaat handelt.’

De zon zet zijn ruime hoekkamer in het AMC/de Bascule in een helder licht. ‘Een beetje kaal hier’, zegt hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Frits Boer (1944). Hij is bezig op te ruimen, want hij gaat met emeritaat. Bekende namen als de socioloog en universiteitshoogleraar Abram de Swaan, gedragsbioloog Tijs Goldschmidt, neurobioloog Dick Swaab en bijzonder hoogleraar popmuziek Tom ter Bogt luisteren Boers afscheidssymposium, later deze maand op.

Toen hij 16 was, ging Boer medicijnen studeren, om psychiater te worden. ‘Ik liep alle colleges van Piet Kuiper af (een vermaard Nederlands psychiater, red.), ook die van het tweede en derde jaar. Steeds op de eerste rij. Kuiper vond me aanvankelijk misschien maar een uitslover.’

Hij houdt van het ‘speelse, onbevangene’ van kinderen. ‘Ik vind praten met kinderen nog steeds ontzettend leuk, en het puzzelen met de problemen die ze hebben: hoe zien ze de wereld, welke relaties leggen ze?’

U bent jaloers op de prestaties die de kindergeneeskunde de afgelopen dertig jaar heeft geleverd.

‘Het valt mij tegen wat de psychiatrie in diezelfde periode heeft gerealiseerd. Die tegenvallende resultaten zijn, denk ik, te wijten aan het feit dat psychiatrische ziekten polygenetisch zijn en multifactorieel. Stoornissen kunnen op verschillende gronden ontstaan. De verschijningsvorm vertelt je niet hoe het zo gekomen is. In de somatische geneeskunde lukt het vaak toch beter om het probleem bij de wortel aan te pakken.’

De psychiatrie geneest niet?

‘Bijna nooit. Trauma kunnen we oplossen, in die zin dat we herbelevingen behoorlijk goed kunnen behandelen. Dat betekent dat iemand aan een traumatische gebeurtenis kan terugdenken zonder overstuur te raken. Bij een sociale fobie als extreme verlegenheid is dat heel anders. We kunnen iemand ervoor behandelen zodat hij ermee leert omgaan. Maar het blijft een kwetsbare plek.’

Hoe verlegen mogen we eigenlijk nog zijn?

‘Verlegen mensen zijn hard nodig! Heel veel stoornissen zijn overmatige uitdrukkingen van gedrag dat nuttig is. Bij alle diersoorten – varkens, koolmeesjes, muizen, noem maar op – zie je variatie in de groep. Bij mensen dus ook. Die variatie is evolutionair nuttig, want de uitdagingen waarvoor mensen staan, zijn heel divers. Kun je maar één kunstje, dan maakt dat je kwetsbaar.

‘Wanneer iemand zomaar ergens op afrent, roepen verlegen mensen: kijk uit, pas op! Maar als niemand de gebaande paden verlaat, vind je nooit een nieuwe bron voordat de oude is opgedroogd. Je hebt dus ook avonturiers nodig.

‘Alle karaktereigenschappen hebben risico’s en kansen. Een verlegen mens heeft minder kans op verkeersongelukken, maar meer op een angststoornis. Bij een novelty seeker is dat net andersom.’

Wanneer spreekt u van een stoornis?

‘Als zulke eigenschappen je ernstig beperken in je maatschappelijk functioneren.’

De maatschappij stelt de grenzen van de normaliteit steeds scherper

‘Wanneer de maatschappij besluit: we doen voortaan alles met pincodes, val je door de mand als je dat cognitief niet aankunt. Ik vind het belangrijk dat een stoornis geen veroordeling is, geen stigma, maar een diagnose die je verder helpt. Zodat mensen zo nodig hulpmiddelen als remedial teaching of een persoonsgebonden budget krijgen om zich te kunnen handhaven.’

Ook dan geldt dat de buitenwereld de grenzen trekt.

‘Als je kijkt naar een stoornis als ADHD, zie je dat er allerlei belangen spelen. Er zijn kinderen die zo veel last hebben van hun drukke, ongeconcentreerde gedrag, dat ze echt baat hebben bij behandeling. Maar die behandeling mag niet het gevolg zijn van een leerkracht die de klas niet aankan, of van artsen die onder druk van de geneesmiddelenindustrie te snel naar het receptenblok grijpen. Het mag niet zo zijn dat kinderen pilletjes moeten slikken omdat hun omgeving niet adequaat handelt.

‘Van de andere kant zie je ook dat mensen met ADHD er voordeel van kunnen hebben. Neem cabaretier Jochem Myjer, of televisiemaker Paul de Leeuw. ADHD kan heel nuttig zijn in beroepen waar je snel moet kunnen schakelen en alert zijn. Onder stand-up comedians vind je ook relatief veel ADHD’ers.’

Maar toch. Intussen heeft nu één op de honderd mensen autisme, in plaats van vier op de tienduizend (in 1985). Wat schieten die mensen daarmee op?

‘We rekenen tegenwoordig ook mildere vormen van deze contactstoornis tot het autismespectrum, en bijvoorbeeld ook het syndroom van Asperger, waarbij autisme samengaat met normale of zelfs hoge intelligentie. Daardoor is er een veel minder sterk verband met zwak verstand dan vroeger.

‘Autisme is een glijdende schaal. Een kind met autisme kan een kind zijn dat helemaal geen oogcontact durft te maken, een kind dat alleen vragen stelt vanuit zijn eigen belevingswereld, een kind dat normaal oogt maar wel monotoon en formeel praat, tot een kind dat gewoon praat maar geen beeldspraak begrijpt, daardoor sociaal onhandig is en bekend staat als een nerd.

‘Door ouders hierover uitleg te geven, kunnen ze begrijpen waarom hun kind wordt gepest, en het daarmee beter helpen. En het kind kunnen we leren zo goed mogelijk met zijn stoornis om te gaan.

‘Onder mensen met lichtere vormen van autisme vind je verhoudingsgewijs meer ingenieurs, programmeurs en filosofen dan onder de rest van de bevolking. Mensen als computerondernemer Bill Gates, filosoof Søren Kierkegaard. Dat komt doordat ze één bepaald iets heel goed kunnen doordenken: de snaartheorie, ingewikkelde biochemie, kentheorie. Zulke mensen hebben we hartstikke nodig. Ze zijn heel goed in het waarnemen van details, maar sociaal ontzettend zwak. Dat is de prijs die ze betalen.

‘De vraag of iets een overmatige uitdrukking is van iets nuttigs, is dus niet los van de context te beantwoorden. Daarbij moet je alle niveaus betrekken: van de amygdala (het gebiedje in de hersenen dat de reactie op gevaar verzorgt) via iemands gedrag tot en met de maatschappij. De afstemming daartussen is soms verbazingwekkend.

‘Wist je bijvoorbeeld dat het stresssysteem van kinderen geboren uit moeders in New York die zwanger waren tijdens de aanslagen op 11 september 2001, gevoeliger is dan dat van andere kinderen? Die moeders hebben hun angst aan hun kinderen doorgegeven: in gevaarlijke omstandigheden heb je mensen nodig die extra goed opletten.’

Hoe beoordeelt u de bijdrage van de psychiatrie aan de jeugdzorg?

‘Het is beschamend dat we van de jeugdzorg zo’n zootje hebben gemaakt. De wachttijden zijn te lang, ook binnen de instellingen. Er zijn veel te veel loketten, ouders worden er radeloos van dat ze steeds opnieuw hun verhaal moeten doen.

‘De bureaucratie waarin we terecht zijn gekomen, is schandalig. Makkelijke kinderen kunnen overal terecht, moeilijke worden als een hete aardappel doorgeschoven: van de psychiatrie naar de jeugdzorg en weer terug. Want ja, ze passen niet in een voorgeschreven protocol met twaalf sessies.


Naar Psychologie lijst  , Psychologie overzicht  , of site home  .