Bronnen bij Psychologische krachten: intelligentie, bewijs

Uit diverse jaren verzameld een paar bewijzen van het belang van intelligentie - de jaren liggen zo ver uiteen, omdat intelligentie een van de heetste aardappels van de politieke-correctheid is, op psychologisch terrein. De politieke-correctheid wordt namelijk gedomineerd door alfa's en gamma's, en goed scoren op intelligentie door bèta's (de Volkskrant, 01-09-2007, door Jorien de Lege):
  Doe mij maar 105

Met 14 jaar naar de universiteit. Met een IQ van 130 gratis studeren. Ideaal? Een leuke partner die even slim is, kom je niet gauw tegen. Gewoon normaal is zo gek nog niet.

Het moet heerlijk zijn een hoog IQ te hebben. Moeilijke problemen los je in een oogwenk op, ingewikkelde raadsels hebben geen geheimen meer en al het denkwerk doe je dubbel zo snel.
    In Duitsland mag je met een IQ van minimaal 130 nu zelfs gratis studeren. Aan de Universität Koblenz-Landau en de Albert Ludwigs Universität in Freiburg zijn na een algemene IQ-test al enkele tientallen studenten vrijgesteld van het betalen van collegegeld. ...
    Dat klinkt geweldig, maar hoe benijdenswaardig is een hoog IQ nu werkelijk?
    Hoe slim je bent, staat bij de geboorte al grotendeels vast. Kinderen van intelligente ouders zijn zelf vaak ook begiftigd met een goed stel hersens. ...

Reden nummer twee waarom intelligentie gehaat is bij alfa's en gamma's, in dit geval vooral bij de laatste: als intelligentie erfelijk is, dan kunnen dat een heleboel andere cultuurbepalende factoren het ook zijn. En daar gaat dan de veranderlijkheid en de gelijkheid der culturen het raam uit. Een onovertroffen ramp.
  Hoe ze deze hersens gebruiken, heeft echter wel invloed op hun IQ-score op volwassen leeftijd. Onderwijs, ouders, voeding en karakter hebben effect op de ontplooiing van intelligentie en daarmee op de uiteindelijke IQ-score. ‘Intelligentie is een spierbal, maar dan met denkkracht’, legt cognitief psycholoog Edwin van Thiel uit. ‘Zonder training en goede voeding kom je niet aan je maximum.’

Precies. maar sommige mense zijn in de wieg gelegd voor de Olympische Spelen, en anderen beslist niet. En dat laatste is een overgrote meerderheid.
    En dus ook voor intelligentie:
  Daarmee is niet gezegd dat je jezelf zomaar naar een IQ van 130 kunt trainen. Intelligentie heeft een bovengrens. Als die grens 110 is, zal die nooit 130 worden. In het even beruchte als beroemde Amerikaanse Milwaukee Project (eind jaren ’60) hebben onderzoekers geprobeerd om kinderen met veel training slimmer te maken dan hun ongetrainde leeftijdsgenoten. Na een experiment van ruim vijf jaar leken de kinderen bijna 25 punten hoger te scoren, maar bij nadere inspectie bleken de metingen dubieus en de effecten tijdelijk.

Ongetwijfeld waren die aanvankelijk resultaten er omdat men het zo wilde.
  Je krijgt dus een bepaald IQ met slechts beperkte ruimte tot verbetering.

Een erg hoog IQ (groter dan 130) heeft ook zijn sociale nadelen, maar dit blijft over:
  Zo wordt over het algemeen het aantal beroepsmogelijkheden groter, naarmate het IQ stijgt. Een advocaat met een IQ van 120 kan meestal wel besluiten vrachtwagenchauffeur te worden, maar iemand met een IQ van 90 zal niet zo makkelijk een studie rechten volgen (als gemiddelde voor een universitaire studie wordt vaak een IQ van 115 aangehouden). Slim zijn werkt dus een hogere opleiding en daardoor de mogelijkheden tot een mooie baan in de hand. Eén misverstand moet wel uit de weg worden geruimd: slimme mensen worden niet per definitie rijk. Het IQ is geen betrouwbare voorspeller voor de staat van de bankrekening. Een voetballer zonder verdere opleiding kan immers vele malen meer verdienen dan een professor.    ...

Omdat daarvoor een andere factor nog belangrijker is: gewetenloosheid (plus nog wat kleinere zaken).
  Er is wel een bescheiden verband tussen het IQ en de arbeidsprestatie.

Een onjuiste understatement, zoals blijkt uit het directe vervolg:
  Een IQ-test blijkt een beter selectiemiddel te zijn dan referenties, academisch niveau, cijfers of interviews. Personen met een hoger IQ zijn vaak efficiënter in hun werk, ze kunnen veel verantwoordelijkheden aan en zijn creatief. Dat maakt ze populair bij werkgevers. Bij de assessments voor hogere functies is de IQ-test ook een belangrijk onderdeel.

Kortom: het IQ is het beste selectiemiddel en de beste maat voor arbeidsprestatie. Gemiddeld.
    En welke groep treft het goede lot:
  Tussenstuk:
De g-factor

De IQ-test bestaat niet. Er zijn vele soorten gebaseerd op diverse theorieën. De grootste twee stromingen in de intelligentieleer zijn die van de algemene intelligentie (de g-factor) en die van de samengestelde intelligentie. Samengestelde intelligentie kan bestaan uit taalkunde, muzikaliteit, ruimtelijk inzicht, logisch gevoel en zelfs het vermogen om de gevoelens van anderen te herkennen. Voor elk onderdeel ontvang je een aparte score.    ...
    In 2003 nam 123test.nl een algemene IQ-test at bij ruim 400 Nederlanders en Vlamingen. De hoogste IQ-scores werden gevonden bij hoogopgeleide mannen van middelbare leeftijd die niet roken, aan (denk)sport doen, niet in een god geloven en een duidelijke politieke voorkeur hebben.
    Het opmerkelijkste resultaat: deze slimmeriken drinken geregeld alcohol.

En maak hier maar hoogopgeleide blanke mannen van (moslims zijn als religieuzen dus al afgevallen). Ook dat is iets dat overal in de maatschappij valt waar te nemen, en (bijna) niemand wil weten, en leidt tot excommunicatie voor degene die uit de school klapt.

Van een behoorlijk aantal jaren later (de Volkskrant, 22-10-2013, van verslaggever Marc Seijlhouwer):
  'Tellende' baby rekent later beter

Baby's die goed zijn in het herkennen van aantallen, zijn drie jaar later ook beter in simpele wiskunde, blijkt uit een onderzoek van de Amerikaanse Duke University in North Carolina.   ...
    Dumoulin ontdekte onlangs dat er een telknobbel bestaat in het brein, die 'oplicht' als mensen hoeveelheden zien. Of die knobbel ook iets met wiskundetalent te maken had, konden Dumoulin en collega's niet zeggen. 'Dit nieuwe onderzoek maakt dat verband tussen getalbegrip en wiskunde duidelijker en aannemelijker.'

Keiharde wetenschappelijke gegevens. In plaats van het gezwam uit het eerdere artikel, wat vermoedelijk met betere methodieken ook direct weerlegd kan worden.

Nog een bewijs, geldend voor latere leeftijden - het eigenlijke onderwerp van het artikel is wat anders (de Volkskrant, 20-05-2014, van verslaggeefster Margreet Vermeulen):
  Nee, écht niet: ouderlijke afkeuring laat passie niet oplaaien

Kent u het romeo-en-julia-effect? Het verschijnsel dat liefde en passie tussen geliefden extra hoog oplaaien als hun ouders die relatie niet zien zitten? Nou, dat effect bestaat hoogstwaarschijnlijk niet. Het Amerikaanse vakblad Social Psychology zet deze week in een speciale uitgave grote vraagtekens bij een aantal zekerheden in de sociaal psychologie. Het blad heeft 27 bekende en minder bekende onderzoeken en experimenten herhaald. In een flink aantal gevallen leidden die replicaties tot andere uitkomsten.    ...

Het andere onderwerp. Waardoor dit er doorheen kon slippen:
  ...    In de speciale uitgave van het blad sneuvelen een aantal klassiekers in de sociaal psychologie. Zo vond de Amerikaan Solomon in 1946 dat onze eerste indruk van iemand vooral wordt gevormd door de vraag of hij/zij een warme persoonlijkheid is. Nederlandse psychologen kopieerden dit onderzoek met exact dezelfde vragenlijsten en concluderen dat intelligentie belangrijker is.    ...

Niet alleen is intelligentie belangrijk, maar hyperbelangrijk.

Van de bepaalbaarheid en bepaaldheid van intelligentie is nu wel een definitief bewijs geleverd (de Volkskrant, 19-05-2015, van verslaggever Maarten Keulemans):
  Analyse van vijftig jaar onderzoek naar tweelingen wijst uit:

Alles is wel een beetje erfelijk


Religiositeit. Al dan niet een vaste relatie. Een baan. Politieke opvattingen. Temperament. Het zijn menselijke trekjes die iets onverwachts met elkaar gemeen hebben: ze zijn allemaal voor een deel erfelijk bepaald. Dat is een van de uitkomsten van een kolossale meta-analyse van vijftig jaar onderzoek bij tweelingen, die Amsterdamse onderzoekers deze week presenteren.     ...

Voor de zeer politieke-correcte verslaggever uitleg of detail van de Volkskrant al zeer onwelkome feiten. Maar het meest onwelkome staat niet in dit introducerende rijtje. Dat staat pas verderop:
  Tweelingen verkeren vanaf de conceptie in dezelfde omgeving; eeneiige tweelingen hebben ook nog eens dezelfde genen. Daaruit is met wat statistisch gepuzzel af te leiden wat precies de invloed is van de genen, en wat van de omgeving. Vooral zaken als gedragsstoornissen (gemiddeld voor 49 procent erfelijk), intelligentie (67 procent), lengte (63 procent) en depressies (34 procent) zijn op die manier al talloze keren onderzocht.

En daar staat het dan, verstopt midden in een ander rijtje: intelligentie is voor maar liefst 67 procent erfelijk.
    Die erfelijkheid stelt een relatie vast tussen twee individuen: ouder en kind. Dat wil zeggen: in de relatie zitten de eigenschappen van ouder én kind. Nu komt de onzekerheid en onbepaaldheid van intelligentie voor in de ouder - zeg die onzekerheid is 30 procent. Maar dat geld dan ook voor het kind  - ook die onbepaaldheid is dan 30 procent, en in ene ongunstig geval wijkt de één 30 procent naar boven af en de ndere 30 procent naar beneden. Gemiddled leidt dat volgens elemenatire regels van statistiek tot een (on)bepaaldheid in de relatie die het product van de (on)bepaaldheden in de twee elementen in de relatie. Of mmet ene rekenvoorbeeld: zijn de losse bepaaldheden 70 procent, dan is die in de relatie 0,7 maal 0,7 is 0,49 is ongeveer 50 procent. Of omgekeerd, voor een zekerheid van 67 procent, het geval bij de relatie in intelligentie, is de zekerheid in de losse elementen de wortel van 0,67 is (circa) 0,80.
    Conclusie: de intelligentie van een individu is met minimal 80 procent zekerheid te meten. Bepaald.


Naar Psychologische krachten, intelligentie  , of site home  .

21 mei 2014