Bronnen bij Psychologische krachten: angst

Het gedrag onder invloed van angst bij dieren laat ook overduidelijk het functioneren van de drie lagen zien. Het mooiste voorbeeld is dat van de huismus. Het gedrag van alle kleinere vogels met betrekking tot vreemde dingen is simpel: wegwezen - vliegen. Dat is evolutionair volstrekt logisch: wegvliegen werkt fantastisch als tegenmaatregel tegen een bedreiging, dus er is geen enkele reden om het niet te doen - je kan later altijd terugkomen. Dus heeft de natuur het vlieg-vluchtgedrag ingebouwd in hun reflexen - wat duidelijk waar te nemen is, want het is instantaan als je een vogel verstoort.
    Overigens: de eigenschap van angst hoeft niet gelijkmatig verdeeld te zijn over alle individuen van een soort (DePers.nl, 19-11-2009):
  Lefgozers en bangerds houden elkaar in stand

Ook dieren vertonen karakter-verschillen. en volgens bioloog Max Wolf is dat heel nuttig.

Persoonlijkheden komen niet alleen bij mensen voor. Onderzoek heeft laten zien dat meer dan honderd diersoorten karakterverschillen vertonen. Blijkbaar heeft ‘anders zijn’ evolutionaire voordelen. Maar welke?
    De Groningse bioloog Max Wolf onderzocht de waarde van twee persoonlijkheidskenmerken die bij zeer veel soorten opduiken: het zogenoemde boldness-aggressiveness syndrome en individuele verschillen in responsiveness. Het boldness-aggressiveness syndrome beschrijft het verschijnsel dat binnen dezelfde soort sommige individuen echte ‘lefgozers’ zijn: onverschrokken en agressief. Tegelijkertijd zijn anderen (‘bangerds’) voortdurend op hun hoede om niet in de problemen te raken. De lefgozers vliegen de kooi uit om de wereld te verkennen; de bangerds vinden het voederbakje echt ver genoeg. Het begrip responsiveness beschrijft de ontvankelijkheid voor veranderingen: sommige individuen passen zich daar snel en gemakkelijk bij aan; aan de andere kant is er ook een aantal individuen die echt doen of er niks aan de hand is en meer rigide gedrag vertonen. Ook hier geldt dat de twee typen binnen één populatie voorkomen. Wolf wilde weten hoe dat kan. Je zou immers verwachten dat een type gedrag evolutionair gezien voordeliger is dan het andere, waardoor het ‘nadelige’ type volledig verdwijnt. Met behulp van evolutionaire modellen kon Wolf laten zien waarom dat niet gebeurt.
    Wat de lefgozers betreft: als twee individuen een klein beetje verschillen in ‘rijkdom’ (bijvoorbeeld omdat de één een iets groter territorium heeft), dan heeft de rijkste meer te verliezen en gaat in de loop van de evolutie risicomijdend gedrag vertonen. Armere individuen daarentegen zijn gebaat bij risicozoekend gedrag. Wolf laat zien dat heel kleine verschillen in rijkdom al tot heel grote verschillen in gedrag kunnen leiden.

    Maar ook een vogel heeft hersenfuncties die hoger zijn dan reflexen  , en er is geen reden om die anders te beschrijven dan als "emoties" - vogels krijsen net zo hard bij ernstige bedreiging als mensen.
    Emoties zijn flexibeler dan reflexen, en kunnen leiden tot het overwinnen van de reflexen. Zo hadden alle vogels vroeger een sterk vermijdgedrag van mensen, en met een goede reden: mensen vingen vogels. Maar op een gegeven moment hielden mensen daarmee op, en sommige soorten trokken langzamerhand richting menselijke beschaving. Ook om een heel materiële reden: daar was een rijke potentiële voedselbron.
    Eén van de eerste en meest succesvolle exemplaren was de huismus. Die bleek in staat tot sterke staaltjes van aanpassing. Je gaat als mus op de stroomdraad zitten, op de uitkijk voor wie er zoal op de bankjes gaat zitten. Daar blijf je veilig zitten, tot een van de mensen een broodtrommeltje uit zijn tas pakt - dan vlieg je naar hem toe, en gaat verwachtingsvol aan zijn voeten zitten aandachttrekken, net zo lang tot hij je een stukje brood toewerpt, waarmee je weer wegvliegt, terug naar de stroomdraad of iets anders hoogs.
    Daar kan je als mens ook leuk mee spelen. Er zijn ook plekken waar dit voeren tot de gewoonte is geworden, en waar de mus nog verder gaat. Op het terras aan de waterkant, waar koffie met appelgebak de standaardvoer is voor de mens, werd appelgebak ook het standaardvoer voor de mus. Waarbij je de brutaalste exemplaren ertoe kon verleiden de stukjes uit je vingers te komen halen.
    In dat proces van het ophalen het voer uit de uitgestoken vingers van de mens zijn ook bij de mus duidelijk drie lagen van functioneren in de hersenen zichtbaar: de basale reflex: één snelle of verkeerde beweging en de mus was weg. Dan de emotionele override: de eerste toenaderingsbeweging: gaan zitten op de rand van de tafel - de mus overwint zijn op zeer lange termijn geleerde reflexen met op kortere termijn aangeleerde regels dat vluchten soms niet nodig is - en dit gaat in enkele seconden - appelgebak op tafel, en hup daar zijn de mussen. En daarna een stuk langduriger proces waarbij de mus stukje bij beetje steeds dichter de mens en de vingers met het voedsel durft te benaderen - hupje voor hupje, en soms weer een hupje terug - het proces kan een minuut of meer duren. Je ziet de mus denken: "Kan ik het wagen ...?".
    En net zo goed als er geen reden is om de tweede vorm van gedrag niet te omschrijven als emotie, is er ook geen reden om in dat 'Je ziet de mus denken: "Kan ik het wagen ...?"'-gedrag, het gebruik van de term 'denken' niet serieus te nemen - en dit gedrag te zien als het resultaat van een vorm van hogere hersenfuncties dan emoties - als "denken".

Ten verdere bewijze: vergelijk deze beschrijving met die onder (de Volkskrant, 03-10-2008, rubriek Tijdgeest door Olaf Tempelman):
  Beven in de bloemenwei

...   Zelf neem ik mijn toevlucht tot mineraalwater en andere drugs ter bestrijding van mijn topofobie (podiumangst). Mircea, een goede Roemeense vriend, drogeert zich voor zijn aviofobie (vliegangst). Leuk om te weten: beide fobieën staan in de Angsten Top 10.
   De Duitse psychoanalyticus Wolfgang Schmidbauer, auteur van Het angsten boek Van A tot Z (Thoth; € 17,90), biecht op dat hij zelf lijdt aan incompletofobie. Meer dan vijfhonderd angsten bracht hij in kaart. Maar met het vorderen van Het angstenboek raakte hij bevangen door de vrees fobietjes over het hoofd te zien. .
    Onvolledig of niet, Schmidbauer hoopt voor begrip en troost te zorgen. Behalve 'voelsprietloze' lieden als criminelen is bijna iedereen voor meerdere zaken buitengewoon bang. Echter, ons begrip voor andermans angsten houdt niet over. Als topofoob doe ik lacherig over aviofoben: in een vliegtuig hoef je geen verwachtingen van een publiek in te lossen. De aviofobe Mircea doet lacherig over mij: van een podium kun je weglopen. Schmidbauer vertelt over de lijdensweg van een vrouw die hij behandelde voor anthofobie (bloemenangst). De hele tijd kreeg zij te horen: 'Wat is er nou mooier dan een wei vol bloemen?'
    Het Duitse origineel Das Buch der Ängste is ingeslagen als een bom. Uitgever Farkas verklaart de prettig rinkelende kassa uit het feit dat het angstenboek helemaal past bij deze tijd: we zijn bang niet tegen de gevaren van de 21ste eeuw te zijn opgewassen. Dat onze voorouders net zo bang waren voor hun tijd, blijft netjes onvermeld. Schmidbauer zelf geeft een betere verklaring. In vroeger tijden was uitkomen voor angsten zelfs onder intimi vaak taboe. We leven in zoverre in verlichte tijden dat angsten zich niet alleen in kennis mogen verheugen, maar ook in een positievere beeldvorming: angsten zijn onze beste vrienden, vindt de fobieëndokter, zolang wij ze bedwingen in plaats van zij ons. 'Wie geleerd heeft ondanks zijn angsten te blijven functioneren, heeft een normale toestand bereikt.' ...

Er is een grote overeenkomst in wat hier gezegd wordt en het mussengedrag: de angsten zijn basaler, en we moeten leren, met ons redelijke verstand, om die te overwinnen. Bij de mens is zijn zijn denk-hersenen zo veel verder ontwikkeld, dat bij normale mensen dat overwonnen-zijn van angstgedrag de regel is. Maar er hoeft bij wijze van spreken "maar dít te gebeuren", en die oude angsten komen naar boven - op zeer irrationele punten als de angst voor vliegen of bloemen.

Nog zo'n "bio"-gevalletje (de Volkskrant, 24-02-2016, van verslaggever Cor Speksnijder):
  Angst in natuur goede raadgever

Vrees voor grote roofdieren werkt door in de hele voedselketen, blijkt uit onderzoek van Canadese biologen. Waar die verdwijnen, raakt het ecosysteem verstoord.

Het enige waar we bang voor moeten zij, is de angst zelf. De gevleugelde uitspraak van president Franklin D. Roosevelt gaat in de natuur niet op. Daar heeft angst een nuttige functie, zo blijkt uit Canadees onderzoek.
    De vrees voor grote roofdieren die bovenaan staan in de voedselketen werkt trapsgewijs door in de hele keten en heeft een positieve invloed op de gezondheid van het ecosysteem, stellen de onderzoekers. Angst voor toproofdieren leidt ertoe dat prooidieren zich minder op hun gemak voelen als ze zelf op jacht gaan en dat hun vangst binnen de perken blijft. Daarvan profiteren kleinere dieren lager in de voedselketen.    ...

Maar de mens is natuurlijk geen natuur, in de ogen van de religieuzen en de politiek-correcten ...


Naar Psychologische krachten  , of site home  .

3 okt.2008