Bronnen bij Psychologische krachten: snelheid |
12 mei 2008 |
Onderstaand vele betogen die willen aantonen dat goede beslissingen ook snelle
beslissingen zijn. Dat is een misverstand: goede emotionele beslissingen
zijn snelle beslissingen - omdat de emotionele beslissers in de hersenen snel
werken. Beslissingen die ook rationele kanten kennen, hebben typisch een veel
langer tijdsverloop, en kunnen dus niet snel worden genomen - een snel gebouwd
vliegtuig stort neer.
De Volkskrant, 06-05-2005, door Gerrit Breeuwsma
De eerste indruk is de beste
Malcolm Gladwell onderzoekt hoe wij informatie tot ons nemen
Wie op de markt een pond kaas koopt, krijgt van de betere kaasboer een plakje
van de schaaf. Het idee is duidelijk. Hoe lang je ook naar een kaas kijkt, je
kunt er niet aan afzien of hij je zal gaan smaken. Daarvoor zul je eerst
daadwerkelijk van de kaas moeten proeven. Tegelijkertijd hoef je niet een
hele kaas op te eten om erachter te komen of hij je smaakt. De kaasboer kan dan
ook volstaan met één plakje. Op grond daarvan kun je overwegen van je pond een
kilo te maken of eventueel besluiten af te zien van je bestelling.
De kaasboer maakt letterlijk gebruik van een methode die
Malcolm Gladwell, stafmede-werker van The New Yorker, in zijn boek Blink
karakteriseert als thin-slicing. Informatie over een kaas van misschien
wel twaalf kilo wordt gecondenseerd in een plakje van een gram. Volgens Gladwell
is die aanpak niet alleen van toepassing op onze smaak, ze is kenmerkend voor
misschien wel veruit het grootste en belangrijkste deel van onze
informatieverwerving. Daarbij gaat het, in tegenstelling tot de interactie met
de kaasboer, meestal ook nog onbewust, zodat we vaak niet precies weten waar we
onze oordelen op baseren.
Een vreemde komt een kamer binnen en vrijwel onmiddellijk
taxeren we hem of haar als aardig en betrouwbaar, of juist het tegendeel
daarvan. We baseren onze oordelen in feite op homeopathisch kleine hoeveelheden
informatie over personen, dingen en gebeurtenissen, die niet bewust worden
waargenomen. Een kleine opmerking, een gevoel van verwantschap, zelfs geur kan
ervoor zorgen dat we iemand onmiddellijk sympathiek vinden.
In veel gevallen besteden we er daarna nog wel enige bewuste
- cognitieve - aandacht aan, maar meestal verandert dat onze eerste indruk niet.
Dat is volgens Gladwell niet iets om ons zorgen over te maken, want de kracht
van ons oordeel ligt juist in het snelle oordeel, dat in the blink of an eye
wordt gevormd.
Op verschillende plekken in zijn boek stelt Gladwell dat
vooral de eerste twee seconden van onze indrukken ertoe doen. Daarna volgt
alleen maar meer van hetzelfde, een bevestiging van wat we al wisten. In sommige
gevallen leidt meer informatie zelfs tot een verslechtering van ons oordeel.
Bijzaken vermengen zich dan met hoofdzaken en we raken de draad gemakkelijk
kwijt.
Gladwell geeft tal van voorbeelden waaruit de kracht van de
eerste indruk blijkt. Zo deed de psycholoog John Gottman in de jaren tachtig
onderzoek naar de omgang tussen getrouwde stellen. Hij filmde daarvoor hun
interactie tijdens het oplossen van een meningsverschil ('nemen we wel of niet
een hond'). Op basis van een analyse van een uur gefilmde interactie kon hij met
95 procent zekerheid het huwelijkssucces van de onderzochte stellen voorspellen.
De voorspellingen bleken bijna even betrouwbaar bij vijftien minuten
filmmateriaal, en tot ieders verrassing gold dit zelfs voor drie minuten
gefilmde conversatie tussen echtparen. Huwelijksgeluk ligt dus als het ware in
een paar minuten besloten.
Iets vergelijkbaars werd gevonden bij de audities van musici
voor een plaats in een symfonieorkest. Terwijl de sollicitanten soms langer dan
een kwartier speelden, was na een paar minuten, of zelfs al na een paar noten,
duidelijk of een kandidaat door kon naar de volgende ronde (wie zich daar niets
bij kan voorstellen, moet zich de selectieronden van Idols maar even voor de
geest halen).
Audities laten echter ook zien dat eerste indrukken gevoelig
zijn voor afleidende - niet relevante - informatie. Zo slaagden vrouwen er lange
tijd niet in om door een auditie te komen, vooral niet als het om een positie
als koperblazer ging. Een vrouw was er nu eenmaal fysiek niet op gebouwd om goed
trombone te kunnen spelen, meenden de veelal conservatieve leden van de
orkestdirecties. Totdat er werd besloten audities blind - achter een scherm - te
laten doen en vrouwen, niet zelden tot ontzetting van de sollicitatiecommissie,
als beste uit de bus kwamen Sindsdien worden in veel orkesten stoelen bezet door
vrouwen.
In zijn vorige boek, The Tipping Point (2000), schreef
Gladwell over het epidemische karakter dat de verspreiding van informatie - van
geruchten tot modes - kan krijgen. Hij liet zien hoe, ogenschijnlijk van de ene
op de andere dag, een bepaald merk een enorme populariteit genoot en welke rol
individuen als drager van het 'informatievirus', bijvoorbeeld door
mond-tot-mondreclame, daarbij spelen.
In Blink gaat het vooral om de vraag hoe individuen
informatie tot zich nemen. Wij zien onszelf graag als rationele denkers die in
hun oordeel sterk afgaan op bewuste en weloverwogen keuzes. We richten de blik
op de horizon en vertrouwen op ons inzicht in het grote geheel. Gladwell
daarentegen vindt dat we veel beter kunnen varen op het kompas van ons gevoel.
Met de blik gericht op onze onbewuste voorkeur en afkeer, komen we tot het beste
oordeel. En dat in een tijdsbestek van amper twee seconden.
Het is aan de lezer om er zijn voordeel mee te doen. Als we
meer zouden vertrouwen op onze instincten, meent Gladwell, kunnen we ze ten
goede gebruiken. Van oorlogsvoering tot huwelijkscounseling, van de films die we
maken tot de sollicitatiegesprekken die we voeren - alles zou erdoor kunnen
veranderen, stelt hij. Uiteindelijk zal het ons een betere wereld opleveren.
Het boek biedt een interessant staaltje van het succes van
eerste indrukken en is sappig geschreven. Het zijn echter de grote claims van
Gladwell die afbreuk doen aan zijn betoog. De succesverhalen van degenen die hun
eerste indruk volgden, laten onverlet dat we er minstens zo vaak naast zitten.
Gladwell surft ook wel erg handig mee op de hoofdstroom van de hedendaagse
psychologie en de neurowetenschappen. Onder invloed van het moderne
hersenonderzoek is het onbewuste de laatste tijd weer populair en lijkt het
bewustzijn soms gedegradeerd te worden tot een merkwaardig restverschijnsel; een
soort blindedarm van de geest. Dat is echter een conclusie die op grond van het
in Blink gepresenteerde onderzoek te
voorbarig is.
Het grote misverstand in het onderzoek naar het onbewuste en
bewuste is misschien wel dat beide instanties worden voorgesteld als
tegenstelling, afgescheiden door waterdichte schotten, terwijl ze in de praktijk
vaak onlosmakelijk verbonden zijn. Een vooroordeel - om maar eens wat te noemen
- is niets anders dan een onbewust oordeel, opgetuigd met bewuste
rechtvaardigingen; en juist die combinatie maakt het zo hardnekkig.
Gladwell kan in zijn conclusies dan ook niet om het
bewustzijn heen. Zijn wijze raad om zorgvuldiger met de kracht van het eerste
oordeel om te gaan, kan hij niet geven zonder inmenging van het bewustzijn aan
te moedigen. Bijvoorbeeld: het plaatsen van een scherm tijdens een auditie is
een bewuste handeling en niet een instinctieve ingeving. Zo is Blink onbedoeld
dus ook nog een pleidooi voor de weloverwogen beweegredenen van de geest.
Malcolm Gladwell: Blink - The Power of Thinking without Thinking. Little
Brown, import
Van Ditmar 227 pagina's E 17,95 ISBN 0 316 00105 8 .
Red.: Vergelijk deze bespreking met een tweede, een tijd later
verschenen in Intermediair:
Intermediair, 15-09-2005, door Christa Compas
De beslissende twee seconden
De beste beslissingen neem je zonder na te denken. stelt Malcolm Gladwell. Maar
daar moet je wel lang voor trainen.
Als een werkgever na een sollicitatiegesprek vraagt of hij even bij je thuis mag
rondkijken, kun je ervan uitgaan dat hij Blink heeft gelezen. Volgens
auteur Malcolm Gladwell is een huisbezoek een veel betere selectiemethode dan
een aantal uitvoerige gesprekken of tests. Want in de privé-sfeer ontdek je of
iemand consciëntieus is en emotioneel stabiel; of hij of zij openstaat voor
nieuwe ideeën.
Gladwells fascinerende boek staat vol voorbeelden die
aantonen dat het zich langer en uitgebreider verdiepen in zaken niet leidt tot
een beter resultaat. Een hartchirurg blijkt geen betere beslissingen te nemen
als hij een stapel rapporten over een patiënt heeft. Artsen die alleen over de
basisinformatie beschikken, behalen namelijk betere resultaten.
Dit zal de moderne haastige werknemer als muziek in de oren
klinken. Weg met de uitgebreide onderzoeken, analyses en rapporten. Gewoon hup,
in de eerste vijf minuten, of als het aan Gladwell ligt in de eerste twee
seconden, een beslissing nemen. Zijn boek is echter geen pleidooi om
gemakzuchtig en oppervlakkig op basis van een eerste indruk vérgaande besluiten
te nemen. Bij hem gaat het in die eerste seconden dan ook niet om intuïtie of
voelen, maar heel nadrukkelijk over weten. Om het 'denken zonder te denken'
zoals de ondertitel luidt.
Hij waarschuwt nadrukkelijk voor alle fouten die juist ook in
die eerste twee seconden kunnen worden gemaakt als mensen louter op hun gevoel
afgaan. Het gevoel kan worden vertroebeld. Hij geeft aan dat hij werd
geïnspireerd om dit boek te schrijven toen hij zijn haar had laten groeien en
vervolgens vaker met gezagsdragers werd geconfronteerd. Ook deze gezagsdragers
reageerden onmiddellijk, maar ze werden daarbij gedreven door vooroordelen en
niet door kennis. Eerste seconden kunnen zelfs fataal worden als een
politieagent zijn intuïtie verkeerd gebruikt bij de afweging of iemand
vuurgevaarlijk is of.niet.
Het is volgens Gladwell hard werken om de eerste twee
seconden zo te zuiveren en te oefenen dat ze van onschatbare waarde kunnen zijn.
De specialist die in een oogwenk de kans op een hartaanval wil beoordelen, moet
eerst eindeloos casuïstiek, doornemen om effectief de kernvragen te kunnen
stellen.
Soms is echter een trucje effectief om vooroordelen uit te
sluiten. Zoals bij het selecteren van een nieuwe kandidaat voor een orkest. Bij
de opera van Turijn moesten musici auditie doen achter een doek. Voor het eerst
in de geschiedenis van het gezelschap werd hierdoor een vrouw als trombonist
aangenomen.
Red.: Deze recensie geeft meer nadruk aan de tegenindicaties
voor Gladwells beweringen, en vermeldt een belangrijke voorwaarde voor veel
snelle oordelen: een ruime ervaring of training. Veel van het soort beslissingen
waar Gladwell het over heeft hebben betrekking op situaties waarin die ervaring
of training ingebouwd is, namelijk sociale situaties. Mensen beoordelen elkaars
status in een oogwenk, en dat geldt dus voor veel van dit soort dingen, zoals
het huwelijk. In dit opzicht is Gladwells stelling een schot in open doel.
De Volkskrant, 30-09-2006, door Peter Giesen
Psychologie | Veel bij Freud is vergezocht, maar in de bepalende rol van het
onderbewuste had hij gelijk
Nadenken heeft geen enkele zin
Sigmund Freud is door de moderne psychologie verguisd om zijn oncontroleerbare
opvattingen over het onderbewuste. Terecht, maar daarmee heeft het onderbewuste
niet afgedaan. Integendeel, geeft de neurologie aan.
Tussentitel: ‘Bewustzijn bestaat, maar ik geloof niet dat het een sturende
rol heeft in
ons leven’
De ‘rattenman’ had begin vorige eeuw een goede reden om Sigmund Freud te
bezoeken: hij werd geplaagd door de gedachte dat er ratten aan zijn anus
knaagden. Na een lange analyse wist de Weense psychiater, althans naar eigen
zeggen, de bron van deze obsessie te achterhalen: als kind had de rattenman
gefantaseerd over anaal geslachtsverkeer met zijn vader. Deze wensgedachte had
hij verdrongen, maar vanuit het onbewuste bleef zij hem kwellen.
In het kader van het Freudjaar wordt vanavond in Amsterdam de
Nacht van de Droom georganiseerd (zie: www.freudfestival.nl). Freud zag de droom
als de poort naar het onbewuste, waarin hij als een archeoloog de verdrongen
conflicten van zijn patiënten kon opgraven. Helaas waren zijn vondsten vaak zo
vergezocht en zo oncontroleerbaar, dat Freud in wetenschappelijke kringen een
slechte naam kreeg.
Maar, zo stellen aanhangers van de psychoanalyse verheugd
vast, de moderne psychologie heeft Freud voor een deel gerehabiliteerd.
Hedendaagse onderzoekers geloven dat het menselijk gedrag voor een belangrijk
deel wordt gestuurd door het onbewuste.
Draaikolk
Dat klopt, zegt Henk Aarts, hoogleraar sociale cognitie aan de Universiteit
Utrecht. Alleen zit het onbewuste anders in elkaar dan Freud dacht. Het
freudiaanse onbewuste was een draaikolk van verdrongen conflicten, seksuele
fantasieën en agressieve gedachten. Maar juist voor de gedachte dat conflicten
uit de kindertijd worden verdrongen, is nauwelijks wetenschappelijk bewijs.
De moderne psychologie ziet het onbewuste eerder als een
gigantisch informatieverwerkend systeem. Volgens Tim Wilson, een toonaangevende
Amerikaanse psycholoog op dit gebied, krijgt een mens miljoenen brokstukjes
informatie binnen, terwijl er op een moment slechts een stuk of veertig bewust
verwerkt kunnen worden. De rest wordt opgeslagen en geordend in het onbewuste,
denkt Wilson.
Als iemand een beslissing moet nemen kan hij putten uit deze
enorme databank. ‘Als ik van bramenjam houd, ga ik bij Albert Heijn niet elke
keer nadenken over de vraag welke jam ik het lekkerste vind. Een groot deel van
ons brein werkt als een automaat, anders zouden we tijd tekort komen’, zegt
Edward de Haan, hoogleraar neuropsychologie aan de Universiteit Utrecht.
Ook sociale normen worden vaak onbewust overgenomen. Bij een
experiment liet Henk Aarts proefpersonen een foto van een bibliotheek zien. De
helft van de groep kreeg de opdracht later de bibliotheek te bezoeken, de andere
helft niet. Daarna moesten ze hardop woorden voorlezen. De
‘bibliotheekbezoekers’ spraken beduidend zachter, alsof ze al in de openbare
leeszaal zaten, zonder zich daarvan bewust te zijn.
Aarts liet ook het woordje ‘studeren’ op een computerscherm
voorbijflitsen, zo kort dat de proefpersonen het niet bewust registreerden, maar
lang genoeg om onbewust door de hersenen verwerkt te worden. Vervolgens kregen
de proefpersonen een aantal positieve woorden te zijn, zoals ‘zomer’ of ‘fijn’.
Op die manier werd studeren ‘positief geladen’, zegt Aarts.
De proefpersonen werkten vervolgens harder aan een opdracht dan de controlegroep
bij wie studeren niet positief geladen was.
Maar werkt het onbewuste ook zo sterk bij dingen die we echt
belangrijk vinden? Hoe beslissen we over de keuze van een partner, of over de
vraag of we kinderen willen? ‘Daar werkt het onbewuste juist heel sterk, omdat
je met bewust, rationeel nadenken niet ver komt’, zegt De Haan. ‘Als je
rationeel nadenkt, moet je een rijke vrouw zoeken. Maar zo werkt het natuurlijk
niet.’
Snel beslissen
Uit onderzoek blijkt dat snel genomen beslissingen vaak beter uitpakken dan
beslissingen waar mensen uitgebreid over nadenken. De Amerikaan Tim Wilson liet
proefpersonen naar kunstposters kijken. Bij de ene groep moesten mensen meteen
zeggen wat ze ervan vonden, bij de andere groep moesten ze hun oordeel
uitgebreid beredeneren. Vervolgens mochten ze de poster mee naar huis nemen.
Achteraf bleken de snelle, ‘onbewuste’ beslissers tevredener.
Ap Dijksterhuis, sinds kort hoogleraar psychologie in
Nijmegen, deed een soortgelijk experiment waarbij proefpersonen op papier een
huis moesten kopen. Ook hier bleken mensen die bewust redeneerden, vaak
slechtere keuzes te maken. Kennelijk wordt bij een onbewuste beslissing op een
efficiënte manier alle opgeslagen kennis aangeboord. ‘Het voelt goed’ is niet
alleen psychobabbel uit populaire televisieprogramma’s als Boer zoekt vrouw,
maar ook een vorm van diepere wijsheid. Wel werd in Dijksterhuis’ experiment de
onbewuste beslissing beter, als de proefpersonen werden afgeleid met een andere
taak. Zo kreeg het onbewuste genoeg tijd om alle opties door te rekenen.
Als ons gedrag zo sterk gestuurd wordt door het onbewuste,
wat is dan nog de rol van het bewuste? Henk Aarts: ‘We zijn ons bewust van
dingen. In die zin bestaat bewustzijn. Maar ik geloof niet dat bewustzijn een
sturende rol heeft.’
Simpel gezegd zou het mechanisme er zo uit kunnen zien. De
hersenen krijgen informatie binnen, die positief of negatief gecodeerd wordt en
opgeslagen in het onbewuste. Als we een beslissing moeten nemen – wel of niet
naar een voetbalwedstrijd, een huis kopen, een partner kiezen – geeft het
onbewuste positieve of negatieve signalen door.
‘Vervolgens geef je daar achteraf een betekenis aan, door
introspectie’, zegt Aarts. Hij staat niet alleen in deze visie. Zo gelooft de
Amerikaanse psycholoog Dan Wegner niet dat de mens een bewuste wil heeft. Dat
lijkt alleen maar zo, omdat we achteraf een verklaring bedenken voor ons
handelen.
‘Ik vind het een extreme positie’, zegt neuropsycholoog
Edward de Haan. ‘Als je een huis koopt, spelen allerlei onbewuste factoren een
rol. Je loopt binnen, en je denkt meteen: dit is niks, hoewel het best een
geschikt huis voor je is. Maar vervolgens ga je er toch ook bewust over
nadenken. Wat voor huis wil ik? Kan ik de hypotheek betalen? Mensen ervaren hun
bewustzijn heel sterk. Het lijkt mij moeilijk te bewijzen dat het geen rol
speelt.’
De Haan wijst ook op het vermogen tot remmingen, tot
inhibitie, dat bij mensen veel sterker ontwikkeld is dan bij dieren: ‘Door die
inhibitie zit er tijd tussen het binnenkomen van informatie en onze respons. Dat
geeft ruimte voor reflectie. We slaan er niet meteen op los, maar we denken er
even over na.’,
Seksuele spelonk
Hoe dan ook, het onbewuste is terug in de psychologie. In de jaren vijftig en
zestig werd het in de ban gedaan door de behavioristen, die gedrag wilden
bestuderen als een simpele keten van stimulus en respons. Het onbewuste
beschouwden ze als een black box, onkenbaar en dus zinloos om te
bestuderen. Daarna volgden de cognitieve psychologen, die het bewuste denken
centraal stelden.
‘Na honderd jaar zijn we eigenlijk weer terug bij het
onbewuste’, zegt Aarts. Niet als de seksuele spelonk van Freud, maar eerder als
een computer die op de achtergrond miljoenen enen en nullen staat door te
rekenen. Toch refereren moderne psychologen als Dijksterhuis en De Haan weer aan
de grote propagandist van het onbewuste.
Zo zette Dijksterhuis boven zijn artikel Think Different
een citaat van Freud: ‘Bij het nemen van beslissingen van ondergeschikt belang
heb ik het altijd nuttig gevonden alle voor- en nadelen af te wegen. Echter, bij
wezenlijke zaken zou de beslissing vanuit het onbewuste moeten komen, van ergens
binnenin onszelf.’
Red.: Ook hier worden dus weer hetzelfde soort voorbeelden
gebruikt als bewijs voor de nuttigheid van snel beslissen: waardering van kunst
of vrouwen zijn bij uitstek emotionele oordelen.
Kennelijk komt het bij geen van de betrokken onderzoekers op om ook
andersoortige problemen te testen. Men kent zelf de echte nadenk-problemen niet,
of men is zo blij met de alfa-gerichte uitkomst, dat men niet naar
tegenindicaties wil zoeken.
Voor een bevestiging dat het eerste oordeel voornamelijk over
emotionele oordelen gaat, zie onderstaande boekbespreking
De Volkskrant, 23-02-2007, door Suzanne Weusten
Sociale psychologie voor leken over de eerste indruk
Aardig of onaardig?
U hebt op een feestje een man ontmoet met wie u tien minuten hebt gesproken. De
volgende dag vraagt een vriendin u wat voor type de man was. ‘Vriendelijk’, zegt
u, ‘en een tikkeltje verlegen. Hij leek me wel aardig.’ Pas nadat u vaker met de
man hebt gepraat, kunt u uw oordeel aanvullen of bijstellen. Maar de basis voor
uw oordeel werd in die eerste tien minuten gelegd.
Meestal gaat het zo. Na de eerste ontmoeting hebben we een
globale indruk van de persoon. We weten of hij zelfverzekerd is of niet, of hij
verlegen is, spontaan, vriendelijk of arrogant. Maar is die eerste indruk ook de
beste?
In De eerste indruk beschrijft sociaal psycholoog Roos
Vonk hoe we ons een beeld van iemand vormen, welke processen daarbij onbewust
een rol spelen. Natuurlijk krijgen we bij een ontmoeting nooit alle kanten van
iemands persoonlijkheid te zien. Iemand is nooit alleen maar zelfverzekerd of
vriendelijk, verlegen of spontaan. De doortastende onderwijzer kan thuis een
watje zijn, en de vriendelijke buurman is op zijn werk misschien wel een
botterik.
Toch zijn er aanwijzingen dat de eerste dertig seconden in
een ontmoeting veelzeggend zijn. Uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek blijkt
dat het oordeel dat we vormen op basis van non-verbaal gedrag in de eerste halve
minuut, soms zelfs beter klopt dan het beeld dat de persoon van zichzelf heeft.
Zo kunnen we aan de manier waarop iemand beweegt en spreekt,
veel afleiden. Mensen kunnen bijvoorbeeld onbewust signalen afgeven van
onzekerheid. Ook de stem herbergt een schat aan informatie. Iemand die liegt,
gaat vaak hoger en monotoner praten en oppervlakkiger ademhalen.
Hoe interpreteren mensen na de eerste kennismaking eigenlijk
het gedrag van een ander, en waardoor laten ze zich leiden? Ook hier spelen
hardnekkige mechanismen onbewust een rol. Er treedt meestal een zogenoemde
correspondentievertekening op, schrijft Vonk. Mensen zijn geneigd de invloed van
de situatie te onderschatten. We denken veel te gemakkelijk dat het gedrag van
iemand in een bepaalde situatie – bijvoorbeeld een ander helpen – correspondeert
met een persoonlijkheidseigenschap als behulpzaamheid.
Hoe groot de invloed van de omgeving kan zijn, bewijzen
experimenten uit de sociale psychologie, zoals het beroemde
gehoorzaamheidsexperiment van de Amerikaanse psycholoog Milgram, waarbij
deelnemers op verzoek van een onderzoeker anderen schokken moesten toebrengen.
Alle proefpersonen in dit experiment deden dat.
Misschien denkt u dat u dat nooit zou doen, maar dat is
onzin, schrijft Vonk. ‘Mensen hebben een uiterst gebrekkig inzicht in de invloed
van situationele factoren op hun eigen gedrag en dat van anderen.’
Een ander effect waarop Vonk wijst, is de neiging om meer
waarde te hechten aan negatief dan aan positief gedrag.
Als iemand drie keer aardig doet en één keer vervelend, dan
zijn we geneigd om de negatieve houding uit te vergroten. Dat komt doordat de
meeste mensen ervan uitgaan dat de wereld in principe goed is. Als we verwachten
dat de ander aardig is, komt het des te harder aan wanneer het tegendeel blijkt.
De eerste indruk bestaat uit drie delen. Het eerste
deel beantwoordt de vraag hoe we ons een indruk vormen van anderen. Vonk
behandelt de belangrijkste psychologische mechanismen, zoals stereotypering, en
de rol van uiterlijk, non-verbaal gedrag en intuïtie. In het tweede deel wordt
beschreven hoe we indruk proberen te maken op anderen en welk effect
verschillende manieren van presenteren kunnen hebben, zoals slijmen,
intimideren, hard to get spelen of je van de domme houden.
Het zit in de aard van mensen om goed te willen overkomen bij
anderen. Probeer maar eens bewust een onaardige indruk te maken, dat lukt bijna
niet. Soms doen we extra aardig omdat we iets willen bereiken. We lachen, geven
complimenten, stemmen in met de mening van de ander, we zijn behulpzaam of tonen
interesse.
Waar ligt de grens tussen oprechtheid en slijmen?
Roos Vink geeft handige tips om ervoor te zorgen dat je in
een hiërarchische relatie, bijvoorbeeld met je chef, niet van vleierij wordt
verdacht: begin met slijmen tegen je baas, lang voordat je om salarisverhoging
gaat vragen. Tweede tip: wees het niet altijd met hem eens, ga ook af en toe
tegen hem in, maar kies dan een veilig onderwerp, zoals de kwaliteit van de
koffie.
Het laatste deel gaat uitvoerig in op de eerste indruk bij
sollicitaties en daten. Vonk lardeert de theorie met praktische tips. Een
prima openingszin om met iemand in contact te komen is bijvoorbeeld: ‘Ik voel me
hier wat ongemakkelijk, maar ik wil je graag beter leren kennen.’
De eerste indruk is een toegankelijk en praktisch
boek, een cursus alledaagse sociale psychologie voor leken, met eigentijdse
voorbeelden en lekker veel testjes.
Roos Vonk, De eerste indruk. Scriptum Psychologie. 212 pagina’s € 18,95
ISBN 90 5594 465 3
De Volkskrant, 26-04-2008, door Frans Verstraten
Jij bent zo...
Tussentitel: Misschien gilt Brad Pitt bij het zien van een muis
Het is verbazingwekkend hoe snel ons brein een mening vormt. Eén blik en we
denken onze pappenheimer te kennen. Je krijgt nu eenmaal geen tweede kans om een
eerste indruk te maken.
Wetenschappers, maar ook de oplettende leek en
radiospelletjesmakers weten al lang dat het brein met weinig informatie tot
grootse activiteit kan komen. Het meest aansprekende voorbeeld is natuurlijk
muziek. Enkele noten, samen goed voor een fractie van een seconde, zijn voor ons
hersenen genoeg om een lied te herkennen. En wat te denken van geurtjes! Een
paar moleculen in je neus activeren breinnetwerken en halen hele episoden uit
het verleden weer voor ons geestesoog. Vooral het parfum van je ex schijnt het
goed te doen.
Die snelle activatie van ons brein is belangrijk voor het
inschatten van nieuwe situaties. Dit eerste gevoel, idee of mening is gebaseerd
op onze kennis over hoe de wereld in elkaar zit, opgebouwd uit eerdere
ervaringen. Het brein heeft daardoor expliciete ideeën over wat mogelijk is,
maar ook wat minder voor de hand ligt en kan die mening zonodig bijstellen.
Zo hebben we allemaal een beeld bij mogelijke kandidaten voor
de hoofdrol in een nieuwe Tarzanfilm. Maar wat als we nu de keus beperken tot de
heren Jan-Peter Balkenende en Brat Pitt? Ik denk niet dat beide evenveel stemmen
zullen halen, maar is die keuze te rechtvaardigen? Misschien heeft Pitt
watervrees en gilt hij het uit bij het zien van een muis. En wie weet zwemt JP
als een aal en zit er onder dat stijve overhemd een torso waarvan het aanzicht
garandeert dat kwaadwillenden het bij voorbaat op een lopen zetten. Toch, als je
je geld erop zou moeten zetten...
Meer dan een halve eeuw geleden dachten enkele wetenschappers
dat delen van meningen en vooroordelen niet eens gevormd werden door onze
ervaringen, maar hard ingebakken onderdelen van ons lichaam en geest waren. Dat
een deel van onze persoonlijkheid in onze genen is vastgelegd, was bekend.
Maar dat persoonlijkheid zich manifesteerde in het uiterlijk en dat dit zelfs
voor dieren zou gelden, dat was best nieuw. Het plaatje hiernaast komt uit een
boek met de titel De fysiologische basis van persoonlijkheid. Ik heb dit
plaatje gebruikt in mijn colleges en de aanwezige studenten een aantal vragen
gesteld. Zo bleken de karaktertrekken voor de persoon vooral om het concept
traag te centreren. Het valt soms niet mee om een goede eerste indruk achter te
laten.
Ook mochten de studenten kiezen tussen de volgende namen voor
de hond: Bodos, Loffus en Iepsie. Bij mij weten zijn dit nonsens namen, maar
toch kiezen de meeste studenten voor Loffus. Die naam zou het beste bij deze
hond passen en daarvoor was vooral de associatie van de naam met sloom en
onhandig bepalend.
Dit verraste me een beetje. Dat uiterlijk iets doet, daar kon
ik me nog iets bij voorstellen, maar dat zelfs aan klanken van niet bestaande
woorden kenmerken worden toegekend had ik minder verwacht. Overigens bleek de
naam Bodos geschikt voor een ruige hond en Iepsie voor een bibberig
schootjoekeltje.
Achteraf gezien had ik kunnen weten dat klanken een rol
spelen in meningsvorming: ik mag dat als geboren Brabander nog geregeld
ondervinden. Ooit bezocht een verslaggever van ons universiteitsblad een van
mijn colleges. Hij schreef een positief verhaal. Mijn colleges waren bijna
cabaret en ik deed hem denken aan Hans Teeuwen. Om te vervolgen met dat ik een
onmiskenbaar Brabantse tongval had. En nu hoop ik voor mijn studenten dat mijn
manier van lesgeven de associatie met Hans Teeuwen opriep en niet mijn accent
uit de Peel, waar ik overigens best trots op ben. Gelukkig krijg ik wel ieder
jaar bij een nieuwe lichting studenten de kans om een eerste indruk te maken.
Naar Psychologische krachten, drie lagen
, Alfa en bèta denken, snelheid
, Psychologie lijst
, Psychologie overzicht
, of naar site home
.
|