Bronnen bij Cognitieve therapie: gebruik |
4 jul.2006 |
De Volkskrant, 10-06-2006, column door Marcel Hulspas
Ik ben ook moe, maar ik moet gewoon niet zeiken
Bent u ook wel eens moe? Ik wel. Maar mij wordt niks gevraagd. Studenten wel.
Vorige maand vroegen de Amsterdamse studentenartsen of ze moe waren. Wat bleek?
De helft is moe en tien procent is erg moe. Deze week waren de scholieren aan de
beurt. Het Utrechts Medisch Centrum vroeg 3500 scholieren of ze moe waren.
Twintig procent van de meisjes en zes procent van de jongens is erg moe.
De kranten schreven erover alsof er een nieuwe vreselijke
ziekte was ontdekt. Maar de Utrechtse onderzoekster Maaike ter Wolbeek
constateerde dat zwaar vermoeide scholieren net zo vaak gingen stappen als
andere scholieren. ‘Er valt blijkbaar goed mee te leven’, luidde haar opgeruimde
conclusie. Toch moeten ze uitkijken. De onderzoekers vermoeden dat die puberale
vermoeidheid later wel eens chronische vermoeidheid kan worden. En dat is geen
pretje. Tenminste, als je daarvoor in Utrecht verlichting zoekt.
Mede-onderzoekster Elise van de Putte onthulde in NRC Handelsblad dat chronisch
vermoeide scholieren die bij haar aankloppen hun moeder moeten meenemen. Ze
heeft namelijk ontdekt dat vrijwel alle moeders van vermoeide scholieren zelf
chronisch vermoeid en angstig, depressief of chronisch vermoeid zijn, en dat ze
het vermoeide gedrag van hun dochters alleen maar stimuleren. Moeder en dochter
hoeven dus niet te vragen om een pil of gezwam over mysterieuze oorzaken. Ze
krijgen gewoon gedragstherapie. Van de Putte praat net zo lang op ze in tot ze
allebei niet meer denken dat ze moe zijn. En klaar is kees.
Cognitieve gedragstherapie, het is net Haarlemmer Olie. De
Maastrichtse revalidatiearts Rob Smeets gebruikt het zelfs tegen lage rugpijn.
Mensen met lage rugpijn hebben vooral last van angst, constateerde hij. Bij
iedere pijnscheut zijn ze bang permanent verlamd te raken en dus doen ze steeds
minder.
Resteert de vraag wanneer er nu eindelijk eens onderzoek zal
worden gedaan naar mijn vermoeidheid. Nooit, vrees ik.
Mannen van middelbare leeftijd zijn niet moe; ze moeten zich
niet aanstellen. Of minder zuipen. Het is gratis cognitieve gedragstherapie die
we dagelijks krijgen opgedrongen.
De Volkskrant, 22-11-2006, van een verslaggeefster
Gedragstherapie tegen vermoeidheid na kanker
Extreme vermoeidheid bij ex-kankerpatiënten is goed te bestrijden met een
speciale gedragstherapie. Dat blijkt uit onderzoek van het Kenniscentrum
Chronische Vermoeidheid van het Universitair Medisch Centrum St. Radboud.
Steeds meer mensen overleven kanker. 30 tot 40 procent van de
oud-patiënten is na afloop echter sterk vermoeid. Hun behandelend arts kan daar
weinig tegen doen, omdat er voor de vermoeidheidsklachten meestal geen medische
verklaring is.
Het kenniscentrum onderzocht 112 voormalige kankerpatiënten
die zich voortdurend uitgeput voelden. De ene helft kreeg gedragstherapie, de
andere helft niet. Na een halfjaar bleek dat van de niet-behandelde groep 4
procent de extreme vermoeidheid was kwijtgeraakt. In de behandelde groep was dat
50 tot 70 procent.
De therapie, gemiddeld dertien gesprekken, richt zich op
gedragsaanpassingen zoals: het verminderen van de angst voor terugkeer van de
ziekte, meer regelmaat in slaap- en waakritme, het opbouwen van lichamelijke
inspanning en de verwerking van de ziekte.
Volgens onderzoekster Marieke Gielissen betekent de uitkomst
niet dat de vermoeidheid bij ex-kankerpatiënten louter tussen de oren zit. ‘De
kanker en de behandeling ervan hebben de vermoeidheid uitgelokt, dat staat wel
vast. Maar de therapie richt zich op factoren die de vermoeidheid in stand
houden, zoals de angst dat de ziekte terugkomt en de neiging om opeens te veel
te willen doen als je je eventjes wat beter voelt.’
Nazorg wordt belangrijker. Soms krijgen ex-kankerpatiënten
een revalidatieprogramma aangeboden, maar dat lost de vermoeidheid niet op.
Gielissen: ‘Het is goed dat is aangetoond dat cognitieve gedragstherapie effect
heeft.’
Officieel werkte de gedragstherapie bij ruim de helft van de
patiënten. ‘Maar dan hebben we ook de mensen meegerekend die niet kwamen opdagen
of die tussentijds afhaakten. Van degenen die de therapie afmaakten, genas 70
procent.’
IRP: Dit alles volgens één van Dr. Phil's sterke observaties:
Mensen continueren gedrag vaak om heel andere redenen dan waarom ze ermee
begonnen .
Terug Naar Psychologische krachten
, Psychologie
lijst
, Psychologie overzicht
, of naar
site home
.
|