Beslissingsproces, psychologisch
|
Het "gewone" idee over beslissingen is dat dat iets is dat alleen de mens
doet, en dat hij dat doet met zijn bewustzijn. Bij nadere beschouwing zijn beide
ideeën onjuist. Alle handelingen van levende wezens ten gevolge van externe
prikkels kunnen gezien worden als beslissingen, en de mens neemt talloze van dit
soort beslissingen zonder die zich ooit bewust te worden. Zelfs van die
beslissingen waarvan men normaliter aanneemt dat ze toch echt wel bewuste
menselijke beslissingen zijn, zoals: "Eet ik vandaag een wafel of een koekje?",
of: "Ga ik met hem/haar trouwen ja of mee?", lijken volgens moderne
psychologische inzichten beïnvloed te worden door talloze onbewuste processen en
overwegingen
.
We beginnen dus maar met de meest simpele levende wezens (althans: in onze
ogen): planten. Ook die nemen beslissingen: een plant besluit om te gaan groeien of
te gaan bloeien, aan de hand van zaken als temperatuur, licht of tijd. Omdat een plant
altijd stilstaat, kan hij dat op zijn gemakje doen.
Een dier beweegt, en moet dus sneller besluiten nemen. Daarvoor heeft het
gespecialiseerde cellen ontwikkelt, zenuwcellen, met een netwerk van
verbindingen ertussen, tezamen vormende het zenuwstelsel. Belangrijke onderdelen
daarvan zijn het oog, (zenuw)cellen die gevoelig zijn voor licht, en de
neuronen, de cellen die de feitelijke beslissingen nemen - tezamen: kikkeroog ziet snelle
donkere vlek - oog stuurt signaal naar neuron - neuron beslist: "vlieg" of niet -
zo ja: neuron stuurt signaal naar tong.
Dit simpele systeem is voldoende voor simpele situaties en simpele
beslissingen: "altijd ja" en "altijd nee" voldoet. Maar dat
laatste is lang niet altijd het geval: een vrucht kan lekker ruiken, maar toch
giftig zijn. Illustratief voor het geval het niet-werkende simplisme is dat van de snoek die in een aquarium zit tezamen met een voorntje, met
een glasplaat ertussen. "Hap", zegt de snoek richting het voorntje, maar hij
stoot keihard zijn neus op de glasplaat. Nog eens: "Hap", en nog eens "Boem". En zo
gaat het tientallen keren. Tot de snoek het door heeft: hij hapt niet meer.
Daarna kan je de glasplaat weghalen - al zwemt het voorntje vlak voor zijn neus
langs, de snoek reageert niet. Van "altijd ja" is hij omgeschakeld naar "altijd
nee".
Dit is dus een primitief model. Een snoek die eerder zou stoppen met happen
en meer zou letten op zijn omgeving (het is tenslotte wel erg toevallig dat hij steeds op
dezelfde plek een "boem" ondervindt) zou beter af zijn. Maar daarvoor is het dus
nodig dat eerdere gebeurtenissen systematisch en meer gedetailleerd worden opgeslagen in het zenuwstelsel, en daarvoor
is makkelijk in te zien dat dat een vrij groot zenuwstelsel behoeft, en daarmee
ook een vrij groot dier. Een rattenbrein is niet groot, maar een vlieg komt er
toch moeilijk mee van de grond. De eerst dieren die dit soort specialisaties
ontwikkelden waren de reptielen, vooral nadat ze op land waren gekropen - veel
meer variatie dan in zee, dus veel meer winst bij het verwerven en opslaan van
ingewikkeldere informatie.
Voor die ingewikkeldere processen ontwikkelden reptielen een apart stuk
zenuwstelsel: het reptielenbrein of de reptielenhersenen. Dit heeft duidelijke
opgeslagen kennis van bijvoorbeeld geografie, maar neemt, naar ons beste weten,
nog reflexachtige beslissingen. Hun hoogtepunt van ontwikkeling als soort kende
ze met de dinosaurussen. Die als leidende soort ruw door de natuur werd weggevaagd.
De dino-catastrofe werd overleefd door twee "afstammelingen": zoogdieren
(met een vroege gemeenschappelijke voorouder) en vogels (late gemeenschappelijke
voorouder). Toen de dino-catastrofe de zoogdieren de ruimte voor ontwikkeling
gaf, werden die zo groot dat ze ook weer een nieuw soort hersenen konden
ontwikkelen: het zoogdierenbrein. Dat maakt het mogelijk het beslissingsproces van
de neuronen te beïnvloeden door middel van chemische processen, zodat het
zoogdier zijn gedrag kan aanpassen: ziet hij groen gras, gaat hij grazen. maar
ziet hij groen gras en een leeuw, dan gaat hij er als een antilope vandoor.
"Groen gras = grazen" gaat dus niet meer altijd op, zoals dat voor de snoek nog
wel altijd "voorntje = happen" was. Mensen hebben een naam gegeven aan dat, chemische, proces dat de beslissing "groen gras = grazen" verandert, en die naam
is "angst". De verzameling van al dit soort processen heet "emoties".
Uit de lange ontwikkeling van zoogdieren is uiteindelijk de mens ontstaan. De
mens onderscheidt zich van de overige dieren door voornamelijk twee dingen: hij
is weinig gespecialiseerd en doet vele dingen waarin hij redelijk goed is, en
hij heeft een erg groot brein. Dat grote brein was nodig om zijn vele
activiteiten te sturen, en te overzien en te coördineren.
Het overzien van vele activiteiten, die overeenkomsten en verschillen hebben,
leidt automatisch tot het ontwikkelen van concepten om de overeenkomsten te
kunnen doorgeven tussen de delen van het brein. De overeenkomsten tussen zaken
die uitwendig verschillen noemen we abstracties: dat zijn concepten die niet
echt bestaan,
maar zijn bedacht door het brein om overeenkomsten tussen dingen die wel echt
bestaan te beschrijven. De bekendste abstractie is het begrip "aantal":
je weet wel wat "drie" is, maar je kan het niet materialiseren, zonder drie
echte dingen te nemen: drie appels, drie peren, enzovoort.
Het abstraheren van begrippen uit werkelijke zaken gebeurt in weer een nieuw
deel van het brein: de cortex. De cortex ligt, letterlijk en figuurlijk, boven
op het oudere zoogdierenbrein, dat op zich weer ook letterlijk en figuurlijk
boven het reptielenbrein, de hersenstam, ligt. Wat dat nieuwe brein doet, noemt
men samenvattend het rationele denken: zaken in relatie tot elkaar zien - wat
het makkelijkst gaat met getallen. De uitkomsten van dat rationele brein komen
net als voor het emotionele zoogdierenbrein en het reflexmatige reptielenbrein,
in de vorm van beslissingen. Meer over de neurologische werkingen achter dit
beslissingsproces hier
.
Waar de uitkomsten van het zoogdierenbrein een overduidelijke verbetering
zijn ten opzichte van die van het reptielenbrein, en die van het rationele
brein een overduidelijk verbetering ten opzicht van die van het zoogdierenrein,
wil dat niet zeggen dat dat in absolute zin zo is: er zijn zaken die je beter
aan het reptielenbrein kunt overlaten, zoals het wegtrekken van de hand bij een
hete kachel, omdat dat veel sneller gaat dan erover nadenken, of omdat het
automatisch moet gaan, zoals ademen - dit wordt dan ook buiten ons bewustzijn om
gedaan, en het reptielenbrein heet voor mensen daarom ook het "autonome
zenuwstelsel". Voor het emotionele brein gelden
soortgelijke overwegingen.
Kortom: het menselijke brein mag dan wel een grote vooruitgang zijn ten
opzichte van het voorafgaande, maar die vooruitgang gaat gepaard met een
aanzienlijk ongemak: er zitten liefst drie chauffeurs aan het stuurwiel, die lang
niet altijd dezelfde kant op willen.
Een voorbeeld van de rol van de drie stuurlieden zijn de reacties van een
persoon als hij plotseling van achteren in een menigte aangestoten wordt. De
eerste reactie is een reactie van het lichaam om onmiddellijk uit de buurt te
geraken, vrijwel direct gevolgd, in de orde van tiende van seconden, door een
angstreactie, en binnen een seconde of zo door het besef zich in een menigte te
bevinden, dus dat aangestoten worden logisch is, en er geen gevaar dreigt.
Daarna draait de persoon zich om, om te kijken of hij misschien met een bekende
te maken heeft
.
Ieder van deze reacties heeft zijn eigen geldigheidswaarde, op zijn eigen
niveau: op het lichamelijke niveau is het geldig om ervoor te zorgen dat je zo
snel mogelijk uit de buurt van een iets anders bent, want het kan ook een leeuw
zijn. Op het emotionele niveau is de angst gerechtvaardigd, want eventueel
opgegeten worden is niet leuk. En op het rationele niveau is de geruststelling
gerechtvaardigd, want als je tussen zoveel mensen loopt, kan je altijd wel een
keertje aangestoten worden.
Maar toch is het interessant om naar de vraag te kijken wie nu "echt"
gelijk heeft. Nou: de aanstotende entiteit was geen leeuw, de persoon is niet
opgegeten, en uiteindelijk was de aanstoter een vriend. De ratio heeft dus
gelijk.
De reden dat de ratio gelijk heeft ligt in het feit dat de situatie er een
was die mede door de ratio is geschapen. Want stel dat ieder individu op
aanstoting inderdaad een vluchtreactie zou vertonen. Dan zouden er alleen
individuen bestaan, en geen groepen dieren - geen kuddes. Want in een kudde
wordt je ook voortdurend aangestoten. Emoties zijn ervoor om de primitieve
reflexen te amenderen om complexere situaties en gedrag mogelijk te maken. En
hetzelfde geldt voor de volgende stap: de moderne maatschappij is mogelijk omdat
primitievere emoties geamendeerd worden door meer abstracte overwegingen: we
kijken bij de omgang niet alleen meer naar nestgeur, maar vooral of we samen met
die ander mensen iets kunnen bereiken. Een grote mensenmenigte is vrijwel nooit
geselecteerd op verwantschap, maar op een of ander functioneel verband:
toeschouwers van een sportwedstrijd, of een concert, en dergelijke.
Het voorval in de menigte is een voorbeeld van de voortdurende "strijd" die
in de geest plaatsvindt tussen de drie bestuurders. Daarbij gaat vaak niet zo
dat degene die gelijk heeft, ook gelijk krijgt - de andere twee kunnen heel wel
besluiten dat de derde even niets te vertellen heeft, ook al heeft hij gelijk.
Als één van de bestuurders erg boos wordt, kan hij zelfs de baas worden over de
twee andere - iedereen heeft uit zijn eigen leven talloze voorbeelden voor de
geest staan. En uit die voorbeelden weet hij meteen wie van de drie chauffeurs
de meest tirannieke trekken heeft: dat is de emotie. Tussen twee haakjes: de rol
van het reflexensysteem als bestuurder gaan we hier verder niet op in
.
Aan het proces van de strijd tussen de drie bestuurders wordt de laatste
jaren zelfs ook onderzoek gedaan. Of, nauwkeuriger: men begint beter naar al
bestaande onderzoeken te luisteren. Eén van die oudere onderzoeken naar de beïnvloeding
van het rationele systeem door het emotionele is bedacht door Solomon Asch, zie hier
.
In het experiment vult men een kamer met enkele tientallen vrijwilligers, die een scherm te zien krijgen met
daarop de volgende afbeelding:
|
Aan de zaal wordt gevraagd: welk van de staafjes in het linker diagram is even lang
als het staafje in het rechter diagram? Het is niet al te opzichtig maar toch
wel redelijk duidelijk dat dit het middelste
is. Vervolgens wordt de zaal geïnstrueerd om foutief te
antwoorden: het linkerstaafje. In de zaal wordt de proefpersoon binnen gelaten, die niets
weet van de afspraak. De vraag wordt weer gesteld: welk van de staafjes in het rechter
diagram is even lang als dat in het linker diagram? De zaal antwoordt openlijk
foutief: de
linker. Wat doet de proefpersoon: stemt hij op het juiste staafje: de middelste, of volgt
hij de meerderheid in hun foute keuze? Oftewel: volgt hij zijn verstand, of zijn emoties? Het
antwoord na het doen van een aantal van deze tests is: circa tachtig procent van de mensen volgt
de meerderheid, en kiest voor het foute staafje.
Dit is een voorbeeld van de invloed van de sociale omgeving
op een rationele overweging. Dit soort invloed heeft meerdere varianten, tezamen
bekend onder de noemer "conformisme" - letterlijk: "meedoen met de bestaande
vorm". Conformisme is diep ingebakken in de menselijke geest, als gevolg van
zijn langdurige voorgeschiedenis als groepsdier - voorbeelden van dit conformisme
staan hier
.
Conformisme is iets dat vanuit het emotionele systeem gestuurd
wordt, en dus weer slechts een voorbeeld van de invloed die alle emoties op
beslissingssysteem hebben
. Waarschijnlijk is het
staafjesexperiment een goede aanwijzing voor de sterke invloed van de emoties,
en kan je aannemen ook in het algemeen gesteld in 80 of meer procent van de situaties de
rationele chauffeur opzij gedrukt wordt, ook al heeft hij gelijk. In ieder geval
zozeer dat daar waar het niét gebeurd, dit als opvallend wordt gezien
.
Als de situatie zo slecht ligt, hoe heeft er dan toch een moderne
maatschappij als de onze kunnen ontstaan? Het antwoord is dat de ratio een
hulpmiddel heeft in de vorm van de abstracties waar we het over gehad hebben, en
wel die hoogste abstractie: het getal. Het gebruik van getallen stelt de mens in staat observaties te
doen die veel moeilijker door emoties te beïnvloeden zijn. Het grote voorbeeld
daarvan zijn de natuurwetenschappen, die als eerste van de wetenschappen het
systematische gebruik van getallen ingevoerd hebben. Je kan de
natuurwetenschappen ook zien als een systematische poging om de rol van emoties
in het proces van het waarnemen en beschrijven van de wereld in te perken en
mogelijk uit te bannen. Het aantal mensen dat natuurwetenschappen bedrijft is
zeer beperkt, maar dat is kennelijk voldoende om een maatschappelijke revolutie
te ontketenen leidende naar de moderne maatschappij. Zo kan de uitkomst van
staafjesexperimenten wijzen op de dominantie van de emoties, terwijl de
inrichting van de wereld geregeerd lijkt door de ratio.
Maar naast de strijd tussen de drie bestuurders, is er nog een ander
fundamenteel soort probleem waar de natuurwetenschap een licht op kan werpen.
Dit fundamentele probleem slaat op alle drie de lagen, en dat is de diverse
vormen van vervorming van de waarneming door de werkelijkheid door de
diverse menselijke systemen, en natuurlijk ook een invloed heeft op het
beslissingenproces.
Ook hier beginnen we met het meest primitieve niveau: het
reflexensysteem en het er direct eraan verbonden zintuigensysteeem, waarvan je
toch zou denken dat het direct waarneemt dus ook erg objectief is. Dat dit toch
allemaal wat minder objectief gaat, is al
geruime tijd bekend, vaak onder een wat andere terminologie, bijvoorbeeld voor
het visuele systeem bekend als
"optische illusies", waarvan twee bekende onder zijn gereproduceerd:
|
|
De drie horizontale lijnstukken links zijn precies even lang, ondanks het
feit dat ze van boven naar onder langer lijken te worden, en de grijze balk in het midden van de figuur rechts
is overal precies even grijs, ondanks het feit dat uw oog u verzekert dat hij
van links naar recht steeds donker wordt. Ter controle pakt men voor het linker geval een liniaal, en meet de drie lijnstukken op -
voor het rechter geval pakt men een fotometer, en meet de lichtsterkte die er af
komt - of een simpeler alternatief: dek even de rest van de figuur af. In beide gevallen
wordt het bedrog veroorzaakt door het optische systeem. In beide gevallen wordt
dat veroorzaakt doordat het waarnemingssysteem niet naar alle details apart
kijkt, maar naar het beeld als geheel - in het linkergeval neemt het de
"pijlpunten" mee en "verrekent" die met de middenstuk, in het rechtergeval wordt
de grijsheid van de balk niet absoluut "gemeten", maar relatief ten opzichte van
het stukje achtergrond dat vrij dicht naast ligt - daarbij "vindt" het
waarnemingssysteem de verschillen belangrijker dan de absolute waardes.
De
natuur kijkt naar het hele beeld omdat in de meeste omstandigheden dit soort gang van zaken
voordelig is - het betekent dat in de geest een volledig beeld ontstaat geruime
tijd voordat alle optische informatie aanwezig is - en tijdwinst is essentieel
om snel te reageren op de omgeving.
In
talloze gevallen is het invullen vanuit de omgeving zelfs noodzakelijk,
bijvoorbeeld om
plaatjes als rechts te kunnen begrijpen - zonder het automatisch invullen door
het optische systeem zou je hier een rare mengeling van witte strepen en gekleurde
strepen zien, in plaats van een hek voor een huis met een beeld in de tuin.
Onderzoek naar dit soort verschijnselen heeft uitgewezen dat het invullen al
gedaan wordt voordat de plaatjes door ons bewustzijn worden "bekeken", en
geïnterpreteerd en begrepen. Dat bij dit invullen vanuit het geheel soms fouten
worden gemaakt, is minder belangrijk. Ons bewustzijn, dat geheel of grotendeels het
product is van onze cortex, wordt dus inderdaad in sommige opzichten letterlijk bedrogen door
het reflexen- en waarnemingssysteem.
En waar het in de laatste voorbeelden lijkt te gaan om processen die zich geheel
binnen het waarnemingssysteem afspelen, en niets (direct) te maken hebben met de
beslissingsprocessen die verderop in het brein plaats vinden, kan deze illusie
van objectiviteit ook onmiddellijk geschrapt worden: zintuiglijke waarnemingen
kunnen ook direct het rationeel geachte beslissingsproces beïnvloeden, zie de
voorbeelden hier
.
Terug naar het experiment van de drie staafjes. Dat speelt zich niet op
hetzelfde niveau af, maar kan in
dezelfde termen worden vertaald. Hier is het het emotionele systeem, dat het
resultaat van de waarneming, de staafjesmeting, dusdanig vervormt, dat het
bewustzijn denkt dat het verkeerde staafje het juiste is. Het bewustzijn neemt
de resultaten van de emotionele beoordeling ("Hoeveel groepsgenoten zien het ook
zo?") ook mee, en wordt zo bedrogen - als variant op"optische illusie" kan je
dit een "cognitieve illusie" noemen.
Aan één cognitieve illusie willen we hier nog extra aandacht besteden, en dat
is de ultieme "cognitieve illusie": het zien van iets dat helemaal
niet bestaat - wat je ook wel de "fata morgana"-illusie kan noemen.
Ook dit lijkt een ingebouwde functie van de geest, want talloze kinderen gaan
door een fase van het zien van spoken, of andere niet-bestaande zaken. Maar de
wijdst verspreide vorm van de "fata morgana"-illusie voor volwassenen is die
waarbij de menselijke abstracties een werkelijk bestaan wordt toegedacht. Met
als ultieme vorm de "fata morgana"-illusie genaamd "god".
Van het begin der tijden lijkt de mensheid last te hebben gehad van deze
illusie, in de vorm van
goden van de zonsopgang, die van de bliksem, enzovoort, uiteindelijk in de loop
van de geschiedenis uitmondend in een universele godheid die de hele wereld
bestiert - en daar nog nooit gesignaleerd is. Het argument voor het bestaan van zo'n "god" is bekend: als
zo veel mensen er in geloven, moet het wel waar zijn - een globale vorm van het staafjes-experiment. Het argument heeft precies dezelfde geldigheid als dat voor
de optische illusies boven: alle mensen zien dat de balk niet gelijkmatig grijs
is, maar alle mensen zien het fout
. Maar de godheid-illusie is een fout op een dergelijk fundamenteel
niveau van het denken in de geest, dat deze natuurlijk niet zonder gevolgen
blijft voor de werking van de rest ervan
.
Het verschijnsel van het zien van iets dat niet bestaat, is natuurlijk lastig
te onderzoeken, maar gelukkig bestaat het omgekeerde ook: het totaal niet zien
van iets dat wél bestaat (Scientific American, Special on Perception, 2008, door
Vilayanur S. Ramachandran en Diane Rogers-Ramachandran):
|
How blind are we?
Pretend you are a member of an audience watching several people dribbling and
passing a basketball among themselves. Your job is to count the number of times
each player makes a pass to another person during a 60-second period. You find
you need to concentrate, because the ball is flying so quickly. Then, someone
dressed in a gorilla suit ambles across the floor (picture).
He walks through the players, turns to face the viewers, thumps his chest and
leaves. Astonishingly, as Daniel J. Simons, now at the University of Illinois,
and Christopher F. Chabris of Harvard University learned when they conducted
this study, 50 percent of people fail to notice the gorilla. ... |
In één opzicht is dit het makkelijkere geval: je kan je voorstellen dat
iemand afgeleid is, en daardoor iets niet ziet - waarbij 'voorstellen' betekent:
je hebt persoonlijk zelf iets dergelijks ervaren. Maar aan de andere kant: die
gorilla is er overduidelijk wél. Het experiment demonstreert dus des te
duidelijker dat
onze geest niet ziet wat onze ogen ongetwijfeld wel registeren. In algemenere
termen: wat ons bewustzijn ziet, is niet hetzelfde als wat ons
waarnemingsstelsel ziet (De Volkskrant, 11-09-2009, door Malou van Hintum):
|
De werkelijkheid waarnemen is illusie
Voor de Amerikaanse illusionist Teller 'is elk optreden een psychologisch
experiment'. Hij zoekt hulp van de wetenschap om te onderzoeken waarom het
publiek zich door zijn trucs laat misleiden.
Tussentitel: 'Wetenschappers weten weinig van denkpatroon dat illusie
creëert'
... In een artikel in Nature Reviews Neuroscience dat juli
vorig jaar verscheen en waaraan Teller meewerkte, leggen neurowetenschappers en
illusionisten uit welke visuele en cognitieve illusies een rol spelen bij het
foppen van mensen.
Zo laten inmiddels klassiek geworden experimenten zien dat we
eenvoudig bedot kunnen worden doordat onze aandacht wordt gemanipuleerd. Wanneer
mensen bijvoorbeeld wordt gevraagd bij het bekijken van een video het aantal
keren te tellen dat een bal van de een naar de ander wordt gespeeld, hebben de
meesten niet in de gaten dat op een bepaald moment een man in gorillapak door de
balspelers loopt, en zelfs even blijft staan om op zijn borst te kloppen.
Zelfs degenen die met hun blik de gorilla-man hebben
'gezien', hebben hem niet opgemerkt.
In een experiment van de Britse illusionist Derren Brown
vraagt meneer A. de weg aan een voorbijganger, maar wordt hun gesprek
onderbroken door een derde persoon, die tussen hen door loopt met een groot
object dat A even aan het zicht onttrekt. Het valt daarna bijna geen enkele
voorbijganger op dat A is verwisseld voor B. .
Kennelijk registereren mensen iets niet als ze het niet
verwachten. 'Mensen hebben de illusie alles voortdurend waar te nemen', zegt
hoogleraar theoretische neuropsychologie Jaap Murre (UvA). 'Maar het feit dat ze
zoiets groots als een aap of een verwisselde persoon helemaal niet opmerken,
duidt erop dat ze maar een klein deel van de werkelijkheid om zich heen
waarnemen. De rest wordt door de hersenen geconstrueerd. De waarneming wordt zo
veel meer een constructie dan een directe afspiegeling van de werkelijkheid.'
... |
Dit verschil tussen werkelijkheid en bewust waargenomen
werkelijkheid is niet beperkt tot zintuiglijke waarnemingen, dat wil
zeggen: informatie van het autonome zenuwstelsel (De Volkskrant, 21-06-2007, door Mark Mieras):
|
Rokers hebben rare hersenen
Tussentitel: Hersenen van rokers laten geruisloos waardevolle informatie
verdwijnen
... een
opmerkelijk onderzoek in het Amerikaanse Harvard, eerder dit jaar gepubliceerd
in het vooraanstaande tijdschrift Nature Neuroscience. In een beursspel
moesten 31 kettingrokers (minimaal 15 sigaretten per dag) en 31 niet-rokers met
100 dollar speculeren. Dat deden ze terwijl ze in de hersenscanner lagen.
Onderzoekers konden zo zien wat er in hun hersenen gebeurde. Wat blijkt: rokers
negeren waardevolle informatie. Hun hersenen werken anders. ...
Rokers, zo ontdekten de onderzoekers, houden in hun
beslissingen alleen rekening met hun feitelijke winst en verlies. Winsten en
verliezen die ze hadden kunnen halen als ze andere beslissingen hadden
genomen, negeren ze. Die informatie is van het type: ‘Stel dat je net twee keer
zo veel had geïnvesteerd, dan had je nu 100 dollar extra verdiend.’ Zowel de
rokers als de niet-rokers begrepen het belang van deze tip, want in beide
groepen werd de nucleus caudatus actief, een hersenkern die steeds actief
is als iemand het gevoel heeft dat iets waardevol en belangrijk is. Voor de
niet-rokers was deze informatie – over wat had kunnen zijn – juist heel
belangrijk voor hun volgende gevoelsmatige beslissing om wel of geen aandelen te
kopen. Daardoor gingen zij met meer geld naar huis. ...
Wat gaat er mis in de hersenen van een roker? De
Harvard-onderzoekers ontdekten met een hersenscanner dat rokershersenen de
informatie over fictieve situaties wel degelijk opnemen. De hersenen berekenen
keurig de voordelen van wat er had kunnen zijn. Maar dit signaal wordt niet
gebruikt bij de beslissing. Ergens diep in de hersenen is de route geblokkeerd.
... |
Deze voorbeelden laten zien dat het pad van gegevens in onze hersenen
geen statisch doorgeefluik is, maar dat op allerlei manieren zaken uit diverse
hoeken selectief gecombineerd worden, en dat het dus ook heel wel mogelijk is
dat de hersenen daar zaken van eigen inventie tussen gooien, leidende tot de
fata-morgana-illusie. In de termen van het illusionisten-artikel:
|
Murre stelt dat het juist een gevolg is van de complexiteit
van het brein dat illusies makkelijk worden opgeroepen. 'Dat is de keerzijde
ervan. Onze hersenen voeren op veel niveaus bewerkingen uit op basis van
gebrekkige informatie. Dat betekent dat er veel wordt 'opgeschoond'; een
hoop rommelige informatie wordt als het ware gladgestreken. Door nu aandacht
op een bepaalde manier te sturen, zoals illusionisten doen, zien we patronen
die er helemaal niet zijn. |
Waarvan dus de huis-achter-het hek illusie het wenselijke voorbeeld is, de
goocheltruc van de illusionist de amusante, en de god-illusie de extreme,
hoog-abstracte, versie is.
Wat alle voorbeelden tezamen laten zien, is dat er drie hoofdvormen zijn van
cognitieve illusies: vervorming (kleinere of grotere veranderingen van de
werkelijkheid), filters (weglatingen), en fantasieën (toevoegingen). Wat ze
gemeen hebben, is dat ze allemaal veroorzaakt worden door processen die in
andere opzichten gewenst zijn. De vervormingen zoals optische illusies zijn het
gevolg van de noodzaak om in geval van gevaar (is ook: snelle veranderingen in
de omgeving) om snel een overzicht te krijgen van het gehele beeld, wat
in geval belangrijker is dan een precies beeld van allerlei details. De filters
doen hetzelfde: ze laten voor de voorhanden taak onbelangrijke zaken weg: op de
vlucht voor de leeuw doet de vrucht aan de boom er niet toe. En de fantasieën, goden, religies, ideologieën,
zijn gewenst om de veelheid van de meer stabiele en algemenere indrukken van de
omgeving te kunnen rubriceren en organiseren, zodat ze later ook weer
makkelijker uit het geheugen oproepbaar zijn.
Daarnaast is het ook nog zo dat dit soort beïnvloedingen van het
beslissingsproces bestaan op zo'n beetje alle van de vele niveaus van het denken. Voor een goede kijk op de werkelijkheid is de kennis van
dit alles dus essentieel: als datgene wat zich aan jou voordoet als de
werkelijkheid, systematisch wordt vervormd door één of andere factor of proces,
is het van het grootst mogelijk belang om die factoren of processen te leren
kennen. Zonder dat denk je letterlijk in een verkeerde wereld. Een aantal van
die factoren en processen zijn daarom apart beschreven, alhier
.
Daarmee staan we voor twee basale problemen: de strijd tussen de drie
bestuurders, en de diverse soorten waarnemingsillusies.
Het probleem van de drie chauffeurs is moeilijk een
algemeen werkend recept voor te geven
, maar één ding is daar wel duidelijk:
het emotionele brein heeft vaak onterecht de overhand - al genoemd is het
voorbeeld van groepsdenken, maar net zo sterk is de neiging tot autoriteitsdenken, het volgen van de leider
. En
een terrein waar je dit zelfs getalsmatig kan onderzoeken is de inschatting van
risico's - mensen blijken daar notoir slecht in te zijn, zie het voorbeeld van
autorijden versus vliegen, omdat dat de sterkste van alle emoties betreft: de
angst
. Het beste alternatief
lijkt te liggen in het gebruik van wat we kennen als de intuïtie, een
functionaliteit die buiten ons bewustzijn om de diverse signalen van buiten en
van binnen verwerkt, ongetwijfeld binnen de grote rekencapaciteit van de cortex,
tot een uitkomst. Het is hoogstwaarschijnlijk dezelfde plaats waar de mens zijn
creatieve vondsten vandaan haalt. Het probleem is hier dat men heel vaak
intuïtie verwart met emotie. Het is beslist niet hetzelfde, want emoties zijn
redelijk makkelijk oproepbaar, zoals het vak van acteren aantoont, maar
intuïties zijn dat in het geheel niet. Wat meer over intuïtie hier
.
Maar dit alles gezegd hebbende, hoef je maar een klein overzicht te maken van
je dagelijkse activiteiten als mens in een
moderne maatschappij, om te zien dat deze vrijwel totaal en volledig afhankelijk
is van de ontdekkingen van
de moderne natuurwetenschap
- dat wil zeggen: van
het rationele denken, de objectivering van de werkelijkheid, en het bijbehorende
gebruik van getallen. Dit zou een afdoende aanwijzing moet zijn om ook in het
persoonlijke meer aandacht te schenken aan de aanwijzingen van de rationele
chauffeur, althans: (veel) meer dan nu over het algemeen gebruikelijk is.
Het tweede basale probleem, dat van al die vervormingen en illusies, kent in principe natuurlijk
eenzelfde soort oplossing: je moet niet zomaar vertrouwen op datgene dat je geest je
voorschotelt, en voortdurend naar manieren zoeken om te controleren of datgene
dat je van de buitenwereld meekrijgt daar ook daadwerkelijk mee overeenstemt. En
deze wat lange zin is natuurlijk samen te vatten in dat ene woord: wetenschap.
Waarbij dit het woord "wetenschap" in de Engelstalige betekenis is:
natuurwetenschap.
Waarmee we ook onze eerder ingenomen positie bevestigen, want wetenschap is een product
van het rationele brein.
Maar helaas zal dat de mens als persoon niet helpen, want wetenschap is
voornamelijk een sociologische onderneming en vrijwel altijd een specialisme.
Terwijl de bovenstaande problemen die van de individuele menselijke geest zijn -
psychologische problemen die ieder individu apart betreffen. En wil je je direct tot
de psychologie wenden, dan blijkt dat deze, als wetenschap, doet aan de beschrijving
van zaken, maar niet aan het verhelpen van problemen - wil je als psycholoog als
zodanig gaan werken, dan moet je een extra opleiding als therapeut volgen, maar
dat is in principe alleen bedoeld voor de ernstige ("pathologische") gevallen.
Voor de hier beschreven algemene problemen die in ieder mens zitten, zou je dus
iets anders in het leven moeten roepen. Na een afweging van alternatieven
is op deze website gekozen voor de methodologie die bekend staat als "algemene
semantiek"
,
als uitgangspunt voor verdere ontwikkeling. Met als extra argument dat de
huidige meest succesvolle therapieën voor de ernstigere psychologische problemen
diverse versies van cognitieve therapie zijn
, en
cognitieve therapie
een inspiratiebron heeft in de algemene semantiek
.
Algemene semantiek gaat in eerste instantie over de relatie tussen woorden en
dingen, maar heeft daarvoor dezelfde methodiek ingevoerd heeft als de wetenschap:
controleer voortdurend of de woorden die staan voor jouw werkelijkheid wel
kloppen met de werkelijkheid. Dus als je praat over "de waarde van de vrijheid",
controleer dan of jouw beeld van de "vrijheid", zeg de "van licht naar
donker"-grijze balk in de illustratie boven, wel klopt met de werkelijkheid. Dat
wil zeggen: probeer die balk ook op andere manieren dan alleen met jouw woorden
te zien en hem aan een onderzoek te onderwerpen - met dus als allereerste
voorwaarde: wees bereid jouw balk niet als de absolute waarheid te zien
.
Met deze laatste opmerking kunnen we dit artikel over de psychologische
aspecten van het beslissingsproces afsluiten met de constatering dat de
evolutionaire ontwikkeling van dat proces via de verschillende soorten hersenen
een verlenging vindt in het proces waarbij de mens steeds meer in staat is om
het nieuwste onderdeel, de cortex en het bijbehorende rationele denken, te gaan
gebruiken boven de andere onderdelen. Dit loopt dan weer parallel met de
ontwikkeling in de loop van de geschiedenis van datgene wat wordt
omschreven als "beschaving". Waarbij dan weer duidelijk is dat een essentieel
deel van die toename van beschaving ligt in het overwinnen of afleren van de
emotionele hang naar absoluutheden, zeg maar: de religie, en het aanleren van
meer gezonde methodieken om je plaats in de wereld te bepalen.
Meer over het beslissingsproces aangaande de bijbehorende fysiologie en
hersenwerking hier
. En het vervolg in de
sociologie hier
.
Meer over de algemene semantiek vanaf hier
(inleiding) of hier
(inhoudsopgave) .
Meer praktische tips in
de vorm van veelgemaakte denkfouten staan hier
, en een aantal losse
denkmethodes hier
. En om te voorkomen
dat anderen ons van het goede pad afleiden, zijn een aantal retorische trucs
verzameld hier
.
Naar Beslissingen, neurologisch
, Psychologische krachten, drie lagen
, Psychologie lijst
, Psychologie overzicht
, of site home
.
Rijnlandmodel - 25 jul.2003; rev.13 mei 2009;
20 aug.2009 |
|