Bronnen bij Neurologie, emotie-organen, nucleus accumbens:
voorbeelden
De naam nucleus accumbens betekent "aanliggende kern", duidende op het feit dat
hij tegen het gebied van de basale ganglia aanligt => - wat al zou kunnen wijzen
op een enigszins aparte functie. Die is er op het moment van schrijven, februari
2013, in dat de afzonderlijke functie van de basale ganglia: thalamus, putamen,
caudate nucleus enzovoort, niet erg duidelijk en daarom ook niet erg specifiek
lijkt, terwijl dat voor de nucleus accumbens wel het geval is: het is het
genotscentrum. Daarbij dient "genot" even los gezien te worden van de emoties
die het in de mens oproept, en puur gezien te worden als een mechanisme dat
aanzet tot gedrag. Je vindt iets fijn, omdat de combinatie van waarnemingen en
ervaringen dusdanige patronen heeft ontdekt, dat je hersenen het van belang
vinden dat je de bijbehorende handelingen herhaalt. het genot van seks is er
vrijwel zeker puur en alleen voor om te zorgen dat je het herhaalt, zodat de
soort zich voortplant. Meer niet.
Overigens lijkt de nucleus accumbens deze rol te delen met de
septal nuclei, zogeheten omdat ze liggen aan de voorkant van het septum
pellucidem, het schot tussen de hersenhelften onder de hersenbalk, meer
zichtbare verbinding heeft met geurorgaan, de olfactory bulb, en met diverse
andere organen zoals de hippocampus, amygdala, hypothalamus, hersenstam,
habenula, cingulate gyrus, en thalamus => (Wikipedia).
Nu gelden dergelijke overwegingen ook voor mee primitievere
levensvormen dan de mens, en ook voor meer primitieve levensvormen dan het
zoogdier. Een mechanisme dat een soortgelijke functie vervult is dan ook al te
vinden in eerdere levensvormen, en ook terug te vinden in zoogdier en mens. Want
de natuur maakt graag gebruik van al ontwikkeld systemen, die als hun nut hebben
bewezen, en indien die hun niet behouden, natuurlijk.
Het oudere al ontwikkelde systeem voorafgaande aan de
emotie-organen is dat van de hersenstam. Daar zijn kernen die stoffen fabriceren
die levensvormen aanzetten tot bepaalde vormen van gedrag, de neurotransmitters
en hormonen. De meest direct tot handeling aanzettende neurotransmitter is
dopamine, en de primaire bron ervan.
De Volkskrant, 03-02-2006 (Bloomberg, Atlanta)
Risicovol beleggen net zo lekker als seks
Seks,
snuiven of risicovol beleggen: voor hersenweten-schappers bestaat er geen
verschil. Uit onderzoek van Brian Knutson, hoogleraar neurowetenschap en
psychologie aan de Universiteit van Stanford, blijkt dat deze activiteiten een
sterk stimulerend effect hebben op het nucleus accumbens - het
genotscentrum van het menselijk brein.
'Om het menselijk gedrag te begrijpen, moet je de hersenen
in. Anders leer je nooit hoe het echt werkt', zegt Knutson. 'Ons onderzoek
borduurt voort op de bevinding dat niets de hersenactiviteit zo sterk beïnvloedt
als geld. Zelfs niet het tonen van blote lichamen of lijken. Mensen willen heel
ver gaan voor geld. Zoals honden gemotiveerd raken door eten, werkt geld in op
de hersenen van mensen.'
De hoogleraar geldt als een van de grondleggers van de
neurofinance. In dit jonge en controversiële wetenschapsgebied wordt de
relatie tussen financiën en de hersenen onderzocht. Knutson put voor zijn
onderzoek uit de experimentele economie: hij laat proefpersonen in een test
beleggingsbeslissingen nemen. Tijdens het experiment meet Knutson vervolgens
alle hersenactiviteit van de beleggers.
Het onderzoek toont aan dat de hersenen van de proefpersonen
bij het nemen van irrationele en riskante beleggingsbeslissingen andere stoffen
produceren dan bij het nemen van rationele en gecalculeerde beslissingen.
Zo lieten de monitoren van Knutson bij elke risicovolle
investering koortsachtige activiteit in de nucleus accumbens van de
proefpersonen zien. Dat duidt op de aanwezigheid van dopamine, een chemische
verbinding die gevoelens van euforie en (seksueel) genot kan veroorzaken.
Bij rationele beleggingsbeslissingen trof Knutson geen
waarneembare activiteit in het genotscentrum van de hersenen aan. Rationele
beslissingen prikkelen een ander deel van de hersenen, de anterior insula.
Verhoogde hersenactiviteit daar duidt op de aanwezigheid van stoffen die mensen
behoeden voor het nemen van overdreven riskante beslissingen, zegt Knutson.
En dat blijkt effectief: de beleggers bij wie Knutson veel
activiteit waarnam in de anterior insula, waren veel accurater in het
nemen van beleggingsbeslissingen dan de proefpersonen bij wie de dopamine door
het brein gierde.
De financiële wereld en de farmaceutische industrie volgen
het onderzoek van Knutson met grote belangstelling. Zij zijn vooral
geïnteresseerd in praktische toepassingen van het neuro-financiële onderzoek,
zoals het ontwikkelen van een soort beurs-Prozac; een medicijn dat irrationele
impulsen bij beurshandelaren kan onderdrukken.
Knutson is vol vertrouwen dat dit soort medicijnen - die nu
nog toekomstmuziek zijn - binnen afzienbare tijd op de markt komen. 'Beleggers
willen altijd beter zijn dan de rest, en dus betere investeringsbeslissingen
nemen. We onderzoeken nu hoe de machinerie - het brein - werkt. Toepassingen die
de machinerie beter maken, zijn daarna zo bedacht', aldus de wetenschapper.
Dagblad De Pers, 16-01-2009, door redactie wetenschap |
25 jan.2009 |
Hersenwerk
‘Oeps-gevoel’ zit diep in het brein
Het verlangen ‘normaal’ te zijn, zit diep in onze hersens verankerd, zo
ontdekten Rotterdamse en Nijmeegse neurowetenschappers.
‘Anders dan anderen’ zijn laat diepe sporen na in ons geheugen. Dat blijkt uit
een inventief experiment. De onderzoekers lieten proefpersonen, liggend in een
scanner, in hoog tempo ruim tweehonderd gezichten op aantrekkelijkheid
beoordelen. Nadat ze hun punt hadden gegeven, werd hen een andere score getoond,
zogenaamd het gemiddelde oordeel van anderen. Al die tijd werd hun
hersenactiviteit gemeten. Na afloop van de test werd er wat gepraat – maar na
een uur kwam de onderzoeksleider vertellen dat er ‘iets mis’ was gegaan. Of ze
de foto’s nog een keer wilden beoordelen. Zo kregen de proefpersonen de kans hun
eerste oordeel aan te passen. En dat deden ze grif, en wel in de richting van
het getoonde gemiddelde, maar er waren flinke verschillen – en die werden
vergeleken met de scans.
Conformisme
Zodra proefpersonen ontdekken dat hun oordeel afwijkt van het gemiddelde, wordt
een hersengebiedje actief dat fouten opmerkt. Het gebied dat samenhangt met het
verwachten van beloning, de ‘nucleus accumbens’, wordt juist minder actief. En
dat laatste blijkt een goede voorspeller van de neiging tot conformisme, zo
ontdekte onderzoeker Vasily Klucharev. ‘Bij wie de beloningsverwachting sterk
onderdrukt werd, werd later de sterkste aanpassing van de mening gevonden.’ En
die teleurstelling laat diepe sporen na. Zelfs een uur later is de (onbewuste)
herinnering aan deze teleurstelling nog zó sterk dat ze hun eerdere ‘foute’
oordeel corrigeren.
Dit is de eerste keer dat neurowetenschappers conformistisch
gedrag hebben weten te lokaliseren. De onderzoekers publiceerden hun vondst deze
week in het vakblad Neuron.
De Volkskrant, 19-09-2009, door Eveline Crone, hersenwetenschapper |
5 mei 2010 |
Op verzoek van de Volkskrant wenden briefschrijvers zich tot Charles
Darwin. Deze week: hersenwetenschapper Eveline Crone, Leiden
Eveline Crone: Geachte heer Darwin,
Ik las dat u een tijdje hebt gewoekerd met uw beroepskeuze en dat u een aantal
keer de verkeerde studiekeuze hebt gemaakt. Veel adolescenten hebben moeite met
langetermijnplannen. Vaak wordt hun keuzegedrag gekenmerkt door impulsiviteit en
zijn ze erg gevoelig voor de sociale omgeving. De adolescentie is ook vaak de
periode waarin jongeren hun talenten en hun passies ontdekken. Uit uw
autobiografie begrijp ik dat u dit zelf ook allemaal heeft meegemaakt.
Hoewel adolescenten vaak zo’n slecht imago hebben, lijkt een
pleidooi vóór de adolescentie op zijn plek, en ik zou u graag de hypothese
voorleggen dat de adolescentie vanuit evolutionair perspectief ook ergens goed
voor is.
Dankzij beeldvormende technieken is ontdekt dat de hersenen
van adolescenten een lange weg afleggen voordat ze werken zoals bij volwassenen.
Verschillende hersengebieden ontwikkelen zich met verschillende snelheid.
Sommige gebieden spelen al vroeg in de adolescentie een grote rol (zoals die
welke belangrijk zijn voor impulsieve acties of emotiebeleving), terwijl andere
later de overhand krijgen (hersengebieden die belangrijk zijn voor controle,
sturing en rationele afwegingen). Er wordt wel gesproken over de adolescentie
als een tijdelijke disbalans in de hersenen.
Een voorbeeld. Wanneer mensen een afweging maken tussen een
kleine kans op een grote winst of een grote kans op een kleine winst, speelt
zich in de hersenen een wedstrijd af tussen ten minste twee hersensystemen. De
hersengebieden die gevoelig zijn voor beloning, zoals de nucleus accumbens,
reageren sterk op het vooruitzicht van een grote winst.
De hersengebieden die belangrijk zijn voor het schatten van
kansen en het maken van rationele afwegingen, zoals de prefrontale cortex,
reageren op de opbrengstkans op de lange termijn. Bij volwassenen heeft de
prefrontale cortex vaak de overhand, en zij kiezen daarom vaak voor de
langetermijnkansen. Bij de puber echter blijken de beloningsgebieden de balans
juist in te zetten op de kleine kans op grote winst.
Het is goed voorstelbaar dat in de levensfase waarin je erop
uit moet en je passies moet gaan ontdekken, de hersenen zo zijn ingesteld dat je
meer durf toont en iets minder doordacht je keuzes maakt. Het is niet zo dat
pubers geen lijstjes met voor- en nadelen kunnen maken, maar zodra er
bijvoorbeeld in de schoolkantine wordt voorgesteld om er vijf minuten voor het
einde van de pauze op uit te gaan, denken ze minder na over wat er allemaal mis
kan gaan en maken ze de keuze die op dat moment het aantrekkelijkst is. Hebt u
dat ook niet meegemaakt toen u op school zat, dat u zo geïnteresseerd was in de
ontdekking van een plant of insect, dat u de schoolbel even was vergeten?
Je zou je vanuit evolutionair oogpunt kunnen afvragen waarom
de adolescentie zo’n lang tijdsbestek in beslag neemt – de adolescentie vindt
ongeveer plaats tussen het 10de en het 22ste levensjaar. Laatst vroeg iemand mij
of ik voorzie dat er in de toekomst een pilletje wordt uitgevonden waardoor de
adolescentie wordt overgeslagen en we van de kindertijd meteen doorschieten naar
volwassen hersenen. Het idee hierbij zou zijn dat jongeren niet door de kommer
en kwel van de adolescentie heen hoeven, maar meteen hun hersenen een impuls
kunnen geven zodat de verschillende hersengebieden direct met elkaar in balans
zijn.
Het is jammer dat we daarbij voorbijgaan aan al het goede van
de adolescentie. Een van de mooie aspecten van de adolescentie is dat jongeren
volop de mogelijkheid hebben om hun talenten en passies te ontdekken, waarbij er
de zekerheid is van de ‘externe prefrontale cortex’ in de vorm van ouders,
docenten en de maatschappij.
Gedurende ruim tien jaar van hun leven kunnen jongeren zonder
angst optreden, nieuwe muziekstijlen ontwikkelen, bijzondere sportprestaties
leveren, nieuwe ideeën inluiden over idealen en politiek, een weg vinden in
ontluikende liefdes en vriendschapsbanden.
Stel dat uzelf de adolescentie had overgeslagen, en geen
periode had doorlopen van zoeken en fouten maken. Zou u dan tot de inzichten
zijn gekomen die u uiteindelijk heeft bereikt? Hebben de mislukte studiekeuzes
er misschien toe geleid dat u de riskante keuze aandurfde om op 22-jarige
leeftijd een wereldreis te maken? De kritische volwassene kan zich vasthouden
aan de gedachte dat pubergedrag vanzelf weer overgaat. De rest koestert de
adolescentie. Hopelijk deed u dat ook.
Volkskrant.nl, 10-11-2009, door Peter de Greef |
27 nov.2009 |
Je brein kiest voor jou
Als je in je brein kijkt, dan kun je zien hoe wij een beslissing nemen.
Het blijkt een voortdurend gevecht tussen hersencellen te zijn.
De geschiedenis kent nogal wat beroemde ezels. Maria had er een die haar naar
Betlehem bracht. Duldul was het witte muildier van de profeet Mohammed. Sancho
Panza, de vriend van Don Quichotte, had El Rucio, a.k.a. Dapple. En de Britse
koningin Victoria liet Jacko haar koets trekken. De ezel van de middeleeuwse
priester en filosoof Jean Buridan (ca 1292-1360) maakte zich door zijn dood
onsterfelijk. Het beest, uitgehongerd en uitgedroogd, werd op stal gezet tussen
een baal hooi en een emmer water, en kon geen keuze maken... Met fatale
gevolgen.
Met dit dilemma wilde Buridan de grenzen van de vrije wil aangeven. Het is
tevens een mooi voorbeeld van hoe moeilijk beslissen is. Hoe gaat dat eigenlijk
beslissen, in ons brein?
In het VU Medisch Centrum in Amsterdam staat een enorm apparaat, een
magneto-encefalograaf (MEG). Het is een hersenscanner, maar geen gewone. Het
ding zweeft als een gigantische cocon rond het hoofd van de proefpersoon en
vangt de magnetische velden op die de hersenen voortbrengen. In Nederland staan
er drie van dergelijke apparaten. Voor een gewone hersenscanner is het ‘volgen’
van een beslissing in ons brein onmogelijk. Daarvoor gaat het nemen van een
beslissing eenvoudigweg te snel. De MEG-scanner kan dit echter wel.
En wat zie je dan: voor elke beslissing die we nemen gaan er in het brein eerst
neuronen (hersencellen) trillen. Op die trillingen reageren hersencentra. Niet
elk hersencentrum heeft hetzelfde doel. In het frontaalkwab liggen bijvoorbeeld
gebieden die een rol spelen bij het aansturen van bewegingen, bij taal, bij het
beoordelen van situaties en het oplossen van problemen en het stellen van
prioriteiten,ener is ook een klein gebiedje in het frontaalkwab dat belangrijk
is bij het beleven van plezier (het glaasje wijn, de sushi, een mooi
schilderij). Het zogeheten limbisch systeem, weer een ander hersencentrum, is
verantwoordelijk voor de emoties. De achterhoofdskwab is volledig gereserveerd
voor de verwerking van visuele prikkels. En de kleine hersenen zijn weer van
belang bij ingesleten gewoonten als lopen en autorijden. Al die hersencentra
‘concurreren’ met elkaar. Als een hersencentrum iets voor elkaar wil krijgen,
moet het ervoor zorgen dat het meer hersencellen tegelijk laat trillen dan de
concurrerende centra. Het is dus een continu gevecht in je brein. Het ‘sterkste’
hersengebied, dat de meeste cellen kan laten trillen, wint.
Neuromarketing
Een voorbeeld. Je ziet een nieuwe mp3-speler. Het nucleus accumbens, het
genotscentrum van het brein, wordt geprikkeld. Dan zie je de prijs, de anterior
insula, het centrum waar pijn wordt ervaren, wordt actief. De aanschaf van de
mp3-speler is dus letterlijk een strijd tussen verlangen en pijn (in je
portemonnee). Het sterkste hersengebied wint. Hersenonderzoekers zullen dus
zeggen dat niet jij of je ‘vrije’ wil de keuze maakt, maar je hersencellen.
Bij reclamemakers is dit inzicht ook doorgedrongen. Zij hebben zelfs een aparte
tak die zich bezighoudt met de verleiding van hersencellen, ze noemen dat
neuromarketing. Een branche onder vuur. Want wat gebeurt er, zeggen critici, als
dankzij wetenschappelijk onderzoek in het brein de plek wordt gevonden waar
consumenten hun koopgedrag bepalen, de buy button? Je hoeft dat maar te
activeren en de mens koopt erop los... Tegenstanders zijn bevreesd voor deze tak
van wetenschap. Voorstanders zijn juist benieuwd hoe onze hersenen op reclame
reageren. Je kan dan altijd nog de boel aan banden leggen, is hun mening. Dat
doen we immers al. Zo verbiedt de Nederlandse reclamecode al het gebruik van
subliminale advertenties. Moeilijke term, maar iedereen weet wat dat is: korte
flitsen met een boodschap die in een film worden verpakt. De flitsen zijn zo
snel dat we ze alleen onbewust waarnemen. De Radboud Universiteit Nijmegen
toonde enkele jaren terug nog aan dat dit werkt. Proefpersonen kregen beelden te
zien waarin bij de ene groep flitsen met het woord Lipton Ice zaten verwerkt. De
andere, zogeheten controlegroep kreeg flitsen van een niet-bestaand woord te
zien. Na de proef konden de deelnemers iets drinken en kiezen uit Lipton Ice of
Spa Rood. Bij de controlegroep koos slechts 20 procent voor de ijsthee; bij de
andere, de Lipton Ice-flitsgroep was dit echter 80 procent.
Dus ja, hoe maak je bewuste keuzes?
De Volkskrant, 29-09-2011, column door Ronald Giphart |
.2010 |
Aantrekkingskracht
Tussentitel: Vrouwen vinden een knap uiterlijk seksueel even aantrekkelijk
als humor
Afgelopen zondag was de jeugdige schrijver James Worthy te gast bij het
tv-programma Spuiten en slikken. De presentatrice vroeg aan de jonge debutant
(nou ja, hij is ook alweer 31) met hoeveel meisjes hij al naar bed was geweest.
Na enig gestotter vertelde Worthy dat dit er zeker meer dan honderd waren, een
getal waarop met scepsis werd gereageerd. Na verloop van het gesprek bleek
Worthy voortdurend verdomd grappig uit de hoek te komen, wat presentatrice
Nicolette Kluijver aan het eind van het programma deed opmerken dat ze die
honderd vrouwen steeds beter begon te begrijpen. 'Jij hebt humor', zei ze, 'en
humor is ook erg belangrijk voor een vrouw'.
Dat is wellicht meer waar dan ze vermoedde. In het uitgaansleven word ik vaak
vergezeld door een paar vrienden. Een van hen is een erg knappe man, hij is
lang, heeft een goede kop haar, zijn houding is mannelijk, maar hij heeft
ondanks zijn al wat oudere leeftijd nog steeds een jongensachtige oogopslag.
Zijn aanwezigheid heeft een enorm effect op vrouwen en meisjes.
Mensen houden onbewust bij hoe in gezelschap de sociale relaties zijn. We doen
dit onder andere door te zoeken naar 'patronen van oogcontacten': wie kijkt er
hoe lang met welke blik naar wie? De mannen naar wie door vrouwen het vaakst en
het langst wordt gekeken staan het hoogst op de erotische ladder.
Als amateur-baltsetholoog heb ik regelmatig mogen vaststellen dat wanneer mijn
knappe vriend in gezelschap van andere mannen een biertje drinkt, vrouwen zich
uitsluitend op hem richten. Ze lachen harder of reageren luidruchtiger als hij
wat zegt dan als een andere man iets opmerkt. Het is een koele constatering:
vrouwen zijn helemaal geen empatische sociale wezens, zij richten zich met hun
aandacht unverfroren op de mooiste mannen en ze gunnen de lelijkerds liever geen
blik waardig. Althans aanvankelijk.
Tot het moment dat die onzichtbare mannen dusdanig de aandacht op zich beginnen
te vestigen, dat er wel naar hen moet worden gekeken. Daar hebben ze twee
strategieën voor: ze kunnen extreem wijze dingen zeggen of extreem grappige. Op
het moment dat mannen die door vrouwen niet worden opgemerkt dingen beginnen te
roepen die zo aanstekelijk grappig zijn dat men wel hard moet lachen, lijkt het
alsof er plotseling sluiers worden weggetrokken.
Een andere vriend met wie ik regelmatig op feesten beland is zo'n type. Hij is
iemand over wie Amerikanen zouden zeggen 'a good face for radio' en oogt op geen
enkele manier spannend of mysterieus. Toch is hij hilarisch grappig en scherp,
wat hem een zelfvertrouwen geeft dat door vrouwen erg aantrekkelijk wordt
gevonden. Als hij maar de tijd krijgt zijn humor te etaleren wint hij het, waar
het aandacht van vrouwen betreft, soms gemakkelijk van die gladbek die het van
zijn schoonheid moet hebben.
Wetenschappers van de Standford University hebben de inwerking van humor en
schoonheid op de hersens onderzocht. Bij vrouwen wordt een bepaald gebiedje
genaamd nucleus accumbens in gelijke mate geprikkeld door zowel mannelijke
schoonheidskenmerken (brede schouders en een brede kaaklijn) als door uitingen
van humor. De conclusie zou kunnen zijn dat vrouwen een knap uiterlijk seksueel
even aantrekkelijk vinden als humor. Dit zou kunnen verklaren waarom zo
ontzettend veel cabaretiers en geestige schrijvers zulke goede radiogezichten
hebben.
De Volkskrant, 26-02-2013, van verslaggever Ronald Veldhuizen |
.2009 |
Breinpacemaker zet hersenstoring recht
Mensen met een dwangstoornis zijn gebaat bij een hersenimplantaat omdat dat een
communicatiestoring tussen het motivatiecentrum en frontale hersenkwabben
rechtzet. Dat blijkt uit onderzoek van psychiater Damiaan Denys en collega's van
het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam.
Patiënten met een ernstige dwangstoornis herhalen acht tot tien uur per dag
dezelfde handeling, zoals handen wassen, huissloten controleren of het nieuws
kijken. Volgens Denys komt dat doordat het beloningssysteem te sterk is
verbonden met het 'hogere besliscentrum' van het brein.
Het was al bekend dat bij patiënten bij wie medicijnen of gedragstherapie niet
helpt een zogenaamde breinpacemaker alsnog de symptomen verlicht. Die bestaat
meestal uit een dunne elektrode die kleine stroomstootjes toedient aan het brein
(diepe hersenstimulatie). Waarom het helpt, was echter altijd onduidelijk en
blijkt nu voor het eerst uit de studie van Denys, die is gepubliceerd in
Nature Neuroscience.
Aan Denys' onderzoek deden zestien patiënten met een obsessieve-compulsieve
stoornis mee. Zij droegen de hersenpacemaker minstens een jaar. De hoogleraar
vergeleek de hersenactiviteit van de patiënten met de elektrode in- en
uitgeschakeld. Ook vergeleek hij de patiënten met gezonde mensen.
Daaruit blijkt dat diepe hersenstimulatie de hersenactiviteit van de patiënten
meer doet lijken op die van gezonde mensen. Dat geldt vooral voor activiteit in
de nucleus accumbens, een hersengebied ver achter de ogen dat betrokken is bij
motivatie, en de prefrontale cortex, het gebied achter het voorhoofd dat
betrokken is bij het rationeel overwegen van beslissingen.
Hoe diepe hersenstimulatie die twee hersengebieden weer normaal laat
functioneren, werd duidelijk toen Denys en zijn collega's de elektroden
tijdelijk uitschakelden. Op dat moment ging de activiteit in de nucleus
accumbens en prefrontale cortex meer gelijk op, wat erop wijst dat de verbinding
tussen deze gebieden wordt versterkt. 'De prefrontale cortex lijkt bij mensen
met een dwangstoornis als het ware gegijzeld door het beloningscentrum', zegt
Denys.
Naar Neurologie, cerebellum
,
Neurologie, organisatie
,
Psychologie lijst
, Psychologie overzicht
, of site home
.
|
24 jul.2010 |
|