Goed en kwaad

In Vrije wil  hebben we gezien dat de overgrote hersencapaciteit van de mens hem de mogelijkheid heeft gegeven om te handelen voorbij, of boven, de wetten van de natuur - de vrije wil. De eerste bekende uitingsvorm daarvan zijn gereedschap, sieraden en rotsschilderingen - wat algemeen aangeduid wordt als creatieve activiteiten.

De ontwikkeling van nieuwe vormen van gereedschap of het maken van schilderijen zijn nieuwe dingen, maar wel dingen die gezien kunnen worden als verrijking van die natuur, als behorende tot wat wij in abstracter termen aanduidden als het goede. Maar zodra de mens dingen kan creëren of doen die boven de natuurlijke orde der dingen uitgaan, kan hij ook dingen creëren of doen die tegen de natuurlijke gang van zaken of natuurlijke orde ingaan. Je kan dat erin vertalen als dat de mens met zijn creativiteit ook de capaciteit tot slechtheid verkregen.

Nu is het één van de kenmerken van de evolutie dat ze alles probeert wat redelijkerwijs voort kan vloeien uit het voorgaande. Dat is eigenlijk een tautologie - het is bijna de definitie van evolutie. Dus waar de mensen de potentie tot het kwade heeft gekregen, zullen er ook mensen komen die het kwade uitproberen.

In filosofische kringen wordt nogal wat gediscussieerd over wat goed en kwaad nu in feite is, en acht men het ook meestal een typisch menselijke vorm van kwalificatie. Het eerste lijkt een pure woord- of definitiekwestie: als het gaat om praktische zaken, weet bijna iedereen intuïtief en instantaan wat goed en kwaad is. En dat komt waarschijnlijk omdat ook de tweede filosofische aanname niet klopt: goed en kwaad zijn hoogstwaarschijnlijk ook evolutionaire begrippen. Dat laatste komt de laatste jaren steeds sterker naar voren bij onderzoeken aan apen, en het lijkt aannemelijk dat het hierbij gaat om de vorm van goed en kwaad zoals ontstaan in het samenleven in groepen.

Dan is dus ook de veronderstelling gerechtvaardigd dat het idee van goed en kwaad ook bij lagere diersoorten in meer rudimentaire vorm aanwezig is. Het doden van een ander wezen anders dan voor voedselvoorziening is het duidelijkste en misschien wel oudste voorbeeld. In groepssamenlevingen heeft zich dat verfijnd tot alle handelingen die de eigen groep schaden -wat automatisch een soort afweging van de belangen van het individu ten opzichte van de overige leden van de groep inhoudt.

Deze analyse tot dusver zal velen misschien nieuw in de oren klinken, maar dat komt alleen door de toon. Op andere manier geformuleerd is het allemaal heel bekend, uit diverse andere morele systemen. Zo kan het idee dat de mens zijn uniekheid ontleent aan zijn extra capaciteiten direct teruggevonden worden in het begin van de bijbel. Daar staat dat de mens heeft zijn val uit het Paradijs te wijten heeft aan het eten van de appels van de boom van Kennis - en "kennis" kan dus heel makkelijk gelijk gesteld worden met die extra mogelijkheden die de mens heeft om zijn natuurlijk wereld te overstijgen, en daardoor de gaan waarderen en te begrijpen - de capaciteit tot kennis leidt tot zonde, of slechtheid.

Waar de kwestie van goed en kwaad dus eigenlijk redelijk duidelijk is, komt men meteen op de volgende vraag: waarom is er dan zo veel kwaad in de wereld? waarom kiest men niet doodgewoon het goede?

Ook hierop geeft de evolutie heel consistente antwoorden. Ten eerst is al geconstateerd dat evolutie normaliter als methode gebruikt om het nieuwe niet het oude te laten vervangen, maar door het nieuwe bovenop het oude te bouwen. Dat betekent dat in bepaalde, meestal ongunstige, omstandigheden het oude weer kan bovenkomen. Zo is bij de mens in de loop van zijn evolutie de haargroei vrijwel over zijn hele lichaam verdwenen, maar bij sommige individuen kan dit ineens weer terugkomen.

En dergelijke dingen gelden ook voor het groepsgedrag: waar de evolutie ervoor heeft gezorgd dat de individuen in een groep handelen naar het groepsbelang, kunnen sommige individuen in sommige gevallen terugvallen naar het puur individuele belang, waarbij het bij dieren gaat om fundamentele zaken als voedsel of seks.

De menselijke samenleving is dusdanig geschakeerd, dat er vele soorten van kwaad handelen bestaan, en ook vele van redenen om het kwaad te bedrijven. Een eerste analyse gaf de volgende mogelijkheden: angst, macht, groep, ideologie en creativiteit.
 

En ook het idee dat de mens zijn omarmen van de slechtheid min of meer bewust doet, is daar terug te vinden als de erfzonde - en op andere manier in het maxime uit In het kort, luidende: God may forgive you for your sins, but your nervous system won't.

In het geval van de meestal vrij kleine groepen zoals bij primaten is de remedie daarvoor bij herhaald optreden simpel: de herhaalde overtreder wordt uit de groep gestoten.


 

Er is door velen al opgemerkt dat het merkwaardig is dat er nog zo veel slechtheid bestaat ondanks de toegenomen materiële welvaart, en dat slechtheid bij degenen die meer rijkdom hebben juist eerder groter dan kleiner lijkt te zijn . De reden daarvan is in het licht van het voorgaande nu een heel simpele: men verkiest het creatieve in de slechtheid boven het gewone natuurlijke.

Het laatste laat dus ook meteen zien dat waar er discussie kan bestaan over de sterkte van de beïnvloeding van de mens door zijn omgeving, de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor zijn slechte daad in de meeste gevallen uiteindelijk bij hemzelf ligt. Iets dat in alle daders, behalve de echt biochemische of neurologische psychopaten, dan ook duidelijk zichtbaar is - voor het voor velen onwaarschijnlijke voorbeeld van directeuren hier  .

 

 

Het idee dat het unieke van de mens zit in zijn boven de natuur staande creatieve vaardigheden vindt men onder andere terug in het feit dat op vele terreinen en op veel manieren de houding te bespeuren valt dat iedere vorm van creativiteit te prefereren is boven al het gewone . Er zijn bijvoorbeeld vele boeken geschreven waarin weerzinwekkende ideeën worden gepropageerd, waarop andere mensen positieve en bewonderende reacties geven, daar waar die mensen op geen enkele wijze met de gevolgen van de gepropageerde ideeën geconfronteerd zouden willen worden: “Het is zo mooi geschreven” is daarbij een veelgehoorde uitdrukking. Wat men daarmee doet is de creatieve component stellen boven de inhoudelijke, en daar waar de inhoud zelf niet deugt: creativiteit boven slechtheid.

Het genoemde voorbeeld gaat over romans, maar in feite strekt het zich uit tot het hele terrein van de kunst. De overwaardering van creativiteit aldaar was in de jaren zeventig en tachtig tot dusdanige hoogte gestegen dat het moderne schilderen was verworden tot het besmeuren van meters canvas met éénkleurige rauhfaserverf, de moderne muziek tot het afdraaien van een bandrecorder met twintig minuten aan motorlawaai, en het moderne bouwen tot het neerkwakken van vierkante kolossen van beton en glas - dit alles onder het motto: het was allemaal nog nooit eerder gedaan ...

Aan de andere kant van het maatschappelijke spectrum, in de lagere regionen, kan de drang tot creativiteit ook makkelijk tot uitwassen leiden. Wie creatief wil zijn, en niet de talenten heeft op dat op positieve manier ten toon te spreiden, kan het ook een andere manier kwijt: wie niet mooi kan schilderen, kan wel een bushokje vernielen - ook een daad van het creëren van de nieuwe toestand - "Kijk eens wat ik hier heb gedaan" is wel degelijk een component van veel vernielzucht - met als tussenvorm iets als graffiti - vernieling en kunst tegelijk.

Allerlei bekende vormen van slechtheid kunnen dus ook als vormen van creativiteit gezien worden - en er zijn zelfs nogal wat mensen die dat dat ook zo zien. Die mensen achten de gewone dingen, de dagelijkse routine, te saai, en wel zodanig saai dat ze het niet deugende alternatief voor de dagelijksheid beter achten dan de dagelijksheid. Veel van met name de moderne kunstuitingen als literatuur en film, beelden die slechtigheid dan weer uit, in alle mogelijke vormen van de detectiveverhaal tot horror en erger. Oftewel de creativiteit van de hogere klassen gebruikt de creativiteit van de lagere lagen om aan zijn ideeën te komen. Die afhankelijkheid van slechtigheid is zelfs terug te vinden in uitspraken van kunstenaars en andere intellectuelen, waarvan er een aantal zijn verzameld hier .

 

Van oudsher bestaat er een grote verering en waardering voor het vrije deel van de geest, het deel dat niet verbonden is met de werkelijkheid zoals dat tot uiting komt met betrekking tot kunstzinnige uitingen, wetenschap, en creativiteit in het algemeen. Het kunnen doen van een creatieve bijdrage aan de geschiedenis van de mensheid, je naam achter te laten, is algemeen erkend als een van de grote doelen in het leven. En dat kan het alleen zijn door de ongeëvenaarde waardering voor het creatieve. Hoewel niet direct te bewijzen, zijn er toch redelijk concrete aanwijzingen dat deze vorm van verering en waardering stamt van het allereerste begin van de mensheid, en teruggaat tot verwante soorten als Neanderthalers.

Aan de andere kant kan de vrijheid in de geest ook als inspiratiebron dienen voor handelingen met destructieve uitkomsten voor de werkelijkheid. Het doden van een ander wezen anders dan voor voedselvoorziening is het duidelijkste en misschien wel oudste voorbeeld. Dit soort handelen zullen we hier gelijk stellen aan wat normaal als “kwaad” wordt aangeduid.
 


De moderne tijd kenmerkt zich door het feit dat een belangrijk deel van de verklarende rol van de religie is overgenomen door de wetenschap. Dat wil zeggen, in de Westerse beschaving, en voor meer intellectuele en toplagen van de bevolking. Bij de rest van de mensheid, het overgrote deel, blijft de angst voor de onzekerheid bij het grootste deel der mensheid dusdanig groot dat de religie voor hen een belangrijke rol speelt.

De wetenschap is dusdanig succesvol in het verklaren, dat ook binnen de intellectuele en toplagen er weerstanden tegen zijn ontstaan, omdat men denkt dat door die toenemende verklarende kracht het gebied van de vrije geest wordt beperkt, en wel in steeds grotere mate. Dat uit zich mede in de ongezonde aandacht die de negatieve kant van de creativiteit, het slechte of het kwaad, heeft gekregen. Daarover gaat het verder in Creativiteit en slechtheid .
 

 



De stelling is: het probleem van goed en kwaad is terug te brengen tot het probleem van het belang van het ik versus het belang van de ander. Wat onderscheidt de misdadiger van de gewone burger: de misdadiger schaadt met zijn acties de belangen van anderen, in vrijwel alle gevallen neerkomende op een vorm van aanslag op het leven van de ander . Of in populaire termen: het kwaad is het 'wat' in 'Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.'

Het belang van het ik en het belang van de ander zijn begrippen die ontstaan als het ik en het ander in contact komen, en er zaken zijn die voor beiden van belang zijn. In praktische termen: wederzijdse belangen ontstaan in het gaan samenleven in groepen, en het eerste gezamenlijke belang is de verdeling van voedsel. Kwaad kan nu gedefinieerd worden als alle daden die het belang van de ander schaden, en goed als de daden die de belangen van anderen bevorderen. Dit is in feite een bekende definitie, maar iets te idealistisch. Het normale optreden van een individu leidt tot bevordering van het eigenbelang, en het lijkt moeilijk dit proces weg te denken of te redeneren. Een nauwkeuriger definitie lijkt daarom: kwaad zijn die daden waarvan de som van de toename van belangen voor het zelf en de afname van de belangen van de anderen negatief is.


Door het probleem van goed en kwaad op bovenstaande wijze te simplificeren, is een directe vervolgstap mogelijk: het idee van het ik en de ander is duidelijk voor iedereen, dus het begrip van goed en kwaad is ook duidelijk voor iedereen. Deze conclusie is bekend in vele vormen, maar voor verdere referentie wordt hier gekozen voor deze: het verschil tussen goed en kwaad is bekend aan iedereen, er bestaat alleen verschil in hoe diep het individu deze kennis in zijn ziel heeft verstopt.

Merk op dat de stelling dat het probleem van goed en kwaad redelijk simpel is, staat in tegenspraak met de houding en uitspraken in vele wetschappelijke en levensbeschouwelijke disciplines. De meest van de extra problemen die die mensen oproepen zijn onpraktisch, onwaarschijnlijk, of anderszins niet van toepassing. Dat het gewone publiek veel minder behept is met dit soort intellectuele muizenissen, blijkt bijvoorbeeld hier uitleg of detail .

Het essentiële aan de conclusie over de simpelheid van goed en kwaad is dat aangaande goed en kwaad niemand een beroep kan doen op onwetendheid. Dit is een sociaal-psychologische tegenhanger van de bekende juridische term: een ieder is geacht de wet te kennen. En waar dit geldt voor de basisaanname van goed en kwaad, geldt dit ook voor alle direct hiervan af te leiden morele kwesties. Een toepassing hiervan is te vinden in Goed en Kwaad bij Links en Rechts .


Naar Vrije wil  , Het ik en het ander , Psychologie lijst , Psychologie overzicht , of site home .