Abstractieladder
Bestuur Binding Censuur
Conformisme
En het is volkomen helder dat Jaffe denkt dat dat onzin is, want er volgt:
De betwijfeling of ontkenning waarvan een centrale stelling vormt in de politieke-correctheid. Maar een stukje verderop in het artikel:
Oftewel: degenen die dat doen, kunnen kennelijk uitstekend een niet-Nederlands uiterlijk operationaliseren. Voor alle duidelijkheid: Rivke Jaffe is van joodse afkomst. De ideeën van de culturele antropologie zijn dus invloedrijk. De vermoedelijk meest invloedrijke cultureel antropoloog in Nederland op het moment van schrijven, 2013, is Maarten Keulemans . Deze is niet werkzaam in de wetenschap, maar al sinds een aantal jaren als wetenschapsjournalist bij de Volkskrant, en in 2012 benoemd tot chef van de wetenschapsredactie. Sinds zijn aantreden het propageren van bekende politiek-correcte standpunten toegenomen, zijnde: de totale gelijkheid van man en vrouw, de ineffectiviteit van het bestraffen van criminelen, het niet-bestaan van invloed van de de genen, het niet-bestaan van invloed van het IQ, het niet-bestaan van rassen of etnieën. Daarmee bijdragende aan de versteviging van het politiek-correcte karakter van die krant. Alleen al het bestaan van ideologieën is schadelijk voor vooruitgang in het denken en daarmee de maatschappij. Dit geldt met name voor die van de gelijkheid der culturen, omdat in werkelijkheid culturen niet gelijk zijn, zoals volgt uit het bestaan van het proces van evolutie. Daar waar de culturen met elkaar in contact komen, met name door immigratie van niet westerse culturen naar het westen, leidt de gelijkheid de combinatie van het propaganderen van de gelijkheid der culten in combinatie met de daadwerkelijke ongelijkheid, tot weerzin aan beide kanten: aan de niet-westerse kant omdat ze denken bewust achtergesteld te worden, en aan de westerse kant omdat ze er onterecht van beschuldigd worden te discrimineren. De enige remedie in deze situatie is het tonen van de werkelijkheid. vanwege het urgente en essentiële karakter ervan, denk aan de rellen in Parijs 2005, Londen 2011 en Stockholm 2013 die er een uiting van zijn, is besloten dat hier op de meeste indringende wijze te doen: met behelp van beelden. De ongelijkheid van de islamitisch cultuur is uitgebeeld hier en die van de creoolse cultuur hier . Voor meer fouten van de culturele antropologie als wetenschap, zie hier . Culturele nederlaag Culturele nederlaag vooronderstelt twee andere begrippen: cultuurverschillen en cultuurstrijd . De laatste twee begrippen zijn door sommigen, ook sociologen, al omstreden, dus dan zou "culturele nederlaag", indien dat omstreden-zijn juist is, helemaal sterke betwijfelbaar moeten zijn. De werkelijkheid bestaat uit het onweerlegbare bestaan van de culturele nederlagen van de inheemse volken in Australië, Nieuw-Zeeland en Amerika. Aan het Amerikaanse geval kwam nog merkbare fysiek strijd te pas: "Indianen" met pijl en boog tegen kolonisten met geweren. In het Australische en Nieuw-Zeelandse geval is zelfs dat nauwelijks gebeurd, en hebben de inheemse volken zich stilletjes teruggetrokken en berust in hun nederlaag - hun culturele nederlaag. Die zich nu uit in leegloperij, kleine criminaliteit en drugsgebruik. Bij de inheemse Amerikanen, die cultureel veel verder waren dan de Australische en Nieuw-Zeelandse volken, heeft zich uiteindelijk een vrijwel identiek proces voltrokken. De culturele nederlaag in die gevallen werd veroorzaakt door een extreem verschil in cultureel niveau. Daar liggen nog vele gradaties tussen voordat je uitkomt op nul. Culturele nederlaag in de zin van de genoemde volken zal optreden boven bepaalde grenswaardes, met daaronder een reeks aan mindere verschijnselen, gepaard gaande met gedeeltelijke culturele assimilatie. Een aantal verschijnselen waargenomen bij niet-westerse immigranten in Europa zijn te verklaren met verschijnselen verwant aan culturele nederlaag ten opzichte van de westerse cultuur . Om te beginnen de leegloperij, kleine en grote criminaliteit en drugsgebruik . Dit speelt met name bij jongeren, omdat die geconfronteerd worden met het niet goed of niet kunnen meekomen in de succesfactor in de westerse maatschappij: onderwijs . Ze worden geconfronteerd met culturele nederlaag. Maar ook de schrijverij van de allochtone woordvoerders , de hogeropgeleiden, is in één klap verklaarbaar, als de pijnkreet horende bij de culturele nederlaag. Een pijn die in niet geringe mate versterkt wordt door het bij de islam-opvoeding horende gevoel van superioriteit . Het tweede verschijnsel dat hiermee verklaard kan worden, is de opgang van het religieuze beleven van met name moslim-immigranten. De psychologie leert dat mensen verlies proberen te compenseren, en ter compensatie van de nederlaag op bijna alle culturele vlakken, zoekt men versterking op dat vlak waar men zich wel competent of competenter acht: de godsdienst. De islam leert zijn aanhangers dat ze superieur zijn - zoals de meeste godsdiensten maar de islam is hier sterk in . De onderzoekers die deze voor iedereen in West-Europa zichtbare trend van islamisering hebben bevestigd , constateerde een afwijking aan het patroon: bij Turken was die trend veel minder. De oorzaak kon men niet vinden, maar is simpel als culturele nederlaag de verklaring is: Turken hebben een alternatieve compensatie, in hun sterke nationalisme . Andere onderzoeken hebben laten zien dat bij jonge Turken het nationalisme in de vorm van verlangen naar terugkeer sterk is toegenomen . Het derde verschijnsel dat verklaard wordt door culturele nederlaag, is de houding van de creoolse onderklasse. Die vertonen extremer gedrag, namelijk de neiging tot plundering . Hier is het de culturele nederlaag die het verschil maakt met de autochtone onderklasse, en zorgt voor de onderscheidbare extreme reactie. En het vierde verschijnsel dat verklaard wordt door "culturele nederlaag" is het taboe op cultureel niveauverschillen en cultuurstrijd. Uit culturele niveauverschillen en cultuurstrijd, volgt automatisch "culturele nederlaag". En uit culturele nederlaag volgt automatisch islamisering en plundering. En uit islamisering en plundering volgt onmiddellijk de ongewenstheid van niet-westerse massa-immigratie . En aan immigratie mag niet getornd worden. Want dat hoort bij het kosmopolitisme en internationalisme of nomadisme . Het onbewust besef van het verband tussen al deze dingen zorgt voor de zeer strikte censuur op alle berichtgeving over problemen met gekleurde immigratie, en het onmiddellijke goedpraten van datgene dat wel naar buiten komt. Voor voorbeelden eerder verzameld op deze site, zie hier . Culturele psychopathie Voorafgaand aan een beschrijving van culturele psychopathie, een vorm van culturele ziekte, moet er eigenlijk eerst een definitie gegeven worden van culturele gezondheid, in de zin van "gezond denken over cultuur". Daarvoor wordt hier het volgende gehanteerd: "Cultureel gezond denken bestaat uit het erkennen van (niveau)verschillen tussen culturen, en (niveau)verschillen tussen mensen, in de combinatie dat een individu uit een minder functioneren cultuur beter kan functioneren dan een individu uit een eter functionerende cultuur, terwijl het gemiddelde van de minder functionerende cultuur dus qua functioneren lager ligt dan het gemiddelde van de minder functionerende cultuur. En voor de definitie van meer en minder functioneren kan bijvoorbeeld het criterium van ontwikkelingshulp (landen die ontwikkelingshulp ontvangen functioneren per definitie minder) of migratiestromen (landen met ene sterk migratieoverschot functioneren minder) gehanteerd worden. In beide gevallen kom je op de bekende reeks, ruwweg: Europees westers, Noord-Amerikaans westers, Zuid-Amerikaans westers, de Aziatische wereld, en de rest: de derde wereld . Met deze definitie in de hand kan culturele cognitieve ziekte gedefinieerd worden als de diverse vormen om in de theorievorming, het denken, van deze realiteit af te wijken, en als culturele psychopathie de zwart-wit versies daarvan. Dus de opvatting dat alle culturen identiek zijn qua functioneren, en de opvatting dat één cultuur superieur is aan alle andere culturen. De opvatting dat alle culturen gelijk zijn qua functioneren, is de centrale leerstelling van het vak der culturele antropologie , het overgrote deel van de rest der sociologie , het multiculturalisme , en de politieke-correctheid . Het verschijnsel om de eigen cultuur hoger te achten dan de overige culturen is zo'n beetje ingebouwd in alle culturen. Het gaat hier dus om de mate, de eventuele absoluutheid erin. Dan zijn er bij de huidige stand van zaken twee koplopers, omdat hun opvattingen verbonden zijn aan een andere vorm van absoluut denken: het denken in een Almachtige Godheid die heerst over het hele heelal. En alle mensen en culturen, dus. Met op plaats twee: de islam. Moslims achten zich superieur aan iedereen, zoals blijkt uit hun houding zodra hun belangen ook maar enigszins botsen met die van anderen: ze willen altijd hun zin doordrijven. En de absolute top, met enige afstand omdat het letterlijk is opgeschreven, is de joodse cultuur, met de stelling dat zij het door hun zo Almachtige Godheid dat je zijn naam niet eens mag uitspreken, uitverkoren volk zijn. Deze opvatting plaatst natuurlijk een culturele atoombom onder alle culturele verhoudingen. Het geeft blijk van óf een totale ontkenning van het bestaan van culturele en individuele gevoelens bij andere culturen en hun leden, óf een totaal gebrek aan inzicht in het bestaan van dit soort gevoelens bij andere culturen en hun leden. Het is culturele psychopathie van het zuiverste water. Voor theoretische uitwerking, zie hier , en voor voorbeelden, zie hier . (Wie hierin antisemitisme vermoedt, klik eerst hier ). De uitingsvorm van individuele, psychologische, psychopathie is "gewetenloosheid", en dus is de uitingsvorm van culturele cognitieve psychopathie te omschrijven als culturele cognitieve gewetenloosheid. De praktijk hiervan is in In het kort verwoord als:
Dit is dus een culturele cognitieve gewetenloosheid. Naast deze culturele cognitieve gewetenloosheid bestaan er ook vormen van culturele gewetenloosheid die op andere manieren zijn ontstaan. Bekend zijn de voorbeelden van de Maya met hun cultuur van kindoffers, en die van de woestijnvolken, vermoedelijk ontstaan door zaken als de hardheid van het overleven in moeilijke natuurlijke omgevingen. Die hardheid en de gewetenloosheid zijn in feite alleen een probleem bij contacten met andere culturen, bijvoorbeeld door migratie . Cultuur (praktisch) Cultuur (theoretisch)
Oftewel: het onderzoek gaat over etnische minderheidsgroepen in Nederland. En daarmee geïmpliceerd: er zijn groepen in Nederland die etnische onderscheidbaar zijn, en die etnisch onderscheidbare groepen zijn ook cultureel onderscheidbaar. Merk op de beide van deze impliciet gebruikte aannames in strijd zijn met de algemene aanname van de gelijkheid der culturen, waartoe ook behoort de afgeleide opvatting dat er geen rassenverschillen dus etnische verschillen bestaan (dat de mensheid één ras vormt, is algemeen bekend - de ontkenning slaat dus op etnie). Die onderscheiden tussen etnische groepen worden niet genoemd, maar een van de relevante specifieke te onderscheiden eigenschappen volgt uit gegevens omtrent de opdrachtgever voor het onderzoek:
Even 'minderheidsgroepen' gelijk stellende aan "etnisch afwijkende groepen", is hiermee dus een specifiek cultureel onderscheid tussen die groepen en de etnische meerderheid benoemd: een minder meedoen aan de beoefening van wetenschap. het Mozaïekprogramma is door de etnische meerderheidsgroep gestart om dit gat te dichten. Onderzoeker Serena Does behoort dus tot een etnische minderheidsgroep (gezien de gegevens plus foto verstrekt door de universiteit, die van de etnische minderheid der creolen) Het minder meedoen aan wetenschapsbeoefening is op zich een volstrekt neutrale zaak. Er zijn in Nederland aanzienlijke verschillen tussen diverse culturele groepen in het meedoen aan het dragen van klederdrachten van diverse soort. En talloze andere culturele verschillen waarvan het overgrote deel onbecommentarieerd passeert. Dus moet er een speciale en specifieke reden zijn om culturele verschillen als het meedoen aan wetenschapsbeoefening wél aan een onderzoek te onderwerpen. Die reden wordt geïmpliceerd in de volgende citaten:
Oftewel: bij verschillen in meedoen aan wetenschapsbeoefening, en vermoedelijk soortgelijke culturele verschillen, is er sprake van ongelijke kansen. Bezien vanuit het oogpunt van wetenschapsbeoefening zou er, omdat dit kennelijk het cruciale verschil is met bijvoorbeeld klederdrachten, een definitie of op zijn minst omschrijving moeten staan van "gelijke kansen of "ongelijke kansen". Die is afwezig in expliciete vorm, maar wordt wel geïmpliceerd door:
Oftewel: de minderheidsgroepen of allochtone groepen (kennelijk worden deze in het onderzoek gezien als synoniem, wat niet zo is) doen minder aan wetenschapsbeoefening en soortgelijke culturele zaken omdat de meerderheids- of autochtone groep (die zijn wel synoniem) zijn macht gebruikt om de minderheids- of allochtone groepen minder kansen te geven. Het minder-kansen-geven aan een bepaalde groep kan ook nog steeds neutraal zijn, als "kansen" uitgelegd wordt als het daadwerkelijk verkrijgen van één of andere voorrecht (mogen gaan promoveren of iets dergelijks, dat voorrecht gegeven wordt op grond van prestaties (zeg tentamencijfers) en op grond daarvan er minder minderheidsgroepen op bepaalde posities zitten. Er is dan ongelijkheid maar dat is een inhoudelijke, natuurlijke, ongelijkheid. Maar deze uitleg is vermoedelijk hier niet het geval, op grond van het gebruik van de term 'macht' in het vorige citaat, en het volgende citaat:
Oftewel: het geval van sociale gelijkheid is positief, en het geval van sociale ongelijkheid is negatief, onafhankelijk hoe die sociale ongelijkheid tot stand komt, en iedere methodiek waarop dat verschil tot stand komt is dus fout, een vorm van 'macht', waarmee dus kennelijk geïmpliceerd wordt: "machtsmisbruik". Waarna het oordeel over het ontstaan van sociale verschillen door wat voor oorzaak dan ook nog wat wordt aangescherpt middels deze terminologie:
Oftewel: iedere vorm van ongelijkheid in culturele verschillen als wetenschapsbeoefening en dergelijke is immoreel, onafhankelijk van hoe die verschillen tot stand komen. Oftewel: de oorzaak van het minder doen aan wetenschapsbeoefening en soortgelijke culturele zaken, samengevat in "sociale ongelijkheid", is datgene wat in de omgangstaal omschreven zou worden als "discriminatie". Merk op dat de beoefening van wetenschap vereist dat hierbij omschrijven wordt wat "moreel" is en wat niet, maar ook dit is in deze weergave afwezig. Dat is natuurlijk omdat ene dergelijke omschrijving automatisch zou lieden tot een cirkeldefinitie, al was het maar omdat er geen externe maatstaf bestaat voor dergelijke dingen, en van praktijk elders bekend is dat "moreel" gedefinieerd wordt in termen van "gelijkheid der culturen". Dit wat betreft de aannames voorafgaande aan het onderzoek, zoals vervat in de formulering van het onderzoeksveld ervan. En dan nu het onderzoek zelf:
Oftewel: het onderzoek is naar de manier waarop je de autochtonen kan motiveren om te streven naar gelijke vertegenwoordiging van minderheids- en allochtone groepen in de wetenschapsbeoefening en dergelijke zaken. Met als uitkomst:
Met dus als uitkomst dat je van het streven naar evenredige vertegenwoordiging van minderheids- en allochtone groepen in wetenschapsbeoefening en dergelijke zaken een moreel ideaal moet maken. Oftewel: door de autochtonen ervan te overtuigen dat als ze dat niet doen doen, dat ze dan immoreel zijn. Uit deze analyse van het onderzoek kunnen vele conclusies getrokken worden. Een ervan is dat dit onderzoek het volgende stelt: "Sociale ongelijkheid van culturen, oftewel: culturele ongelijkheid, is immoreel". Dit is de ideologie van de gelijkheid der culturen. Die gelijkheid is kennelijk absoluut, want als je ergens een ongelijkheid ziet, dan is dat immoreel. Een andere conclusie is dat de aard van dit onderzoek overeenkomt met wat hier elders omschreven is als de gebruikelijke vorm van wetenschapsbeoefening door de sociologie , namelijk dat het onderzoek gedreven wordt door of start met ideologie, en niet waarnemingen. Met als uitkomst: "Als de werkelijkheid niet overeenkomt met de ideologie, dan is de werkelijkheid immoreel". Natuurwetenschappers hanteren een andere vorm van wetenschapsbeoefening . Die ziet er ongeveer spiegelbeeldig uit: "Als je tussen twee zaken in de werkelijkheid een verschil ziet, en je beweert dat dat verschil niet bestaat, dan ben je wetenschappelijk immoreel bezig". Op deze website wordt standaard de natuurwetenschappelijke vorm van wetenschapsbeoefening gebruikt, ook voor de sociologie . Als je in het kader van een natuurkundige soort wetenschapsbeoefening gaat kijken naar de maatschappij en haar diverse culturele groepen, dan zijn er sociale verschillen tussen culturen zijn waar te nemen op bijna alle terreinen naast de wetenschapsbeoefening en dergelijke. Dus bijvoorbeeld ook in de sport, waar alleen de uitkomst telt en culturele afkomst geen intrinsieke rol speelt. Dit onderzoek is op deze website gerapporteerd hier . De uitkomsten ervan laten zien dat die sociale ongelijkheid of culturele verschillen numeriek zowel ongunstig als gunstig uitpakken voor minderheden, zodat die methode om waarop die verschillen tot stand komen en de methode om die verschillen te bepalen cultureel neutraal zijn. En dus dat de eventueel daardoor gevonden sociale en culturele verschillen objectief zijn. De uitkomsten van dat onderzoek naar sportbeoefening laten zien dat culturele groepen op diverse subterreinen daarvan ongelijk presteren. Het belang van het vinden van sociale en culturele verschillen bij zoiets als sportbeoefening is dat er geen enkele inhoudelijke, sociologische, reden te formuleren is dat die de sociale en culturele verschillen zich daartoe zouden beperken en niet zouden voorkomen op andere culturele terreinen. een conclusie die onbewust kennelijk redelijke algemeen aanwezig is, omdat over een aanverwant verschijnsel: de finale 100 meter sprint op de Olympische Spelen, keihard beweerd wordt dat dat niets met etnie te maken heeft, terwijl gemiddeld 7,5 van de 8 (of 5,5 van de 6) deelnemer van de creoolse etnie is, afkomstig van diverse werelddelen . De bevestiging van de continue overgang van het dramatische verschil zoals gevonden bij verschillende vormen van sportbeoefening naar andere culturele kenmerken wordt bevestigd binnen de sport daar waar andere kenmerken naast atletische, zoals strategisch inzicht, een rol spelen, zie weer hier . De conclusie is dat de aanname van de gelijkheid der culturen volgens de natuurwetenschappelijk vorm van sociologie onjuist is Omdat bovenstaande onderzoek uitgaat van de juistheid van de gelijkheid der culturen, kan dus gesteld worden dat volgens de natuurwetenschappelijke visie op wetenschap, dit onderzoek immoreel is. En zonder alle voorafgaande woorden: Alle mensen met gezond verstand weten dat culturen ongelijk zijn, ook in de zin van ongelijk op de schaal der beschaving - hetgeen buiten de context van immigratie en dergelijk ook wordt toegegeven . De immoraliteit van de aanhangers van de gelijkheid der culturen zit erin dat ze het begrip "beschaving" ontkennen. En in het feit dat de toepassing van hun ideeën leidt tot het tegenoverstelde van wat ze willen bereiken: ze zullen de afstand tussen culturen alleen maar vergroten . Cultuurstrijd, extern Het bestaan van een strijd tussen culturen is op zich al een cultuurstrijd: tussen degene die het bestaan van een dergelijke strijd propageren, met boektitels als "The Clash of Civilizations" , en degenen die dit bestrijden - de aanhangers van "gelijkheid der culturen" en multiculturalisten. Deze strijd speelt zich af binnen de westerse cultuur, en is te herleiden tot een strijd over het al dan niet bestaan van culturele niveauverschillen . Hier wordt uitgegaan van het bestaan van die cultuurverschillen, waarvan de vele factoren zijn beschreven bij sociaal-culturele indicatoren . Dergelijke verschillen leiden vanzelfsprekend tot een vorm van cultuurstrijd, omdat veel van de verschillen niet compatibel zijn, zoals bijvoorbeeld verschillen in religie. In talloze landen leidt het naast elkaar bestaan van verschillende religies, dus verschillende culturen, tot zowel koude als hete onderlinge strijd. Te stellen dat er geen cultuurstrijd bestaat is alleen al uit dien hoofde volstrekte onzin. Waar de bestrijders van de "Clash" op doelen dat er geen directe, openlijke strijd is tussen de westerse cultuur en de diverse niet-westerse exemplaren: islam, hindoeïsme, enzovoort. Iets dat ook sloeg op het communisme, maar toch zal geen van de bestrijders van de "Clash" beweren dat daar geen sprake was van een cultuurstrijd. En er zijn goede argumenten aan te voeren voor de stelling dat het verschil tussen de westerse cultuur en het communisme zoals in Rusland kleiner tot veel kleiner is dan de verschillen tussen de westerse en de hindoestaanse, creoolse, enzovoort culturen. Dat er minder besef en nadruk is op de strijd met de niet-westerse culturen, heeft dan ook een simpele reden: op twee na hebben ze geen effectieve wapens tegen de westerse culturen. En dat is ook iets dat de niet-westerse culturen beseffen. Hetgeen eruit blijkt dat ze zelfs proberen het westerse uiterlijk te imiteren . De twee wapens die de niet-westerse culturen tegen de westen hebben zijn demografie, het fokwapen, en (im)migratie. Het belang dat op dit moment bij de bekende groep westerse "deskundigen', de pundits, gehecht wordt aan de opkomst van de vier zogenaamde BRIC-landen, Brazilië, Rusland, India en China, heeft voor circa 1 procent te maken met hun technische vooruitgang, want dat is gewoon het kopiëren van westerse technieken, en voor 99 procent met hun bevolkingsaantal. Voor Brazilië en met name India ook nog dramatisch groeiende. Dit is geen echte cultuurstrijd, aangezien die groei alleen stand zal houden zolang ze westerse ideeën blijven overnemen. Tenzij ze een nieuwe cultuurstap weten te zetten, iets waarvoor alleen China, over vele decennia, eventueel in aanmerking zou kunnen komen. Merk op dat dit overnemen van de westerse cultuur mogelijk is, omdat hier geen sprake is van directe culturele confrontatie. Wel leidend tot een directe confrontatie is migratie van leden van niet-westerse culturen naar het westen, met name Europa. Waarbij we hier, vanwege de betrokken aantallen en de aard van de verschillen, de moslims als voorbeeld nemen. Dat de massa-immigratie van moslims in West-Europa leidt tot een cultuurstrijd, blijkt uit talloze verschijnselen. De fysieke component van die strijd is het meest zichtbare middels de in bezit name van wijken van steden, zoals in Frankrijk de banlieus . Op het normale cultureel-sociale vlak is het meest zichtbaar het dominante gedrag op straat middels hoofddoeken bij de vrouwen, lastig vallen van blanke vrouwen door de mannen, andere vormen van overlast, en criminaliteit . Deze zaken worden normaal apart bezien, maar tezamen zijn ze culturele agressie . Direct cultureel zijn hun bezwaren tegen kunstuitingen en de vrijheid van meningsuiting, waarbij ze kritiek, de zuurstof van de intellectuele discussie, bestempelen als belediging. En op het bovenste niveau, in de uitingen van hun "intellectuelen", hun woordvoerders, die, op enkele uitzondering na, voluit kracht geven achter de strijd van hun cultuur tegen de westerse cultuur . De oorzaak van deze agressie, in tegenstelling tot de acceptatie van de westerse cultuur door de landen van origine, is dat de immigranten direct geconfronteerd worden, continu en aan den lijve met die beter-presterende westerse cultuur. Ze worden geconfronteerd met hun "culturele nederlaag". De reacties volgen uit de psychologie ("compensatiegedrag") en zijn dus voorspelbaar: men vlucht in wat men ziet als eigen overgebleven krachten: voor de meeste groepen: de islam en voor de Turken: nationalisme . En voor de creolen: omgekeerd racisme ("de blanke kolonisator is de schuld van al ons ongeluk") . In deze strijd wordt er door de politieke, bestuurlijke en intellectuele elite in Nederland en een groot deel van de rest van (West)-Europa de kant van de immigratieculturen gekozen. Deze keuze heeft drie hoofdcomponenten: de politieke, bestuurlijke en intellectuele elite is sterk kosmopolitisch, en kiest voor de migrant. De politieke, bestuurlijke en intellectuele elite streeft sterk voor het materiële eigenbelang, en kiest voor de goedkope-importarbeidskracht, dat wil zeggen: de immigrant. En een deel van de politieke, bestuurlijke en intellectuele elite kiest voor de vanwege zijn zichtbare aanzienlijk en enorme achterstand, en het streven van christelijke naastenliefde. Let wel: voorbijgaand aan het belang van de net zo naaste landgenoten in de lagere klassen die nadelen ondervinden van de niet-westerse immigratie. Dit gevoel van christelijke of anderszinse naastenliefde kan dan ook vertaald worden naar liefde voor het eigen gevoel voor morele meerwaarde, op het internet vertaald als het gevoel "Gutmensch" te zijn. De keuze voor de niet-westerse immigranten en tegen de eigen onderste klassen maakt deel uit van een andere heel duidelijke, interne, cultuurstrijd: die tussen de bovenste derde en de onderste tweederde van de maatschappij, ook wel bekend als "klassenstrijd" . Iets dat de onderste tweederde natuurlijk niet ontgaan si, en heeft geleid tot diverse vormen van tegenbeweging, door de bovenste derde aangeduid als "populisme". Omdat de westerse cultuur het product is van de hele bevolking, keert met de keuze voor de niet-westerse immigranten, de elite zich ook tegen de eigen, westerse, cultuur. De keuze van de elite voor de niet-eigen en cultureel achterstandige niet-westerse immigranten en tegen de eigen onderste tweederde, zichtbaar in zaken zoals, in Nederland, de strijd omtrent rituele slacht, besnijdenis of het proces tegen Geert Wilders zijnde de keuze tegen de vrijheid van meningsuiting, is niets minder dan regelrechte cultuurverraad . Dit verschijnsel is historisch gezien niet onbekend. Het christendom is afkomstig uit het Midden-Oosten, en hier geïntroduceerd door migranten. Maar dat waren, destijds per definitie, enkelingen of kleine groepen. Het christendom heeft in West-Europa alleen kunnen groeien doordat het geadopteerd is, eerst door de elite, en daarna, door voorbeeldwerking, door de rest van de bevolking . Er zijn sterke argument aan te voren voor de stelling dat dit een achteruitgang in cultuur was . De West-Europese cultuur is sinds die tijd sterker geworden naarmate het christendom naar de achtergrond kon worden gedrongen . Op het ogenblik wordt weer een godsdienst uit het Midden-Oosten in West-Europa geïntroduceerd. Het staat volkomen vast dat dit een achteruitgang in cultuur is . En ook in dit geval kiest de elite voor deze godsdienst. Een merkwaardig toeval dat op een hoger niveau ook wel eens verklaard zou kunnen worden door datgene dat de twee godsdiensten gemeen hebben: en sterk hiërarchische, top-down, structuur met een enkele absolute baas. Elites zijn dol op top-down structuren. Eigenlijk is er in West-Europa niet een enkele cultuurstrijd, maar diverse cultuurstrijden naast elkaar. Waarbij de sterke en toenemende aanwezigheid van allochtone en met name moslimimmigranten de elite-partij sterkt. Die niet-westerse en met name moslimimmigranten zijn in deze cultuurstrijd een regelrechte vijfde colonne . Waarbij de inzet van het immigratie- en fokwapen blijkt dat in Nederland de grote steden nu al voor de helft door vertegenwoordigers van deze culturen bezet zijn . Waarbij de ontkenningen van zowel het bestaan van fundamentele cultuurverschillen, het bestaan van massa-immigratie, het bestaan van ene cultuurstrijd, en vrijwel alle andere aspecten van wat hier beschreven is, een natuurlijk deel uitmaakt van die strijd. En waarbij het voeren van die strijd, met zijn vele interne contradicties, natuurlijk tot talloze wanhopig absurde uitspraken en stellingnames leidt, zoals bijvoorbeeld de stelling dat er geen sprake is van massa-immigratie terwijl de drie grootste steden binnenkort een allochtone meerderheid hebben . En waarvan soms een heel enkele keer de absurditeit van die ontkenningen wordt toegegeven, zij het meestal stiekem . Cultuurstrijd, intern De grote interne cultuurstrijd binnen de westerse cultuur is die tussen het neoliberalisme en socialisme. Waarin het neoliberalisme zodanig sterk gewonnen heeft, dat zelfs de term socialisme een negatieve bijklank heeft gekregen. En waarbij neoliberalisme slechts de economische component is van een algemener cultuurkenmerk: het nomadisme, onder welk ook kosmopolitisme en individualisme vallen. Vrijwel de gehele topderde van de maatschappij behoort tot één van de stromingen van het nomadisme, en de de onderste tweederde, die het werk doen, behoren tot de residente en sociale cultuurgroepen. Het nomadisme is net als de monotheïstische godsdienst een importproduct uit het Midden-Oosten. De betreffende monotheïstisch godsdienst is de christelijke variant van de Joodse godsdienst, en het neoliberalisme en de rest van het nomadisme komen uit dezelfde bron en zijn de begin 20ste-eeuwse seculiere varanten van de Joodse godsdienst en cultuur, geïmporteerd vanuit het Midden-Oosten via Oost-Europa, waar men in contact is gekomen met de Europese sociale maatschappij, en Amerika, waar men afkeer ervan heen is gevlucht, alwaar het tot volle wasdom is gekomen, en vervolgens Europa heeft besmet. Op een nog hoger plan: zowel de monotheïstische godsdienst als het neoliberalisme zijn hoogst besmettelijke afwijkingen van de geest, die, indien eenmaal verspreid door een relatief kleine groep, bijna onmiddellijk de leiding van sociale maatschappijen besmetten, aangezien het die leiding excuses geeft tot misbruik van hun macht voor eigen gewin. Deze cultuurstrijd maakt deel uit van de strijd in de voortgang van de beschaving, schrijvende 2014, zoals bijvoorbeeld gezien is in het onderwijs . Een ander waarvan is de strijd om de eenwording van Europa, waarin de residenten proberen de Europese culturen te beschermen, en de nomadisten hun uiterste best doen deze te vernietigen . Omdat ze er een 8000-jaren-diepgevoelde afkeer van hebben . Cultuurverraad Cultuurverraad is het verschijnsel dat, gesteld voor de keuze tussen westerse cultuurverschijnselen en niet-westers waarbij sprake is van een belangenconflict (bijvoorbeeld bij dierenwelzijn versus rituele slacht), bij elkaar geheten de cultuurstrijd , gekozen wordt voor de niet-westerse variant. Bijvoorbeeld: gesteld voor de keuze tussen de westerse gewoonte om bij een ontmoeting tussen man en vrouw handen te schudden, en de islamitische gewoonte om dat niet te doen, men kiest voor de islamitische gewoonte - met als voorwaarde dat de situatie zich afspeelt in Nederland. Indien de situatie zich afspeelt in een islamitisch land, is de vrijwel universeel opvatting dat je je dient aan te passen aan de gewoontes van het land. Cultuurverraad vindt plaats als je dat niet toepast in je eigen land. Vrijwel de gehele politieke, bestuurlijke, intellectuele en kunstzinnige elite pleegt op systematische basis cultuurverraad - zie voor de verschijnselen hier , en de personen hier . Cultuurverschillen Cultuurverschillen zijn verschillen in cultuur . De reden van het noteren van deze tautologie is dat in de reguliere sociologie, die de term ook kent, een afwijkende versie van het woord "verschil" wordt gehanteerd, namelijk: "Cultuurverschillen zijn verschillen die zich uitsluitend op het niveau van versierselen bewegen". Dat wil zeggen: met uitsluiting van alle verschillen die zich bevinden op het vlak van materieel, economisch, sociaal of geestelijk functioneren. Of in positieve termen gespecificeerd: de reguliere sociologie beschouwt in de term "cultuurverschillen" alleen die zaken geldig die slaan op kleding, haardracht, schoeisel, muziek, taal, enzovoort. In de psychologie is het geheel van de hersenen te splitsen in drie lagen : rationele, emotionele en reflexmatige hersenen. Daarvan kan je een analogie construeren in de sociologie met bovenaan, het "rationele", het sociaal-economsich functioneren en als tweede, de "emoties", de "zang en dans" zaken. De derde overeenkomend met het reflexensysteem is datgene dat meer is vastgeld: de etnie. Dat laatste is nog meer een taboe als het eerste, zie etnie . Op deze website wordt de algemene uitleg van het woord "verschil" toegepast in "cultuurverschillen", dus ook die slaan op het vlak van materieel, economisch, sociaal of geestelijk functioneren. Welke laatste, indien toegepast op het terrein van algemeen maatschappelijk functioneren, ook wel aangeduid kunnen worden als "niveauverschillen" (of, nog veel fouter: verschillen in beschaving ). Waarbij voorbeelden van "niveauverschil" zijn "transport op de rug van een ezel' versus "transport in een jumbojet" - enzovoort. Waaraan als theoretische onderbouwing, uitgebreider gedaan hier , nog toegevoegd kan worden dat de mensheid gewoon een natuurverschijnsel is, net dus als "menselijke cultuur", en de natuur nog nergens een levensvatbare levensvorm heeft voortgebracht die niet ontstaan is door niveauverschillen - zoals in "survival of the fittest", hetgeen uitsluitend vertaald mag worden als: "de best aangepaste overleeft". Trouwens ook een tautologie. In het hiermee geïntroduceerde "verschillen in aanpassing" zit, zonder enige verdunning, "niveauverschillen". Voor degenen die het verschil in cultuur ontkennen en het begrip culturele identiteit ontkennen, hoor uit de mond van een in Nederland wonende Turk, vertegenwoordiger van de Turken in Nederland, dat er een keiharde Turkse identiteit bestaat, die volkomen onverenigbaar is met de Nederlandse identiteit (Nieuwsuur, 15-03-2013, na 10:32 min.). Later op dezelfde avond doet een andere Turk het nog eens dunnetjes over bij Pauw & Witteman (na 2:27 min.), ten bewijze dat het beslist geen mening van een enkeling is. Verdere toelichting hier . Democratie Over democratie zijn hele bibliotheken gevuld, en hier is slechts plaats voor enkele regels. Daarom slechts twee observaties, waarvan één een zeer bekende: "Democratie als systeem heeft vele falens, maar er is nog nooit iets beters bedacht". En de tweede, die redelijk bekend is in een aantal variaties: "Democratie gaat er niet over om de meest geschikte personen te kiezen, maar om de graaiers, dieven en machtswellustelingen eruit te kunnen gooien zonder het bloedvergieten dat anders noodzakelijk is". In meer abstracte termen: democratie is een vorm van effectief toezicht , en het is effectief omdat het gebruik maakt van het proces van terugkoppeling , in dit geval tussen de daden van bestuurders en de gevolgen voor de bestuurden. "Democratie" staat dus tegenover "macht", waarvan de essentie is dat de bestuurders hun bestuur ongecontroleerd kunnen uitoefenen, vrijwel altijd met uitbreiding tot die situaties die in het voordeel zijn van de bestuurders en het nadeel van de bestuurden. Ondeugdelijke bestuurders en machtswellustelingen zijn dus altijd te herkennen aan hun oproepen om de mate van democratie te beperken, zoals bijvoorbeeld de tegenstanders van referenda, en de voorstanders van kiesdrempels en ver-weg vormen van bestuur. De meest recent opgekomen groep mensen voor wie dit geldt, zijn de bestuurders en aanhangers van het Europese Imperium , dat wil zeggen: het overgrote deel van de Europese politieke, bestuurlijke, en intellectuele klasse. Zodra deze hun zin niet krijgen, beginnen ze te zagen aan de poten van de democratie , ten tijde van schrijven, 2012, naar aanleiding van het verzet van de burgers tegen allochtone immigratie, multiculturalisme en verdere Europese eenwording. De ernst van welke campagne blijkt uit de volgende reactie (de Volkskrant, 14-06-2012, ingezonden brief van Robert Klaassen, Rotterdam):
Die tien jaar slaan op de kloof tussen politiek en de mening van de meerderheid van de burgers aangaande de genoemde zaken, waardoor partijen als LPF, PVV en SP sterk konden opkomen. Het is niet de democratie, maar de bestuurders die hebben gefaald. Het zijn de de bestuurders, de oligarchen, die verraad plegen aan de democratie . De keus is niet tussen "kiezers paaien"en "verstandige keuzes", maar tussen "kiezers paaien" en "elite/oligarchie/rijken paaien" . Uit welke processen tevens de volgende regel gedestilleerd kan worden:
Uit welke regel onmiddellijk de praktisch conclusie volgt dat Europese eenwording het slechts mogelijk idee is, zoals bewezen door de voorbeelden van Amerika, China en Rusland - democratieën slechts in een geperverteerde versie van het woord. Met deze analyse in de hand zou het zeer simpel moeten zijn voor de burgers van een democratie om een geschikt bestuur te kiezen. En deze analyse in redelijk bekend. Dat het niet zo werkt kan alleen komen van een tegenkracht die in de buurt komt qua sterkte, en die tegenkracht is de retorica : het bedrog door middel van woorden, en zijn belangrijkste uitingsvorm: de retorische truc . Merk op het idee van democratie, toezicht door bestuurden, volstrekt in tegenspraak is met de ons bekende religies: Judaïsme (de stam), islam, en christendom, in deze volgorde van incompatibiliteit - merk ook op dat het Jodendom naar aanleiding het minder-aanslaan van hun godsdiensten in de ontwikkelde wereld een niet-religieuze versie hebben bedacht , genaamd "neoliberalisme" , staande voor "Het recht van de sterkste" of "Het recht van de machtigen" of "Het recht van de rijken". Ook dit is natuurlijk volstrekt in tegenspraak met "democratie". Deskundigen Van de term "deskundigen" is een neutrale uitleg, zijn de die van mensen die verstand hebben van een bepaalde zaak gebleken expertise meestal in combinatie met een opleiding in het betreffende gebied. In de maatschappelijke praktijk wordt de term minstens even vaak gebruikt ter aanduiding van mensen die toegang hebben tot de media, en aldaar politieke meningen verkondigen - in het Engels is daarvoor een apart woord: "pundits". Onder deze groep van deskundigen is er een subgroep aan te duiden met "kremlinologen", oorspronkelijke staan de voor "deskundigen" die er op het hoogtepunt van de Koude Oorlog in gespecialiseerd waren de bedoeling van de leiders van de Sovjet-Unie, zetelende in het Kremlin, uit te leggen, aan de hand van hun gelaatsuitdrukking bij laatste verschijning, de vlucht van de ganzen boven het Kremlin, en dergelijke. Het spreekt voor zich dat de kwaliteit van de uitspraken van deze diverse soorten deskundigen afneemt in de genoemde volgorde, waarbij al redelijk snel het punt bereikt wordt dat het aannemen van het tegenovergestelde van wat deze mensen beweren een betere kans op bestaan in de werkelijkheid oplevert. Blijft over de vraag waarom deze schijndeskundigen enigerlei mate van geloofwaardigheid hebben. Daarvoor zijn drie hoofdoorzaken: mensen willen graag verteld worden hoe het zit als ze het zelf niet weten, dit soort deskundigen verteld meestal wat mensen graag willen horen oftewel ze behoren tot en bepalen mede de heersende politieke correctheid, en dit soort deskundigen heeft een goed taalgebruik, en blinkt daar meestal zelfs in uit. Voor voorbeelden van de onzinnige uitspraken en ideeën van deskundigen, zie hier . Dickens, Dickeniaanse tijden, Dickensiaanse toestanden Charles Dickens is wereldwijd één van de bekendste auteurs, en van het Victoriaanse tijdperk waarin hij leefde (18-12-1870) waarschijnlijk wel de bekendste en mogelijk ook beste. Het voorkomen van zijn naam in deze verzameling over sociologie is gebaseerd op wat ook staat in de Wikipedia-omschrijving (24-12-2013): 'Kenmerkend voor zijn verhalen zijn de sociale misstanden ...'. Waarbij men moet denken aan kinderen in lompen, armoede en bedelaars. En immense rijkdom bij de top van de maatschappij, als gevolg van de vruchten van de Industriële Revolutie (Wikipedia). Die dus vrijwel geheel bij de top terecht kwamen. Uit dat laatste volgt onmiddellijk zijn rol hier: die van symbool. Het eindpunt van de strevingen van de ideologie van het neoliberalisme is iets dat zeer sterk lijkt op Dickensiaanse tijden. De volkomen vrijheid voor de economische processen betekent net als in de tijden lopende tot aan en in het Victoriaanse dat vrijwel alle rijkdom terecht komt bij de top, voornamelijk door de twee processen van de economische groeiwetten (wat het grootst is, groeit het hardst) en de lasten-baten-ladder (lasten worden doorgegeven omlaag, lusten omhoog). De aanhangers van het neoliberalisme kunnen op precies dezelfde manier gekwalificeerd worden als er nu zonder problemen gebeurt met hun evenknieën uit Victoriaanse tijden: harteloos, hardvochtig en eigenlijk regelrecht ploertig. Het geldt in deze tijden voor types uiteenlopend van de hard boiled intellectuele Ayn Rand, oftewel Alissa Zinovievna Rosenbaum (Wikipedia), via economen van het type Milton Friedman (Wikipedia) en praktische graaiers als Goldman-Sachsdirecteur Lloyd Blankfein (Wikipedia), tot literaire verspreiders als Arnon Grunberg . Zij allen en hun vele vrienden, pendanten, lakeien en andere leden van de groep neoliberalen die sinds de jaren 1980 de baas zijn in de maatschappij zijn niet anders dan de rijken uit de Dickeniaanse tijden: harteloze en hardvochtige ploerten . Dit is dus de literaire aanduiding van deze groep lieden - de op deze website gebruikte meer sociologische aanduiding van de ziekte waar deze mensen aan lijden, is die van de sociopathie . Voor voorbeelden van Dickensiaanse toestanden in de huidige tijd, zie hier . Discriminatie Discriminatie is één van die termen waarvan de betekenis relatief sterk omstreden is, afhankelijk van de sociale positie van de betrokkenen. Puur neutraal, bijvoorbeeld in wetenschappelijke en technische context, betekent "discrimineren" eenvoudig "het maken van onderscheid". In sociologische context is de meest gebruikte betekenis "het maken van onderscheid op grond van ras, religie of sekse", waarbij voor verduidelijking vaak wordt toegevoegd "op onrechtmatige wijze", maar dat is natuurlijk geen verduidelijking zolang er geen omschrijving is van wat "rechtmatig" is - en die blijkt er in de praktijk minstens vaak niet te zijn. Een ander uitgangspunt is de definitie vanuit het omgekeerde: "Iedereen zal in gelijke omstandigheden gelijk behandeld worden, ongezien verschillen verschillen in ras, afkomst, sekse, enzovoort", en een afwijking daarvan is dan "discriminatie". Maar dit leidt aan het equivalente euvel dat er geen goede algemene omschrijving bestaat van "gelijke omstandigheden". Volgens vele meer theoretische overwegingen en volgens heersende politieke-correctheid zijn alle mensen en alle gevallen uniek. Dan is er dus nooit discriminatie. En van de andere kant: er zijn gevallen dat alle omstandigheden wél identiek zijn en er toch een onderscheid gemaakt wordt - bijvoorbeeld bij sportwedstrijden waar de omstandigheden voor iedereen echt identiek zijn, wordt er een onderscheid gemaakt tussen de seksen, zonder dat men spreekt van "discriminatie". De reden daarvan is simpel en voor de hand liggend: de seksen zelf zijn niet gelijk zijn. Dit zijn allemaal min of meer theoretische overwegingen. In de praktijk is het aantal gevallen waarin er onderscheid wordt gemaakt ondanks min of meer gelijke omstandigheden schier oneindig. En is het aantak gevallen dat men spreekt van discriminatie ten opzichte daarvan zeer beperkt. De facto kan men het afkorten tot: het gebruik van discriminatie is beperkt tot rassen of etnieën en religies, en alleen als het gekleurde minderheden of religies van minderheden betreft, en gedaan wordt door de meerderheid, en slechts dan wanneer die meerderheid een blanke meerderheid is. Gekleurde etniieën discrimineren elkaar dat het een lieve lust is zonder dat iemand er iets van zegt , en gekleurde minderheden discrimineren blanken met hetzelfde resultaat - het meest zichtbaar en na te gaan aan de hand van getallen bij de partnerkeuze. : moslims mijden Nederlanders als de pest: 70 procent minimaal trouwt met een moslim, hoewel het aantal moslims maar 5 procent is van de de beschikbare voorraad. "Rassendiscriminatie", zou men zeggen, als het omgekeerd gebeurt. Op dit punt kan het argument worden gemaakt dat dit, en soortgelijke gevallen, gaat om keuzes tussen personen. Maar dat geldt ook voor vrijwel alle gevallen waarin men wél spreekt van "discriminatie", en met name het meest gevoelige en meest aangehaalde geval: de keuze van werknemer bij sollicitatie - zie het aparte item daarover . Conclusie: behoudens enkele uitzonderlijke zaken zijn de meeste gevallen van klachten over discriminatie onterecht, en van de overblijvende is het overgrote deel hypocriet omdat soortgelijke gevallen vanuit de aanklagende partij de gekleurden en moslims, niet tot vervolging leiden. Of in andere termen: voor allochtone immigranten in de westerse maatschappij geldt hetzelfde als voor de seksen bij sportwedstrijden: de ongelijkheid zit niet in de omstandigheden, maar in de twee groepen zelf. Dit betekent dat het overgrote deel tot vrijwel alle klachten over discriminatie onterecht zijn - de meest slaande op discriminatie bij werk of stage, wat hier dus daarom apart behandeld is . Om de huidige stroom te dempen, moet er de mogelijkheid komen om ook onterechte klachten van discriminatie te vervolgen, en op zijn minst net zo zwaar te bestraffen als de discriminatie zelf. Het nemen van deze stap leidt onmiddellijk tot de opheffing van College van Gelijke Behandeling en haar huidige opvolger, vanwege het discriminatoire karakter van haar vervolgingsbeleid. De overblijvende gevallen kunnen behandeld worden door de kantonrechter. Discriminatie, werk De klacht van "discriminatie" is in de praktijk vrijwel uitsluitend een klacht van gekleurden of moslims jegens blanken, in ons geval Nederlanders. En in een ruime meerderheid van de gevallen gaan de klachten en de discriminatie over selectie bij solliciteren, voor werk of stages en dergelijke. Die klachten worden gesteund door diverse gerenommeerde instituten middels meerdere rapporten, onder andere van het Sociaal en Cultuur Planbureau . Het onderzoeksgedeelte van een flink deel van die rapporten bestaat uit de volgende redenatie: "In vak of op terrein A is een percentage X allochtonen vertegenwoordigd - het aantal allochtonen op de hele bevolking is Y - als X kleiner is dan Y, is er sprake van discriminatie" (men is dan soms wel bereid het verschil in opleiding mee te rekenen). . Bij dit soort rapporten en overige klachten is er sprake van een verborgen aanname, inherent in de klacht van "discriminatie": dit zijn identieke gevallen. Dat is natuurlijk onjuist, ook voor het geval van het aannemen bij werk. De vraag is hoe die ongelijkheid te meten. Dat kan als volgt: die gekleurde immigranten komen uit gekleurde culturen, en de landen van die culturen. Bepaal nu de werkeffectiviteit van die culturen of landen als volgt: neem het bruto nationale product (BNP) van die landen, en deel dit door het aantal inwoners. Dat levert getal P. Neem nu het BNP van Nederland, en deel dit door het inwonertal van Nederland. Dat is getal Q. De mate van ongelijkheid is P/Q . De actuele gegevens zijn te vinden op Wikipedia : voor Nederland is het BBP per inwoner 48 duizend euro, voor Turkije 8,7 duizend euro en voor Marokko 4,4 duidend euro. Het gemiddelde van Afrika ligt ergens rond de 1000 euro. Dat maakt Turken ruwweg zes keer zo weinig effectief, Marokkanen 12 keer zo weinig, en Afrikanen of creolen 50 keer zo weinig. Zelfs als je aanneemt dat verblijf in Nederland in zekere mate tot verhoging van de effectiviteit leidt, en neem deze factor zeer ruim op twee (het is tenslotte de bedoeling dat allochtone immigranten hun cultuur behouden wat ook geldt voor hun nakomelingschap), is het duidelijk dat als werk verdeeld werd naar verdiencapaciteit, het aantal allochtonen aan het werk zeer veel lager zou zijn dan de huidige cijfers - en het aantal autochtonen zeer veel hoger. Conclusie één: er is inderdaad discriminatie op de arbeidsmarkt, maar als de factor arbeidseffectiviteit wordt meegenomen, is de discriminatie die plaatsvindt de discriminatie van autochtone Nederlanders. Allochtonen worden bevoordeeld op de arbeidsmarkt om één hoofdreden: de angst voor de roep van "Discriminatie!", en als tweede reden omdat ze zielig gevonden worden en men ze wil helpen. Dat laatst is het meest duidelijk zichtbaar in de media . Dit zijn allemaal min of meer theoretische overwegingen. Op deze website is ook langere tijd de praktijk bijgehouden - die laten ondubbelzinnig zien: de klachten zijn volkomen onterecht - zie de bronnen hier . Dan is er ook nog de klacht van discriminatie ten gevolge van religie, vrijwel altijd slaande op vrouwen met islamitische hoofddoeken. Ook hier ligt de zaak precies omgekeerd. Alle werknemers hebben recht op een politiek- en religievrije werkplek, en het toelaten van hoofddoeken waar politieke en dergelijke uitingen verboden zijn, is discriminatie. Diversiteit, aanduidend "Diversiteit" is een synoniem van "variatie" en een aantal soortgelijke termen, aanduidende het bestaan van onderverdelingen binnen een bepaalde groep. "Diversiteit" wordt met name gebruik in de context van de levende natuur, op meest grove schaal in de term "biodiversiteit". Vanuit de hogerliggende schaal wordt diversiteit tot in hoge mate gezien en waargenomen als iets posities, omdat een "biodiverse" levensvorm meer kans lijkt te maken op overleven binnen de dynamiek van de natuur. Merk het minder bekende feit op dat op een ander niveau diversiteit vrij sterk wordt beperkt, en dus kennelijk geen gunstige zaak is voor overleving, omdat de variatie binnen de soort zeer veel kleiner is als die tussen soorten: binnen een kudde impala's vindt je geen exemplaar met zebrastrepen. Die groepen waarbinnen er weinig verschillen zijn maken het mogelijk dat er groepen bestaan waartussen er verschillen zijn. De algemene manier waarop dit werkt volgt uit hoe simpele bouwstenen een groter geheel vormen, zie Organisatie, sterke interactie en Organisatie zwakke interactie . Wat hier nog wel en niet meer effectief is, wordt bepaald door de onderliggende krachten of eigenschappen die de groepen vormen - zo leidt het mengen van verschillende basiskleuren tot een diversiteit van kleuren, maar het mengen van vele kleuren verf leidt, zoals bekend, tot slechts één kleur: grauw-grijs. Dit dus hoogstwaarschijnlijk omdat het oog werkt met slechts drie basiskleuren. Er bestaat dus een "teveel diversiteit", en dat "teveel diversiteit" leidt tot "geen diversiteit". Het gebruik van diversiteit in de sociologie volgt grotendeels dit voorbeeld. Ook sociologische diversiteit heeft een bijbetekenis van "een goede tot zeer goede zaak". En ook binnen de sociologie wordt vergeten dat op een andere schaal er dus wel degelijk groepen met soortgelijke eigenschappen moeten zijn, anders was er niets om mee te variëren. En ook binnen de sociologie is onbekend dat er een "teveel diversiteit" bestaat. De goede naam van diversiteit stamt uit de tijd dat er (te) weinig van was, voornamelijk door de beperkte reismogelijkheden, de mobiliteit , van vroegere tijden. Met de in de loop van de twintigste eeuw, sociologisch plotseling, sterk gestegen mobiliteit van nu, is de positieve werking van diversiteit op zijn minst een zaak van onderzoek. Op het sociologische terrein slaat "diversiteit" normaliter op het naast elkaar leven en wonen of werken van groepen met verschillende culturele gewoontes, binnen bijvoorbeeld organisaties of landen. Ook veronderstelt men, zonder daarvoor bewijs te leveren, dat deze vorm van diversiteit altijd in het positieve deel van het bereik ervan valt, door zonder bewijs te veronderstellen dat de groepen elkaars beste eigenschappen zullen overnemen, en dat "diversiteit leidt tot creativiteit en vernieuwing". Voor het overgrote deel der sociologen is diversiteit dusdanig positief dat het alle andere overwegingen overstijgt , en dus (deel van) een ideologie is. Dit slat met name op diversiteit van culturen. De werkelijkheid van de beperkte waarde van diversiteit in het algemeen wordt bewezen door het kleinschaligere geval van fusies tussen bedrijven. Deze mislukken is 80 procent van de gevallen, en de belangrijkste oorzaak van die mislukkingen wordt genoemd als "cultuurverschillen" . Dat zijn dan verschillen in cultuur van de dagelijkse omgang. Binnen de omliggende maatschappij als geheel spelen dezelfde soort vormen van dagelijkse omgang, plus een aantal andere, en voor de maatschappij als geheel zal dus in belangrijke hetzelfde gelden als voor bedrijven en organisaties: vermenging oftewel "sterke diversiteit" kent een aanzienlijk percentage mislukking. Voor het kunnen bepalen van normen voor menging of diversiteit, moeten eerst de parameters ervan vastgesteld worden - dat is redelijk simpel, omdat ze slaan op alle mogelijke vormen van diversiteit, dus ook de "mechanische": het draait om de grootte van de verschillen, de grootte van de groepen, de krachten binnen en tussen de groepen, en het aantal groepen. Het simpelst zijn de gevallen van de menging van twee groepen, wat normaliter gebruikt wordt als standaardvoorbeeld. De eerste parameter is die van de grootte van de verschillen tussen de groepen. De simpelste vorm daarvan is verschil in gomvang. Een bekend praktisch voorbeeld is de mening van vloeistoffen: bij kleinere verschillen in omvang van de moleculen,, bijvoorbeeld water en alcohol (beide klein), mengen beter dan bij grote verschillen in omvang: bij water en olie (klein en groot), en naarmate het verschil groter is, ligt het percentage dat bijgemengd kan worden lager. Overschrijdt het percentage een zekere kritieke waarde, dan treedt fasescheiding op - het mengsel valt valt uiteen in zijn samenstellende basisstoffen of groepen: water verdraagt een beetje olie, maar niet veel en dat treedt schifting op. Omvang is het simpelste voorbeeld van verschillen tussen stoffen, maar een even belangrijke factor zijn de krachten tussen elementen van dezelfde groep, en die van de verschillende groepen. Ook dat speelt bij water en olie: de krachten tussen de watermoleculen zijn groter dan die tussen een watermolecuul en olie. Water gaat dus liever bij elkaar zitten dan naast de olie. Dat er toch een beperkte hoeveelheid menging optreedt is omdat bij kleine hoeveelheden olie ook liever water om zich heen heeft. Dit tweede geval klinkt in eerste instantie misschien ingewikkelder dan het eerste omtrent omvang, maar de praktijk laat zien dat de uitkomsten redelijkerwijs overeenkomen, en met die van het gezonde verstand. De vuistregels zijn dan elementen uit dezelfde groep liever bij elkaar zitten dan bij elementen van de andere groep. Daarvan is er zelfs een achterliggende reden, die sterk lijkt op het eerste argument aangaande het optreden van diversiteit: het zíjn twee verschillende groepen, juist vanwege dit verschil. Met gebruik van het simpelste voorbeeld, dat van omvang, is het mogelijk om normen op te stellen voor de hoeveelheden die kunnen mengen, aan de hand van de grootte van de verschillen - dit is uitgewerkt in Cultuur, vermenging, analogie . De uitkomsten zijn: bij verschillen tot ongeveer 10 procent is er vrijwel onbeperkte mening, bij verschillen tussen de ongeveer 10 en ongeveer 30 procent is er menging mogelijk tot ongeveer 20 procent, en bij grotere verschillen tot maximaal 3 à 5 procent. Het bekendste voorbeeld van dat laatste in de menging van ijzer en koolstof:, twee chemisch zeer verschillende stoffen: dit lukt tot ongeveer 3 procent, en dan krijg je staal, en daarboven scheidt de koolstof zich uit, en krijg je gietijzer. Deze regels kunnen, met enige aanpassing, ook toegepast worden op sociologische groepen. De verschillen die op zijn simpelst vertaald zijn in verschillende omvang, en die staan voor de verschillende krachten tussen de elementen, moeten dan vertaald worden naar krachten die spelen op sociologische vlak. Dit zijn de krachten of factoren opgesomd onder sociaal-culturele indicatoren , als volgende uit de daadwerkelijke verschillen tussen culturen. De normen voor de gevolgen van menging of diversiteit van culturen volgen uit de vastgestelde verschillen tussen de culturen voor ieder van die factoren. Dit is veel werk omdat er tussen tien en twintig factoren zijn, van verschillend belang, en daarvoor is een werkende wetenschappelijke sociologische wetenschap nodig, die er op dit moment niet is . Hier moet volstaan worden met een gesimplificeerde methodiek, gebaseerd op het relatief grote aantal factoren, en gewoon te het aantal waarop de cultuur A of B aanzienlijk tot sterk scoort te tellen. Stel het totaal aantal factoren op 16. Als de score tussen A en B tussen 8-8 en 6-10 ligt, zijn de culturen voor circa 50 tot 100 procent mengbaar, bijvoorbeeld als water en alcohol. Als de score tussen 6-10 en 4-12 ligt, zijn de culturen redelijk mengbaar, tot iets rond de 20 procent. Als de score ligt tussen 4-12 en 0-16 ligt, zijn de culturen slecht mengbaar, tot maximaal 3 tot 5 procent, als ijzer en koolstof. Deze benaderende methodiek zal meestal betrouwbare resultaten leveren, omdat culturen meestal een samenhangend stelsel van eigenschapen vormen, en als ze minder scoren op het ene aspect, ze dat meestal ook doen op meerdere andere aspecten, zodat je automatisch op de meest duidelijke gevallen uitkomt. Deze regels kunnen toegepast worden op die situatie waarin de laatste decennia het meest over sociologische diversiteit wordt gesproken: de immigratie uit niet-westerse culturen naar Europa. Voor immigranten uit islamitische en creoolse culturen ligt de situatie simpel: die scoren slechter op alle sociologische factoren, en in het vereenvoudigde model is de uitkomst dus 0-16. Met een maximale mengbaarheid van rond de 3 tot 5 procent. Voor de Aziatische culturen ligt het genuanceerder. Op ongeveer 8 van de factoren scoren deze ongeveer gelijk (meeste iets lager) aan de westerse cultuur - maak daarvan de score 4-4. Voor de rest ligt de score rond de 2-6. Met een totaalscore iets onder de 6-10. Met een mengbaarheid tot rond de 20 procent. Deze uitkomst van het vereenvoudigde model komt volkomen overeen met de maatschappelijke praktijk . In de meeste West-Europese landen zijn die percentages voor immigranten uit islamitische en creoolse culturen overschreden, op tijdstippen ergens in de jaren 70, 80 of 90. Het gevolg was het ontstaan van een zichtbare fasescheiding, te beginnen het gaan dragen van hoofddoeken, het gaan bouwen van moskeeën, enzovoort, uiteindelijk uitmondend in fysieke scheiding, het eerst zichtbaar in een land als Frankrijk, en in de jaren 1990 en 2000 iets dat ook in België en Nederland gestaag toeneemt, tot een niveau waarin er sprake is van no go areas, shariawijken, en gettowijken . Voor de Aziatische culturen blijkt het model ook overeen te komen met de praktijk: bij ongeveer gelijke aantallen en percentages immigranten als de creoolse en islamitische, zijn er geen tekenen van sociale afscheiding, zoals het gaan dragen van kimono's, het bouwen van pagodes, en dergelijke. Dit voor zover het vereenvoudigde wetenschappelijke model van diversiteit. Bij sociologische toepassing zijn ook de meer gedetailleerde factoren van belang. De neiging tot het ontstaan van een fasescheiding is in het model het gevolg van de onderlinge aantrekkingskrachten binnen de elementen van de aparte groepen, versus die tussen elementen van verschillende groepen - op en na het moment van fasescheiding overwinnen de intra-groepse aantrekkingskrachten de inter-groepse. Bij sociologische toepassingen komen ook psychologische processen in het spel, omdat een groot aantal sociologische processen en factoren zijn opgebouwd uit de optelling van individuele dus psychologische processen. Verschillen in sociaal presteren, dat wil zeggen, verschillende in intermenselijk presteren door individuen, komen overeen met verschillen in individueel presteren op diverse sociale vlakken. Bij het mengen van culturen met grotere sociale verschillen, komen individuen met grotere achterstanden in aanraking met groepen en individuen met grotere waardes van voorsprong. Het mechanische proces van menging veronderstelt dat in het mengsel op zijn minst het element met de lagere waardes beter af is dan in zijn eigen omgeving. Bij fasescheiding van een bestaand mengsel gaan de individuen uit de groep met de mindere waardes er dus op achteruit. Op achteruitgang zijn er diverse psychologische reacties bekend, vrijwel allemaal negatief van aard. Het resultaat is op sociologische schaal zichtbaar als acties van de achteruitgaande partij ten koste van de andere. Deze voorspellingen uit het meer gedetailleerde model komen ook overeen met de praktijk. De eerste trekken van afscheiding gingen samen met een sterke toename van diverse negatieve sociale verschijnselen plaats vindende aan de onderkant van de maatschappelijke ladder, vallende onder termen als "overlast" en criminaliteit" , staande voor de modelmatige "acties ten koste van de andere partij". Met verstrijken van de tijd raken er ook leden van de afscheidende groep in hogere maatschappelijke klassen hierbij betrokken door het proces van groepsbinding. Hun uitingen zijn van voor het grootste deel van verbale aard , maar bij moslims bijvoorbeeld ook door strenger religieus te worden tot aan religieus terrorisme toe . Al deze negatieve reacties op het proces vallen onder de hier nieuw benoemde term van culturele nederlaag . De modelmatige voorspellingen lijken te worden tegengesproken door praktijk in het geval van de immigratie naar de Verenigde Staten, in ieder geval in de zin dat modelmatige of andere bezwaren tegen immigratie altijd geconfronteerd worden met die praktijk. De modelmatige benadering laat zien dat het geval van de Verenigde Staten slaat slechts in beperkte slaat op het Europese geval. In het geval van de Verenigde Staten was er aanvankelijk geen basiscultuur. Er waren alleen immigranten, dat waren aanvankelijk alleen immigrant uit Europa, en die kwamen allemaal uit ongeveer dezelfde sociale situatie. Ten tweede is er in de Verenigde Staten een systeem opgezet waarin de latere immigranten aan een strikte vorm van inburgering werden onderworpen middels een streng regime van vaderlandslievende activiteiten, zoals iedere dag de pledge of allegiance op school, de nationale vlag in de hoek van het lokaal, en het volkslied bij alle grote sportwedstrijden - wat in alle andere situaties omschreven zou worden als semi-fascistisch . En dat in ieder geval omschreven kan worden als een "cultureel fascisme". Nog later hebben de Verenigde Staten een zeer restrictief toelatingsbeleid ingevoerd, dat sociaal lager functionerenden uitselecteert. En ten derde hebben de Verenigde Staten een maatschappij dat vrijwel uitsluitend gebaseerd is op individualisme , en waarin het functioneren en bestaan van groepen met verschillend sociaal functioneren niet wordt erkend. Deze eigenschappen van de Verenigde Staten met haar "werkende immigratie" kunnen ook gezien worden als een aanpak van de problemen elders optredende bij immigratie voorbij de modelmatige limieten. De modelmatige benadering laat dus zien dat er een grens is aan diversiteit, dat bij het overschrijden van die grens in een sociale samenleving er fasescheiding en diverse negatieve effecten optreden, en dat die negatieve effecten voorkomen kunnen worden door cultureel fascisme, strenge selectie, of afschaffing van het sociale aspect van de samenleving. In Europa zijn de grenzen zoals die er lagen voor de bestaande maatschappij overschreden. De leidinggevenden in Europa, de oligarchie , heeft als oplossing van de daardoor veroorzaakte problemen gekozen voor de derde variant: het afschaffen van de sociale maatschappij . Diversiteit, directief De term "diversiteit" wordt naast als aanduiding, zie hier , ook gebruikt als een directieve term, het verschil zijnde dat in de vorm "aanwijzend" er geen oordeel over wordt uitgesproken, en als "directief" dat het de bedoeling is dat ernaar gestreefd wordt, dat wil zeggen dat er dan een impliciet positief oordeel in zit. De term "diversiteit" wordt vrijwel altijd gebruikt in de directieve vorm, aangezien de directieve versie van "diversiteit" deel uitmaakt van de politieke correctheid , en de politieke-correctheid het intellectuele discours en de media domineert. Bij de uitleg van de aanduidende versie is duidelijk geworden dat er geen inherente positieve waarde steekt in diversiteit, in dat een positief effect ervan op zijn minst afhangt van diverse factoren, en er ook een negatieve uitkomst kan zijn van "diversiteit". Iets dat eigenlijk vanzelf spreekt, aangezien dat geldt voor alle factoren aangaande natuurlijke zaken, waaronder alle factoren slaande op mensen en hun interacties. "Diversiteit" in zijn gebruikelijke directieve vorm is dus een ideologie of een uiting van ideologie. Dat diversiteit een ideologie heeft kunnen worden, ondanks dat ieder scheutje gezond verstand laat zien dat het niet algemeen geldig is, komt door zijn verbinding met een andere ideologie: die van het migratiefundamentalisme of nomadisme , de directe verbinding zijnde dat migratie vrijwel noodzakelijkerwijs leidt tot culturele menging dus diversiteit. Dit alles weer overkoepeld door de ideologie van het multiculturalisme . Voorstanders van onbeperkte migratie of multiculturalisme gebruiken "diversiteit" bijna standaard als een argument voor hun ideologie, wat vrijwel altijd een gelegenheidsargument is, aangezien ze zelf nauwelijks tot niet aan "diversiteit" doen: maatschappelijke top (politici, bestuurders, intellectuelen, kunstzinnigen) hebben nog nooit een idee of culturele gewoonte van moslims overgenomen, en het zeer vocale joodse deel ervan (D'Ancona, Van Thijn, Cohen, Samsom) onderhoudt aangaande diversiteit vrijwel precies de tegenovergestelde culturele houding: ze houden het sterk bij hun eigen cultuur zoals blijkt uit het vele duizenden jaren niet-integreren . In de toepassing van directieve diversiteit in Europa en met name Nederland zijn die potentiële bezwaren tegen diversiteit allemaal volkomen geactualiseerd. "Diversiteit zorgt voor creativiteit en innovatie en nieuw ideeën" luidt de stelling. De nieuwe ideeën die binnenkomen zijn onder het motto "diversiteit" zijn fysieke inteelt, culturele inteelt, extra religie in de vorm van de islam (moslims) en geloof in tovenarij (creolen), en dergelijke. Dit zijn allemaal zaken die creativiteit, innovatie en nieuwe ideeën sterk remmen. Religie is een praktische (zie de welvaart in de wereld), sociologische (zie Galilei ), psychologische (zie de moeite kost om eraf te komen ) en neurologische hinderpaal voor creatief denken. Wie beweert creativiteit te bevorderen door moslims of winti-aanhangers binnen te halen, heeft een denkstoring, of een achterliggend motief Het achterliggende motief voor de campagne voor diversiteit is de bevordering van immigratie. Bevordering van immigratie heeft weer twee motieven. De eerste: immigratie bekent goedkopere arbeidskrachten en goedkopere arbeid, waarvan de topderde van de maatschappij profiteert - dit motief is dus de tweedeling die weerspiegeld wordt in de klassenstrijd . De tweede: immigratie als cultuurverschijnsel. Dat is het nomadisme van de elite, de top 5 of nog minder procent, en de Joodse cultuur. Samengevat is de directieve "diversiteit" een teken van de weerzinwekkendheid en verdorvenheid van de bovenste klassen, een rol zoals uitgebeeld in de Toonder-karakteristiek van de Bovenbazen . Economen De groep van "economen" is, in tegenstelling tot wat men zou verwachten, geen economische maar een sociologische kracht. Economie gaat over het maken en verhandelen van producten, en alles dat daar min of meer verband mee houdt. Economen produceren niets, en wat ze wel doen heeft heel weinig verband met die productie. Wat ze wel doen heeft wel veel verband met en invloed op met het functioneren van de maatschappij als geheel. Economen zijn dus een sociologische kracht. Wat economen bijdragen aan de maatschappij zijn observaties van en meningen over het economisch functioneren van de maatschappij. Deze activiteit wordt gewoonlijk geschaard onder de wetenschappen, en wel de menswetenschappen. En soms ook wel gezien als de meest exacte van de menswetenschappen, aangezien veel van de economische activiteit valt uit te drukken in geld. Aangaande de overige menswetenschappen en met name de sociologie is al opgemerkt dat de wetenschappelijke kwaliteit ervan matig tot (zeer) gering is, in dat geval door het aannemen van allerlei vormen van ideologie, en de koppeling van emotionele en soms zelfs reflexmatige processen met die ideologieën. Hetzelfde is het geval bij economen, maar dan in versterkte mate en betreffende nog fundamentele processen. Daar waar het bij sociologen voorkeuren betreft in het denken over wenselijke maatschappelijke organisatie, betreft het bij economen een koppeling met een nog primitievere emotie: eigenbelang. Eigenbelang is primitiever, omdat het gekoppeld is de meest primaire emotie: lijfsbehoud. Daar waar er al grote twijfel is omtrent de waarde van de gezamenlijke inspanningen van sociologen, is de positie van economen zo veel slechter, dat zonder gesteld kan worden dat die invloed schadelijk is. Het individualisme en egoïsme dat voortvloeit uit de sterke invloed van eigenbelang op de verbale productie van economen is schadelijk voor die vormen van organisatie waarbij samenwerking belangrijker is dan individualisme en onderlinge competitie. Wat in ieder geval alle modernere en beschaafdere vormen van menselijke organisatie insluit , en ook talloze op meer primairder evolutionair niveau. Conclusie: Daar zij bij de huidige stand van zaken anderen energie en levenskracht kosten, en zelf, als groep, alleen een negatieve bijdrage leveren, is de positie van economen, als groep, gelijk aan die van parasieten . Bij de huidige stand van de ontwikkeling der mensheid is het een evolutionair wenselijke stap te stoppen met het onderhouden van degenen die in leven niets anders doen dan woorden produceren over de maatschappelijk-economische activiteiten. De verdere onderbouwing van deze analyse start met voorbeelden hier , of thematisch hier . Eetverslaving
Enquêtes
Volkomen in tegen alle andere trends, die laten zien dat de positie van vrouwen slechter is naarmate je van Noordwest-Europa oostelijker of zuidelijker trekt (net als alle soortgelijke beschavingsindices ). De Volkskrant gaat in haar onbenul de vraag naar de oorzaak uitvoerig behandelen, terwijl de verklaring in één zin afgedaan kan worden: vanuit Noordwest-Europa oostelijker of zuidelijker gaand, is agressiviteit jegens vrouwen steeds gewoner en durven vrouwen er steeds minder over te vertellen - uit angst voor die agressiviteit. De werkelijkheid is precies het omgekeerde van de cijfers, omdat die cijfers niet de agressiviteit weergeven, maar de bereidheid om erover te praten. En volgens het adagium van dr. Phil "You must acknowledge it, before you can address it", betekent dit dat het probleem van de agressiviteit van mannen tegen vrouwen het grootst is daar waar men het minst bereid is om erover te praten. Etnie
Frans Timmermans is 'uitgesproken pro-Europa', vertaald: voor meer Europese eenwording. Dus, in aanmerking genomen de enorme problemen veroorzaakt door de vorige stap daarin, de muntunie, een eurofiel. Hij verklaart hier niet eurofiel te zijn. Een combinatie van verhulling, list, en bedrog. Meer oorlogspropaganda voor de Europese eenwording hier - meer andere vormen van verhulling, list, en bedrog aangaande de Europese eenwording hier . Oh, eurofielen ontkennen natuurlijk dat ze eurofielen zijn -hier komt best mogelijke bron de weerlegging (de Volkskrant, 21-11-2013, door Peter van Walsum, in 1991 directeur-generaal politieke zaken op het ministerie van Buitenlandse Zaken):
Eurofielen zijn mensen die geloven in Europa. Zelfs als het leidt tot rampen
of ondergang. Eurofilie is het aanhangen van Europese eenwording als ideologie.
Niet als idee. Vrijwel alle aanhangers van Europese eenwording zijn eurofielen. Genen
Oftewel: het is wetenschappelijk opmerkelijk dat het voor vertrouwen niet geldt - wat verdere bronnen hier . De meest essentiële conclusie hieruit is dat grote inkomensverschillen onrechtvaardig zijn - voor zover ze al het gevolg zijn van verdienste, wat meestal niet zo is, is het overgrote deel ervan dus geen eigen verdienste, maar gewoon het geluk van de genetische schikking dat sommige mensen toebedeeld met meer capaciteiten die in staat stellen veel geld te verdienen. Generalisaties "Generalisatie" is het samennemen, meestal in gedachten, van een groep elementen, en die groep beschrijven door middel van de gemeenschappelijke kenmerken. De Engelse natuurkundige Rutherford liet stralingsdeeltjes afkomstig uit een bolletje radium (of iets dergelijks) botsen op een stukje goudfolie, en ontdekte dat die stralingsdeeltjes ergens tegenaan botsten - leidende tot het direct uit de waarnemingen volgende vermoeden dat sommige gouddeeltjes, goudatomen, een kern hadden. Dat generaliseerde Rutherford eerst door te stellen dat dat kwam omdat álle gouddeeltjes, goudatomen, in dat stukje folie een kern hadden. Vervolgens generaliseerde hij dat álle gouddeeltjes, goudatomen, in álle goud een kern hadden. En vervolgens generaliseerde hij ook nog dat álle materiedeeltjes, atomen, een kern hadden. En al die generalisaties bleken te kloppen. De sociologie werkt ook met generalisaties. Net als alle andere wetenschap. Er is echter een belangrijk verschil in het soort generalisaties van de natuurkunde en van de sociologie: de eigenschappen ontdekt aan deeltjes als atomen laten zich meestal vertalen tot eigenschappen van alle atomen. Echt allemaal. De eigenschappen ontdekt aan sociologische generalisaties laten zich zelden of nooit vertalen in eigenschappen van alle elementen van de generalisatie. Meestal zijnde dus groepen van mensen. Stel een sociologische wetenschapper selecteert willekeurig tien Japanners, bijvoorbeeld uit het telefoonboek, en tien Nederlanders. En die zet hij in twee groepen naast elkaar. Dan ziet hij onmiddellijk dat de Nederlanders langer zijn dan de Japanners. En ook ziet hij onmiddellijk dat een enkele Japanner langer is dan de meeste of misschien wel alle Nederlanders onder de tien. Welke observaties, met lichte aanpassingen, bevestigd worden door herhalingen van het experiment. Dan geldt dus duidelijk niet wat voor de natuurlijk heel vaak wel geldt: dat alle elementen uit de groep voldoen aan de regel. Maar wat nog wel geldt is dat de gemiddelde Nederlander langer is dan de gemiddelde Japanner - voor vrijwel alle en mogelijkerwijs alle sociologische toepassingen is deze laatste observatie voldoende . Die laatste opmerking geldt alleen voor wetenschappelijke sociologen. Niet-wetenschappelijke sociologen hanteren de regel dat als er voor één-of-andere voorgestelde groepsregel uitzonderingen bestaan, de groepsregel of de groep behorende bij de regel ongeldig zijn. Met als meest gebruikte voorbeeld dat als geconstateerd wordt dat één-of-andere groep bestaande uit allochtone immigranten zich lijkt af te tekenen door één-of-andere vorm van ongewenst gedrag, de constatering dat er ook Nederlanders zijn die dat gedrag vertonen voldoende is om de regel omtrent het gedrag van die allochtone groep en het bestaan van die allochtone groep tot ongeldig te verklaren . Andere voorbeelden zijn alles rond ras of etnie, genetica, niet-westerse culturen enzovoort, kortom: bijna alles dat zich over de randen van culturele scheidslijnen begeeft . Sociologen die de regel "De uitzondering maakt de groep ongeldig" hanteren, ontkennen het bestaan van generalisaties voor menselijke groepen. Oftewel: deze sociologen ontkennen het bestaan van een wetenschappelijke vorm van sociologie. Het is een wetenschappelijke variant van zelfverminking of automutilatie, een ernstige geestelijke kwaal. De grote meerderheid der sociologen lijdt eraan. Hun invloed kan ingeschat worden aan de hand van het feit dan één hunner, cultureel-antropoloog Maarten Keulemans die deze opvattingen uitvoerig en expliciet beleden heeft , door de Volkskrant in 2012 benoemd is tot hoofd van de wetenschapsredactie. Dit voor wat betreft de ene kant van de schaal der waardering van generalisaties. De andere kant is het proces van overgeneralisatie. Dat kan in werking treden zodra de generalisaties niet meer slaan op generalisaties van de direct waarneembare werkelijkheid, maar op generalisaties van die werkelijkheid. Zodra je de eerste stap van generalisatie van generalisaties hebt gezet, is een theoretisch onbeperkte reeks van dit soort stappen mogelijk. Waar sommige generalisaties van generalisaties nuttig en wenselijk kunnen zijn, zijn andere dat niet - en het percentage van de onnuttige en zelfs schadelijke generalisaties neemt snel toe met het aantal stappen. Het menselijke denken, vooral bij de intellectueel ingestelde groepen, heeft snel de neiging , na de eerste generalisatie van generalisaties, te vervallen in een reeks betekenisloze en zelfs schadelijke overgeneralisaties. Dit is beschreven in Alfa- en bèta-denken, neuroticisme . De algemene beschrijving van het verband tussen diverse vormen van generalisaties is bgeformuleerd als de abstractieladder . Gestoordheid Het begrip "gestoord" is bekend uit de psychologie en is daar de algemene term voor alle vormen van (te) afwijkend gedrag veroorzaakt door één of andere psychologische, individuele, kwaal. Qua ruwe indeling van het functioneren van de geest, dat wil zeggen: de ruwe indeling van de hersenstructuren, zijn deze verschijnselen grotendeels gelokaliseerd in de emotionele hersenen. Natuurlijk kunnen er ook in de rationele hersenen afwijkingen van het normale functioneren voordoen, hier te definiëren als "Gestoordheid van de rationele geest is het hebben in de geest van een te groot verschil tussen het beeld van de werkelijkheid en de werkelijkheid zelf". Als iemand bijvoorbeeld hardnekkig volhoudt dat een brandweerauto die voorbijrijdt "paars" is terwijl hij in feite "rood" is, en die persoon in andere omstandigheden wel de kleur "rood" als zodanig kan herkennen, dan leidt deze persoon met betrekking tot die situatie aan een gestoordheid van de rationele geest. Iets dat visa de tussenstap van menen dat de maan van groene kaas is, leidt tot de conclusie dat alle vormen van religie met een godheid een vorm van gestoordheid van de rationele geest is: het beeld in de geest van de betrokkenen komt in sterke mate niet overeen met de werkelijkheid. En het feit dat een groot deel van de mensheid er aan lijdt, is een ongeldig vorm van argument, al sinds de oudheid bekend als "Ad populum" . Ook al uitgeduid bij Psychologische krachten dat dit dus ook geldt voor het meer sociologische verschijnsel van "ideologie", met als extra eigenschap dat het hier zich in sterke kan voordoen als geïsoleerd tot bepaalde delen van het denken. Genoemd als voorbeelden daarvan zijn Marcel van Dam en Maarten van Rossem. Marcel van Dam is een scherpzinnig waarnemer van de sociale werkelijkheid, behalve als het op allochtonen aankomt - daarvan neemt hij aan dat het culturele verschil zo gering is dat het binnen afzienbare tijd, dat wil zeggen: voordat er een explosie plaatsvindt, goed ermee komt in de Nederlandse en westerse samenleving . En Maarten van Rossem, media-historicus en scherpzinnig waarnemer van vele zaken, paart dit ook nog aan volstrekt idiote uitspraken omtrent de gevaren van degenen die tegen de opzichtige gevaren van de islam waarschuwen . Maar voor de grote meerderheid van de ideologisch gestoorden geldt hetzelfde als voor religie: eenmaal besmet, neemt het het overgrote deel van de geest over (van religie is dan ook bekend dat het voor een intelligent persoon circa vijf jaar kost om er af te raken ). Hierbij lijkt sprake van een zelfversterkend proces of valkuil : bij een eerste confrontatie met een verschil tussen eigen beeld en werkelijkheid, kan het eigen beeld allen verdedigd worden met een of meerde leugens. Het onderhouden van een leugen, een contradictie, in de geest wekt vermoedelijk eenzelfde reactie op als contradicties tussen waarnemingsysteem en geprojecteerde toekomst in het reflexen systeem dat doen: er gaat een waarschuwingssignaal af (in de amygdala) Waarschuwingssignalen veroorzaken een alarmering van de rest van het systeem. te veel waarschuwingssignalen veroorzaken stress. Te veel stress is niet goed voor het systeem, en die signalen moeten gestopt worden. Bij signalen afkomstig vanuit rationele delen van de geest, is dit mogelijk door de signalen vanuit die delen af te blokkeren. Te veel of te erg liegen leidt tot een beetje blokkeren van het waarschuwingssysteem. daardoor is het makkelijker ideeën die in strijd zijn met de werkelijkheid te onderhouden en te verdedigen. Daardoor moet er meer gelogen worden. Enzovoort. Vermoedelijk treedt in dit proces ook een drempelwaarde op: eenmaal boven een bepaalde waarde, verloopt het (een tijd lang) zonder remming. Tot uiteindelijk de toestand van gehele blokkade van een deelsysteem is bereikt. De gevallen van Van Dam en Van Rossem. Die gevallen zijn echter nog steeds relatief zeldzaam. Het sociologische belang van deze denkstoringen is dat ze zich bij meeste mensen ontwikkelen tot een algehele storing aan het proces waarin de eigen denkbeelden getoetst worden aan de werkelijkheid, welk proces vrijwel geheel samenvalt met dat wat in de sociologie bekend staat als de "politieke-correctheid" . Een groot deel van de opvattingen van de politieke-correctheid zijn in regelrechte tegenspraak met de werkelijkheid: de gelijkheid der culturen , de gelijkheid der rassen/etnieën, gelijkheid van man en vrouw, de wenselijkheid van migratie , de wenselijkheid van een Europese eenheidstaat, en nog veel meer. Al deze opvattingen kunnen slechts gehuldigd worden door het stringente afsluiten van de geest voor de werkelijkheid. Zodra mensen die lijden aan dit soort denkstoringen uitspraken gaan doen over de wekelijkheid, en met name wanneer ze in discussies verzeild raken, doen ze vrijwel onveranderlijk de meest absurde uitspraken. Met, niet te vergeten, vrijwel altijd ook een enkele maar bijna altijd vele leugens. een voorbeeld actueel tijdens het schijven van dit item zijn de verhalen rond de opstand in Oekraïne. Daarbij is volgens vrijwel alle westerse politici en waarnemers sprake van "Russische expansiedrift of agressie". De werkelijkheid is dat het westen expansiedrift heeft getoond richting Rusland in 1812, 1853 en !941, tegenover nul gevallen de andere kant op, en dat sinds 1945 de politieke grens verschoven is van de Oder-Neisse in Duitsland naar, in 2014, de Dnjepr in Oekraïne. Uitspraken over Russische agressie of expansiedrift zijn totaal absurd. En toch worden ze universeel gedaan. Dat moet gepaard gaan met een storing in de hersenen, en het feit dat die absurditeit en storing een collectief verschijnsel is, doet daar absoluut niets aan af. Waar het om gaat, is dat vrijwel de gehele politieke-correctheid te vertalen is dit soort absurditeiten, zie hier . Een ruime verzameling van individuele gevallen die eraan ten grondslag liggen staat hier . Welke bewijzen weinig tot geen ruimte voor twijfel overlaten: de politieke-correctheid in zijn huidige vorm is een vorm van rationele, cognitieve, gestoordheid. En de personen die er blijk van geven aan één aspect ervan te lijden, hebben vrijwel zeker ook (bijna) alle andere. Gevangenendilemma Het gevangenendilemma staat model voor veel situaties waarin de burger zich in met name zijn economische interacties bevindt. Voor wie het niet kent: twee criminelen zijn gepakt tijdens de voorbereiding van hun misdaad, en door de politie in twee aparte cellen gezet. Ieder van de gevangen wordt een aanbod gedaan: "Beken dat jullie alle twee het gedaan hebben, en jij krijgt wat minder straf." Als beiden zwijgen komen ze misschien vrij. Als beiden bekennen, zijn natuurlijk twee de sigaar. Maar ze weten niet van elkaar wat ze gaan doen. Heb je vertrouwen in elkaar, of denk je alleen aan je eigen hachie? Het gevangenendilemma gaat over wat je moet doen in interactie met anderen, terwijl je niet voldoende informatie hebt over de betrouwbaarheid van de anderen. Kortom: dit gaat over vertrouwen: Wie vertrouw je wel, en wie vertrouw je niet? Over de basiskeuze kan wel een uitspraak worden gedaan, want je kan dit onderzoeken middels de zogenaamde speltheorie , waarin "spel" lijkt op gezelschapspel als Monopoly, maar dan met een serieus doel - meestal betreft het onderhandelingsspelen. Het gevangenendilemma kan tot een spel gemaakt worden, door met geld te gaan spelen. En dat spel kan je ook met computers spelen. Het best presterende programma blijkt een bijzonder simpel programma, tit-for-tat, dat maar een paar regels kent: 1: Doe eerst een meewerkende zet (als gevangene: zwijg je) - 2. Doet de andere een tegenwerkende zet (je maat bekent), doe dan één tegenwerkende zet terug - 3. Doe vervolgens weer een meewerkende zet. Dus meewerking, vertrouwen, is de basis, maar niet zonder voorwaarde: van de ander wordt ook meewerking verlangd. In de praktische maatschappij werkt dit op een glijdende schaal: voor nabijstaande mensen, in eerste instantie familie, wordt vertrouwen veel eerder betoond en veel langer volgehouden dan voor verder af staande mensen. Vertrouwen is zo ongeveer de meest basale factor voor het functioneren van een maatschappij. Met spelen als het gevangenendilemma kan dit vertrouwen gemeten worden. Meer over tit-for-tat hier . Gezag Wordt samen met macht vaak verkeerd gebruikt, in dat de twee verwisseld worden. De overeenkomst is dat beide gaan over de situatie dat één individu aan een ander vertelt wat hij moet doen, waarbij de verwachting is dat die ander dat ook inderdaad doet. Er zijn twee verschillen die meestal samenvallen: bij gezag gaat het om erkende verschillen in capaciteiten tussen de twee betrokkenen, zoals het geval van dirigent en orkestlid - bij macht gaat het om andere zaken, zoals afkomst. En het tweede verschil is: bij gezag gaat het om situaties waarin beide voordeel hebben - bij macht gaat het om situaties waarbij de een voordeel heeft ten koste van de ander. En er is nog een derde, afgeleid, verschil in dat gezag slaat op specifieke capaciteiten, en macht op alles. Gezag versus macht is één van de onderscheidende hoofdfactoren in het verschil tussen westerse en niet-westerse culturen . Meer over het onderwerp hier . Gezin Een van de belangrijkste sociologisch indicatoren aangaande het functioneren van culturen is de samenstelling van het gezin. Als basis nemen we de combinatie van moeder met één of meer kinderen. De eerste indicator is het aantal kinderen - dit gaat over gemiddeldes, dus dat aantal is fractioneel, bijvoorbeeld 2,6. De tweede indicator is de "hoeveelheid vader" in het gezin - ook een fractioneel getal, bijvoorbeeld 0,8. Het kindertal is een bekende indicator, de "hoeveelheid vader" is dat niet, maar is vermoedelijk even belangrijk . Het vaststellen van de "hoeveelheid vader" is moeilijker dan van het aantal kinderen, daar het gaat om de tijd die de vader daadwerkelijk aan zijn gezin besteedt, en met name de kinderen. Er zijn geen onderzoeken en gegeven van de cultuurafhankelijke kindertallen en "hoeveelheid vader" bekend, in verband met de politieke-correctheid van de huidige sociologie , maar uit waarnemingen aan de maatschappij zijn wel trendmatige cijfers te ontlenen. Het verband tussen cultuur en kindertal is redelijk bekend, mede te schatten aan de bevolkingsgroei in diverse landen en streken . In alle ontwikkelde landen en culturen ligt het kindertal onder de ongeveer vijf gedurende hun hele periode van ontwikkeling, met een voortdurende afname naarmate die ontwikkeling voortschrijdt. In West-Europese landen dus tellende vanaf ongeveer 1900, en eindigen in 2000, met kindertallen die onder de 2 liggen. Vrijwel onderontwikkelde landen hebben kindertallen die rond of boven de 5 liggen, en zijn gedurende tijd in (zelfstandige) ontwikkeling vrijwel stilgestaan. Na 1945 hebben de Aziatische landen met lagere kindertallen zoals Japan en Korea zich snel ontwikkeld, terwijl de landen met hoge kindertallen, zoals de Filippijnen en Indonesië, zich veel minder hebben ontwikkeld. China is zich sterk gaan ontwikkelen na de invoering van de één-kind politiek. De islamitische wereld kenmerkt zich door een razendsnelle bevolkingsgroei, dus hoge kindertallen. De islamitische wereld blijft sterk achter in ontwikkeling op zowel economisch als alle sociale terreinen. De hoogste kindertallen zijn te vinden in creoolse culturen, bijvoorbeeld, ooit een in een moment van onvoorzichtigheid naar buiten gebracht: 8,5 in de streken van Rwanda en Burundi, en zijn cultureel en sociaal de meest achterbleven gebieden op aarde, met eens in de twee decennia een bloedige burgeroorlog. Het verband tussen "hoeveelheid vader" en het functioneren van culturen is door gebrek aan dusdanig duidelijk cijfers lastiger, maar lijkt dezelfde trends te volgen. De hoeveelheid vader lijkt het hoogst in Europese culturen, met geschatte aantalen rond de 0,8. Dat wil zeggen: in 8 van de 10 gezinnen is de vader voldoende bezig met het opvoeden van zijn kinderen om zijn kinderen optimale ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Dat getal staat los van echtscheidingen, zolang de vader zich voldoende met de kinderen blijft bemoeien, wat als regel het geval is. Het andere uiterste van het spectrum ligt bij creolen, waar de hoeveelheid vader onder de 0,5 ligt, en vermoedelijk ergens rond de 0,3 - cijfers hier . De 0,5 is gebaseerd op schattingen van fysieke aanwezigheid van vaders, dat wil zeggen: komen de vaders met enige regelmaat in het huis van de moeder. De 0,3 en lager op de schatting van de mate waarin die fysiek aanwezige vaders zich daadwerkelijk met de opvoeding van de kinderen bemoeien - met name, is bekend, essentieel voor de zoons. Als er gepraat wordt vanuit beschrijvingen van de gettocultuur zoals bestaand bij Amerikaanse creolen, wordt de factor van de afwezige vader met grote regelmaat genoemd. Het vermoedelijke oorzakelijke verband is dus andersom: de afwezige vader is de oorzaak van onder andere de gettocultuur. Maar dat is dus een onderdeel van het lagere sociale functioneren van de cultuur als geheel. Net als het hoge kindertal dat is. Bij een toekomstige bepaling van de hoeveelheid vader dient nog en factor meegenomen te worden, namelijk de hoeveelheid aanwezige fysieke vader. Is dit meer dan één, dan kan de hoeveelheid vader voor de betreffende gevallen effectief op nul worden gesteld: in gezinnen met kinderen van meerdere vaders is het uiterst onwaarschijnlijk dat de vader zich verantwoordelijk zal voelen voor ook maar een enkele daarvan. Bij creolen ligt dit aantal fysieke vaders op zijn minst ruim boven de 1. Aziatische culturen scoren op dit punt vermoedelijk op hetzelfde niveau als de westerse, met degene met het hoge kindertal vermoedelijk ook in dit opzicht wat minder. Globalisering Inhoudelijk is globalisering het steeds nauwer omgaan met elkaar van personen en instituten over de de gehele wereld, die vroeger door afstand en tijd gescheiden waren. Inhoudelijk gaat Globalisering gaat dus over de gevolgen van technische vooruitgang, door de opkomst van de instantante massacommunicatie, en het steeds goedkoper worden van vervoer. Globalisering veroorzaakt groei op allerlei terreinen, en is dus deel van de natuurlijke ontwikkelingen. Zoals blijkt uit de soms redelijk accurate "voorspellingen" uit de sciencefiction . Globalisering veroorzaakt dus groei binnen het geheel van de huidige samenleving, en daarmee ook van de slechtere aspecten ervan. De slechtere aspecten van de menselijke samenleving, op het sociologische vlak, centreren zich rond de begrippen individualisme en samenwerking . Samen te vatten als "In hoeverre zijn de mensen die profiteren van de nauwere samenwerking in de beter georganiseerde maatschappijen bereid de opbrengsten daarvan te delen met de rest". Op het ogenblik, schrijvende 2014, vertegenwoordigd door de ideeën van neoliberalisme en socialisme , met op datzelfde ogenblik het neoliberalisme al bijna volstrekt dominant. Neoliberalisme kenmerkt zich mede door een steeds grotere afstand en steeds sterkere belangenstrijd tussen de top derde en de onderste tweederde van de maatschappij. In dit proces is globalisering een neutrale factor, als het beide partijen evenveel voordeel brengt. Dat is niet het geval: globalisering is sterk ten voordele van de top derde, en ten nadele van de onderste tweederde. Dat volgt direct uit het formuleren van wat er nu zo veel extra makkelijk getransporteerd wordt over de wereld: bij communicatie is dat "woorden", en bij transport is dat goederen. Het vergemakkelijken van het transport van woorden is meer voordelig naarmate het gebruik van woorden meer deel uitmaakt van de activiteiten van een individu of groep, met name de economische activiteiten. Daaruit volgt meteen dat de veel makkelijker communicatie veruit het sterkt ten voordele is van de topderde, omdat die veruit het meest gebruik maakt van woorden in met name hun economische activiteiten. Het tweede groeipunt is het veel makkelijkere transport van goederen. Dat betreft, sinds de opkomst van de globalisering, voor het overgrote deel goederen van de minder ontwikkelde wereld naar de ontwikkelde, de westerse wereld. En dat betreft ook voor een zeer groot of overgoot deel goederen die in de niet-westerse wereld geproduceerd zijn. Oftewel: dit deel van de handel in goederen is een niet direct zichtbare manier van het transporteren van arbeid. Oftewel: door de globalisering krijgt de producerende onderste tweederde van de (westerse) maatschappij concurrentie van arbeid uit andere delen van de wereld. Dat is factor nummer één. En bovendien is die niet-westerse arbeid ook veel tot zeer veel goedkoper. Dat is een cumulatieve factor nummer twee. Tezamen zijn deze twee factoren sterk ten voordele van de leidinggevende top derde van de maatschappij die meer winst kan maken, en ten nadele van de onderste tweederde die arbeidsmogelijkheden verliest, en van wie de prijs van de arbeid gedumpt wordt. Conclusie: in beide opzichten van de effecten van globalisering gaat de topderde er sterk op vooruit, terwijl de onderste tweederde zware nadelen ondervindt. Globalisering is, tezamen met neoliberalisme, een kracht een sterk toegenomen tweedeling - voor de "Verlendung" van de maatschappij (Duitse vertaling) - voor het ontstaan van een nieuwe Dickenisaanse maatschappij (Engelse vertaling). Voor wat verdere propaganda en bewijsvoering, zie hier . Goed-doen (In ontwikkeling) "Goed-doen" staat natuurlijk niet voor het werkelijk "het goede doen", maar voor "dingen doen om ervoor te zorgen dat ik goed overkom". Het verschil tussen de twee lijkt klein, alleen maar een kwestie van intentie "want er komt uiteindelijk toch hetzelfde uit" (een "Arnon Grunberg"-redenatie, zijnde de overtreffende trap van de combinatie van retorische trucs, leugens, cynisme en andere immorele zaken ), maar die laatste toevoeging is een aanname, en wel een aanname die volkomen onjuist is. De onjuistheid zit in een gezegde dat op een andere situatie slaat maar de vinger op dezelfde plek legt: "Bij huwelijken uit berekening worden gewoonlijk grote rekenfouten gemaakt". Met welk laatste gezegd wordt dat je wel kan zeggen dat een huwelijk uit liefde en een huwelijk uit berekening hetzelfde nastreeft: "het maximale geluk voor beide", maar dat in de praktijk het niet zo werkt. Precies hetzelfde is het geval met "het goede doen om goed over te komen in de ogen van anderen". In de praktijk is het vrijwel altijd zo dat er niet "het goede" uitkomt, maar zelfs het precies tegenovergestelde: "het kwade". De oorzaak is te vinden in twee gezond-verstand waarheden, met als eerste een " oosterse" variant: "De weg is belangrijker dan het doel". Als je weg niet deugt, stat als een paal boven water dat je je goede doel nooit en te nimmer zult bereiken. En de tweede waarheid is die van de continuïteit der dingen. Als je goede dingen gaat doen alleen naar om ervoor te zorgen dat je goed overkomt, heb je als persoon hoogstwaarschijnlijk meer trekken die horen bij een overdadige belangstelling voor de schijn der dingen. En weinig van die geassocieerde houdingen zijn goede houdingen. Om wat duidelijker te zijn: de meeste zijn ronduit vervelende en geestelijk-smerige houdingen. De kans dat zo iemand iets goeds bereikt ligt op hetzelfde niveau dat adat beroemde gezegde over de rijke en de hemel: "Er is minder kans dat een rijke in de hemel komt, dan dat een kameel door het oog van een naald kruipt. Voorbeelden van dingen die op die manier "goed", dat wil zeggen: ooit eens goed geweest maar door "zichzelf goed willen voelen" inmiddels volkomen in zijn tegendeel veranderd: ontwikkelingshulp, het op alle andere mogelijke manieren steunen van "zielige negertjes" met name gezondheidszorg leidende tot overbevolking, het steunen van allochtone immigranten en hun cultuur, multiculturalisme, het toekeren van de andere wang, de islam, het afkeuren van het christendom , internationale solidariteit, enzovoort. Voor welke lijst men ook één enkele term kan gebruiken die de lading grotendeels dekt: politieke-correctheid . Overigens bestaat ook voor de aanhangers van het goed-doen een kernachtige term, op het internet nogal eens gebruikt: "Gutmenschen" (uit te spreken met Duits accent) - Ze hebben er ernstige hekel aan, vanwege de correctheid ervan. Zodra men de "goed-doen" ideeën los heeft gemakt van daden, is er sprake van "goed-zijn" . Goed-zijn (In ontwikkeling) Goed-zijn is zowel de overtreffende trap van goed-doen als van politieke-correctheid . Zowel politieke-correctheid als goed-doen hebben betrekking op opvattingen of daden. Dat het er ernstig mee mis kan gaan of gaat, is nu even een andere kwestie. Bij "goed-zijn" heeft het "goede" niet meer betrekking op daden of opvattingen, maar op een persoon - in eerste instantie natuurlijk het "zelf". Nu is het combineren van diverse eigenschappen onder één noemer een onontbeerlijk verschijnsel om verder te denken dan een losse verzameling entiteiten. En dat geldt ook voor personen. Maar dat daar in dat laatste geval ook iets mis mee kan gaan wordt aangetoond door het bestaan, reeds lang, als denkfout of retorisch truc van het begrip Ad hominem - op de man spelen. "Goed zijn" is zo'n beetje het omgekeerde van Ad hominem. Of beter gezegd: waar Ad hominem het gebruik is van een associatie van een zaak met een persoon met negatief bedoelde gevolgen voor de geassocieerde, doet "goed zijn" hetzelfde met positief bedoelde gevolgen. Kortweg komt het erop neer dat Ad hominem uitgaat van "Jij bent fout", en goed-zijn uitgaat van "Jij bent goed" - en dat laatste dan ook meestal in de versie "Ik ben goed", of ietwat subtieler: "Jij bent goed en ik hoor bij jou dus ik ben ook goed". Het hebben of hanteren van "goed-zijn" is een vrijwel honderd procent betrouwbaar teken van het hebben van storingen in de ernst van zware cognitieve ziektes tot cognitieve psychopathie , en een eindeloze reeks uitingsvormen daarvan . Het verband tussen goed-zijn en cognitieve ziektes blijkt onder andere uit de uitstraling die de betreffende persoon krijgt, die namelijk sterk lijkt op een diep-gelovige - ook wel te omschrijven als het heiland-complex. Het archetype hiervan is Jan Pronk (Wikipedia). Groep "Groep" is het meest voor de hand liggende en meest basale sociologische begrip . De sociologische groep ontstaat als een afgeleide van een psychologisch of misschien zelfs neurologisch verschijnsel: kracht van binding . Dit tussen individuen bestaande verschijnsel vertaald zich door gewoon steeds meer individuen te nemen tot de sociologische groep. Oftewel: de groep is een sociologische vorm van binding . Indien men dit van buiten doet, door als vorm van beschrijving te praten over "groepen', dan is de sociologische groep een voorbeeld van "generalisatie(s)" , waarvan er dus vele niveaus van bestaan. Ondanks dit fundamentele karakter is de sociologische groep in maatschappelijke discussies over bijvoorbeeld immigratie- of allochtonenbeleid ook meteen het meest omstreden . Opmerkingen over nadelen van immigratie worden steevast beantwoord door argumenten van de vorm: "Maar er zijn ook autochtone criminelen" . Dit soort argument zijn equivalent aan een ontkenning van het bestaan van sociologische groepen, en dus van sociologie, en haar bestuurlijke afgeleide: de politiek. De start van de ontrafeling van de verwarring staat hier . een zeldzame erkenning vanuit het vak zelf staat hier . Omdat verschillen in niveau van culturen eigenlijk nauwelijks ontkend kunnen worden, heeft het merendeel der sociologen , dat deze verschillen niet wil erkennen ("nazisme" , "Tweede Wereldoorlog", "holocaust") een reeks verdedigingslinies opgebouwd, aan het einde waarvan staat de ontkenning van het bestaan van groepen. In werkelijkheid zijn sociologische groepen natuurlijk de kern van het denken over de maatschappij - de ontkenning van hun bestaan in het soort specifieke gevallen als het immigratie- en integratiedebat is een toepassing in de sociologie van een ander belangrijk sociologisch proces: taboe . De sociologische groep blijkt door haar omvang vanaf honderden en duizenden stuks te voldoen aan een aantal regels omtrent gemiddelde en verdeling, die tezamen bekend staan als de normale verdeling . Gutmensch Gutmensch of Gutmenschen (in het Engels: "do gooders") is een term opgedoken op het internet en bijna exclusief gebruikt aldaar, en na het inburgeren aldaar ervan ook wel verschijnend in vormen als "goedmens" enzovoort. Het is bedoeld als belediging in de richting van zich als links afficherende lieden die beweren voor het goede te spreken zonder daarvoor enig bewijs te leveren, behalve hun eigen "Wij zijn goed"-overtuigingen. Een archetypisch voorbeeld van een Gutmensch is Jan Pronk (Wikipedia), die altijd "de zwartjes in Afrika" wil(de) helpen, beweert dat dat goed voor ze is en voor iedereen, zonder hiervoor gedurende vele decennia ook maar het geringste bewijs te leveren, en onder steeds toenemende bewijzen dat het omgekeerde het geval is . Belangrijk aspect daarbij is dat de voor die hulp benodigde fondsen of inspanningen niet door hemzelf, maar door anderen geleverd moeten worden. In dit en vele andere gevallen de belastingbetaler - de overige burgers. Een formele definitie van Gutmensch zou dus kunnen luiden: "Iemand die goed is of pretendeert goed te zijn waarbij anderen de lasten moeten dragen". Dit Gutmensch-gedrag slaat op het overgrote deel van de bestuurders en intellectuele die zich vroeger "sociaal" of "socialistisch" noemden, en tot aan de jaren 1980 gericht was op de belangen van de onderste tweederde van de maatschappij. In de jaren tachtig schaarde deze groep zich bij de top, en is begonnen profiteren van en parasiteren op de arbeid van de onderste tweederde . Na die tijd verlegde de focus van hun aandacht naar allochtonen en hulp aan niet-westerse landen met geld en troepen, terwijl hun houding ten opzichte van de Nederlandse onderste tweederde bijna dezelfde werd als die van de neoliberalen. Met als netto-gevolg dat de kosten van de internationale hulpactiviteiten volledig ten koste komen van de onderste tweederde van de maatschappij: de kosten van allochtone immigratie worden verrekend door verslechtering van sociale voorzieningen voor de onderste tweederde. Er is weinig fantasie voor nodig om te zien dat dit een psychologisch proces is: de voormalig linkse "socialist" wenst zichzelf "Goed" te blijven vinden ondanks dat hij, net als de rijken, is gaan profiteren van de arbeid van de onderste tweederde, en dat "Ik ben goed"-gedrag wordt nu ontleend aan het symbool-hulp aan allochtone dus gekleurde immigranten en gekleurde culturen in de rest van de wereld. Tot de Gutmenschen behoort ook het overgrote deel van de media . Als iemand met "zwarte kousen" ter sprake komt, dat wil zeggen: een wat strengere christen, gaat dat in de media gepaard met algemene afkeuring - katholicisme wordt synoniem gemaakt met kindermisbruik . Betreft het iemand met "hoofddoek of baard" en deze kan bijvoorbeeld twee zinnen Nederlands achter vloeiend achter elkaar krijgen, dan krijgt deze persoon prijzen en valt men bij de uitreiking (aan "Ik ben ben moslim en Marokkaan"-acteur Nasrdin Dschar) in katzwijm en zit huilend achter de buis als de in "zwarte kousen"-kleding gestoken ouders in de zaal zitten. Nederlanders uit de onderste tweederde van de maatschappij die wijzen op de overlast die ze hebben in hun wijken ten gevolge van de overlast en het crimineel gedrag van de familie van deze prijs-allochtonen worden in diezelfde media belasterd en verbaal bespuugd met termen als "onderbuikgevoelens", "xenofoben" en "racisten" . Onderwijl betalen diezelfde Nederlander uit de onderste tweederde van de maatschappij de uitkeringen en de gevangeniskosten van die allochtone-immigrantengroep middels verlaging van hun sociale voorzieningen zoals het uitzetten van hun bejaarden uit hun verzorgingstehuizen . Dit alles doet die groep van de media dus vanuit de psychologische behoefte zich goed te blijven na het klassenverraad dat ze plegen door hun steun aan het neoliberalisme van de bovenste derde van de maatschappij. En dit slaat op alle terreinen waarin de belangen van onderste tweederde en bovenste derde botsen . Zo was er ophef na het vrijkomen in februari 2014 van de pedofiel Benno L., nadat bekend werd dat deze in een Leidse volkswijk was gehuisvest door de burgemeester van die stad. De hele media sprak zijn afkeer uit van de bezwaren van de onderste tweederde van de bevolking, terwijl in de hele media niemand op het idee kwam te vermelden dat die pedofiel niet gehuisvest werd in de wijk van de betreffende burgemeester, of zijn klassegenoten. Die observaties waren er wel, maar alleen op het internet. Het verdedigen van de belangen van een pedofiel mag, als groep , maar alleen als je zelf, als groep, daarvan de lasten wenst te dragen. Het verdedigen van de belangen van een pedofiel met beroep op morele gronden en vervolgens de lasten ervan afdragen op de onderliggende sociologische groep, is archetypisch Gutmensch-gedrag. Wat dus een weerslag is van het algemene gedrag van hele kaste van bestuurders, intellectuelen en media. Meer voorbeelden van Gutmensch-gedrag hier - voor de erkenning van het verschijnsel, zie hier . Hetze Hetze, groepsgewijze kwaadsprekerij, is vermoedelijk bijna net zo oud als het vaardigheid tot spreken zelf. In de moderne maatschappij met haar massacommunicatiemiddelen is de belangrijkste vorm van hetze die door de media . Tezamen het haar zusterbegrip "campagne" of "propagandacampagne" is hetze het voornaamste instrument voor het handhaven van het voornaamste sociologische product van de media, schrijvende de jaren 2010: de politieke-correctheid . Overigens is politieke-correctheid ook van alle tijden, maar alweer die zeer veel ruimere communicatiemiddelen hebben deze zaken naar nieuwe niveaus getild. Hetze is een instrument dat werkt op het gevoel, en moeilijk uit opgeschreven berichten af te leiden. De eerste door deze redactie als zodanig gevoelde hetze is die tegen criminoloog Wouter Buikhuisen . Die wilde op zoek naar eventuele biologische factoren betrokken bij criminaliteit, maar dat was volkomen tegen de heersende opvattingen van wat heet "de jaren zestig revolutie", die onder andere uitging van de volledige maatschappelijke bepaaldheid en aangeleerdheid van alle gedrag. Biologie en en met name genetica waren volkomen uit de boze. De media, toen en nu nog een bolwerk van het "jaren zestig"-denken, slaagden erin de reputatie van de man volkomen te vernietigen en hem het werk onmogelijk te maken. Aanvoerder was het weekblad Vrij Nederland, maar alle zogenaamde "kwaliteitsmedia" deden mee. In huidige tijden, schrijvende 2014, is inmiddels volledig erkend dat Buikhuisen volledig gelijk had. Dit geval betrof een niet-politieke zaak. De meeste erop volgende zaken hadden een politiek karakter. De eerstopvolgende was de hetze tegen Hans Janmaat , de man die in Nederland als eerste de kreet "Vol is vol" introduceerde - slaande op het inwonertal van Nederland. Iets wat ieder zinnig mens slechts van harte kan beamen, en dat dan ook op alle mogelijke manieren is bewaarheid, sinds de introductie ervan. Iedere milieu- of klimaat-activist zou een lager inwonertal, van Nederland en de rest van de wereld, als topprioriteit op nummer 1 tot en met 10 moeten hebben staan. Waarmee meteen een ander gemeenschappelijk kenmerk van hetzes is opgedoken: ze strijden meestal ten gunste van foute of kwaadaardige tot zeer kwaadaardige zaken. Met het geval van Janmaat als voorbeeld, schrijven de vervolggevallen zichzelf: Pim Fortuyn ("U bent een minderwaardig mens"), Rita Verdonk ( "De ijzeren dame"), en Geert Wilders ("Fascist!", "Racist!") zijn de directe erfopvolgers. Archetypisch voor een andere reeks gevallen is die tegen de SP ("Maoisten"), dat slechts een enkel geval is in een lange lijn met als gemeenschappelijke noemer "De Koude Oorlog", waarvan op het moment van schrijven, maart 2014, de variant "Poetin is Hitler" actueel is. In al deze gevallen met minimale tot geen feitelijke achtergrond, en in alle gevallen strijdende voor zaken als overbevolking, Dickensiaans neoliberalisme, geldzucht, oorlogszucht en andere vormen van menselijk kwaad. Een hetze is daarom bijna per definitie kwaadaardig, omdat goede zaken geen hetze behoeven: alleen het noemen van de omstandigheden is argument genoeg. Hiërarchie
Oftewel: "Beste Joden, het is jullie verantwoordelijkheid om in het reine te komen met het pijnlijke verleden, naar de toekomst te kijken, en niet te blijven steken in de rol van slachtoffer van een holocaust." Ideologie Het hele menselijke denken is gebouwd op ideeën in de zin dat er van de waarnemingsorganen stukken van de werkelijkheid tot ons komen, die in de hersenen tot een geheel worden samengesmeed, bijvoorbeeld het combineren van zichtbare met hoorbare indrukken, en waarbij dat beeld gewoonlijk ook groter is dan de afzonderlijke delen samen. Zelfs de werking van het oog apart gaat op deze manier: uit informatie omrent contouren en aparte informatie omtrent kleuren van vakken wordt het voor het bewustzijn zichtbare beeld geconstrueerd - met soms constructiefouten die we kennen als optische illusies. Op precies dezelfde manier wordt de hele realiteit geconstrueerd. En het onderhouden van ideeën is dus niet iets fouts, het is de kern. Het probleem dat vervat zit in de term "ideologie", wat de meeste mensen indien erop aangesproken ook wel kennen, is daar waar ideeën getrokken uit de werkelijkheid boven de werkelijkheid worden gesteld. Dat wil zeggen: daar waar men stelt: "We weten het nu wel, vanaf nu gaan onze ogen sluiten voor verdere informatie" . In nog fundamentelere termen: hier wordt het proces van terugkoppeling uitgeschakeld, een proces waarvan duidelijk is dat het een van de kernen van het leven is . In de filosofie is het stellen van ideeën boven de werkelijkheid bekend als Platonisme - en gewoonlijk als niet erg zinnig gezien. In de sociologie en in de maatschappij is ideologie in het algemeen ook iets negatief, als het gaat over ideologieën als communisme , nazisme, maoïsme, enzovoort. dat wil zeggen: als het gaat om ideologieën waar men het niet mee eens is. Daarentegen ziet men ideologie als iets positiefs als het gaat om cultuurrelativisme ("alle culturen zijn gelijk"), multiculturalisme ("alle menging van culturen is goed"), Europeanisme ("De enige goede vorm van Europese samenwerking is een superstaat"), kosmopolitisme ("de wereld is grote gelukkige familie en een plaats waar iedereen vrij moet kunnen rondreizen") enzovoort. Dat wil zeggen ideeën waar men het wél mee eens is. Natuurlijk is het volkomen helder, door de manier van uitschrijven hierboven, dat deze vormen van ideologie even fout zijn als die ideeën die men al als negatief heeft gekwalificeerd. Cultuurrelativisme en multiculturalisme leiden tot racisme of stoppen van de beschaving, Europeanisme en kosmopolitisme leiden tot dictatuur en onderdrukking. Het enige verschil met de als slecht bekende staande varianten van ideologie is dat het bij deze "goede" vormen langer duurt voor de slechte effecten zichtbaar zijn. Hetgeen nog niet gebeurd is, omdat ze nog maar kort hun huidige kracht hebben gekregen, maar in het geval van Europeanisme lijkt het proces gestart, schrijvende 2012, gezien de opstand tegen immigranten in Griekenland. In feite is het onderhouden van dit soort ideologieën hetzelfde als het onderhouden van een religie: een stelsel van absolute waarheden waar de werkelijkheid zich maar naar dient te schikken. Oftewel; in feite is deze vorm van ideologie net zoals religie een vorm van magisch denken . Voor praktische doeleinden kunnen alle vormen van ideologie gezien worden op de manier waarop een ideoloog naar andere ideologieën kijkt - hier voor de duidelijkheid in de woorden van één van de relcolumnisten van de Volkskrant, zelf aanhanger van het kosmopolitisme, multiculturalisme, nomadisme, en neoliberalisme: Bert Wagendorp (de Volkskrant, 04-05-2013, column door Bert Wagendorp):
Dit sloeg op het communisme, maar is veel sterker van toepassing op kosmopolitisme, multiculturalisme, nomadisme, en neoliberalisme, en dat 'gore brutaliteit' met name op de islam. Zie verder hier . Voor voorbeelden van de ernstige vormen van hersenverweking waar ideologie toe leidt, zie hier . Immigratie Immigratie is als neutrale term een term voor één van de twee aspecten van migratie : het binnenkomen in een ander land: "Immigratie" is het proces van migratie bekeken vanuit het land van aankomst. Omdat de beschrijving van de term "immigratie" behoort tot de sociologie, en dus de wetenschap en dus een verlichte en dus, op dit moment, de westerse cultuur, gaat de beschrijving van "immigratie" in het normale gebruik altijd over immigratie in een westerse land. Er zijn geen sociologische verhandelingen bekend over de immigratie in Afrika. "Immigratie" in de betekenis van "migratie naar een westers land' heeft twee hoofdgroepen: immigratie vanuit een westers land en immigratie vanuit een niet-westerse land - dat laatste in Nederland bekend zijnde als allochtone immigratie. Immigratie vanuit een westers land is als sociologisch onderwerp ook een nauwelijks beschreven verschijnsel - met als hoogstwaarschijnlijke reden dat het geen problemen geeft. In de gebruikelijke betekenis van de term "immigratie" is dit dus "immigratie van uit een niet-westers land naar een westers land". Het verschil tussen het neutral "immigratie" en het gebruikelijke "immigratie" laat zien dat bij de beschrijving en waardering van het proces van immigratie de samenstelling van de immigrerende groep van belang is. Die samenstelling wordt bepaald door twee zaken: het aanbod en het toegangsbeleid. de factor van het aanbod zit al grotendeels in het onderscheid westerse en niet-westers: het westerse aanbod is over het algemeen middel- of hoger opgeleid, met een nadruk op het laatste. Het niet-westerse aanbod is een beetje middel- en hoger-, maar voor het over-, overgrote deel lager- of niet-opgeleid. Het toelatingsbeleid kan op alle mogelijke manieren variëren, maar de facto zijn er twee hoofdmanieren: de Amerikaanse methode, ook gehanteerd door canada, Australië enzovoort en de Europese. Bij de Amerikaans methode krijg je allen toegang als je kan aantonen in eigen onderhoud te voorzien, in de praktijk: een middelbare of hogere opleiding hebt, of rijk bent. Bij de Europese methode wordt zo'n eis niet gesteld. Het spreekt voor zich dat bij de vergelijking en waardring van de effecten van migratie, je alleen migraties van dezelfde soort mag vergelijken - een regel die door sociologen en met name migratiedeskundigen vrijwel universeel geschonden wordt. Bij de bespreking van historische gevallen van immigratie dient een zelfde onderscheid te worden gemaakt naar de samenstelling van de groepen, ook als er geen formele regels gesteld zijn geworden. In historische tijden waren er andere sociologische verschijnselen die regels vastlegden, zoals het gebrek aan mobiliteit . De migraties naar Amerika soortgelijke landen worden normaliter beschreven als succesvolle migratie - en impliciet en expliciet als voorbeeld voor andere migratie gesteld. Dat is dus wetenschappelijk en praktisch onjuist. Hetgeen versterkt wordt door een tweede fundamenteel onderscheid: Amerika en soortgelijke landen hebben ten opzichte van de omvang van de immigratie een niet-beperkende hoeveelheid oppervlakte, land, ter beschikking - Europese landen niet. De zogenaamde "Amerikaanse multiculturele samenleving" kent een hoge mate van segregatie - een verschijnsel dat in Europa als negatief wordt gezien. "Immigratie" in de gebruikelijke betekenis gaat dus over migratie van niet-westerse landen en culturen naar Europa. Ook dat is weer nader te specificeren: de migratie van niet-westerse landen naar Oost-Europa is marginaal. Het verschil tussen Oost-Europa en West-Europa is voornamelijk de in West-Europa hogere levensstandaard, en de sociale voorzieningen. "Immigratie" gaat dus over migratie uit niet-westerse landen en culturen naar West-Europese landen, vanwege hun hogere levensstandaard en sociale voorzieningen. De discussie over de niet-westerse immigratie naar Europa wordt gevoerd tussen twee groepen: de over-, overgrote meerderheid van de oligarchie, de bovenste derde van de maatschappij, en enkele leden van die oligarchie plus de onderste tweederde van de maatschappij. De eerst groep is voor tot sterk voor immigratie, de tweede groep is er sterk tegen. De reden van deze tweedeling is simpel: bij immigratie uit niet-westerse landen gaat de bovenste derde er materieel op vooruit, en de onderste tweederde gaat er materieel en sociaal op achteruit. De bovenste derde gaat er op den duur sociaal ook op achteruit, maar daarvoor sluit men de ogen in verband met het materiële voordeel op de korte termijn, en bij een deel der oligarchie uit reactionaire motieven, dat wil zeggen: men wil terug naar de autocratische maatschappijvormen van niet-westerse culturen: die van de joodse en islamitische "absolute heerser"-cultuur en de creoolse "meester-slaaf"- cultuur , en in modernere seculiere vorm de neoliberale cultuur . De onderbouwing van de nadelen van immigratie is gegeven hier en hier . Individualisme Individualisme is, net als socialisme, een algemeen begrip waar vele varianten onder vallen. Individualisme en socialisme zijn elkaars spiegelbeeld, en vormen een krachtenpaar waartussen een voortdurende "strijd" is, met dan één en dan weer de ander die de overhand heeft. In een gezonde maatschappij beweegt zich dit niet te ver van het evenwicht . Over deze strijd en de punt van het evenwicht zijn al eeuwenlang discussies gevoerd, deels onder de noemer "economie" . Een deel van de strijd tussen individualisme en socialisme gaat over de prioriteit of anciënniteit: wie komt het eerst. Aanhangers van het individualisme hebben hiervoor in essentie slechts één argument: de natuur. In de natuur zou het leven een "strijd voor het overleven zijn" ("struggle for survival"), impliciet of expliciet aangevuld met "... tussen individu en individu"). Uit S.I. Hayakawa, Language in Thought an Action :
Dit citaat wordt gevolgd door een betoog dat deze stelling weerspreekt, het geheel onder de alleszeggende titel: "What animals shall we imitate?" . Dit boek en het betoog zijn oorspronkelijk gepubliceerd in 1949. In de tussentijd, met name de laatste decennia, is uitvoerig aangetoond dat in de natuur, binnen de soorten, samenwerking de veruit dominante factor is, en dat zelfs tussen soorten de samenwerkende, symbiotische, relatie een veelvoorkomend verschijnsel is . In feite lijkt er maar één fundamenteel en systematisch uitzondering te zijn op deze regel: het geval van roofdieren. Er is na deze argumentatie geen enkele aanleiding om terughoudend te zijn met de voor de hand liggende conclusie met betrekking tot de groep die aanhanger is van deze vorm van het individualisme, zoals verwoord in het citaat: dit is de groep die binnen de menselijke samenleving, de maatschappij, het analogon vormt van de roofdieren - of iets algemener: parasieten. Iets dat bevestigd wordt door het directe vervolg op het laatste citaat:
Of zoals op een andere, meer artistieke, manier uitgebeeld hier . De maatschappelijke groep waar dit op slaat, bestaat uit de deelgroepen van de gehele financiële wereld , de gehele top van het bedrijfsleven en flink deel van de leiding eronder (middels portretten uitgebeeld hier en literair hier ), bijna de gehele rechtse politiek en een groeiend deel van wat zich links noemt , vrijwel de gehele media en een flink deel van de intellectuele elite - wat hier tezamen aangeduid wordt als de "oligarchie" . Deze voorgaand beschreven vorm van individualisme is de absolutistische - de vorm die uitgaat van het primaat van individualisme. Daarnaast is er de vorm die hoort bij het evenwicht tussen belangen van de ontwikkeling van het individu en de belangen van de ontwikkeling van de groep. De ontwikkeling en gebruik van het rationele verstand, de grote hersenen, geeft de soort homo sapiens een extra capaciteit tot het komen van inzichten met betrekking tot de omliggende natuur, de werkelijkheid, die niet op groepsbasis bereikt kunnen worden. Het individu dat dat soort inzichten bereikt, staat, daar waar die inzichten regelmatig tot meestal botsen met bestaande inzichten. Die inzichten zijn ook die van de groepen als geheel. Het individu met de nieuwe inzichten staat dus tegenover de groep waartoe hij behoort. Het bestaan van zo'n groep houdt automatisch een wijd-reikend proces van conformisme in: dat de groepsleden gedrag, en dus in een hoger stadium ook inzichten, min of meer dwingend op elkaar afstemmen - onbewust en voor mensen deels ook bewust. Dit kan werken in het nadeel van de groep als het nieuwe inzicht van het individu beter is dan dat van de groep. In dit soort gevallen in "individualisme" een kracht die zou zwaarder zou moeten wegen dan "socialisme", het groepsproces. Deze tweede vorm van individualisme is dus een kracht die leidt tot (meer) vooruitgang. Uit de beschrijving volgt direct dat ze met name slaat op de gebieden bekend onder de termen "wetenschap" en "kunst". De absolutistische vorm van individualisme is, volgt uit de beschrijving, een kracht die leidt tot verval, achteruitgang, omdat het de groep vernietigt. Uit de beschrijving volgt dat ze met name betrekking op de gebieden bekend onder de termen "economie" en "politiek" In de praktijk valt een groot aantal stromingen onder het "Individualisme", met name alle stromingen met de term "liberalisme". De meeste van die "liberale" stromingen doen een impliciet of expliciet beroep op de tweede vorm van het individualisme, de creatieve. In de praktijk zijn die stromingen vrijwel uitsluitend actief zijn in de economie en politiek, en hanteren ze de absolutistische vorm van "individualisme", of verbaal of praktisch enigszins afgezwakte vormen ervan - het verschil tussen de afgezwakte vormen en de absolutistische is gradueel in de zin dat het slechts langer duurt voor de groep, de maatschappelijke samenhang vernietigd is. Zoals verwoord in de expliciet absolutistische vorm van het individualisme, het neoliberalisme , in de uitspraak van voorvrouw en icoon en voormalig premier van Engeland Margaret Thatcher: "There is no such thing as society". Het voorgaande is geformuleerd met "klassieke" sociologische terminologie, binnen de min of meer klassieke sociologie , zij het dat er hier conclusies worden getrokken die sociologen zelden durven trekken, omdat ze ook politieke stellingnames impliceren. De wetenschappelijke sociologie heeft extra middelen ter beschikking, en dat is in dit geval de speltheorie , bekend van het gevangenendilemma . Het gevangenendilemma gaat over samenwerking versus individualisme tussen twee personen, maar kan makkelijk uitgebreid worden tot groepen. De resultaten van die onderzoeken laten universeel zien dat samenwerking meer oplevert dan individueel gedrag . Meer over het tegendeel van individualisme, samenwerking, hier - meer over de "politieke" versie hiervan, socialisme, hier . Internet Het "internet" was oorspronkelijk een technische term voor de globale versie van het netwerk van aan elkaar verbonden computers, maar staat nu ook voor sociologische zaken als globale communicatie en voor het globaal delen van informatie en het beleven daarvan. Een zeer klein voorbeeld: vroeger verschaften fabrikanten (papieren) handleidingen bij apparaten - tegenwoordig staan die allemaal op het internet. Wat nu bijvoorbeeld voor vele apparaten aangevuld wordt met door particulieren verzamelde informatie over de technische bouw en de reparatie ervan. In het algemeen heeft het internet twee sociologische hoofdeffecten Het eerste is het samenbrengen van groepen die te dun verspreid waren om in ieder van hun voorheen geïsoleerde samenlevingen een groep te kunnen vormen, met als sociologisch relatief onbelangrijk maar technisch begrijpelijk voorbeeld dat van de "zeer zeldzame ziekten" - voor dit soort gevallen zorgt het internet ervoor dat de groepsgrootte boven een kritische waard (die van organisatie) kan uitkomen, zie Menswetenschappen, regels . Het tweede hoofdeffect van het internet is het doorbreken van de klassencensuur door de media . Die censuur is een verstikkende kracht in de media, met name op de vlakken van Europese politiek, immigratie en integratie. De reguliere media onderhouden daarin strandpunten (achterlijke niet-westerse culturen zijn gelijkwaardig aan de westerse ) die de waarde hebben van "De kleren van de naakte keizer", en het internet biedt relatief kleine groepen de gelegenheid veel meer burgers te bereiken dan anders kan met de boodschap dat de keizer naakt is. Welke invloed veelvoudig vermenigvuldigd worden door de opzichtige waarheid en juistheid ervan in vergelijking met de propaganda in de reguliere media. Die dan ook met grote weerzin over de media op het internet spreken, en met name de website van GeenStijl , die het tot haar specialiteit heeft gemaakt de onzin in de reguliere media aan de kaak te stellen. Innovatie Innovatie is een vorm van het creëren van nieuwe zaken of nieuwe manieren om dingen te doen, en valt dus onder het wijdere begrip "creativiteit". Van creativiteit wordt gewoonlijk verondersteld at het opbloeit tezamen met de rest van de maatschappij, dus ook bij economische groei zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Gouden Eeuw, omdat het de tijd gelegenheid biedt om aan niet-direct-noodzakelijke zaken te werken, en creativiteit vraagt naar algemeen oordeel ook een zekere vrijheid van de besognes van alledag. Dit geldt merkwaardigerwijs niet voor innovatie. Dat is een begrip dat wel in en uit de mode raakt tezamen met de economische toestand of groei, maar dan er tegenin - dat wil zeggen: naarmate het minder gaat met de economie, heeft men het meer over innovatie, en omgekeerd. En het wordt nog merkwaardiger als je beseft dat "innovatie" ook datgene is dat in hoge mate de vooruitgang van onze westerse cultuur heeft bepaald - wat eigenlijk wel iedereen weet. Maar er is dus een aanzienlijk groep mensen die dat niet wíl weten, waaronder degenen die "het erover hebben" bepalen. Wat er mis is met "innovatie" is, dat het impliciet gaat over creativiteit in de natuurwetenschappen of technologie. En degenen die gaan over "het hebben over dingen" hebben kennelijk helemaal niets met natuurwetenschappen of technologie, behalve als er een economische noodzaak voor is. In tijden dat er geen noodzaak voor is, hebben degene die "het erover hebben" bepalen het over zaken als "diensteneconomie" en "financiële producten", of zelfs "financiële innovaties". Wie zijn dus diegenen die gaan over "het hebben over dingen"? Dat is simpel: de groep mensen in de massa-communicatiemedia. Daarover is al het een-en-ander opgemerkt onder het item communicatie . Dat zijn de alfa's en gamma's, die gebruik maken van de producten van de bèta's, met de wijziging dat waar bèta's uitgaan van eerlijke communicatie, de alfa's en gamma's dat niet doen: die vinden manipuleren en liegen en bedriegen heel veel minder een probleem . Waaronder dus hoe ze omgaan met innovatie. Meer over innovatie zelf hier . Inteelt
En hoe je dat 'uitwassen' beter benoemd staat hier (de Volkskrant, 11-06-2012, column door René Cuperus, cultuurhistoricus):
De rechtsstaat is overgenomen door kosmopolieten en normalisten, die erop uit zijn Nederland ten onder te doen gaan als cultuur door de instroom van sociaal achterlijke i en andere immigrnaten. In populaire termen: de D66-rechters. Kans
Illustrerende dat de middenklasse, de schrijver, solidair is met de topklasse, de ridder, of kasteelheer. Die tweedeling van tweederde versus eenderde komt naar boven bij de meeste belangrijke maatschappelijke discussies. Al genoemd: tweederde is voor de verzorgingsstaat, eenderde er tegen. Andere voorbeelden: tweederde is tegen verdere uitbreiding van Europa, eenderde is er voor. Tweederde was tegen massa-immigratie, eenderde was er voor. Enzovoort. Meer over de klassenstrijd hier . Klassenstrijd Klassenstrijd is net als cultuurstrijd iets dat volgens de politieke-correctheid niet bestaat . Het bestaan van een klassenstrijd is echter veel makkelijker aantoonbaar: stel voor de hogere-midden en hogere inkomens, de topderde van de maatschappij, een belastingverhoging van 1 procent voor, en aan de toonhoogte van de protesten, zie Belastingmoraal en verder, kan men direct afmeten dat de klassenstrijd niet alleen reëel, maar heftig en fundamenteel is. Want stel eenzelfde lastenverzwaring voor de onderste tweederde voor, en er is geen haan die er naar kraait. Die haan zou namelijk als eerste de media moeten zijn, en de leden van de media behoren tot de topderde of zijn daarmee solidair. Er is dus een keiharde klassenstrijd, en die klassenstrijd zoals gevoerd, is een simpele belangenstrijd. Nu zijn de belangen van de klassen op culturele, globale, toekomstige en al dit soort schalen volkomen gelijk, omdat er op dat soort schalen er in feite maar één enkele strijd gevoerd wordt en dat is te overleven als menselijke soort temidden van de willekeur van de natuur. Maar die realiteit wordt kennelijk overschaduwd door andere factoren. Die factoren zijn niet moeilijk te vinden, na het noemen van het voorgaande, en komen in twee hoofdcategorieën: domheid en egoïsme. Het eerste blijkt uit dat men de maatschappij laat besturen door mensen die kunnen praten in plaats van te selecteren op kunnen denken , en het tweede blijkt uit de dominantie van het rechtse denken, dat uitgaat van het recht van de sterkste (in Nederland: de dominantie van CDA en VVD). Dat laatste betekent dat men persoonlijke rijkdom ziet als een teken van maatschappelijke kracht in plaats van maatschappelijke problemen en extreme persoonlijke rijkdom al ultieme maatschappelijke triomf in plaats van maatschappelijke ondergang, en het eerste betekent hetzelfde, want de praters, de media en dergelijke, steunen de rijken. De klassenstrijd, het gebeuren waarbij de bovenste derde de onderste tweederde zo veel mogelijk leven in de vorm van arbeid probeert af te troggelen ten einde er persoonlijk beter van te worden, is niets meer dan het gevolg van domheid en hebzucht. De laatste decennia heeft die klassenstrijd een steeds helderder gezicht gekregen in de vorm van het neoliberalisme . Het neoliberalisme is een via-via uit het Midden-Oosten afkomstige ideologie, die uitgaat van drie leerstellingen: "Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke", "Het recht van de sterkste", en "Winner takes all". Deze ideologie is, zoals uit deze leerstellingen zichtbaar, een directe afstammeling van de religie van het judaïsme , die één enkele wrekende godheid aan het hoofd van alles heeft staan, die op geen enkele manier rekening hoeft te houden met de belangen van mensen., zoals blijkt uit het vragen van een kindoffer. In de klassenstrijd vragen de rijken voortdurend kindoffers van de armeren. Meer over de klassenstrijd hier . Klokkenluider (In ontwikkeling) Kolonialisme (In ontwikkeling) Kosmopolitisme Kosmopolitisme is van alle "ismes" één van de meest onduidelijke - de gangbare definities gaan niet veel verder dan: "De houding van mensen die zich een wereldburger voelen". Meer valt er te halen uit de letterlijke vertaling, zijn de een combinaties van kosmos en polis, waarbij het eerste heelal of wereld betekent en het tweede stad: Oftewel: de hele wereld zien als één stad. Waarbij het kenmerk van een stad is dat je er vrij kunt rondreizen - van oorsprong is polis eigenlijk stad-staat, zoiets als Athene of Sparta. Oftewel: eigenlijk is kosmopolitisme tussen een "vrij kunnen rondreizen"-isme. Oftewel: het is bijna hetzelfde als nomadisme . Waar er bij kosmopolitisme nog een ding bij komt: het gaat er vanuit dat dat rondreizen in de wereld een plezierige gebeurtenis. Hetgeen, gezien de stand van de huidige wereld, inhoudt óf een zeer beperkte kijk op het geheel van de wereld, óf een zeer beperkte actieradius van reizen, óf een grenzeloze naïviteit. Ook wel genoemd bij kosmopolitisme is het genieten van verschillende culturen, er tussen bewegen, en er dingen van overnemen. Dat zijn allemaal leugens. Degenen die aangeduid worden als kosmopolieten zijn mensen van westerse afkomst, die niets overnemen van andere culturen behalve naar eetgelegenheden en misschien kunstuitingen gaan, en de niet-westerse kosmopolieten zijn mensen uit de intellectuele en bestuurlijke top die zich in diverse mate westers gedragen. Een voorbeeld aangaande een zee bekende kosmopoliet (de Volkskrant, 07-12-2013, door Anet Bleich):
Slechts op bezoek. En ten overvloede twee bevestigingen vanuit welke cultuur Ignatieff op bezoek is gekomen:
Bleich en Bessems ... Twee vertegenwoordigers van de Joodse cultuur. De nomadistisch cultuur. Kortom: eigenlijk verschilt kosmopolitisme alleen van nomadisme in het parfum waarmee het besprenkeld is. Een parfum dat noodzakelijk is om de zaken die bij nomadisme horen te verhullen. Van welke de meest extreme die van het parasitisme is. Kosmopolieten behoren vrijwel zonder uitzondering ook tot die klasse: hun heerlijke wereldwijde leventje wordt onderhouden en gefinancierd door de arbeid van anderen, aan wie ze dit soort geneugten ontzeggen. Kosmopolieten zijn parasieten. En kosmopolitisme is parasitisme . Meer over het kosmopolitisme vanaf hier . Kwaliteitskrant, kwaliteitsmedia Kwaliteitskranten zijn letterlijk kranten die kwaliteit hebben. "Kwaliteit" is hierin een niet nader omschreven stempel dat van alles inhoudt dat goed is. Volgens Wikipedia (opgeslagen 08-01-2014:
Waarmee het stadium van een cirkelredenering type Ambrose Bierce is bereikt. Verdere informatie geeft Wikipedia bij "Kwaliteitskrant" zelf (opgeslagen 08-01-2014):
Wat op precies dezelfde manier doet vragen naar de termen "veelzijdig", "genuanceerd", en "diepgang". Waarna je staande voor zo'n probleem met woorden, oftewel "intensionele definities" , het best kan overgaan op het alternatief: de extensionele definitie, oftewel "aanwijzen". In het Wikipedia-item staat vermeld:
Waarna uit de gezamenlijke eigenschappen van die kranten een beeld kan worden afgeleid van wat men bedoelt met "kwaliteitskranten". Die gezamenlijke eigenschappen zijn: ze zijn fanatiek pro-Europa, pro-immigratie en pro-immigranten, pro-multiculturalisme, pro-kosmopolitisme, pro-kapitalisme, pro-neoliberalisme, enzovoort, en sterk anti-Nederland, anti-Nederlandse cultuur, anti-Geert Wilders, anti-PVV-stemmers, anti-socialisme, enzovoort. Wat verder de specifieke mening van wie dan ook over die standpunten mag zijn, het is in ieder geval niet "veelzijdig", niet "genuanceerd", en toont een bijna totaal gebrek aan "diepgang" (voor een voorbeeld van die "diepgang", zie de analyses alhier van de begrippen residentie en nomadisme ). Oftewel: de term "kwaliteitskrant", uit te breiden tot "kwaliteitsmedia", is in het huidige gebruik vrijwel niets anders dan een vorm van zelffelicitatie, bedoeld om het bestaan van een zeer eenzijdig spectrum aan standpunten in de media , tezamen vormende de politieke-correchtheid , te verhullen en verdedigen. Een enkel concreet voorbeeld hier (de Volkskrant, 07-01-2014, van verslaggever Casper van der Veen):
De kranten die het zo onwaarschijnlijke bericht uit een bekend onbetrouwbare bron publiceren, hebben niet de reputatie van het publiceren van onbetrouwbaar nieuws, maar zijn een publicatiebron van onbetrouwbaar nieuws. De genoemde kranten zijn allemaal "kwaliteitskranten" - meer voorbeelden van dit soort leugens aangaande de buitenlandse politiek hier , en aangaande de binnenlandse hier . Liberalisme Onder liberalisme vallen, net als onder socialisme, diverse stromingen. Wat die stromingen gemeen hebben is een sterke nadruk op "vrijheid". Het begrip "vrijheid" heeft een sterk positieve bijklank, veroorzaakt door het feit dat de geschiedenis van de mensheid gekenmerkt is door onderdrukking, door machtigen. Maak je "vrijheid" los van deze connotatie, zegt het eigenlijk niets, zolang er niet gedefinieerd wordt ten opzichte van welke beperking men die vrijheid wenst. En in werkelijkheid heeft een groot aantal van die beperkingen te maken met vrijheden van anderen. De is de mogelijkheid van de machtige om zijn macht uit te oefenen, vanuit de ogen van die machtige een vorm van vrijheid. Hetgeen soms ook met een duur woord omschreven wordt als een "prerogatief" - een voorrecht. Liberalisme is daarom ook een begrip waarvan de betekenis in de tijd en per plaats varieert. In de huidige tijd, schrijvende 2012, en in Europa, is liberalisme een begrip dat voornamelijk gehanteerd wordt door meer elitaire partijen en personen - de politieke partij genaamd VVD noemt zich liberaal, en staat bekend als vertegenwoordiger van de rijkeren en rijken - en machtigen . En een land als Engeland ligt dat wat anders - daar zijn de "liberals" (of "Liberal Democrats") de vertegenwoordigers van de midden en hogere-middenklasse, wat in Nederland ruwweg D66 is. Maar door de groep van de echte elite en die van de (hogere)middenklasse tezamen te nemen in de topderde van de maatschappij is er ook een gezamenlijke vrijheid te definiëren waarnaar deze liberalen streven: de vrijheid om de opbrengst van de arbeid van de onderste tweederde van de maatschappij voor eigen doel te benutten - om de onderste tweederde uit te buiten. Kortom: de liberalen van nu zijn de machtigen van vroeger. Dit geldt in nog aanzienlijk verhoogde mate voor de groep die te omschrijven is als neoliberalen, opgekomen in de eerste graaidecennia: de jaren tachtig. Maar in feite valt de groep van liberalen in de huidige tijd in hoge mate samen met die van de neoliberalen. Waarover verder hier . Merk op: in Amerika heeft "liberal" bijna precies de tegenovergestelde betekenis. Daar is een "liberal" iemand met min of meer intellectuele ideeën of afkomst, die sympathie voelt voor een meer Europese maatschappij. Het is de nog net respectabele variant van "socialist", wat in Amerika een scheldwoord is - een "socialist" is "on-Amerikaans". Loyaliteit Maatschappij
Macht versus gezag is één van de onderscheidende hoofdfactoren in het verschil tussen westerse en niet-westerse culturen . Meer over het onderwerp hier . Man-vrouwverhouding De man-vrouwverhouding is in de praktijk vrijwel geheel een afkorting van de man-vrouw-gezagsverhouding. Of, veel correcter: de man-vrouw-machtsverhouding. Want bij een gezagsverhouding wordt gekeken naar onderlinge verhouding capaciteiten, en bij machtsverhouding naar andere factoren, zoals afkomst. En dus in dit geval: uitsluitend fysieke kracht. En het lijkt moeilijk andere factoren te verzinnen die zo bepalend zijn voor een ongelijke machtsverhouding tussen man en vrouw naast fysieke kracht. Hetgeen het bestaan van een machtsverhouding in plaats van een gezagsverhouding tussen man en vrouw op dezelfde voet plaats als machtsverhoudingen in het algemeen: van archaïsch tot ronduit achterlijk. De man-vrouw-machtsverhouding verschilt aanzienlijk tussen de historische culturen, en ook tussen de culturen in de huidige tijd. Bekende voorbeelden van meer gelijke verhoudingen in het verleden waren die bij de inheemse ("Indiaanse") volken aan de Amerikaanse oostkust, en de Noordwest-Europese volken verzameld onder noemer "Germaanse". Bekende culturen met meer ongelijke machtsverhoudingen zijn de joodse, Arabische, en diverse andere in het Midden-Oosten en oosten. Een een voor Europa onderscheidende ontwikkeling is dat met de binnenkomst van de oosterse godsdienst genaamd het christendom, ook de meer ongelijke man-vrouwverhouding is binnen gekomen . Het verminderen en bijna-verdwijnen van de macht van het christendom in Noordwest-Europa, onder druk van de opkomst van de wetenschap en het rationele denken, heeft ook geleid tot een terugkeer naar de meer gelijke man-vrouwverhouding. Tussen deze twee zaken lijkt op dit moment ook een directe koppeling te zijn: de meer ongelijke man-vrouwverhouding is het kenmerk van niet-westerse culturen, en daarmee tegelijkertijd van niet-blanke culturen . Wat meteen ook weer weerspiegeld wordt in de economische verhoudingen . Ook binnen de westerse maatschappij is de man-vrouw-verhouding een goede graadmeter voor de ontwikkeling van de maatschappij als geheel. Zo is een belangrijke stap ter verbetering genomen met wat heet de zestigerjaren-revolutie, waarin in feite alle machtsverhoudingen binnen de maatschappij enigszins geherschikt werden - richting ietwat meer meritocratie. En, kenmerkend voor een revolutie, is ook hier de situatie doorgeschoten van een afwijking naar de ene kant, naar een afwijking, weliswaar wat minder, aan de andere . In de zin dat in het meer smaakmakende intellectuele en media-vullende elite het idee van de absolute gelijkheid of gelijkwaardigheid van man en vrouw is ontstaan - dat wil zeggen: gelijkheid en gelijkwaardigheid op alle mogelijke vlakken. Om dit streven de ondersteunen is zelfs een aparte vak op de universiteiten opgericht: de gender-studies, waarvan de centrale leerstelling is dat het verschil tussen man en vrouw ontstaat in de wieg, door de ene helft van de baby's roze sokjes aan te trekken en de andere helft blauwe . De praktische uitvoering ervan bestaat uit het streven naar evenredige vertegenwoordiging op alle maatschappelijke vlakken . Het idee, of beter: de ideologie, van absolute gelijk(waardig)heid van man en vrouw is simpel te weerleggen, waarbij de weerlegging bestaat uit het constateren van één enkel feit: vrouwen kunnen kinderen krijgen en krijgen de hormonen nodig voor de aandrang tot de verzorging ervan, en mannen niet (mannen krijgen een eigen hormoon, testosteron, waarmee ze andere dingen gaan doen als op jacht gaan). Zijn alle overige capaciteiten wel gelijk, dan zijn vrouwen meer "waard" dan mannen, en is er geen gelijk(waardig)heid. Is er een totale gelijkwaardigheid, dan zijn vrouwen minder waard op andere vlakken, en is er ook geen absolute gelijkwaardigheid op alle vlakken . En voor wie een experimentele onderbouwing wil: zet een kennisgerichte instelling op waar iedereen absoluut vrije toegang toe heeft, over bijna de hele (beschaafde) wereld, en zonder dat bekend te maken, kijk naar het aantal mannen en vrouwen dat daar aan deelneemt (een vorm van data mining ) - volgens de gender-theorie is de uitslag 50-50. Hier is de echte uitslag (de Volkskrant, 28-11-2013, door Peter van Ammelrooy):
Een andere volkomen betrouwbare aanwijzing is te vinden in de verdeling van mannen en vrouwen op het vlak van hobby's , met name de meer technische - hier ligt de verdeling tussen 95-5 en 100-0. En kort daarop komt de neurologische onderbouwing (Volkskrant.nl, 03-12-2013, door Sache Kester ):
Meer details over dit onderzoek hier . De onvermijdelijke conclusie uit de waarneembare feiten en neurologisch is dus: er is absoluut geen gelijkheid van man en vrouw, en voor alles dat in de buurt komt van kennisverwerving, -verspreiding en toepassing, ligt de ongelijkheid ergens in de buurt van 90-10. Dit heeft twee gevolgen. Ten eerste zijn alle maatregelen die een grotere vertegenwoordiging van vrouwen nastreven en percentages hanteren boven de 10 tot 20, zijn vormen van gender-discriminatie. Van de mannelijke gender. En ten tweede leidt de uitvoering ervan het tot een minder goede invulling van posities op zeer veel maatschappelijke functies - gedacht kan worden aan de rechterlijke macht (vrouwen hebben veel meer de neiging tot "verzorging" richting overtreders die correctie nodig hebben) en de politiek, waar er niet gekeken moet worde naar individuen (die "zielig" kunnen zijn, zoals asielzoekers), maar naar groepen (die als groep bedreigend kunnen zijn, zoals asielzoekers). Dat wil niet zeggen dat je de vrouwen niet de kansen moet geven om dit soort dingen re ondernemen, maar wel dat het kunstmatige streven naar evenredigheid in representatie een sociale misdaad is. De ideologie van de absolute gelijkwaardigheid behoort tot een complex aan ideologieën, die tezamen bekend staan als de "politieke correctheid" . De man-vrouwverhouding is één van de onderscheidende hoofdfactoren in het verschil tussen westerse en niet-westerse culturen . Media De basale functie van de media is het verspreiden van informatie. Met de opkomst van de elektronische media, met name de televisie, is daar nog een functie bij gekomen: het creëren van een beeld van de maatschappij. Omdat de media zelf deel uitmaken van die maatschappij, maken ze dus zelf deel uit van het beeld dat ze scheppen - een klassieke Droste-effect situatie - een triviaal voorbeeld daarvan is de aandacht in de media voor media-persoonlijkheden zoals presentatoren. Maar het essentiële aspect van het Droste-effect van de media ligt natuurlijk in de politieke en maatschappelijke beeldvorming. Als je die beeldvorming ziet als het maatschappelijke bewustzijn, is het meteen volkomen duidelijk dat de media dezelfde rol vervullen als in de psychologie het "bewustzijn": dat proces dat een beeld maakt van de buitenwereld én de binnenwereld ten gevolge van die buitenwereld, en daarom ook een Droste-proces is . En net als de psychologische evenknie kan je de media zien als een netwerk. In de psychologische variant het hiërarchische netwerk van de hersenen , en voor de media is dat oorspronkelijk het hiërarchische netwerk van nieuwsvoorziening via internationale nieuwsbureaus als Reuters, de nationale nieuwsbureaus en de nationale zenders en kranten, en tenslotte de lokale media. Maar in toenemende mate wordt dit aangevuld met het directe analogon van het hersennetwerk: het internet-netwerk. Het boven geschrevene gaat over de rol van de media als informatievoorziening. Die rol van de media wordt sinds de jaren tachtig, tezamen met het begin van de overige neoliberalisering van de maatschappij, steeds met aangevuld met een rol als informatie-manipulator. Het neoliberalisme heeft namelijk als eerste tot gevolg een sterke stijging van de inkomensverschillen, en als als tweede, in het kielzog van het eerste, een sterke stijging van de klassenverschillen. De media behoren tot de (hogere-)middenklasse, en die klasse is vrijwel universeel solidair met de topklasse - tezamen vormen ze de topderde van de maatschappij. Waar in het kader van het neoliberalisme de werkende klassen en de zwakkeren, deel van de onderst tweederde, voortdurend achteruitgaan, is het de rol van de media om dit zo goed mogelijk te verhullen. Ze doen dit bijvoorbeeld in meer algemene kwesties consequent de kant van de topderde, de eigen kant, te kiezen - speciaal voor dit item is daarvan een bewijs gegeven , maar dat is slechts een voorbeeld van vele al eerder beschreven gevallen, zoals bijvoorbeeld bij vakbonden , de woningmarkt , pensioenen , allochtonen , neoliberalisme , migratie en de Europese Unie . En in de politiek door het steunen van die partijen die een neoliberale beleid voorstaan, de laatste decennia (schrijvende 2012) VVD, CDA, D66 het rechterdeel van de PvdA en recent ook GroenLinks, consequent te steunen . En de partijen die relatief sterk opkomen voor de onderste tweederde, de SP, de PVV, en een minderheid van de PvdA, consequent aan te vallen. Iets dat voor andersoortige gevallen beschreven zou worden als "propaganda" . In het geval van PVV en SP neemt dat de vorm aan van regelrechte hetzes . In het eerdere geval van Hans Janmaat en de CD was sprake van georganiseerde boycot , iets dat natuurlijk van decennia achteraf naar buiten komt. En in meer algemene zin dan het politieke is het volkomen duidelijk dat de media in hoge mate bepalend zijn en in zekere zin hetzelfde zijn als de politieke-correctheid : dat stelsel van opvattingen dat gezien wordt als "fatsoenlijk", "Goed!", enzovoort , en dat voornamelijk tot uitsluitend bepaald wordt door de topderde van de maatschappij, de oligarchie . En meestal in tegenspraak met de opvattingen van de onderste tweederde, in een reeks aspecten lopende van de aanpak van criminaliteit tot aan het doen aan ontwikkelingshulp. Een enkel aspect en een enkel voorbeeld: het programma is Pauw & Witteman (13-12-2013 ), en het onderwerp "Het overzicht van het politieke jaar 2013". Gasten zijn: Emile Roemer, leider van de SP, Alexander Pechtold, leider van D66, politiek-commentatoir van De Telegraaf, Paul Jansen, en adjunct-hoofdredacteur van NRC, Marike Stellinga - Roemer is socialist, Pechtold is Goedbloed-neoliberaal, Jansen is lakei-neoliberaal, en Stellinga, voormalig economieredacteur van Elsevier, is graai-neoliberaal. Het intropraatje (door Pauw) met Jansen gaat over het afvallen van zijn hoofdredacteur, gevold door grappen, aan Marike Stellinga (Witteman) "Wat was het eigenlijk voor een politiek jaar, wat jou betreft" gevolg door grappen, aan Pechtold (Pauw) "Wat was het voor een jaar", gevolgd door grappen, aan Roemer (Witteman): "Wat was het voor een jaar?", na de reactie van Roemer gevolgd door: "Als het nou een beetje beter gaat met Nederland, waar het op lijkt, minimale cijfertjes maar toch, het gaat een beetje beter, vindt u dan dat dan jammer want dan kunt u niet hard tegen het kabinet aantrappen, of denkt u nou ja, het gaat nou de goeie kant op?" Hetgeen in één enkele klap illustreert dat journalist Paul Witteman een journalist is van het soort zo treffend neergezet door Marten Toonder als "rat" - maar dan als lakei van de graaiende neoliberalen eigenlijk nog wat erger. Later in de uitzending storten de overige neoliberalen zich gezamenlijk op Roemer. Dit is volkomen representatief voor de positionering van de media in het politieke en maatschappelijke debat - meer voorbeelden van dit soort aanpak van Roemer en de SP hier . Meer over de media en haar vervormde rol in de maatschappij vanaf hier . Mensenrechten Mensenrechten komen er in twee soorten: als eerste de gezond-verstand varianten die zo'n beetje allemaal te herleiden zijn tot dat je aan anderen niet (nodeloos) schade mag berokkenen, waarbij dat "nodeloos" staat voor die gevallen waarbij er twee of meer gevallen van schade tegen elkaar afgewogen moeten worden.En als tweede de "regeltjes"-varianten, met als meest bekende voorbeeld "De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens". De waarde van die laatste soorten kan afgemeten aan het genoemde voorbeeld, dat opgesteld werd door de Amerikanen in 1948 en opgedrongen aan de Verenigde Naties, en waarvan de waarde valt vast te stellen dat het jaar van het ontstaan ervan samenviel met het jaar van het begin van de Koude Oorlog - het starten van een echte oorlog tegen Rusland kon niet meer omdat die net een atoombom hadden. Wat later goed werd gemaakt met het naar de oertijd bombarderen van "communistische" Vietnam, uit naam van de Mensenrechten (Mensenrechten gelden niet voor communisten - communisten zijn ook volgens de "Mensenrechten" geen mensen. Dit gebruik in de buitenlandse politiek van de term "Mensenrechten" is sindsdien nauwelijks tot niet veranderd: een verbaal massavernietigingswapen in de Koude Oorlog tegen het communisme, haar dreiging in de vorm van socialisme enzovoort, en Rusland . Daarnaast is er in Noordwest-Europa ook een binnenlands gebruik ontstaan, met dezelfde soort doelen. Hier betreft het het stimuleren van de immigratie vanuit sociaal achterlijk culturen, voornamelijk islamitisch en creools, het borgen van die sociaal achterlijke culturen in Noordwest-Europa, en het bestrijden van iedere poging van de burgers van Noordwest-Europa om deze aanslag tegen hun cultuur te voorkomen. Dat laatste onder voortdurende herhaling van twee achtervolgende stellingen: "Het is voor de sociaal achterlijke culturen een mensenrecht om hun eigen cultuur te willen behouden", en "Het is voor de Noordwest-Europese culturen verboden hun eigen sociaal voorlijke culturen te willen behouden". Dat laatste wordt meestal niet zo tegenover elkaar gesteld, omdat dat opzichtig absurd zou staan, maar het is bijna altijd wel als zodanig uit bijvoorbeeld meerdere toespraken of krantenstukken van dezelfde persoon af te leiden. In ieder geval behoren beide stellingen volmondig tot het gedachtegoed van de tot voor kort, schrijvende eind 2013, oppermachtige stroming van het multiculturalisme , en het tot op heden nog volstrekte dominante politieke-correctheid . Het laatste wordt bewezen door de verzameling aangelegd tezamen met het schrijven van dit item , of om heel precies te zijn: de snelle opeenvolging van nieuwe extreme uitwassen van de "Mensenrechten"-cultus, te midden van een gestage stroom minder extreme maar evengoed gestoorde uitingen van hetzelfde, was aanleiding voor het schrijven van het item. In navolging van de stelling dat een boerkaverbod een schending van de menrechten is, kan binnenkort verwacht worden de stelling dat het korten van uitkeringen op werkweigerende alleenstaande vrouwen een schending van de mensenrechten is, omdat de betreffende groep voornamelijk uit creolen bestaat, creolen een etnische minderheid vormen, door de maatregel dus een etnische minderheid benadeeld wordt, en dus een schending van de menrechten is. En dat dan in verlenging van dezelfde argumentatie gehanteerd bij een voorgesteld verbod op ritueel slachten, of van besnijdenis. Menswetenschappen Onder "menswetenschappen" verstaat men alle gamma-wetenschappen: psychologie, sociologie enzovoort, en meestal ook de juridische studie en economie. Hoewel het eerste ook wel als alfa-vak wordt gezien, en het derde, maar dan zeer abusievelijk, als min of meer exact - hetgeen met name zou gelden voor de econometrie, maar dat is al even grote onzin, want rekenen aan iets dat je niet begrijpt levert nog grotere onzin op dan het gewoon niet begrijpen. Voor al deze vakken geldt in mindere of meerdere mate wat hier al gesteld is voor de sociologie, zie aldaar , en voor de beoefenaars min of meer hetzelfde als voor sociologen, zie aldaar . Voor psychologen geldt dit in mindere mate, met name voor de meer neurologisch werkenden onder hen - sociaal-psychologen zijn al weer bijna sociologen, zoals de affaire Stapel (Wikipedia) heeft laten zien. Voor economen en juristen geldt het gestelde bij Sociologie in verstrekte mate, vooral voor economen . Dat laatste omdat de factor van eigenbelang daar nog zichtbaarder is en een nog prominenter rol speelt. Bij juristen speelt het ook, zie hun houding tegenover allochtonen en migratiezaken , maar in de juristerij zijn de regels duidelijker en duidelijker te toetsen, dus is men wat meer op zijn hoede, zoals de uiteindelijke vrijspraak van Geert Wilders laat zien. Al met al geldt voor de groep als geheel dus dat het nauwelijks tot niet wetenschappen zijn in de zin van geloven in het bestaan van een objectieve werkelijkheid en het kunnen doen van experimenten daarmee, en hoogstens in aanmerking komen voor de kwalificatie van "studie", in vele gevallen niet beter dan het niveau "botanie", en in een mogelijk ruime meerderheid niets anders dan het intellectueel verwoorden van het eigenbelang van de hogere klassen. Meritocratie Migratie is een term en begrip met een sterk positieve bijklank. In werkelijkheid is het iets met zeer reële potentiële schadelijkheid, van dusdanig niveau dat de natuur een waarschuwing heeft ingebouwd in de vorm van de emotie van heimwee . Er zijn duidelijke aanwijzingen dat die heimwee een waarschuwing voor direct merkbare schadelijke effecten . Voor een belangrijk deel is de positie connotatie van migratie ontleend aan het immigratieland bij uitstek: Amerika. En Amerika heeft als land, of beter continent, lang de schijn gewekt succesvol te zijn. Maar dat is voor het overgrote deel te danken aan slechts drie factoren: naar Amerika is een zeer sterk geselecteerde groep mensen gegaan, en twee: in Amerika is er dusdanig veel ruimte dat groepen die elkaar niet liggen elkaar kunnen ontlopen, en drie: tussen mensen en groepen in Amerika is een relatief zwakke sociale band -Amerika is een sterk individualistisch land . De selectie is gegaan in twee fases: voor de Tweede Wereldoorlog kwamen er voornamelijk initiatiefrijken uit Europa. Na de oorlog heeft men een streng regime ingesteld met zogenaamde green cards - in feite hebben alleen hoger opgeleiden en rijkeren een kans op toegang. De ervaringen wat betreft Amerika zijn dus niet algemeen geldig, en zijn absoluut niet geldig voor de migratie naar Europa, sinds de jaren zestig. Dit betrof ook geselecteerde mensen, maar geselecteerd op negatieve eigenschappen samen te vatten als: mislukt in reeds slecht werkend eigen land. Niet per se individueel mislukt, maar als groep mislukt: berbers uit de Rif, geitenhoeders en Koerden uit Anatolië, enzovoort. Deze kwamen niet zozeer op eigen initiatief naar Europa, maar kwamen via familie en dorpsgenoten, enzovoort, zogenaamde kettingimmigratie. En dat ze konden komen is het gevolg van de toegenomen mobiliteit . Het is zonder verdere aanwijzingen duidelijk dat dit soort migratie een negatieve bijdrage levert. Door achteruitgang van de de sociale potentiaal als gemiddelde, maar nog meer door de daardoor noodzakelijk ontstane wrijvingen. Waarvoor in Europa veel minder vluchtruimte is dan in Amerika. Maar ook los daarvan laten recente ontwikkelingen in Amerika ook zien dat met het algemene begrip "migratie" iets mis is. De problemen die daar door de kredietcrisis van 2008 boven water zijn gekomen, kunnen met groot gemak gekoppeld worden met eigenschappen die je kan verbinden met het psychologische profiel van migranten. Meer daarover later. Maar ook wat betreft de Europese immigranten is aantoonbaar dat de problemen met immigratie niet alleen zitten in materiële achterstanden. Het afkomstig zijn uit een achtergebleven cultuur maakt ook voor de hoger opleidbaren en hoger opgeleiden uit die cultuur hun situatie in Europa dusdanig cultureel-dubbelzinnig, "schizofreen", dat ze er zeer westerse-cultuur-vijandige meningen op na blijken te houden - een verschijnsel te omschrijven als culturele nederlaag . Meningen die in ieder geval zonder meer schadelijk zijn voor de sociale verhoudingen in de immigratielanden. Los waarvan de migratie ook schadelijk is voor de migranten . Voor verdere aspecten, zie de aanverwante onderwerpen van nomadisme (stelselmatige migratie) en parasitisme (de gevolgen voor de "gast"-populatie) . Misdaad Misdaad bestaat al zolang als het leven in groepen bestaat. De ene aap heeft van een dunne tak met risico voor lijf en leden een sappige vrucht geplukt, en de andere aap pikt die vrucht van hem af. Dat is misdaad. En alle andere vormen van misdaad zijn hiertoe te herleiden. Een tussenstap naar de moderne maatschappij is de situatie van de kolendragers . Die sjouwen ter waarde van 15 florijnen kolen uit de mijn, en krijgen maar voor 10 florijnen betaald. Ook dat is misdaad. Ook als de kolendragers daarmee al dan niet formeel ingestemd hebben. Want als de kolendragers volledig vrij waren in hun keuze, zouden ze alleen werken voor 15 florijnen - dat wil zeggen voor datgene dat ze verdient hebben. Als ze er door omstandigheden of regels instemmen met betaling voor minder dan ze verdiend hebben, zijn dus omstandigheden of de regels misdadig. Als er in de dierentuin een regel is dat een aap sappige vruchten mag stelen van degene die hem geplukt heeft, is de regel misdadig. Het stelen van een sappige vrucht of van een zak kolen is een directe vorm van misdaad. Het stelen door middel van regels is een indirecte vorm van misdaad. Effectief zijn beide vormen van misdaad identiek - het verschil zit slechts in de methode van uitvoering. Met gebruik van een anglicisme wordt op deze website de directe vorm van misdaad aangeduid als "blauwe boorden"-misdaad, en de indirecte als "witte boorden"-misdaad - dit stamt uit de Amerikaanse cultuur waarin arbeiders van de werkvloer blauwe overhemden droegen, en op kantoor witte overhemden, leidende tot de terminologie "blue collar workers" (Wikipedia) en "white collar workers". Het behoeft geen (uitgebreid) betoog dat in de moderne maatschappij, de hoeveelheid witte-boordenmisdaad in aantal en bedrag tezamen met de hoeveelheid witte-boorden misdadigers de hoeveelheden blauwe-boordenmisdaad vele en vele en vele en vele malen overtreffen. Er hoeft slechts gewezen te worden op de 20 of 30 biljard aan particuliere tegoeden in belastingparadijzen en dergelijke , welke immense hoeveelheid geld vrijwel geheel afkomstig is van witte-boordenmisdaad . Dit alles mede indachtig de oude volkswijsheden dat je van werken niet rijk wordt, en dat er geen eerlijke manieren bestaan om rijk te worden. In absolute zin misschien onjuist, maar als 95 procent-regel hartstikke wél juist. Waarmee onmiddellijk de vraag opgeworpen wordt waarom er relatief zo veel aandacht is voor de relatief zeer kleine hoeveelheid blauwe-boorden-misdaad, of zo relatief zeer weinig aandacht voor de hoeveelheid witte-boordenmisdaad. Deze vraag lijkt lastig, maar wordt simpel als je als tussenstap bedenkt wie er verantwoordelijk is voor het het bepalen van de "de hoeveelheid aandacht". In de oude tijd waren dat de schrijvers - die groep intellectuele die de kunst van het schrijven beheersten, en zich verhuurden aan de lokale kasteelheer, om zijn heldendaden te noteren ten dienste van het nageslacht . Op deze situatie is ook een volkswijsheid van toepassing, namelijk "Wiens brood men eet, diens woord men spreekt". De oude rol van de schrijver is overgenomen door de huidige alfa-intellectuele elite, en de rol van het doorgeven van de boodschap, in oude tijden vaak gedaan door de kerk, is overgenomen door de media - bemand door half-was-intellectuelen. Maar de sociologische positie en de bijbehorende belangen zijn hetzelfde gebleven: de huidige intellectuele klassen leven van de beloningen hen aangereikt door de machtigen, die op hun beurt weer hun inkomen ontlenen aan het onderbetalen en afpersen van de werkenden. De reden dat witte-boordenmisdaad ten opzichte van blauwe-boordenmisdaad zo ontzettend, ontzettend, ontzettend weinig aandacht krijgt, is omdat de belangen van de intellectuele klassen en de media liggen bij de witte-boordenmisdaad . De laatste decennia, schrijvende 2012, heeft deze neiging tot het verdedigen van witte-boorden misdaad een een nieuw niveau bereikt, in de zin dat een groot deel van de intellectuele klasse en vrijwel de gehele media er toe overgegaan zijn om de witte-boordenmisdaad actief te promoten. Dat heeft diverse vormen aangenomen, met als meest pregnante die van de steun aan het neoliberalisme , dat laatste zijnde de stroming die witte-boordenmisdaad tot iets goeds verklaart, en een aantal verwante zaken, als globalisering, kosmopolitisme , nomadisme , en Europeanisme . Zaken die nu als even deugdelijk worden voorgesteld als destijds het roofridderschap van de kasteelheer, en precies dezelfde morele status hebben: diefstal van de sappige vrucht geplukt door de ene aap en gestolen door de andere. Mobiliteit De factor mobiliteit is met name van belang voor zaken als migratie, en dat dan van grotere groepen. Alle mobiliteit, ook van materiële zaken is af te leiden uit de hoeveelheid massa die vervoerd wordt, ten opzichte van de kosten ervan. En van kosten bestaat er maar één objectieve maat, en dat is hoelang je ervoor moet werken. De kosten van migratie zijn hoog, als je er een aanzienlijk deel van je leven aan moet besteden om ergens te omen, direct door te lopen, of indirect door hoe lang je ervoor moet werken om de reis te betalen. Met deze maatstaf in de hand is het simpel om de veranderingen in mobiliteit over de loop van de geschiedenis te schetsen. In pre-mechanische tijden was migratie mogelijk net zo ver als je kon lopen, en toch nog in je levensonderhoud blijven voorzien. Oftewel: het was voornamelijk een kwestie voor jagers/verzamelaars. De eerste grote revolutie in mobiliteit was de mogelijkheid tot gebruik van fossiele brandstoffen, omdat die "bijna" gratis energie betekenden. Er ontstonden de eerste grote migratiegolven, die zich onderscheiden van eerder emigratie in dat het zich allemaal op persoonlijk basis binnen termijn van ongeveer een jaar en voor groepen van ongeveer een decennium kon afspelen. Bijna alle eerdere migratie was geleidelijker, of geen migratie maar oorlogvoering en verovering: de migranten gebruikten de voorraden van de residenten om te overleven. De tweede stap in mobiliteit was die van binnen de groepen waarin de mobiliteit ontwikkeld werd, de westerse, Europese, culturen, naar de overige groepen. Net als voor communicatie zit hier de groet overgang in de groep die de nieuwe capaciteit ontwikkeld, en de groep die er gebruikt van maakt. Toen migratie beperkt was tot de groep die het ontwikkeld had, de westerse cultuur, had mobiliteit of migratie en positief effect. Toen ook groepen die niet de capaciteit hadden tot het ontwikkelen van nieuwe capaciteiten, de niet-westerse culturen, konden gaan migreren, kreeg het effect ervan een negatieve werking. Hetgeen niet geldt voor het karakteristieke immigratieland, Amerika: eerst was de mobiliteit daarheen beperkt door twee oceanen, en toen die barrière tegen mobiliteit wegviel, heeft men een administratieve restrictie gesteld op de toegang ertoe. Waar voor communicatie een eveneens technisch correctiemechanisme voor het misbruik door groepsmatig "onbevoegden" is ontstaan in de vorm van het internet, is een dergelijke mechanisme wat betreft mobiliteit (nog) niet voorhanden. Dan zal vermoedelijk, indien de problemen blijven voortduren van bijvoorbeeld toegenomen criminaliteit tot de algemene cultuurbedreiging veroorzaakt door allochtone immigrantengroepen , er een sociologische correctie komen. En die zijn van de soort "opstand" en "revolutie". Waarvan in Nederland de eerste halve al is geweest: de Fortuyn-revolutie. Mode Mode is in zijn oorspronkelijke betekenis de voorkeur binnen een grotere groep voor een bepaalde stijl van kleding of andere vorm van uitdossing. Daarna is men het wordt gaan toepassen voor alle vormen van voorkeursgedrag binnen een groep. En die laatste betekenis is het een synoniem voor conformisme , zie verder aldaar. Multiculturalisme Multiculturalisme is het idee en de ideologie dat culturen van immigranten zonder beperking gemengd kunnen worden met die van residenten, en dat het resultaat van die menging altijd positief zal zijn - samengevat in het adagium geïntroduceerd begin jaren tachtig door toenmalig staatssecretaris van Sociale Zaken Hedy d'Ancona, en in 2012, na een periode van kritiek erop, herhaald door toenmalig minister voor Immigratiezaken Gerd Leers: "De multiculturele samenleving is een verrijking van onze cultuur". De weerlegging ervan is ontzettend simpel, en bestaat uit een enkele vraag: "Noem eens wat concrete punten waaruit die verrijking bestaat, en couscous en buikdansen ken ik al". De redactie heeft deze vraag tientallen malen gesteld, met name op het voormalige Volkskrant-weblog, dat gevuld was met multiculturalisten uit binnen- en buitenland, en er is nog nooit een antwoord op gekomen. Waarna de enig mogelijke conclusie luidt: Dat voordeel is er niet. Daarentegen is het aantal voorbeelden van nadelen schier oneindig, beginnen met puur de kosten , via zaken als censuur op kunst en de beperking van de meningsvrijheid , via overlast en criminaliteit , tot aan cultureel terrorisme op straat jegens te westerse geklede jonge vrouwen . Waarbij speciale vermelding verdient de ondermijning van het maatschappelijke vertrouwen . De niet-westerse culturen verkeren dienaangaande nog in het stadium dat alle wat publiek en overheid is, door hen ingepikt, gestolen misbruikt en mee gefraudeerd mag worden. Deze houding is ook de reden dat hun eigen thuisculturen zo arm zijn, wat dus de reden is dat ze naar het westen komen, waar ze de westerse cultuur besmetten met precies diezelfde a-sociale eigenschappen. Die mede tot uiting komen in sterk gestegen sociale kosten, maar dus met name ook in de stijgende onwelwillendheid van de residente bevolking daaraan bij te dragen. Multiculturalisme, indien slaande op culturen van het niveau van de allochtone culturen en lager, is niet alleen absurd, het is cultuurgevaarlijk en cultuurbedreigend . Het versterkt bij de allochtonen het onterechte gevoel van discriminatie en racisme, dat ze al van nature hebben, ter compensatie van het gevoel van culturele nederlaag . Multiculturalisme met betrekking tot allochtone culturen leidt bij de aanhangers ervan tot volstrekte absurde en contradictoire houdingen en uitspraken, die niet anders dan als "geestelijk gestoord" omschreven kunnen worden - in het kort geschetst hier , samengevat als "Nederlanders hebben geen cultuur en allochtonen moeten die van hen behouden", met geanalyseerde voorbeelden hier . Voor een erkenning van het hier beschrevene vanuit allochtone achtergrond, zie hier . De ideologie van het multiculturalisme is nauw verbonden met die van de gelijkheid der culturen , migratiefundamentalisme , kosmopolitisme en nomadisme . De strijd voor het multiculturalisme is van het begin af aan gevoerd met de inzet van de wapens van het goed-zijn , beschuldigingen van racisme , en holocaust-misbruik . Meer over het multiculturalisme hier . Nederlander Volgens de wet is iedereen die een Nederlands paspoort heeft gekregen een "Nederlander". Dat betekent dat als iemand die 80 jaar in Papoealand heeft gewoond en een Nederland paspoort krijgt, die instantaan een "Nederlander" is. De dagelijkse betekenis van het woord "Nederlander" is iemand die deel uitmaakt van de Nederlandse cultuur. Iemand van wie je als hij op televisie komt zonder dat het geluid aanstaat, ziet dat hij een Nederlander is. Zoals je dat ziet van Amerikanen, Duisters, Fransen, Italianen enzovoort. Niet dat er geen overeenkomsten kunnen zijn tussen sommige Nederlanders en sommige Italianen, maar zet er tien bij elkaar, of zelfs vijf, en je ziet onmiddellijk: dít zijn de Nederlanders, en dát zijn de Italianen. Dat bekent onder andere dat alle immigranten in de dagelijkse betekenis van het woord geen "Nederlander" zijn - ze kunnen wel in diverse mate Nederlandse trekken vertonen. Met name geldt dit natuurlijk voor alle soorten allochtone immigranten, alle immigranten "met een kleurtje". Denk even terug naar de jaren zestig en zeventig, en besef dat het allemaal import is. Die gekleurde import blijkt in de praktijk ook dusdanig weinig Nederlandse trekken te hebben, ook te formuleren als dat slechts een dusdanig klein aantal bestaat dat op zijn minst een beetje in aanmerking zou komen, dat je als groepsregel kan aannemen dat de groep immigranten met kleuren vanaf lichtgetint geen Nederlanders zijn in de dagelijkse betekenis van het woord. Iets dat bijvoorbeeld Chinezen ook nooit van zichzelf zullen beweren - die achten zichzelf in Nederland wonende Chinezen - al dan niet een (klein) beetje vernederlandst. Deze uitspraak wordt buiten de laag van de gewone Nederlanders, de onderste tweederde, volstrekt niet als zodanig gezien en het uitspreken van deze werkelijkheid wordt in die kringen zelfs verboden geacht Maar voortzettende sociologische ontwikkelingen voortvloeiende uit het niet-Nederlands zijn van de immigranten zoals die nu al een kleine vijftig jaar spelen, zullen ook dit bastion van het multiculturalisme doen vallen, vermoedelijk binnen tien tot twintig jaar. Neoliberalisme Neoliberalisme, is, zoals het woord al zegt, een nieuwe vorm van liberalisme . Zoals daar al uitgelegd, is liberalisme in de huidige tijd (het moment van schrijven is 2012) voornamelijk een vorm van vrijheid-voor-de-machtigen, waarbij de liberaal nog probeert een "fatsoenlijk" imago te behouden door te praten over verantwoordelijkheid en dergelijke. Bij de neoliberalen, als aanzienlijke groep opgestaan in de jaren tachtig, zichtbaar met de opkomst van Margaret Thatcher en Ronald Reagan, is ook dat respectabele masker afgevallen - in de woorden van Thatcher: "There is no such thing as society". Het neoliberalisme bestaat uit slechts drie kreten of begrippen: "Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke", "Het recht van de sterkste", en "Winner takes all" . Waarmee, vooral met de laatste, meteen duidelijk is dat de moderne brandhaard van het neoliberalisme in Amerika ligt. Neoliberalisme is het tot zijn ultieme consequentie doorgetrokken individualisme. Het idee van het neoliberalisme is, zoals deze drie kreten die bijna hetzelfde zeggen al laten zien, hartstikke basaal. Het is gewoon het idee dat de holbewoner met de sterkste spierballen en de grootste knuppel de baas is, en de rest zonder remming mag misbruiken. Er zijn theoretici van die beweging die daarvoor wel eens een beroep doen op de natuur, maar sinds een decennium of zo is de wetenschap ze ver voortgeschreden, dat men weet dat dit een keiharde leugen is: ook bij de apen wordt een te dominant en inhalig mannetje, als het te lang duurt, beetgepakt door een paar andere, en vervolgens afgerost. De theoretici van het moderne neoliberalisme zijn ook te lokaliseren in Amerika, hoewel ze daar niet cultureel van afstammen. Het moderne theoretische neoliberalisme heeft een afstammingslijn met als ruggegraat de figuren van Ayn Rand, een Joods-Russische immigrante oorspronkelijk genaamd Alissa Zinovievna Rosenbaum , Leo Strauss, een Joods-Duitse immigrant, die grondlegger is van de ondercategorie genaamd neo-conservatisme , Milton Friedman, zoon van Joods-Oostenrijks-Hongaarse immigranten in Amerika, en grondlegger van de ondercategorie te benoemen als neo-monetarisme , en tenslotte de uitvoerder van het neo-monetarisme, de nu voormalig, directeur van de Amerikaanse Federale Bank, Alan Greenspan (opgevolgd door Ben Bernanke, Joods, en Janet Yellen, Joods). Rond deze ruggegraat ligt een een hele lichaam van soortgelijke figuren, die tezamen ook hebben gezorgd voor de financiële crisis in Amerika van 2008 en die in Europa van 2009. In dat alles speelt nog een belangrijke instelling een hoofdrol, namelijk de zakenbank Goldman Sachs - binnen de financiële wereld ook wel beschreven als "the masters of the universe". Op het ogenblik van schrijven, oktober 2012, is dit lichaam van belangengroepen bezig de kosten van de kredietcrisis te verhalen op de onderste tweederde van de maatschappij , onder het motto "Never waste a good crisis". Neoliberalisme is maatschappelijke kwaadaardigheid . Uit bovenstaande inhoudelijke beschrijvingen volgt dat de morele status van deze groep mensen die is van parasieten en bloedzuigers . Wier enige rechtvaardige lot is ten onder te gaan in een revolutie. Meer over de kwaadaardigheid van het neoliberalisme hier . Nomadisme "Nomadisme" is een niet veel gebruikte maar instantaan begrijpelijke afkorting van "nomadische cultuur" - de nomadische cultuur zelf is één van een spiegelbeeldig tweetal, de ander zijn een residente cultuur . Deze tweedeling tussen nomadische en residentie cultuur is in de beschrijving geschiedenis van de mensheid een normaal begrip, staande voor de overgang van voorheen uitsluitende cultuur van jagers en verzamelaars naar de ontdekking van de landbouw, en het bijbehorende ontstaan van vaste nederzettingen. De overgang naar landbouwculturen dus residente culturen heeft plaats gevonden op diverse locaties in de wereld, en zich daarna verspreid over de rest. Met enkele uitzonderingen, met name daar waar landbouw moeilijker is, zoals de woestijnen. En op een paar plekken waar het nomadisme te zeer vast zat in de cultuur. Zo waren er op het Amerikaanse continent, voor de invasie van Europeanen, zowel landbouwende volken, met name aan de oostkust, en nomadische, op de centrale vlaktes. Later herhaalde zich dat nog een keer, op die vlaktes, zoals beschreven in de Amerikaanse musical Oklahoma (Wikipedia), (YouTube), die mede gaat over de tegenstelling tussen cowhand (nomade) en farmer (resident) - en heel concreet over het recht om hekken te plaatsen: fencing. De belangentegenstelling tussen nomadisme en residente culturen is dus zeer direct en principieel - zoals toe te lichten met een simpel voorbeeld: neem een dorp met landbouwers en handarbeiders, en een groep nomaden die het dorp binnen wil trekken. Het dorp is zelfvoorzienend, en de nomaden geen materiële goederen in de aanbieding (dat kan niet als je rondtrekt) hebben geen andere capaciteiten dan, zeg, muziekspelen. Nu heeft een bepaald dorp weinig of geen behoefte aan muziekspelers, zeg bijvoorbeeld omdat ze zelf muziek kunnen spelen. Dan hebben de nomaden die het dorp binnen willen trekken niets in de aanbieding hebben voor het dorp. Terwijl ze wel een hele duidelijke behoeftes hebben, voortvloeiende uit de eisen van levensonderhoud. Dus zodra de nomaden in het dorp in hun levensonderhoud gaan voorzien, gaat dat ten koste van het dorp, zonder een vorm van terugbetaling. Oftewel: het dorp heeft slechts één enkel belang: het niet-toelaten van de nomaden . Dit beeld van het zelfvoorzienend dorp is op deze website gebruikt als uitleg van de werking van economie, dan geformuleerd als het "agraro-technische dorp" . Op de basale structuren van zijn dorp zijn alle verdere economische en maatschappelijke ontwikkelingen te bouwen, zoals die ook daadwerkelijk de afgelopen tienduizend jaar hebben plaatsgevonden. Start je tienduizend jaar geleden met een troep rondtrekkende nomaden, staande voor de nomadische cultuur, dan heb je anno 2012 nog steeds een groepje rondreizende nomaden. De nomadische cultuur kent geen vooruitgang. En tussen de nomadische en residenten cultuur zijn geen bestendige overgangsvormen bekend: het is het een, of het ander . Met één enkele uitzondering waarover later meer. In de huidige wereld zijn er twee soorten nomadische culturen: de van oudsher nomaden, die er ook weer in twee soorten zijn: degene die nog dagelijks rondtrekken, en degene die dat op meerjaarlijkse basis doen - hier aangeduid, net als de theoretische aanhangers van het model, als "nomadisten". Beide hebben hun archetypische voorbeeld - van de eerste is dat de Roma, van de tweede Joden. Van de tweede zijn er ook twee: als eerste de rijken, die hun vrijwel altijd gestolen kapitaal gebruiken om over de wereld te gaan trekken, meestal richting zonnige oorden als Dubai en de Kaaiman Eilanden, maar ook tussen de luxedelen van de metropolen , en de tweede de intellectuelen en kunstzinnigen, die door het rondreizen menen "inspiratie op te doen" voor hun intellectueel en cultureel vale en valse producten (overigens is er ook wel een enkele rijke die een deel van rijkdom verdient heeft, een enkele intellectueel die iets zinnigs zegt, en een enkele kunstenaar die iets moois maakt). Deze tweede groep nomadische culturen heeft een eigen aanduiding naast die van het nomadisme: die vormen het kosmopolitisme . Met het sociologische verschijnsel van nomadisme corresponderen ook bepaalde psychologische karaktertrekken van de betrokken individuen. Gemeenschapszin en sociale hechting, in het algemeen: binding , zijn zelfs zaken die neurologisch gereguleerd worden, met inmiddels een bekende rol van neurotransmitters als oxytocine . Het nomadisme gaat in tegen de werking van deze processen, wat zijn uitwerking heeft in psychologische kenmerken van "lijders" aan het nomadisme, zoals vervreemding, extreem individualisme, neuroticisme, en materialisme - en er is ook een duidelijk verband met neoliberalisme , dat haar theoretisch oorsprong vindt in het Joodse nomadisme . Bij het cultureel en mogelijk genetisch overgeërfde nomadisme zijn de sociale verschijnselen het gevolg van de psychische. Deze vorm van nomadisme wordt beleden zonder effectief besef van de schadelijkheid ervan, ook wel te betitelen als schaamteloos of gewetenloos. Bij de rijken en intellectuelen zonder nomadische afkomst ligt het andersom: de veranderingen vaan de psyche zijn het gevolg van overnemen van het maatschappelijke nomadisme. Hier kan nog sprake zijn van een aanzienlijke mate van besef van het verbreken van de sociale banden. Overigens zijn dit karakteriseringen bekeken vanuit de residente cultuur - voor de nomaden en nomadisten zelf ligt dit natuurlijk anders. Zoals blijkt uit de onveranderlijkheid van hun culturen. Wat voor de Roma en dergelijke bijna letterlijk het geval is, en voor de Joden en dergelijke in ieder geval in cultureel en intellectueel opzicht: de Joodse godsdienst en culturele tradities lijken ontzettend veel meer op die van 5000 jaar geleden dan die van de Noordwest-Europese volken. Die hebben weinig meer overgehouden van 5000 jaar terug dan hun sterkere sociale binding, egalitairdere samenleving, en egalitairdere man-vrouwverhouding. De psychische overeenkomsten tussen de groepen van oude en nieuwe nomaden en nomadisten veroorzaakt ook een mate van overlap en vermenging. Dit geldt het minst voor de echte nomaden, de Roma-achtigen, omdat die zelden rijk zullen worden. Het geldt wel voor de van oudsher nomadisten als Joden en Arabieren, en de eerste veel meer dan de tweede, omdat de eerste ook vele honderden en soms duizenden jaren temidden van de Europese culturen hebben geleefd, en daardoor de werking van een sociale maatschappij hebben gezien en deels daarin gefunctioneerd hebben. Dit overigens zonder voor zichzelf de ideeën daaruit overgenomen te hebben, wat dat zou geleid hebben tot assimilatie en het verdwijnen van de Joodse cultuur, zoals de meeste migrantenculturen uit het verleden. De Arabieren zijn rijk geworden in eigen land door oliewinning, en zitten nog vrijwel volledig vast is hun nomadistische cultuur, met kenmerkende uitwassen als de systematische mishandeling van immigrantenwerkers . In West-Europa en Amerika is er echter een aanzienlijke overlap en vermenging tussen het oude en het nieuwe nomadisme. Die heeft kunnen ontstaan door de verdere ontwikkeling van de westerse maatschappij, waardoor veel posities ontstonden die ook en juist geschikt waren voor mensen met een nomadistische inslag, met name in een van de belangrijkste sterk gegroeide sectoren: die van de massamedia. Het verkopen van praatjes, naast valse waar, is altijd een van de hoofdvormen van inkomsten geweest van nomaden en nomadisten, na de opkomst van de resident culturen. Een van de deelterreinen waarop dat het duidelijkst te zien is geweest (kijkende vanaf de Tweede Wereldoorlog) in het gezamenlijke streven van nomadisten intellectuelen en rijken naar een verenigd Europa . De nomadisten hebben een ingeboren hekel aan alle grenzen en alle staatsvormen. De intellectuelen hebben een afkeer van de onderste tweederde van de bevolking die staat voor residente en sociale en ordelijke maatschappij, en hebben een voorkeur voor de wanorde en chaos van de nomadische wereld, wat ze dan "vrijheid" noemen , en de rijkeren zijn ook tegen sterkere en socialere maatschappijen en staten, omdat ze daarin minder kunnen graaien en stelen. Deze coalitie heeft eerste een strijd gevoerd met als uithangbord idealen als "saamhorigheid", "Europese solidariteit" en vooral "het voorkomen van oorlog". Na de jaren tachtig met het ontstaan van de dominantie van het neoliberalisme, is men steeds openlijker op het graaipad gegaan. En meer recent heeft de nomadische coalitie openlijk durven uitspreken wat haar doel is: de vernietiging van de Europese staten, zodat één groot imperium ontstaat waarin iedereen vrij kan rondreizen maar waarvan alleen zij als rijkeren vrij gebruik kunnen maken, en waarin de dure arbeidskrachten van de oorspronkelijke westerse bevolking vervangen gaat worden door goedkope dumparbeid door het toestaan van vrij immigratie uit volgefokte achterstandslanden en culturen . Met deze beschrijving van de maatschappelijke werkelijkheid van het nomadisme als spiegelbeeld van de residente culturen, is ook volkomen duidelijk wat haar morele positie is. Om het te benadrukken: de nomadistische cultuur is een parasitaire cultuur. Ze ontneemt zo veel materiele en geleidelijk ook geestelijke waarde uit de residente cultuur die de beschaving draagt, dat die residente cultuur en de beschaving daar aanzienlijke schade van ondervinden. De schade op het materiële vlak is overduidelijk: naar schattingen zijn al enkele tientallen biljarden gegloeid van de residente culturen naar belastingparadijzen, en andere de holen waar de nomadisten schuilen. De geestelijk schade is ook duidelijk: onder de opkomst van de achterlijke religieuze stroming geheten de islam en de bijbehorende achterlijk culturele gewoontes zijn in West-Europa zaken opgedoken als vrouwenonderdrukking, beperking van de vrijheid van meningsuiting en etnisch denken en racisme, Nomadisme is parasitisme. Omdat het gaat over het voortbestaan van de beschaving in West-Europa, hier ook wat directieve opmerkingen. Voor het voortbestaan van de beschaving binnen de westerse cultuur is het van belang dat het parasitisme van de nomadistische cultuur bestreden wordt. In de praktijk wil dat zeggen: het stoppen en voor een flink deel terugdraaien van de Europese eenwording. Het opnieuw bewaken van de staatsgrenzen. Het terugdraaien van alle graaisalarissen en andere vormen van materialistisch parasitisme. Beloning dient uitsluitend gebaseerd te gaan worden op daadwerkelijk verrichte prestatie, en er dient 100 procent belasting geheven te gaan worden op winsten uit financiële praktijken. Noodzakelijk is het stoppen van de immigratie vanuit achterlijke culturen en het starten van een beleid tot stimulering van remigratie. Oproepen tot evenredige vertegenwoordiging van immigranten uit achterlijke culturen , een gevaar door kwalititeitsdaling , moeten beantwoord gaan worden met het terugdraaien van de oververtegenwoordiging van vertegenwoordigers van de nomadistische culturen . Andere vormen van nomadistische propaganda moeten beantwoord worden met het ontslag van de betrokkenen net zo lang tot de media een weerspiegeling van de opvattingen van de gehele bevolking vormen in plaats van de doordringende propaganda van het kosmopolitisme en nomadisme waar nu sprake van is. Voor het organiseren van voldoende kracht in de beweging tot herstel van de beschaving, is ook een duidelijke symboliek gewenst. Die heeft zichzelf aangediend in de vorm van de al naar verwezen acties van de nomadisten. Die worden misschien niet gecoördineerd maar wel gestimuleerd met name vanuit financiële instellingen, die de voornaamste institutionele profiteurs zijn van het nomadisme en neoliberalisme. Die financiële instellingen worden gesymboliseerd door de meest machtige ervan: Goldman Sachs . Dit betreft mede de bij haar werkzaam geweest zijnde figuren, die de hoogste functies verwerven. Goldman Sachs staat ook symbool voor het nomadisme, door haar Joodse banden. De strijd voor de beschaving kan gesymboliseerd worden door de strijd tegen alles rond de symbolen van Goldman Sachs: de banden met het Joodse nomadisme, de banden met het westerse nomadisme, de plundering door haar aanhangers van de westerse staten, de oproepen vanuit die kringen tot vernietiging van de westerse staten. Bestrijdt dus de beschavingspiraten van Goldman Sachs, en hun vertegenwoordigers, en met vertegenwoordigers oudtestamentische en westerse origine die de media domineren (columnisten bij de Volkskrant met joodse bindingen, stand 2013: 6 (Grunberg, Wagendorp, Brill, Pam, Schnitzler, Tempelman), en anderzinse migrantenbinding: 3 (Sitalsing, Fretz, Duurvoort)), en de beschaving vergiftigen met hun nomadistische en neoliberale propaganda . En ter persoonlijke ontmoediging: bedenk wat voor soort mensen nomadisten zijn: Arabische mishandelaars, Joodse absolute-superioritietsdenkers, weerzinwekkende graaiers, en hypocriete en voze en rattige media-lakeien. En als er geen gereguleerd einde komt aan deze beschavingsondermijnende praktijken, kan de sociologische dynamiek leiden tot een slachtofferschap in een niet-vreedzame oplossing ervan.
Normale of Gaussiaanse verdeling
En dit valt al decennia te constateren: de alfa-intellectuele bestuurlijke en
politieke elite van Nederland, vol met kosmopolieten en nomadisten, heeft het
geld niet over voor goed inhoudelijk onderwijs, en verpatst zijn beperkte
hoeveelheid geld aan studiehuizen en iPad-scholen vol wanorde. En geeft grif
geld aan Afghanistan of Mali.
Ten opzichte van de andere programma's die iets met nieuws doen, wordt het NOS Journaal wel als het meest neutrale gezien - iedere tweede op straat geïnterviewde burger is er dan ook van allochtone afkomst. Daaruit kan men dus meteen afleiden, hoe het gesteld is met die andere programma's: Nieuwsuur, P&W, DWDD, Buitenhof: meer politiek-correct dan de paus Rooms is. Meer over de media hier . Een lang-niet-uitputtende lijst van begrippen behorende tot het PC-"Goed!" is: Amerika, allochtonen, asielzoekers, buitenlandse culturen, drugsgebruik, Europa, Europa-aanhangers, alle gekleurden, globalisering, illegalen, immigranten, internationalisten, islam, jazz, piep-knor-muziek, kosmopolieten, media-mensen, moslims, multiculturalisten, negers, neoliberalen, Alexander Pechtold, sociaal-democraten, Gerard Spong, zigeuners, islamitische wereld. Enzovoort. En idem PC-"Fout!": christelijken, gereformeerden, islamcritici, islamkritiek, katholieken, Bram Moszkowicz, nationalisten, Nederland, Nederlandse cultuur, Nederlandse identiteit, PVV'ers, André Rieu, Emile Roemer, Rusland, rust en orde, socialisten, criminelen straffen, werkende mensen, Geert Wilders. Enzovoort. Voorbeelden van politiek-correcte stellingen zijn: "Blanken mogen geen negers spelen", "Negers mogen wel blanken spelen", "Cabaretiers en columnisten mogen wel op christenen schelden", "Cabaretiers en columnisten mogen niet op moslims schelden", "Immigranten mogen opkomen voor het behoud van hun cultuur", "Nederlanders mogen niet opkomen voor het behoud van hun cultuur", "Joden mogen wel op de Nederlandse cultuur schelden", "Nederlanders mogen niet op de Joodse cultuur schelden", enzovoort - voor meer voorbeelden, zie hier . Wat andere middelen gehanteerd door de politieke correctheid: hun verbale vaardigheden of retorica (het zijn vrijwel uitsluitend alfa's ) en een daarbij horende eindeloze reeks retorische trucs , valse berichtgeving , censuur , hypes , hetzes , "Antisemitisme!" , "De holocaust ..." , "De mensenrechten ..." , "Xenofobie!" , enzovoort. De immigratiediscussie levert een heel eigen rubriek , met bijbehorende politiek-correcte woordenlijst . Daar waar men aanneemt dat de belangrijkste nieuwe capaciteit van de soort homo sapiens die van rationeel denken is met betrekking tot de waarneembare werkelijkheid, is het complex van de poltieke-correctheid een dermate sterke afwijking daarvan, dat van "gestoordheid" kan worden gesproken. Een heldere illustratie van de rol en positie van de politieke-correctheid is te zien als ze zich bedreigd voelt, zie hier . Populisme Volgens de oorspronkelijke betekenis is populisme "het volgen van het volk", meestal vernauwd tot de meningen van het volk. Nu is democratie ook het volgen van de mening van het volk, dus in populisme moet iets extra's zitten. Dat extra's is de vooronderstelling dat de mening van het volk minder waard zou zijn dan de mening van degene die niet tot het volk behoren. Nu is de normale betekenis van het woord "volk" hetzelfde als die van "de burgers", namelijk iedereen in het land, of een anderszinse grote sociologische groep - als in de uitdrukking "het Nederlandse volk", bijvoorbeeld gebruikt door het staatshoofd bij een toespraak. Maar in de term "populisme" zit dus iets meer van alleen volk, want je kan het volk dus al dan niet volgen in haar mening, dus moeten er ook ander meningen zijn dan die van het volk. Oftewel: er moeten mensen zijn, een groep, wier mening níet overeenkomt met die van het volk. Oftewel: het gebruik van populisme veronderstelt een tweedeling "volk" en "niet volk", en zelfs in haar oorspronkelijke betekenis, uit de Griekse oudheid, hangt er een oordeel aan die tweedeling: de mening van het volk is minder dan die van "niet volk" - of de mening van "niet volk" is beter dan die van volk. Voor welk laatste de afkorting "elite" bestaat. Oftewel: wie de term populisme en zijn aanverwante gebruikt, introduceert een tweedeling tussen volk en elite als minder en meer. Er bestaat geen populisme zonder elitarisme. Wie de term "populisme" hanteert in de veroordelende zin, is zelf een elitarist. De term "populisme" staat dus midden in de woelingen van de meer ontwikkelde maatschappij, en een min of meer volledige omschrijving ervan komt neer op een min of meer volledige beschrijving van de hele sociologie. Op dit moment van belang is het huidige gebruik ervan, en dat is volkomen helder: de term populisme is in zwang geraakt toen de eerste vertegenwoordigers van de elite een mening verkondigden die het hart van de meningen van de elite raakte: toen Pim Fortuyn, lid van de elite, zich keerde tegen de allochtone immigratie en met name de immigratie van moslims. Waarna het terrein zich uitgebreid heeft naar alles aangaande migratie en dergelijke, inclusief de Europese eenwording, waarmee je het meningsverschil kan samenvatten als "internationalisme versus nationalisme". Waarbij internationalisme staat voor andere termen als globalisering, vrije migratie, open grenzen, Europese eenwording, vrije markt, individualisme, neoliberalisme, enzovoort, en nationalisme staat voor regionalisering, grensbewaking, geen imperia, marktregulering, corporatisme, enzovoort. Wat je ook weer kan afkorten tot heet Amerikaanse imperiale model, versus het Europese nationale model. De gebruikers van "populisme" behoren tot de elite, en hebben voordeel bij het Amerikaanse imperiale model en zijn veel grotere inkomensverschillen. De herinvoering en het gebruik van de term "populisme" is een aspect van een keiharde klassenstrijd van elite versus degenen van wie ze profiteren. Een klassenstrijd die vroeger begonnen werd met knuppels van politiemensen, en nu met propagandacampagnes in de media. Of er sprake is van vooruitgang, wordt pas duidelijk na afloop ervan, en dat duurt nog jaren en mogelijk decennia. Een enkel voorbeeld (de Volkskrant, 27-11-2012, column door Bert Wagendorp):
De rijken willen de armere laten betalen voor de blunders van de rijken , en de bezwaren van de armeren daartegen worden door een van de lakeien van de rijken, namens vrijwel de gehele media, aangeduid als 'populisme'. Meer voorbeelden van dit gebruik van "populisme" hier - een erkenning dat de boven gegeven interpretatie juist is, staat hier . Presentatoren Voor presentatoren van nieuws- en maatschappelijke discussieprogramma's geldt in hoge mate hetzelfde als voor journalisten in het algemeen: men wordt geacht vanuit het beroep van "informatiedoorgever" een ruime mate van neutraliteit in de berichtgeving te handhaven, oftewel: de berichten niet te veranderen, maar in de praktijk is dat laatste de regel, tenzij het gaat over zaken die moeilijk te vervormen zijn als ongelukken en tornado's. De rest van de berichtgeving krijgt van journalisten in het algemeen een behandeling die alles tezamen het best beschreven kan worden als "verkrachting", en die bij presentatoren het best zichtbaar is. Ten eerste, als het televisie betreft, in houding en natuurlijk ook in stem. En nog zichtbaarder, hoewel misschien daarom nog nooit opgemerkt, iets dat men openlijk doet: een standpunt innemen. Want de regel is, in programma's waar ook gasten uit politiek of met maatschappelijk belang verschijnt, dat de gast, met zijn eigen mening op de stand van zaken, gezet wordt niet tegenover iemand met een andere mening, maar tegenover een presentator. Dat wil zeggen dat de mening van de gast een voorkeursbehandeling krijgt boven opponerende meningen, of dat de presentator een mening tegenover die van de gast moet gaan vertegenwoordigen. Beide zijn fout, volgens het beginsel van de neutrale journalist en presentator. En in de praktijk gaat het nog erger: twee gasten die opponerende meningen verkondigen over een kwestie van maatschappelijk belang, en die beiden bij verschillende gelegenheden tegenover dezelfde presentator komen te zitten, krijgen aanzienlijk tot totaal verschillende vormen van behandeling. Zo zal iemand die een vluchtelingenclub vertegenwoordigd zijn verhaal altijd ongestoord tot aangemoedigd kunnen vertellen: "Hoe moet het nu verder met die zielige vluchtelingen die net voet aan wal hebben gezet?", terwijl de tegenstander van vrije immigratie response krijgt van de soort "Maar ....", waarna achter het woordje "Maar" van alles ingevuld kan worden, samengevat in "Alle gekleurde mensjes buiten Europa zijn zielig en moeten we binnenhalen". Iets waartegen de tegenstander van vrij immigratie moet gaan verdedigen, terwijl de voorstander van vrije immigratie daartoe niet verplicht wordt. Tezamen een verkrachting van de objectiviteit en de maatschappelijke werkelijkheid, die luidt dat voor iedere toegelaten vluchteling er een oma uit haar verzorgingshuis wordt gejaagd omdat verzorgingshuizen te duur zijn geworden (wat niet zo is want dat verzorgingshuis is nog even duur maar het geld ervoor is er niet meer want dat geld wordt uitgegeven aan de opvang van vluchtelingen en asielzoekers - vele miljarden per jaar). Dit voorbeeld staat voor de standaardvorm van presenteren. Zo wordt de voorstander van Europese eenwording met alle egards behandeld, en krijgt de tegenstander alle mogelijke kritische vragen en een cynische blik (Buitenhof). En kan de aanhanger van het neoliberalisme vrijelijk zijn hele repertoire van weerzinwekkendheden afsteken, en krijgen voorstanders van een sociale maatschappij regelmatig zelfs niet de gelegenheid om meer dan twee woorden ongestoord achter elkaar uit te spreken (Pauw & Witteman). Wie dat zelf wil controleren: let op de frequentie van interventies (of de gemiddelde tijd dat iemand kan uitspreken) en het gebruik van "Maar ...". Oftewel: deze vorm van presenteren, de huidige standaardvorm van huidige presentatoren, schrijvende 2013, is één lange afschakeling van neoliberale , kosmopolitische en nomadistische propaganda. De sterke positie die deze stromingen in de huidige maatschappij hebben, is voor een groot deel te danken aan de invloed van presentatoren en journalisten in het algemeen. Overigens: onderzoekers van media beweren met enige regelmaat dat de media neutraal zijn, meestal met kreten als "Onderzoek wijst uit dat ...". Die onderzoeken betrekken alleen de aanwezigheid (de frequentie) van vertegenwoordigers van "links" en "rechts" in de media, maar niet hoe ze bejegend worden. Die onderzoeken zijn dus volstrekt waardeloos, en dienen slechts ter afdekking van de tevredenheid van die onderzoekers over de huidige stand van zaken in de media, daar die onderzoekers tot precies dezelfde oligarchie behoren als de journalisten die de berichtgeving verkrachten. Propaganda Propaganda is als term nog steeds voornamelijk bekend in de combinaties "Russische propaganda", "Sovjet propaganda" en "communistische propaganda" - dat laatste nog steeds actueel in het Chinese geval - alle berichten die uit China komen, ongeacht de inhoud, zijn "communistische propaganda" (terzijde: tenzij ze van dissidenten komen, dan zijn ze per definitie de waarheid). Dit is de vorm van propaganda zoals literair vereeuwigd door George Orwell (Wikipedia) in 1984 en Animal Farm (Wikipedia), die ook allebei geacht worden exclusief te slaan op de genoemde voorbeelden. Principieel bekeken is "propaganda" natuurlijk in allereerste instantie een vorm van woordkunst - een begrip uit dezelfde hoek als "retoriek" of "retorica" . En voor goede retoriek heb je goede wordkunstenaars nodig, en vanzelfsprekend: idem voor goede propaganda. Als je dus de neutrale vraag gesteld zou worden waar je de beste beoefenaar van propaganda vindt, dan is het antwoord "waar je de beste woordkunstenaars vindt". En waar vindt je de beste woordkunstenaars, maatschappelijk gezien: in de alfa-intellectuele klasse, de alfa's . In de hoek waar je ook groepen als schrijvers, journalisten, enzovoort treft. Stel je nu als volgende de vraag: in welke vorm van maatschappij-inrichting hebben alfa's als journalisten en schrijvers het meest te vertellen, en dan is het antwoord, met enorme voorsprong: de westerse maatschappijen. Het belangrijkste transportmiddel voor informatie, de media, hebben ze volledig in handen. En in de regeringen en de rest van de politiek vindt je ook nauwelijks iets anders dan alfa's. Woordkunstenaars. Dus als je, hiervan uitgaande, de vraag zou stellen, "Waar zal je de beste propaganda vinden?", dan is het logische antwoord: "In het westen". En niet in communistische maatschappijen. Waar schrijvers en journalisten vele minder te vertellen hebben, en waaraan schrijvers en journalisten dus een hartgrondige hekel hebben. Hoe kan dan het idee ontstaan zijn dat propaganda voornamelijk iets is van communistische landen? Dat heeft meerdere oorzaken, maar een belangrijke en simpele component is natuurlijk het geval dat lijkt op de tweedeling "Inlichtingendienst" en "Spionagedienst". Wij verzamelen inlichtingen en zij bedrijven spionage. Als je dit soort factoren verrekent, en een simpel sommetje zou kunnen doen, dan was de uitkomst volkomen eenduidig: de beste en de meeste propaganda wordt bedreven daar waar de alfa's de baas zijn : in het westen. Overigens: in strijd met wat men daarover suggereert, constateerde Orwell ook al iets dergelijks, in 1946, in een vrij onbekend essay genaamd Politics and the English Language . Die propaganda komt er in twee hoofdsoorten: de externe en de interne. De externe dus slaande op de buitenlandse politiek, zie de lange reeks meestal grofstoffelijke voorbeelden hier . En de interne op een minder bekend en zelfs ontkend verschijnsel: de klassenstrijd . Dat beslaat meerdere deelterreinen, waaronder de strijd rond de Europese eenwording, oftewel de strijd tussen de kosmopolitische bovenklasse en de residente rest. Alleen al in deze strijd is de hoeveelheid propaganda vele malen groter dan er in honderd jaar communisme is verschenen . Voor wat interne politieke leugens, zie hier - de verzamelingen in het menu naast de voorgaande bron geven nog eens een hoeveelheid propaganda die de hoeveelheid uit de buitenlandse politiek op zijn minst naar de kroon steekt. Historisch onderzoek heeft steeds meer aan het licht gebracht dat er altijd al ruime hoeveelheden propaganda zijn bedreven, en dat de huidige reputaties van vele historische personen erdoor zijn vervormd. Maar het leidt weinig twijfel dat, door de massaliteit en de snelheid van de huidige massamedia, de hoeveelheid propaganda tot ongekende hoogte is gestegen. Tot het punt waar het in vele situaties, met name in de buitenlandse politiek, veiliger is het tegenovergestelde aan te nemen - in Informatiefilter zijn deze en een aantal andere vuistregels voor het compenseren van propaganda uitgewerkt. De cruciale factor bij het formuleren van de informatieregels is die van "belangen". Dat geldt ook voor de media in het algemeen - in het geval van de buitenlandse politiek hebben ze het eigen-landse belang, en in geval van de binnenlandse politiek hebben ze het hoge-middenklasse belang. Meer daarover bij media . Een voorbeeld van het tweezijdige gebruik van propaganda staat hier . Pundits Zie deskundigen . Racisme In deze grafiek is verzameld de uitkomsten van vele onderzoeken naar het verband tussen religie en intelligentie. Met een glasheldere uitkomst: religie zit voornamelijk bij mensen met IQ 's onder de 100. Een verband dat ongetwijfeld het product is van een tweezijdige vorm van oorzakelijkheid: domheid veroorzaakt bevattelijkheid voor religie. als troost en verklaring, en religie veroorzaakt domheid door gebrekkige onderzoekszin en gebrekkig kritisch vermogen. Een verschil dat op deze website samengevat wordt in twee uitspraken: "Een religieus is iemand die gelooft dat de maan van groene kaas is omdat dat in een oud boek staat", en "Een niet-religieus is eimand die gelooft dat de maan van steen is omdat modern-technologisch-wetenschappelijk onderzoek daar op wijst". Oftewel: religie is altijd een rem geweest op de wetenschappelijke ontwikkeling van de menselijke geest, wat vrijwel identiek is aan de ontwikkeling van de geest . De mate van religiositeit is één van de onderscheidende hoofdfactoren in het verschil tussen westerse en niet-westerse culturen . Residentie Residentie is de cultuur van het zo veel mogelijk willen blijven leven op één plaats. Residentie staat tegenover nomadisme : het zo veel mogelijk willen leven op verschillende plaatsen. Residentie en migratie zijn vermoedelijk altijd aanvullende begrippen geweest, met het van tijd tot tijd voorkomen van beide. Residentie is dominant geworden met de opkomst van de landbouw . Dit is qua voedselopbrengst oftewel energieopbrengst efficiënter gebleken dan het jagen-verzamelen ervoor en het vee-houden van ervoor en erna. Agrarische culturen hebben sindsdien in alle mogelijke opzichten de veehoudende overvleugeld - waar er nog verhoudende culturen bestaan is dat gebaseerd op culturele trots, met als standaardvoorbeeld dat van de Masaï in Kenia Maar sporen hiervan zijn ook nog aanwezig in de voormalig kameelhoudende culturen uit het Midden-Oosten. Met als archetypische voorbeeld dat van de Joden, een semitische dus bijna Arabische stam uit het Midden-Oosten. Voor de moderne beschaving is residentie veruit de norm. Voor vrijwel alle ontwikkelingen die essentieel ervoor zijn, is residentie een voorwaarde. Met als vroeg voorbeeld dat van de ambachten: ook zoiets primitiefs als het maken van een ijzeren zwaard vereist zaken als het winnen van ijzererts, die nauwelijks denkbaar zijn voor een nomadisch volk. Nomadische volken hebben dat soort zaken verkregen door ruil (zeer gedeeltelijk) of roof (voornamelijk). Dit geldt dus in steeds sterkere mate naarmate er voor het maken van iets meer tijd of organisatie nodig zin. Qua beschaving en vooruitgang is het nomadisme parasitair. Residentie is de norm . Migratie is een uitzondering, en nomadisme komt neer op parasitisme en is dus verwerpelijk. Al was het maar omdat nomadisme een actieve vijand is van de residentie en haar fatsoenlijke en ordelijke maatschappij . Respect Van respect bestaan er twee hoofdvarianten. De functionele vorm van respect is de houding ten opzichte van mensen die iets opmerkelijks hebben gepresteerd, meestal mede ten dienste van anderen. De existentiële vorm van respect is een houding ten opzichte van anderen vanwege wat ze zijn - gewoonlijk als gevolg van familiaire afkomst, maar ook ten gevolge van geslacht, religie, stam, of etnie. Daarvan is nog een belangrijke subvariant, en dat is het respect dat uitgaat van voorouderschap en leeftijd . Voorbeelden van existentiële-respectculturen zijn vrijwel alle niet-westerse culturen. Daar hoeft geen daadwerkelijk bewijs voor geleverd te worden, maar slechts geluisterd te worden naar wat er vanuit die culturen, met name door machtsdragers, over westerse mensen gezegd wordt: die zijn respectloos (waarin de Nederlanders met hun meest open cultuur trouwens ook nog een topscoren). En dat klopt: de westerse cultuur is zonder eigen functionele respect voor het existentiële respect van de niet-westerse culturen. Wat voorbeelden die zich binnen Nederland afspelen zijn te vinden hier , en het speciale en meer ernstige geval van creolen hier . Voor het gemak worden de niet-westerse culturen daarom op deze website beschreven als de "respectculturen"- westerse culturen zijn "geen respect"-culturen maar dat "geen respect" kan dus gevoeglijk worden weggelaten. De vrijwel volkomen overlap tussen respectculturen en niet-westerse culturen en idem voor de andere kant laat al zien wat de waarde is van het hebben van een respectcultuur, als je de maatstaven van economische en technisch-wetenschappelijke ontwikkeling gebruikt. Vanuit een buitenaardse blik is het duidelijk dat niet-respectculturen beter functioneren dan respectculturen. De westerse functionele variant is een positieve maatschappelijke kracht (de niet-westerse variant heeft ook in het westen bestaan, maar is daar geleidelijk in aan het verdwijnen), omdat het een vorm van beloning is voor daadwerkelijk verrichte werkzaamheden met nut voor de hele maatschappij, en daardoor dit soort werkzaamheden stimuleert. Een speciaal geval is dat van religie. Religies eisen meestal respect van buitenstaanders. Deze gevallen kunnen heel simpel opgelost worden met behulp van de denkmethode van spiegeling : een religie kan hetzelfde respect toebedeeld worden als ze hun niet-aanhangers geven. Joden beschouwen zichzelf als het door God uitverkoren volk ("Übermenschen") , en kunnen dus gezien worden als het door God laagstgeplaatste ("Untermenschen"). Moslims achten zichzelf superieur en zijn dus zelf als inferieur te beschouwen. En christenen achten zichzelf moreel verheven of meerwaardig, en plaatsen zich daarmee in een moreel minderwaardige positie. Dit laatste laat tevens zien daar waar de functionele-respect cultuur is ontstaan in Noordwest-Europa, dit niet het gevolg is van christelijke invloeden. Het is geschiedkundig volkomen helder dat die cultuur stamt van daarvoor, die van de diverse Noordwest-Europese volken, nu meestal aangeduid als "Germaans" (Wikipedia), zie de illustratie rechts met de Germaanse volken in het geel en de Romaanse of Latijnse delen van Europa in het groen, waarvan de respect-cultuur hedendaags het meest extreem terug is te vinden in Latijns-Amerika . Dat de niet-westerse vorm van respect weinig bereikt, werkt op meerdere manieren, die soms alleen maar meestal in diverse combinaties tegelijkertijd optreden. De eerste is dat prestaties niet beloond worden, dus indien verricht die prestaties niet versterkt. De tweede is dat prestaties een lagere status hebben dan bestaand respect, dus dat prestaties niet snel verricht zullen worden. De derde is dat mensen met respect dat respect kunnen gebruiken om degenen die prestaties verricht hebben op diverse manieren de vruchten van die prestaties te ontnemen - dat een algemeen gevolg van hogere maatschappelijke status. De vierde is het verrichten van werk in het algemeen geen status heeft, omdat status afhangt van afkomst. De vijfde is dat werken een negatieve status heeft, omdat je kennelijk werken nodig hebt om in je levensonderhoud te voorzien, in plaats van dat je dat kan doen door status - dus zonder te werken. Deze manieren waarop een respect-cultuur het doen van nuttig werk ondermijnt, zijn gerangschikt min of meer naar ernst. De laatste is eigenlijk meer het eindproduct van de langdurige werking van de voorgaande, maar ook duidelijk het ernstigst. Dit betreft de directe vormen van de werking van respect. Maar ook de vijfde, de omgekeerde, dat als je werk je daardoor geen respect verliest, is waar te nemen. Een groepje allochtone jongeren werd geïnterviewd na de Parijse rellen van 2005 - één had er werk als postbode - de rest keek daar duidelijk op neer, en deze jongen had duidelijk de laagste status. Onder allochtone jongeren, vooral van creoolse en Marokkaanse afkomst, hebben criminele jongeren een veel hogere status dan werkenden. Een willekeurige imam heeft een hogere status dan een Marokkaanse burgemeester van Rotterdam. Niet-werkende creoolse Surinamers hebben een hogere status dan werkende Hindoestanen - de laatste zijn "koelies". Een creoolse crimineel wordt door de politie per ongeluk neergeschoten bij zijn arrestatie (2011) - in talrijke Engelse steden breken grootschalige rellen uit - wat vermoedelijk niet was gebeurd als het een gewone werkende jongen was geweest. Onder autochtone bouwvakkers of mensen in soortgelijke banen is de uitdrukking "Werk ze" als afscheidsgroet gebruikelijk - allochtonen en met name creolen "kennen" deze uitdrukking niet eens (er zijn, verhoudingsgewijs, trouwens nauwelijks allochtone en met name creoolse bouwvakkers - daarvoor zijn Polen en andere Oost-Europeanen binnengehaald). Het is ook zichtbaar in dat immigranten uit respectculturen ook vrijwel uitsluitend gaan voor opleidingen en banen die ook in het westen het meest positie-afhankelijke respect hebben, dokters juristen, en niet voor prestatie-afhankelijke opleidingen en beroepen zoals die in wetenschap en techniek. Bij creolen verdient diegene het meest respect die het best kan "hosselen" (Encyclo). Bij creolen zit de respectcultuur zo diep, dat ze een gebrek aan respect betoont vele generaties geleden belangrijker achten dan het voordeel dat ze aan die behandeling, de slavernij-periode , overgehouden hebben . In de Aziatische culturen spelen deze aspecten van respect niet, maar wel een ander, en dat is dat van de afwezigheid van correctie. Voor het gezond functioneren van welke gezagsstructuur dan ook, is het noodzakelijk dat de onderste lagen van de organisatie, die het praktische deel van het werk doen, de bovenste lagen kunnen corrigeren, omdat het grootste deel van de problemen van een gekozen aanpak zich pas in de praktijk zullen voordoen. Dit is moeilijk maar mogelijk in de organisatiehiërarchie gebaseerd op functioneren. Het is onmogelijk in een organisatiehiërarchie gebaseerd op respect, zoals dat ook voor de Aziatische culturen geldt . Dit kan beschouwd worden als een theoretische beschrijving. De test ligt dan in de praktijk. De theorie voorspelt dat culturen en landen waarin het zijn-respect sterk is het slecht zullen doen, en wel slechter naarmate het zijn-respect sterker is - ten opzichte van het presteren-respect. Het bewijs daarvan is geleverd hier voor binnen Europa en hier voor daarbuiten. De sterkte van de correlatie tussen de mate van respect en het daadwerkelijke functioneren van maatschappijen laat zien dat respect is één van de sociaal-culturele hoofdfactoren in het verschil tussen westerse en niet-westerse culturen . Retorica Retorica is de kunst van het "schoon spreken", in de westerse cultuurlijn afkomstig van de oude Grieken, bij wie retorica is een hoog aanzien stond, en daar het middel was om de mede-inwoners van stadstaten als Athene bij het bestuur te betrekken - één van de wortels van de democratie. Waarom bepaalde manieren van spreken retorisch beter zijn dan andere, is vermoedelijk een kwestie van een mengsel van symbolen en klanken en patronen in geluiden overeenkomende met symbolen, patronen en ritmes in hersengolven. Met als simpelste voorbeeld dat van de alliteratie: "Liesje leerde Lotje lopen ...". Een essentieel kenmerk van retorica is dat het weinig of niets met de inhoud van doen heeft. Zo is het gebruikte alliteratie-voorbeeld net zo geldig met "Liesje leerde Lotje liegen ...". Retorica kan en is gebruikt voor de meest nobele doelen, en kan en is gebruikt voor de meest kwaadaardige. Maar wel lijkt noodzakelijkerwijs verbonden aan retorica, gebruikt ten goede of ten kwade, dat de spreker of schrijver staat achter wat hij spreekt of schrijft. Dat het komt vanuit een dieper innerlijk ik of diepere overtuiging. Wijzende op die correlatie met onderliggende diepere hersenprocessen. Het gebruik van retorica kan gesplitst worden in twee hoofdgroepen: literatuur en politiek of maatschappij-inrichting. In de literatuur is het een van de of de belangrijkste maatstaf voor de kwaliteit ervan, een positieve correlatie. In de politieke en maatschappij in het algemeen geldt in sterke mate het omgekeerde: de mate van retorica gehanteerd wordt, is in sterke mate bepalend voor de niet-deugendheid ervan. Zich uitend in het feit dat de meeste retorica op dit terrein komt in de vorm van de vele bekende en vooral minder bekende retorische trucs : argumenten die geldig lijken, maar dat niet zijn. De overeenkomst tussen literaire retorica en de maatschappelijke vorm is dus dat beide een wereld kweken, dat wil zeggen: een wereld in het hoofd van de ontvanger, die er niet is. Die niet bestaat. Die geen werkelijkheid is. Die bedrog is. Een bedrog dat in de literatuur in principe ten goede wordt gebruikt, voor het vermaak van de lezer, en in de maatschappij vrijwel altijd ten kwade, namelijk om voordeel voor de spreker/schrijver te behalen ten nadele van zijn gehoor . Een andere overeenkomst tussen beide toepassingen is dat ze beide bedreven worden door de mensen aan te duiden als alfa's , in de driedeling: alfa's, bèta's en gamma's. Het belang van de retorica kan afgelezen worden uit het feit dat in de huidige maatschappij en vrijwel alle ander maatschappijnen in het verleden de alfa's de macht hebben, ondanks het feit dat inmiddels volkomen duidelijk is dat vooruitgang en beschaving voor het overgrote deel zich ontwikkelen via wetenschap en techniek . Deze stand van zaken is één van de meer grootschalige voorbeelden van de werking van retorisch bedrog. Men zou kunnen denken dat met de ontwikkeling van de maatschappij de mensen zich verder ontwikkelen en de kracht van het bedrog zou afnemen. In werkelijkheid neemt met de ontwikkeling van de maatschappij ook de kracht van het bedrog toe, materieel in de vorm van het ontstaan van de (massa)media . de massamedia worden beheerst door alfa's die zich geschaard hebben achter de huidige machtigen in de maatschappij, de rijken, en hun retorische vaardigheden gebruiken voor de rest van de burgers wijs te maken ruwweg samengevat, dat rijkdom van de rijken in het voordeel is van de armeren - in historische termen: dat de rijkdom van de kasteelheer (gouden armbanden, satijnen lakens) in het voordeel is van de boer. Merk op dat deze boodschap zo effectief verkondigd wordt, dat ze alhier expliciet weerlegd moet worden. Deze boodschap is namelijk ook wel bekend als "kapitalisme" of "neoliberalisme" , en dat zijn volgens de reguliere media grote waarden. Die reguliere media duiden zichzelf trouwens aan met "kwaliteitsmedia" , wat ook een retorische truc is van het zuiverste water. Net als de inhoud van hun berichtgeving, bijvoorbeeld het trouw rondbazuinen namens de elite van de term "hervormingen" , die niets anders is dan een retorische aanduiding voor "plunderen van de lagerbetaalden en daaronder". Alle boodschappen verspreid door de massamedia vormen tezamen een stelsel aan opvattingen waar je (grotendeels) aan moet voldoen om "erbij te horen", een "fatsoenlijk mens" te zijn, om "goed" te zijn. De mensen die hieraan voldoen worden door de kleine groep in de openbaarheid die het niet met ze eens is bestempeld als "politiek-correct" . In het kader van de bestrijding van bedrog is van een aantal van politiek-correcten hun verbale uitingen verzameld onder de naam PC-club . Die verbale uitingen blijken uit vrijwel niets anders te bestaan dan retorische trucs. Gelardeerd met recht-toe-recht-aan leugens. In het verlengde van de constatering van de zeer nauwe relatie tussen machtsmisbruik en meer algemene maatschappelijke wantoestanden, en het gebruik van retorica en retorische trucs, is op deze website grote aandacht besteed aan de werking van taal , praktisch gezien culminerend in een aantal regels om de werking van retorica in de vorm van retorische trucs tegen te gaan: de Informatieregels . Waarvan dus alhier de belangrijkste is: naarmate er meer retorica gebruikt wordt, is de betrouwbaarheid van de boodschap kleiner. Met de praktisch vuistregels: hanteert iemand een retorische truc, daalt de mogelijke juistheid van zijn beweringen onder de 50 procent - gebruikt hij of zij twee retorische trucs, daalt het percentage onder de 10. Bij drie of meer is het verwaarloosbaar, en is het tegenovergestelde van het beweerde veel waarschijnlijker. Maatschappelijke deelterreinen waarop men de juistheid van de alhier gedane beweringen kan testen zijn de niet-westerse of allochtone immigratie, globalisering, Europese eenwording , en neoliberalisme . Al deze zaken schenden de belangen van op zijn minst de onderste tweederde van de burgers, en al deze zaken zijn met grote verve verkocht door de leiding van de maatschappij, de bovenste derde, als goede en fantastische zaken. De instroom van sociaal-achterlijke immigranten werd "een verrijking van de cultuur", het Europese Imperium een "democratisch ideaal", uitverkoop van arbeid aan slaven en horigen werd "globalisering" (alleen al het woord is mooi), en neoliberalisme werd "de vruchten van de vrije markt". En aan het andere front van de strijd is de retorica essentieel: de sociale maatschappij werd "verzorgingsstaat" en "socialistische heilstaat", verzet tegen het Europese Imperium werd "eng nationalisme" en "voorbereiding van de Derde Wereldoorlog", verzet tegen ongebreidelde immigratie werd "racisme" en "het organiseren van deportatie naar vernietigingskampen", kritiek op de islam werd "racisme" en "het organiseren van een nieuwe Kristalnacht", enzovoort. Let op het voordurende refereren aan de Tweede Wereldoorlog - vooral gehanteerd door het Joodse contingent in deze campagne. Zie ook de items "antisemitisme" en "holocaust" , beide aan te duiden als "retorische massavernietigingswapens", omdat ze alle redelijk discussie onmogelijk (proberen te) maken. Revolutie Revolutie is een begrip dat wetenschappelijk gezien de omgekeerde weg heeft gevolgd van de meer gebruikelijke: ze is ontstaan in de sociologie, en pas later in de natuurwetenschappen terecht gekomen. Dat komt omdat de natuurwetenschappen, net als de natuur, vrijwel uitsluitend over evenwichtsprocessen gaan, en geleidelijke veranderingen in die evenwichten. De plotseling en sterke verandering van dat evenwicht duurt meestal kort en is veel moeilijker te beschrijven. In de sociologie is dat bijna andersom: de geleidelijke evenwichtsveranderingen zijn zo moeilijk zichtbaar, dat ze ook moeilijk te ebschrijven zijn. De plotselinge veranderingen zijn veel duidelijker. Dit is mede zichtbaar in de term revolutie, of direct vertaald: "omwenteling". Dit kan letterlijk uitgelegd worden: door een omwenteling of omkering verwisselen onder en boven. Of, maatschappelijk gezien: machtigen en onderdanen. In het dagelijkse taalgebruik is "revolutie"de term geworden voor alle relatief sterke veranderingen in een relatief kort tijdsbestek - 'relatief' in beide gevallen betekenend: vergeleken ten opzichte van wat eraan vooraf ging. Revolutie in de zin van "omwenteling", ook wel "revolte" geheten, is vrijwel zonder uitzondering het gevolg van zeer ernstig machtsmisbruik door de machtigen. Licht, normaal tot ernstig machtsmisbruik zijn zeer zelden aanleiding tot revolutie. De reden is dat een wat grotere groep een leider moet hebben, om de beslissingen te nemen, zie bestuur . Dus dat er na de revolutie ook weer een leider moet komen. En dat de kans op machtsmisbruik door de nieuwe leider niet erg veel minder is dan de huidige. En omdat ook de potentieel opstandigen wel beseffen dat een revolutie zeer veel bijkomende schade veroorzaakt - het is tenslotte niet de eerste keer in de geschiedenis. Zodat het huidige leiderschap wel zeer schadelijk moet zijn, wil het de moeite van een revolutie lonen. Tot de vereisten van de ernst van het machtsmisbruik hoort ook een langere duur. De onderdrukte partij zal voortdurend kleinere signalen afgeven om haar ongenoegen te tonen - grotere signalen kan niet vanwege het machtsmisbruik. Achteraf constateren waarnemers dat die kleinere signalen er al lange tijd waren - onder gebruik van termen als "veenbrand". Het punt dat aanleiding is voor de daadwerkelijke revolutie kan relatief erg klein lijken, en hoeft zelfs (schijnbaar) niets met de zaak zelf te maken te hebben (de "Boston Tea Party" , "De Stomme van Portici" ). Het meest recente voorbeeld van zeer ernstig misbruik dat te kort duurde of duurt was de kredietcrisis van 2008 tot nu, schrijvende 2012. In termen van sociaal ongewenst gedrag was dit zeker ernstig genoeg voor een revolutie. De beschrijving van revolutie binnen een wetenschappelijke sociologie kan gebaseerd worden op die in de natuur- en wiskunde. Revolutie valt natuurkundig gezien onder de "niet-evenwichtsverschijnselen". Evenwichtsverschijnselen zijn zoals het gewichtje dat hangt aan het elastiekje, met het elastiekje trekkende aan de ene kant, en de zwaartekracht aan de andere. Het met de hand geleidelijk een beetje meer gaan trekken aan het gewichtje doet het elastiekje geleidelijk rekken - dat noemen natuurkundigen een quasi-evenwichtsproces. Het geleidelijk warmer maken van het elastiekje ook. Tot je de temperatuur boven een bepaald punt hebt gerekt of gestookt - dan breekt het elastiekje. Dat is een niet-evenwichtsproces, en de wiskundige beschrijving ervan heet naar de menselijke variant "catastrofetheorie" . Revolutie is een catastrofe veroorzaakt door een geleidelijk steeds verder bewegen van het evenwicht in het maatschappelijke verband, tot een schijnbaar futiele aanleiding oorzaak lijkt te zijn van het knappen van het maatschappelijke verband. Het precieze krachtenniveau of het precieze tijdstip van de catastrofe of revolutie kan niet voorspeld worden, maar wel de kans binnen een bepaald krachts- of tijdsbestek. Vanuit de sociologische wetenschap zijn revoluties nuttig in de zin dat ze de gelegenheid bieden om de maatschappelijke processen te modelleren, op dezelfde manier dat psychologische afwijkingen inzicht bieden in de normale psychologische processen. Voorbeelden en beschrijvingen ervan hier . Rijnlandmodel (In ontwikkeling) Zie voorlopig hier . Samenwerking Van samenwerking werd, net zoals voor emoties, tot voor enkele tientallen jaren gedacht dat het iets typisch menselijks was, want, dacht men, het is het product van rationele overwegingen. In werkelijkheid blijkt het zelfs bij micro-organismen voor te komen . Wat betekent dat samenwerking een evolutionair ontwikkeld en voordelig proces is. Omdat het evolutionair ontwikkeld is, moet het gebaseerd zijn op basale processen, die er mechanisch en zelfs willekeurig kunnen uitzien. "Vogels in vlucht" is een vorm van samenwerking, gebaseerd op: "Jij naar links, ik naar links" - idem voor scholen vis . Een vorm van gedrag die ontstaat omdat de vis die er een eigen "mening" op na houdt, opgegeten wordt door de haai. De menselijke vorm van samenwerking onderscheidt van deze basale in dat het niet is dat externe factoren als de haai zorgen voor de correctie van afwijkend gedrag, maar andere mensen - de corrigerende factor is niet extern maar intern gezien vanuit de groep. Omdat interacties binnen een groep veel intensiever zijn dan daarbuiten, gaat de evolutie van deze vorm van samenwerking veel sneller, en, mag je aannemen, ontstaat er meer samenwerking, en zijn er, op een gegeven moment (bij een zekere drempelwaarde) , ook hogere vormen van samenwerking mogelijk. Bij samenwerking binnen de groep is het ook mogelijk om het correctiemechanisme aan te passen: in plaats van het niet-samenwerkende individu te elimineren, blijkt het ook mogelijk om andere manieren te hanteren. De ontwikkeling van de menselijke maatschappij valt in hoge mate samen met deze ontwikkeling van steeds fijnere en subtiele methodes van correctie, naast het basale elimineren. Al die correctie-methoden tezamen hebben een eigen categorie gekregen met de naam "straf". De bestudering van al deze verschillende correctiemechanismen valt onder de speltheorie , en met name dat onderdeel dat bekend staat als het gevangenendilemma . Onderzoek aan het gevangenendilemma, als onderzoek naar methoden van correctie, leverde als eerste resultaat dat de meest effectieve methode die van tit-for-tat is: begin met een samenwerkende, vijandelijke, daad, en beantwoord een niet-samenwerkende, vijandige, daad van de andere partij met één vijandige daad terug. En doe daarna weer vriendelijk. In de meest simpele vormen van de spelen rond het gevangenendilemma is er maar één keuze: vriendelijk of vijandig - met nieuwe regels kan dit bijna naar willekeur uitgebreid worden. Veel van het ingewikkeld lijkende intermenselijke gedrag is herleidbaar tot dit soort regels, en vaak zelfs de meer simpeler vormen ervan. En overige vormen van gedrag en de bijbehorende begrippen kan aan deze simpele regels gekoppeld worden. Zo is vertrouwen eraan te koppelen, door het te definiëren als de factor die bepaald in hoeverre men bereid is schijnbaar vijandig gedrag van de ander te accepteren in de hoop op verbetering, voordat men overgaat tot vijandig gedrag terug. Meer over de relatie tussen samenwerking en competitie hier , en over de tegenpool van samenwerking: individualisme hier . Sciencefiction
Het meest extreme voorbeeld daarvan is het (ei)land waar de creoolse slaven het juk van de Europese slavernij het eerst afwierpen: Haïti . Dit werd in tegenstelling tot de verwachtingen binnen het politiek-correcte en het creoolse model, niet het meest ontwikkelde land met creools bestuur, maar met grote afstand het slechtste. Voor voorbeelden van de Nederlandse politiek-correcte versie, zie hier - voorbeelden van de creoolse versie hier - en van de wetenschappelijke versie hier . Sociaal-culturele indicatoren Bij de evaluatie of analyse van een sociologische verschijnsel, moet volgens een wetenschappelijk aanpak dat verschijnsel opgedeeld worden naar zijn relevante factoren, daarna die factoren gezet op volgorde van belang - beide zaken die indien niet meteen duidelijk aangepakt kunnen worden met de methode van "proberen en corrigeren". De meest relevante factoren aangaande kwalificatie van culturen zijn, in willekeurige volgorde (de verwijzende naar items uit deze verzameling begrippen): - de man-vrouwverhouding - de gezinsstructuur - de familie-gezinverhouding - de gezag-machtverhouding - de kwaliteit van bestuur - de respectcultuur - het maatschappelijke vertrouwen - de fokfactor - de mate van religiositeit - het gedrag in de openbare ruimte - de partnerkeuze - meritocratie versus aristocratie - verenigingscultuur - vrijwilligerswerk - homofobie - vrijetijdscultuur / hobby's - inkomensverdeling - uitgaven sociale zorg - wetenschap - onderwijs Wie culturen met elkaar wil vergelijken op een bepaald aspect, kan dit doen door te bepalen welke van de sociaal-culturele indicatoren betrekking hebben op dit aspect, en de culturen dan te vergelijken aangaande de score op die indicatoren. Bij de evolutie in de tijd van culturen, volgen ieder van de indicatoren een eigen dynamiek. Na het bepalen van de relevante indicatoren en hun relatieve belang, is het bepalen van de dynamiek van die factoren het eigenlijke werk van een wetenschappelijke sociologie Het evalueren van culturen volgens deze wetenschappelijke methode is tijd- en ruimterovend. Het proces kan vergemakkelijk worden door diverse van de denkmethodes verzameld hier . Een handige is die van de disqualifier - toegepast op culturen kan je bijvoorbeeld met een een gerust hart stellen dat het culturele verminken van het lichaam een disqualifier is. Dat is een barbaarse gewoonte, en de bijbehorende cultuur kan van de lijst van de beschaafde. Dat geldt, voor alle zekerheid expliciet vermeld, niet alleen voor de hiervoor kwalificerende Afrikaanse zoals die van de schotellippen (Wikipedia) , maar dus ook voor de Joodse en islamitische culturen met hun besnijdenis - dat laatste dus ook geldend voor een flink deel van de Afrikaanse culturen . Ook tot die categorie behorend zijn inteelthuwelijken, onder andere een hindoestaanse eigenschap . Meer details uitgaande van de westerse cultuur hier . Sociaal darwinisme Darwinisme (Wikipedia), vernoemd naar één van de ontwikkelaars van de evolutietheorie: Charles Darwin, is één van de vormen van de theorie van evolutie. Het sociaal darwinisme (Wikipedia) verklaart de evolutie ook van toepassing op maatschappijen. Daarmee is sociaal darwinisme in directe tegenspraak met één van de ideologen van de politieke-correctheid en het multiculturalisme: de gelijkheid der culturen. De gelijkheid der culturen stelt dat alle culturen, indien niet letterlijk gelijk, dan toch evenveel waard zijn: je kan geen onderscheid maken qua waardering, niveau of wat voor hiërarchische indeling dan ook tussen de cultuur van de Papoea's en die van de Noordwest-Europa. Omdat de ideeën van de politieke-correctheid en het multiculturalisme, politiek-correct zijn, zijn ze dus ook de opvattingen van de top van de maatschappij, de bovenste derde. Dat is namelijk de definitie van politieke-correctheid. Ten einde de eigen ideologie te verdedigen heeft de politiek-correctheid dus een negatieve bijklank gegeven aan "sociaal darwinisme"- het is "Slecht!" - met een hoofdletter. Of in de formele terminologie van Wikipedia: het is een pejoratieve, bestraffende, term.: wie "sociaal-darwinist" is, is daarmee gediskwalificeerd. Wat betreft datgene wat beschouwd wordt als "het zinnige oordeel", en indien mogelijk ook wat betreft de toegang de sociale kringen van de top van de maatschappij - een universitaire positie voor een sociaal darwinist is vrijwel ondenkbaar. "Sociaal darwinist" zijn behoort het rijtje "Lombroso-aanhanger", "nationaal socialist" (enzovoort), "communist", enzovoort, en staat dicht bij "pedofiel". Wat voorbeelden van dit gebruik ervan hier . Voor de volledigheid: natuurlijk is het ideologie van de gelijkheid der culturen die volstrekt absurd is, aangezien de rest van de natuur wel de processen van de evolutie gehoorzaamd, en er maar één enkele reden zou zijn waarom dat niet zou gelden voor mensen en haar interacties: goddelijke interventie. Sociaal darwinisme is doodgewoon wetenschap.
Socialisme
Let op het gebruik door de journalist van de term 'zelfs'. Zie ook de bejegening die SP ten deel valt . Hieruit kan, aangezien reputatie bepaald wordt, in de moderne tijd, door wat er gebeurt in de media, slechts één conclusie worden getrokken: dat die media tegen de sociale beweging zijn. Die constatering is al heel oud, komende bijvoorbeeld van de op deze website veel aangehaalde laat-Middeleeuwse satirist Sebastiaan Brant in zijn Das Narrenschiff :
Waarbij "schrijver" in de huidige tijd natuurlijk staat voor "intelligentsia", "journalistiek", en "media". Deze eten uit de ruif hen verschaft door "ridder", die de ruif gevuld heeft met de producten gestolen van de boer. Voor dit soort mensen is iemand uit intellectuele kring die opkomt voor de belangen van de boer natuurlijk een verrader. In Amerika is dit het sterkst. Daar is een "socialist" iemand die eigenlijk op het schavot hoort, maar wat niet gebeurt omdat het zo slecht staat als je tegelijkertijd anderen beschuldigt van het schenden van "de mensenrechten". Meer voorbeelden hier . Zie ook de reputatie van de term "verzorgingsstaat" . De houding ten opzichte van de term "socialist" is een specifiek geval van het meer algemene verschijnsel van "sociofobie" . Sociofobie De term "sociofobie" is totaal onbekend, om dezelfde reden dat het verschijnsel water totaal onbekend is aan de vis: hij is er altijd en zo intiem mee omgeven, dat hij het verschijnsel niet kan waarnemen, dat wil zeggen: onderscheiden van iets anders. De overeenkomst met de vis zit erin dat het benoemen en doorgeven van een term ligt bij een groep mensen die zelf in diverse mate, maar kennelijk dus gemiddeld heel sterk, lijden aan sociofobie. Want op zich is de term er één van de soort "legt zichzelf uit": "fobie" is angst (dat weet iedereen) en "socios" is "gemeenschap", weet ook bijna iedereen van termen als "sociologie". En na het doodgewoon uitschrijven van de term in andere woorden, zal ook bijna iedereen een reeks verschijnselen kunnen opnoemen die potentieel vallen onder de noemer "sociofobie". Om te beginnen alles dat aan de meer uitgesproken kant valt van het spectrum van "individualisme" komt ervoor in aanmerking. De groep van ernstigere aanhangers van het individualisme valt uiteen, zoals aldaar besproken, in twee deelgroepen: de rechtse materialisten, en de "linksige" intellectuelen en media. Bij de laatste groep, vrijwel exclusief bestaande uit alfa's , heerst ook in hoge mate het verschijnsel van sociofobie: angst voor de gemeenschap. Angst voor het verlies van de eigen puur individuele eigenheid en grootsheid. Allemaal grote denkers en grote schrijvers in het diepst van hun gedachten. Een daar bijna allemaal in gefrustreerd, natuurlijk. En bijna allemaal panisch dat het contact met gewone mensen, die die extremen ambities niet hebben, hun zal herinneren aan hun eigen frustraties. Welke afkeer en angst ze uiten in vele verschijnselen, zoals de afkeer voor orde en regelmaat , afkeer van vervolging van criminelen , enzovoort . Sociofobie is een van de vele verschijnselen vallende onder de algemene term "intellectueel neuroticisme" . Meer sociologisch varianten ervan zijn de afkeer van alles met de term "socios" zoals socialist , of met "communis" zoals communisme . Meer voorbeelden hier . Sociologen Degenen die geacht worden het vak sociologie te beoefenen, de sociologen, vormen natuurlijk zelf een belangrijke sociologische kracht. Op het ogenblik bestaat hun invloed er voornamelijk in, in dat ze weigeren het vak sociologie te beoefenen, althans, voor zover je dat vak ziet als een wetenschap . In de wetenschap gaan namelijk de feiten voor de opvattingen, terwijl de overgrote meerderheid der sociologen denkt of handelt naar het idee dat opvattingen gaan voor feiten, alhier "ideologie" geheten . Sociologen behoren vrijwel universeel tot de politieke correctheid . Voorbeeld één is de hardnekkige ontkenning van het feit dat sociologie over groepen gaat, zodra het ook maar enigszins lastig wordt. De grens ligt ongeveer bij de uitspraak dat Nederlanders langer zijn dan Japanners . Degenen die beseffen dat een dergelijke uitspraak, indien toegegeven, onmiddellijk van toepassing is op talloze andere zaken, zullen zelfs dit elementaire feit ontkennen . Voorbeeld twee, voor het Nederlandse geval, is de hardnekkige en systematische weigering de verschillen tussen de culturen van allochtone immigranten en de Nederlandse cultuur te beschrijven, en internationaal gezien, vooral in de Angelsaksische wereld, weigert men hetzelfde voor bijvoorbeeld het verschil tussen de blanke en creoolse cultuur. Dit alles samen te vatten onder de algemene leerstelling: "Etnie kan geen rol spelen" . Terwijl overduidelijk het tegenovergestelde het geval is . Dit alles leidt er natuurlijk toe dat sociologen talloze, letterlijk, stompzinnige fouten maken , en nauwelijks opschieten in de voortgang van hun vak - terwijl die voortgang betrekkelijk simpel is als je eenmaal durft uitgaan van de veronderstelling dat sociologie een objectiveerbare wetenschap is . Voor de snelle beoordeling van het werk van de huidige sociologen kunnen het soort regels gehanteerd worden als die in Informatieregels , uitgaande van het feit dat sociologen vrijwel universeel politiek-correct zijn: Is de uitslag van sociologisch onderzoek politiek-correct, is de betrouwbaarheid niet hoger dan 20 procent - is de uitslag van sociologisch onderzoek niet-politiek-correct, dan is de betrouwbaarheid rond de 50 procent - is de uitslag van sociologisch onderzoek politiek-incorrect, dan is de betrouwbaarheid ervan ongeveer 80 procent. Sociologie De sociologie als wetenschap bevindt zich in een stadium ergens tussen die van "religie" en "astrologie" of "alchemie". Net als astrologie of alchemie doet sociologie wel alsof ze op een systematische of wetenschappelijke manier over de werkelijkheid praat, maar net als astrologie of alchemie hanteert ze daarbij basisaannames en principes die daar volstrekt mee in tegenspraak zijn. Welke basisaannames en principes sterk doen denken aan religie, hebbende met elkaar gemeen dat het op hersenspinselen gebaseerde ideologieën zijn. De belangrijkste van die alchemisme en religieuze basisaannames zijn de Gelijkheid der Etnieën, De Gelijkheid de Culturen, en De Gelijkheid der Individuen. Alle drie zijn ze hevig beleden geloofsartikelen, en nog heftiger zijn de woorden waarmee de bewijzen van het tegendeel en de waarnemers daarvan bestreden worden. De weerlegging van de basisaannames daarentegen is zo fundamenteel en zo simpel dat één uitleg voldoet voor zowel de drie genoemde als alle andere varianten en soortgelijke stellingen: ze zijn in strijd met de evolutie. Niet met een of andere evolutieleer, maar met evolutie zelf. Nergens in de levende natuur is iets blijven voortbestaan dat geen variatie vertoont binnen zijn soort, plant of dier, aangezien dit direct en onlosmakelijk verbonden is aan aanpassing aan veranderde omstandigheden en handhaving verbetering van overlevingskansen. Het is volstrekt natuurlijk, volgens het gezond verstand, wetenschappelijk, enzovoort, om aan te nemen dat dit ook geldt voor menselijke culturen en etnieën. Het is aan degenen die het tegenovergestelde beweren om hun beweringen te bewijzen. Die bewijzen heeft men nooit kunnen leveren, dus heeft men zich overgegeven aan "the last refuge of the incompetent" : geweld. Geen fysiek geweld, maar verbaal en sociaal. Verbaal geweld in de vorm van het gebruik van termen als "racisme" en referenties naar "de oorlog", of in meer academische termen geformuleerd in de term "sociaal darwinisme", door Wikipedia (14-09-2012) omschreven als '...een pejoratieve term voor het toepassen van begrippen uit de evolutiebiologie in de sociale wetenschappen' - "pejoratief" zijnde de chique term voor "bestraffend" en "sterk negatief beoordeeld op emotionele gronden". De toevoeging van Wikipedia '... aan het einde van de 19de eeuw' is onvolledig tot onjuist: in de huidige tijd, schrijvende 2012, is het zo sterk dat het in de 19de eeuw nauwelijks erger kan zijn geweest . Het sociale geweld tegen het toepassen van evolutie op mensen en mensengroepen bestaat uit het uitsluitend van iedereen die er ook maar een beetje zo over denkt van alle academische en andere maatschappelijke posities van enig belang. Die universeel bezet worden door tegenstanders van de toepassing van evolutie op de men en mensengroepen. In Nederland kent deze redactie maar één persoon met een reputatie op het gebied van het toepassen van evolutie op mensen en mensengroepen, natuurkundige en filosoof C.W. Rietdijk , en dat leverde hem een hoofdrol op in een aflevering van de VARA-televisie-serie Het Zwarte Schaap - een serie waarin ook mensen als Pim Fortuyn, Hans Janmaat, en Florrie Rost van Tonningen opgevoerd werden. Het specifieke onderwerp was euthanasie, en de politieke-correctheid pakte dat aan door een moeder van een Down-kind het woord te laten voeren, met als boodschap: "Wie voor euthanasie is en screening op Down, is voor moord op lieve Down-kindertjes" (zie hier wat Theo van Gogh ervan meekreeg ). Rietdijk heeft, ondanks het voldoen aan het meest essentiële criterium: nieuwe wetenschappelijke inzichten verschaffen, nooit een academische positie gekregen. In principe zou het effect van zo'n afwijking van de wetenschappelijkheid beperkt kunnen blijven tot de terrein waarvoor het relevant is, talloze andere terreinen overlatend. In de praktijk werkt dat niet zo, omdat het niet zo kan werken: als aan de basis een dergelijke fundamentele fout wordt gemaakt, raakt het hele gebouw instabiel - gecorrumpeerd. En dus functioneer het hele vakgebied van de sociologie slecht. Voor dat slechte functioneren gaat men dan verklaringen zoeken. De meest bekende verklaring is die van de beïnvloeding: omdat de uitspraken van de sociologie over de maatschappij gaan en in die maatschappij terecht komen, beïnvloeden de uitspraken van de sociologie de maatschappij die ze bestudeert."Dus" is er geen onafhankelijke en objectieve sociologie mogelijk. Dit is als verklaring onjuist, omdat het als beschrijving te juist is: niet alleen de sociologie is een kringproces, want dat is wat men zegt, maar zo'n beetje de hele levende natuur is een kringproces . Waarvan men zeer vele uitstekend kan beschrijven. Zoals bijvoorbeeld het functioneren van het menselijke lichaam: één grote verzameling kringprocessen. Bijvoorbeeld het bewegingsstelsel, dat gebruik maakt van waarneming van de beweging, door middel van proprioceptische neuronen (Wikipedia), om de beweging bij te sturen. De sociologische wetenschap kan zeer adequaat omschreven worden als de proprioceptische waarneming van het gedrag van menselijke groepen: het neemt waar wat er gebeurt en beïnvloedt wat er gebeurt, leidende tot een adequate reactie op veranderingen in de omgeving of de wijdere natuur. De huidige sociologie is dat dus zeker niet. Deze website heeft als één van haar hoofddoelen daar een aanzet aan te geven. Het idee dat zoiets mogelijk is, is afkomstig van een terrein waar wél openlijk over dit soort zaken geschreven kan worden: de sciencefiction . De redactie kent drie titels waarin expliciet gesproken wordt van een wetenschappelijke sociologie: Foundation van Isaac Asimov, De Wereld van Nul-A van A.E. van Vogt, en Weg met de Wereld van John Brunner. Deze hebben gediend als inspiratie. Met name van de eerste twee titels komt daarbij het idee dat dit niet kan zonder er ook de psychologie bij te betrekken. De invulling van de aanpak is geleend van de meest algemene regels afkomstig uit de natuurwetenschappen, aangevuld met gezond verstand, intuïtie en dergelijke . Wat allemaal bijna als vanzelfsprekend leidt tot het startpunt: een inventarisatie van de betrokken factoren, en ze rangschikken naar belang. Waarvan het sociologische deel bestaat uit deze verzameling. Ter illustratie een paar elementaire stappen. De meest simpele manier om sociologische processen naar belang te rangschikken, is naar de omvang van de betrokken groepen. Dan komt op één: de interacties tussen naties en culturen. En op twee: binnen een natie of cultuur: de relaties tussen de grootste maatschappelijke standen, dan "maatschappelijke klassen" geheten. En nog elementairder: bij het rangschikken gaat het om die zaken waar de betrokken entiteiten verschillen. Deze theorie onmiddellijk een eerste praktische toepassing gegeven kan worden. De onderzoeksvraag luidde: "Waarom boekt de standaard-sociologie geen voortgang". Antwoord uit de wetenschappelijke sociologie: "Men ontkent het bestaan of de relevantie van verschillen tussen de meest basale sociologische structuren: verschillen in culturen , en de strijd tussen de klassen . Voor meer opmerkingen over de gevolgen van deze basisfouten, zie sociologen . De verdere systematische opbouw naar de wetenschappelijke sociologie begint hier , en de verdere uitwerking begint hier . Sociopathie Volgens in 2013 gangbaar gebruik van de term is het een synoniem of vervanger voor psychopathie, psychopathie zijnde het ernstige of totale gebrek aan meevoelen met de medemens, speciaal het lijden van die medemens. Dit gebruik van de term is minder dan ongelukkig - het is eigenlijk onjuist. De ziekte van de psychopaat heeft betrekking op het individu van de medemens, en is vermoedelijk het gevolg van een min of meer fysiologisch storing ergens in de emotionele hersenen. Het is een puur psychologisch en misschien dus zelfs neurologisch verschijnsel. De "socios", de "gemeenschap" bestaande uit grotere groepen mensen, komt hierin niet voor. Op deze website wordt sociopathie gebruikt als de ernstigste vorm sociofobie , afkeer van de gemeenschap, al op zich weer de extremere uiting van individualisme . Bij de beschrijving van sociofobie is al gebleken dat de laatste twee voornamelijk voorkomen onder alfa-intellectuelen , kunstzinngen, en neoliberalen , dat laatste zijnde de rechtse graaiers en ploerten . De neoliberalen kunnen zeer ernstig sociofoob zijn, maar toch nog ergens in hun achterhoofd beseffen dat echte rijkdom alleen vergaard kan worden van grotere groepen mensen, die dan ook welvaart moeten hebben door redelijk goede onderlinge organisatie. Bij sociopathie spelen dat soort overwegingen geen rol, omdat ze gedreven wordt door zwaardere emoties. De meest veelvoorkomende daarvan is die van de nomadische of nomadistische culturen - "nomadistische" culturen zijn culturen die geresideerd lijken, maar de hun nomadische culturele houdingen behouden hebben. Nomadische culturen zijn principieel sociopaat, omdat het nomadisme strijdig is met de basisvoorwaarde van een sociale gemeenschap: het min of meer permanente onderhouden van relaties binnen grotere groepen. Door het inherente gebrek aan vooruitgang zijn echte nomadische culturen zeldzaam geworden - in Europa eigenlijk alleen de Roma/Sinti . Buiten Europa heb je nog veedrijvende volken als de Masaï (Wikipedia). De nomadistische cultuur komt meer voor, met als meest prominente representant die van de Joden. Bij Joden die zich in dit tijdsgewricht in Nederland uitspreken over dit soort zaken, is op zijn minst ernstige sociofobie de norm. Zo staan opiniemakers van Joodse afkomst voor een keuze bij het optreden van conflicten tussen Nederlanders en hun cultuur en moslims en hun cultuur. In bijna alle opzichten hebben de Joodse woordvoerders meer voordeel bij een keuze voor de Nederlanders. In de praktijk kiezen ze vrijwel universeel voor de moslims, vrijwel altijd gepaard gaande met verwijzingen naar een enkele speciale eigenschap van die moslims: ze zijn immigranten. Dat wil zeggen: het nomadische karakter van de moslims in Nederland doet vrijwel universeel alle andere overwegingen overheersen - een paar specifieke gevallen hier . Een andere te maken keuze is die tussen het pure individualisme van het neoliberalisme en de meer sociale maatschappij van de oorspronkelijke Noordwest-Europese cultuur. Ook hierin kiezen de Joodse woordvoerders vrijwel universeel voor het neoliberalisme, en tegen de sociale structuur . Deze keuzes zijn dusdanig automatisch en overheersend over alle andere aspecten van een zaak, dat hier duidelijk sprake is van sociopathie . De geestelijke ziekte die sociopathie duidelijk is, is zeer gevaarlijk, omdat ze zeer besmettelijk is. Een van de zeer ontvankelijke groepen is die van de alfa-mensen - hier is het extreme individualisme dat het aanknopingspunt vormt. En ze is met name besmettelijk bij de leiders van sociale maatschappijen, omdat sociale maatschappijen welvarend en rijk worden, en er dus veel voordeel te behalen valt door je als leider sociopaat te gaan gedragen . Een zichtbare vorm van die sociopathie zijn al die leiders, in wat voor functie dan ook, die hogere beloningen voor leiders propageren en tegelijkertijd pleiten voor het verlagen van de beloningen van degenen die de materiële welvaart produceren . Hier een aantal bekende sociopaten van deze categorie (natuurlijk zijn dit soort zaken meestal ook zichtbaar in het uiterlijk ):
Van links naar rechts Mark Rutte (VVD-leider en premier - diens totaal gevoelloze liegen is gedocumenteerd hier ), Stef Blok (VVD-ideoloog en minister - stelt met een stalen gezicht dat huurders meer moeten gaan betalen maar kopers niet minder subsidie krijgen ) en Bernard Wientjes (werkgevers-voorzitter - vindt al decennialang dat lonen omlaag moeten en salarissen van directeuren en andere topmensen omhoog). Overigens is de relatie tussen personen in topfuncties en psychopathie wetenschappelijk vastgesteld . De positie van sociopathie is dus op een hoger plan gelijkend op die van de monotheïstische religie : in primitieve maatschappijen lijkt het wenselijk en te werken, maar bij verdere vooruitgang is het zeer schadelijk. Niet geheel toevallig is ook de monotheïstische godsdienst zoals die het meest verspreid is, van Joodse oorsprong , en in beide gevallen voornamelijk doordat de leidende klasse de nieuwe ideologie afkomstig uit het Midden-Oosten overnam. Er is zelfs een directe verbinding tussen beide vorm van besmetting, te vinden in de uitdrukking: "Ieder voor zich, en God voor ons allen". Een geesteszieke en sociopate uitdrukking. De Joodse vorm van sociopathie levert waarschijnlijk een grote bijdrage aan het verschijnsel van antisemitisme , en haar gevolgen. Solidariteit Statistiek
Dit na veertig jaar van veel te weinig controle en straf, waardoor dit soort excessen uiteindelijk wel moesten gebeuren. Want, natuurlijk niet aangehaald, de daders waren al eerder op net iets mindere wijze over de schreef gegaan en onvoldoende gecorrigeerd. Bas Heijne, en met hem natuurlijk ook heel "links', weet het zeker: "Straf helpt niet" . Met hun motivatie vergezeld gaande van de bekende alfa-intellectuele propaganda en leugens: in 'Winst is alvast het besef ...' is 'besef' natuurlijk een vuile leugen, staande voor "onze ideologie". Want wetenschappelijk onderzoek, dat wil zeggen: onderzoek in de realiteit, laat het diametraal tegenovergestelde zien . Straffen helpt wel. Want het is tit-for-tat. En dat wordt begrepen door het simpele soort lieden dat de meeste criminaliteit pleegt. Symfonieorkest Het symfonieorkest lijkt geen sociologisch begrip te zijn. De brug wordt geslagen op een andere pijler genaamd "organisatie" of "organisatievorm". Het functioneren van een symfonieorkest valt en staat met het functioneren van de samenwerking tussen de leden, en waar het bij een symfonieorkest om gaat, is de omvang ervan: in de muziek is er nauwelijks tot niet een organisatievorm met meer leden - typisch in de buurt van de honderd. Van een symfonieorkest bestaat er slechts één variant: de westerse. Er bestaat geen niet-westerse symfonieorkest of iets dat daar op lijkt. Mogelijk met uitzondering van orkesten gebruikt bij Chinese theatervoorstellingen, maar daar gaat het vooral om extra volume. Het essentiële van het westerse symfonieorkest is dat de klakkleur van de verschillende instrumenten gebruikt wordt voor het geheel van een muzikale compositie. Pianotranscripties van symfonische stukken kunnen wel een melodielijn reproduceren, maar niet de emotionele klankkleur. Dat het bij het symfonieorkest gaat om de organisatievorm, blijkt uit de huidige bezetting ervan. Op allerlei muzikale velden zie je een verscheidenheid aan etnieën. Bij symfonieorkesten nauwelijks - het zijn westerlingen, met een toenemend aantal Aziaten. Nauwelijks of niet moslims. Nauwelijks of niet creolen. Vooral dat laatste is zeer opvallend, omdat ze vele andere muziekvormen juist excelleren: zang: de creolen staan vooraan. Percussie: de creolen staan vooraan. Kleine ensembles in de jazz: de creolen staan vooraan. Kleine ensembles in de popmuziek: de creolen doen mee in de top. Maar in het symfonieorkest zijn ze zo goed als afwezig. Een afwezigheid die dezelfde verklaring als de armoede van Afrika: ze kunnen niet goed samenwerken. Het idee dat de ontdekking van Afrika door westerlingen een toeval is en dat het net zo goed andersom had kunnen zijn, geuit door meer dan een enkele politiek-correcteling , is volstrekt absurd. Voor het bouwen van zeeschepen is hetzelfde soort samenwerking en organisatie nodig als voor een symfonieorkest. Zelfs nu zouden creolen Europa nog niet kunnen ontdekken of zelfs bereiken, als ze niet "gebracht" werden door westerlingen en hun techniek. Meer voorbeelden van de trendmatigheid hier . Taal Taal is een zo'n vanzelfsprekende factor in het maatschappelijke gebeuren, dat hij als sociologische kracht of begrip nauwelijks opvalt - net als water de vis niet zal opvallen. Taal verschaft een aantal niveaus van communiceren en functioneren, zonder welke de menselijke beschaving niet mogelijk is. Taal zal daarom pas gaan opvallen, daar waar ze niet goed of niet meer functioneert. Waarbij functioneren dus staat voor het zojuist omschreven: het overbrengen van waarnemingen omtrent de werkelijkheid, de vanuit de mens de buitenwereld, en voor speciale gevallen wat die buitenwereld met de menselijke binnenwereld doet. En voor nog specialere gevallen: de inhoud van die individuele binnenwereld. Dat laatste valt onder psychologie en kunst. Sociologisch gezien gaat "taal" voornamelijk over de relatie van taal tot de werkelijkheid, of meer geconcretiseerd: waar woorden voor staan. Officieel valt dit binnen het vakgebeid van de semantiek (Wikipedia), maar dat is formeel de leer van alle vormen van signalen, en beperkt tot taalkundige aspecten. Hier gaat het vooral om de sociologische, met, het thema van deze website, tevens de verbanden met zaken als psychologie en neurologie. Dit valt onder de "algemene semantiek". De algemene semantiek heeft in verband met haar betekenis een aparte sectie op deze site - op deze plaats daarom nog slechts een enkel aspect van taal en sociologie, namelijk dat van de taalvervuiling. De algemene semantiek laat zien dat de oorspronkelijke bedoeling van werkelijkheidsoverdracht verstoord en "vervuild" wordt door diverse zaken, deels van nature. Daarvan zijn een aantal opzettelijk, met name retorica, retorische trucs en liegen. "Retorica" of "retoriek" is het aankleden van beschrijvende termen met termen die appelleren aan emoties, zodanig dat de beschrijving beter overkomst. "Retorische trucs" is het aankleden van beschrijvende termen met emotionele, zodanig dat de ontvanger een valse verbale boodschap krijgt, dat wil zeggen: een boodschap die niet of aanzienlijk tot in sterk verminderde mate overeenkomt met de werkelijkheid . "Liegen" is het zonder omhaal verspreiden van een valse verbale boodschap . Tussen deze drie omschrijvingen liggen natuurlijk overgangsgebieden, tezamen vormende een continue of glijdende schaal. Taboe
De SP-collega's van Emile Roemer (en Roemer zelf natuurlijk) hebben 'zelfvoldane koppen'. Dat wil zeggen: uit het uiterlijk van deze groep kan Sheila Sitalsing, een prominent columnist in een kwaliteitmedium, iets afleiden omtrent het karakter van deze groep. Zijnde een voorbeeld uit een onafzienbare stroom, die staat voor het nog vele gewonere proces dat altijd op de achtergrond plaatsvindt: uiterlijk → karakter. Uitdrukkingen als "harde rechte koppen" en zijn equivalent "linkse baby-face gezichten" zijn redelijk bekend. Amerikanen kennen de uitdrukking "egghead": iemand met het uiterlijk als behorende tot de groep "intellectuelen" - die mensen die ook brillen dragen - een instituut als Hollywood leeft van het uiterlijk . Enzovoort. En op deze website is een ruime verzamelingen portretten van beroepsgroepen als politieman of slager te zien, die een duidelijke correlatie met uiterlijk laat zien . Gedurende het afgelopen decennium, schrijvende in 2012, is er een opening gekomen in het verbod op de rol van het uiterlijk, omdat de effecten ervan meetbaar bleken - zo vond men een verband tussen lengte en hoogte van salaris . Er is dus niet alleen een zichtbaar verschil in uiterlijk, maar men blijkt er ook maatschappelijke en economisch naar te handelen. Dit betreft misschien voornamelijk meer persoonlijke karaktertrekken. Precies hetzelfde geldt ook voor de culturele trekken in die persoonlijkheid (de Volkskrant, 02-08-2012, van correspondent Kees Broere):
Ligt de situatie andersom, waar het een niet-westerse immigrant in een westers land betreft, zouden de ontkenningen hiervan gepaard gaan met de meest ernstige vormen van verbaal geweld richting degenen die dat suggereerden. Met welke erkenning in de hand, en de voorgaande feiten in combinatie met gezond verstand het verantwoord is om verder te gaan op dit pad. En te kijken naar het verband tussen culturele verschillen en uiterlijk. Die gedemonstreerd voor door de gevallen van Turkse immigranten hier , Marokkanen hier , en Somaliërs hier . En uit die beelden volgt klip-en-klaar: culturele verschillen vallen af te lezen uit het uiterlijk. Niet alleen door Somaliërs, maar door iedereen. En dit geldt niet alleen tussen verschillende culturen, maar ook voor verschillen in maatschappelijke opvattingen binnen één en dezelfde cultuur. Al geconstateerd is het verband tussen uiterlijk en beroepsgroepen, zoals geconstateerd, is ook van toepassing op maatschappelijke klassen in het algemeen. Al die eigenschappen in karakter die een maatschappelijke weerslag hebben, zoals egoisme, gierigheid, altruïsme, vrijgevigheid, enzovoort zijn vrij direct te vertalent in de sociologische beschrijving van een groepen van individuen. En dat ook typisch voor individuen gebruikte omschrijvingen als "eigenwijs" of "meegaand, met veranderde terminologie, ook van toepassing zijn op groepen. een relatie waarvan deze redactie zich bewust is geworden ten tijde van de gevangenneming van de Chileense dictator Pinochet in Londen. In Chili werden demonstraties gehouden door medestanders voor Pinochet, en Londen door tegenstanders, veelal Chileense ballingen. Het contrast tussen de twee populaties was sprekend. Een ander voorbeeld waarvan is dat van Cubanen wonend op Cuba en in Florida. Dus ook politieke verschillen zijn te zien in het uiterlijk. Een groot deel van het hier gestelde was al uitgewerkt in de eerdere gemaakte verzamelingen portretten. Naast de beroepsgroepen bevatte die diverse andere maatschappelijke klassificeringen. Bijna alles blijkt in uiterlijk zichtbaar. Als je maar maar groepen kijkt. Welk laatste ook logisch is: het indeling op uiterlijk werkt beter voor groepen dan voor individuen, omdat in een groep een aantal individuele afwijkingen eruit gemiddeld worden, en de gemeenschappelijk trekken overblijven. Dat doet de vraag rijzen naar de oorzaak van het verbod erop. Dat verbod is één van de leerstellingen van de politieke correctheid, en één van de weinig die nauwelijks tot niet aan kracht heeft ingeboet. De psychologische, enigszins verlichte, versie van het verbod is uitsluitend en alleen het gevolg van het sociologische, politiek-correcte, verbod. Dat verbod komt uit de reeks: "man en vrouw zijn gelijk", "misdaad heeft niets met karakter te maken", "alle culturen zijn gelijk", "alle mensen zijn gelijk", enzovoort . Allemaal inmiddels grotendeels of geheel weerlegd. Bovendien is het ontkennen van de rol van het uiterlijk ontzettend hypocriet. Want als het karakter van het individu niet waargenomen kan worden, dan is er maar één manier om er wel iets van te weten te komen: door constructie in de hersenen. Door het combineren en associëren van de waargenomen verschijnselen tot een groter of abstracter geheel. Welke omschrijvingen ontzettend dicht in de buurt komen van die van het rationele verstand. En de groep mensen van de politieke correctheid, op deze website bekend als de alfa's (en gamma's), is precies de groep die een ontzettende hekel heeft aan het rationele verstand . Die een ontzettend sterke voorkeur heeft voor de vorm der dingen boven de inhoud . Voor uiterlijkheden boven innerlijkheden. De reden voor het toevoegen van het uiterlijk als één van de verboden van de politieke-correctheid is niet moeilijk te raden. Want de grootste verschillen in uiterlijk vallen samen met de verschillen in etnie. En etnische verschillen zijn, behalve als curiositeit, volkomen verboden terrein. Die zijn "Hitler!" en "Holocaust!". En waar binnen de etnieën verschillen in uiterlijk ook verschillen in maatschappelijk functioneren aangeven, is het uitermate onwaarschijnlijk dat voor de etnische verschillen in uiterlijk niet zou gelden. Het bewijs van het tegendeel is de ook al eerdere gemaakte verzameling Afrikaanse leiders . Het hopeloos slechte functioneren is direct aan het uiterlijk van de groep af te lezen - of het nu mannen zijn of vrouwen. Een van de zichtbare kenmerkende eigenschappen zijn die van de arrogantie. En iets dergelijks geldt voor religieuze overtuigingen: moslims achten zichzelf uit hoofde van hun religie superieur . Dit is met het grootste gemak af te lezen aan het uiterlijk van aanhangers: hoe strenger de moslims, hoe arroganter het uiterlijk . Waarna dit ook voor meer algemeen matschappelijk functioneren gedemonstreerd kan worden. Want het al eerder aangehaalde voorbeeld van Turkse immigranten laat zien dat de geslaagde immigranten, meer op Nederlanders lijken dan de gemiddelde Turk. En daar de geslaagde Turken een relatief kleine groep is, vermoedelijk ergens onder de 10 procent, kan gesteld worden dat wat je daar in uiterlijk ziet tussen de twee groepen Turken, een weerslag is voor het verschil is sociaal functioneren tussen Turken en Nederlanders in het algemeen. De bij Turken bestaande sociale achterstanden zijn direct zichtbaar in het uiterlijk voorkomen. Met als belangrijke les dat waar dat uiterlijk niet snel zal veranderen, dat voor de achterstanden mogelijkerwijs ook niet het geval zal zijn. Welke overwegingen natuurlijk onverkort van toepassing zijn op alle groepen allochtone immigranten. Dit soort gevolgtrekking zijn, na het aanvaarden van het belang van uiterlijk, niet moeilijk te maken. Om heel precies te zijn: de betrokken groepen maken, onbewust natuurlijk, ze ook. Zo zijn vrijwel alle volken er ontzettend druk mee bezig om maar zo blank mogelijk over te komen als maar enigszins kan - met zulke extreme acties als het "strijken" van kroeshaar, het bleken van de huid en het kunstmatig verlengen van de benen . Allemaal evenzoveel bewijzen van het belang van het uiterlijk. van het belang van uiterlijk als teken van etnische verschillen. En geen etnische verschillen in kookkunst, geen etnische verschillen in zang of dans, enzovoort. Het is allemaal vanwege de associatie die die volken maken tussen verschillen in uiterlijk en verschillen in maatschappelijke ontwikkeling. Verschillen in beschaving . Waarmee we dus weer zijn bij de reden van het verbod op het constateren van systematische uiterlijke verschillen: politiek-correcte ideologie. De werkelijkheid is dus doodgewoon zo: uiterlijk is van belang. En iedere tegenspraak daarvan een bewijs van één of andere geestelijke afwijking van dezelfde soort als die van degenen die beweren dat de maan van groene kaas is, of de aarde plat. Hetgeen nog eens geïllustreerd wordt door een gezond-verstand vraag te stellen: "Als je niet mag afgaan op het uiterlijk, waarop moet je dan wel afgaan?". Waarop je dan zelf meteen een antwoord suggereert: "Het innerlijk?". Gevolgd door een schaterlach. Uithuwelijken Bij uithuwelijken gaat het niet zozeer om wat er wél gebeurt, als wel om wat er níet gebeurt. Namelijk de natuurlijke partnerkeuze op eigen initiatief van de twee partners. Bij dat natuurlijke proces vindt namelijk iets heel belangrijks plaats: het onderzoek van de geschiktheid van de wederzijdse immuunsystemen. Dit is sowieso al belangrijk als je dicht op elkaar leeft met iedere eigen biotopen van parasieten in de vorm van bacteriën en virussen, maar nog meer voor de foetus, die in de baarmoeder geen problemen moet krijgen met immuunsysteem van de moeder - deels ook omgekeerd. Dit is dusdanig belangrijk dat de natuur gezorgd heeft voor een speciaal waarnemingssysteem op dit vlak, net als geur gelokaliseerd in de neus, maar werkende met andere stoffen, genaamd feromonen . Culturen die door middel van de praktijk van uithuwelijken tegen dit natuurlijke systeem ingaan, doen zichzelf schade, en zullen door zwakkere lichamelijk en vermoedelijk ook geestelijke gezondheid op den duur in het evolutionaire proces het onderspit delven tegen meer de natuur volgende culturen. Hetgeen versterkt wordt door het feit dat het vaak ook nog samengaat met de praktijk van inteelt. De factor uithuwelijken verloopt vrijwel precies volgens de culturele noord-zuid of westers-niet-westerse trends , in die zin dat het binnen de blanke culturen, in tegenstelling tot factoren als corruptie, heel weinig voorkomt. De overtreffende trap van uithuwelijken qua schadelijkheid is inteelt . Verandering In de natuurkunde is uit de bestudering van atomaire toestanden iets bekend dat heet de "selectieregels". Een beetje technische uitleg is nodig: in atomen draaien elektronen rond een kern in onveranderlijke, stabiele banen. Die stabiliteit volgt uit een evenwicht tussen twee krachten: de elektrische kracht die kern en elektron naar elkaar toetrekt, en de "traagheidskracht" van de massa, die de elektronen rechtdoor de vrije ruimte in wil laten vliegen. Er zijn vele verschilleden banen mogelijk overeenkomstig met meer en minder energie van het elektron en atoom, die men kan aanduiden met simpele gehele getallen. En nu is de eigenaardigheid die men meteen zag nadat dit ontdekt was dit: elektronen kunnen niet zomaar naar iedere willekeurige andere baan gaan, maar alleen naar banen die niet meer dan +1 of -1 verschillen in één van die karakteristieke getallen - zeg maar: naar de directe nabuurbanen. Op vele andere terreinen ziet men dergelijke zaken: de eerste auto's waren koetsen die men voorzag van een motor - pas later werden die gemotoriseerde koetsen de auto's die wij kennen, terwijl niets tegenhield om meteen die auto's te maken. De eerste transistorradio's zaten precies hetzelfde in elkaar als buizenradio's, met de buizen vervangen door transistoren, en pas later ging men gebruik maken van de veel kleinere afmetingen van de transistor voor het maken van echte kleine transistorradio's. Op het psychologische vlak kan men dezelfde soort verschijnselen zien: mensen zien niet graag meer dan één ding tegelijk veranderen, en zeker als het een grote verandering is. Twee grote veranderingen is meestal al een crisis, en drie een ramp. Hier geldt waarschijnlijk net als voor atomen dat dit te maken heeft met het feit dat de menselijke psyche uit evenwichtsprocessen bestaat. En dat laatste geldt ook voor de sociologie, waar men dezelfde soort verschijnselen ziet: maatschappelijke veranderingen op meer dan één aspect veroorzaken weerstand, of ergere problemen. En veranderingen die meer dan één enkel aspect betreffen, hebben ook een andere naam: die heten "revoluties". Er is een mogelijke evolutionaire achtergrond achter deze verschijnselen. Het effect van een verandering is, afhankelijk van de complexiteit van het relevante proces, meestal pas op wat langere termijn duidelijk. Het optreden van een nieuwe verandering maakt het evalueren van de voorgaande onmogelijk. Zodat slecht uitwerkende veranderingen niet gecorrigeerd worden. Ook van de mogelijke problemen van meerdere veranderingen tegelijk zijn voorbeelden uit de techniek bekend, één zijnde het verhaal van de De Havilland Comet. Naast zijnde het eerste verkeersvliegtuig met straalmotoren, was het ook het eerste vliegtuig met een drukcabine. Dat laatste bleek één verandering te veel . (Wikipedia). De voor evaluatie noodzakelijke vertragingstijd bestaat uit de tijd waarin het proces zelf tot een nieuwe toestand komt, plus de tijd voor de omgeving om op die verandering te reageren. Als het proces deel uitmaakt van een samenstel of hiërarchie van processen , is het effect van de verandering valt pas te bepalen als alle onderdelen van het samenstel of de hiërarchie zich hebben aangepast aan de verandering - ieder hebben hun eigen aanpassingstijden. In het geval dat het samenstel een eigen vorm van evenwicht heeft, dienen de veranderingen van de individuele systemen weer doorgegeven worden aan alle andere. Enzovoort, tot een nieuw evenwicht is bereikt. In complexe systemen zijn de totaaltijden moeilijk te voorspellen - voor door mensen ontwikkelde systemen, technisch of sociologisch, is een ruime veiligheidmarge vrijwel noodzakelijk. Verenigingen Een vereniging is een verzameling mensen, oftewel een sociologische groep. Het eerste grote verschil met globaal gezien, de meeste sociologische groepen is dat er bij een vereniging geen sprake is van de gezins-, familie-, of soortelijke genetische banden. Of positief geformuleerd: een vereniging heeft een functionele band. Ten tweede: binnen de verzameling van alle mogelijke functionele groepen, onderscheidt de vereniging zich door het feit dat het verband binnen een vereniging volstrekt vrijwillig wordt aangegaan. Met op ieder moment de mogelijk het verband te beëindigen, zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor het overige maatschappelijke functioneren van het individu. Dit laatste in tegenstelling tot alle verzamelingen met materiële banden, zoals het "werkverband". Een derde eigenschap van een vereniging is dat er meestal sprake is van een formele of administratieve structuur: mensen worden lid van een vereniging door "zich in te schrijven". De vrijwilligheid van de vereniging wordt onderstreept dat de inschrijving, het lidmaatschap gewoonlijk geld kost. Er zijn twee hoofdsoorten van vereniging: degene voor "algemeen nut", en die voor vrijetijdsbesteding, oftewel nuts- en hobby-verenigingen. De eerste soort kent ondersoorten als verenigingen voor het behoud van cultureel erfgoed, tot verengingen die puur gericht op het helpen van de behoeftige medemens. Die laatste soort is misschien de oudste, en stamt van kort na de Middeleeuwen. De hobby-verenigingen zijn de meest recente, en vloeien voort uit de toename van de hoeveelheid vrije-tijd, na de invoering van de industrialisatie. Die hobby- verenigingen zijn er zeer diverse van, met als hoofdgroepen de kunstzinnige en culturele, de sport, en diverse vormen van handwerkzaamheid, knutselen enzovoort. Alle verenigingen hebben dit met elkaar gemeen: het is een puur westerse sociale innovatie, en nog meer beperkt tot Noordwest-Europa. De vereniging is een uitvloeisel van de in Noordwest-Europa al in ieder geval van sinds en met de Middeleeuwen stammende arbeids- en bezigheidsmoraal. Zodra de Noordwest-Europese mens tijd kreeg die niet besteed hoefde te worden aan het dagelijkse levensonderhoud, is hij een flink deel van die tijd gaan invullen met allerlei andere bezigheden. In het kader van de nutsverenigingen wordt vermoedelijk meer aan sociaal werk gedaan dan in alle niet-westerse landen in de hele maatschappij, en in het kader van op op techniek lijkende hobby's, wordt door de westerse mens vermoedelijk meer aan techniek gedaan dan in de hele niet-westerse wereld. Doe wat zoekacties op YouTube naar modelvliegtuigblauw, en hele armada's komen langs, tot en met straaljagers die gelijke vliegprestaties leveren aan hun volwassen voorbeelden. Merk op dat temidden van de duizenden gezichten die dan langskomen, het vrijwel onmogelijk is een niet-westers uiterlijk aan te treffen. In de niet-westerse wereld is de ultieme uiting van welvaart, het niets-doen, en paraderen met mooie kleren voor anderen die ook niets doen. De vereniging is één van de meest significante uitingen van westerse cultuur. En van beschaving en vooruitgang. Vertrouwen
Dit is een wat individualistische formulering, die gezien kan worden als de psychologische versie. De overeenkomstige sociologische variant zou dan luiden:
Vertrouwen is iets dat ontstaat in praktisch interactie met anderen en andere groepen, en iets dat in een reeks van interacties ontstaat en weer kan verdwijnen, oftewel, het is ten nauwste verwant met begrippen als het gevangenendilemma en tit-for-tat, zie hier . Meer over vertrouwen hier . Vertrouwen is een van de belangrijkste sociaal indicatoren voor het succes van een maatschappij - er is een verband tussen hoeveelheid vertrouwen en vrijwel alle maatschappelijke succes-indicatoren die vrijwel geen afwijkingen kent, en die loopt langs de bekende lijnen vanuit Noordwest-Europa van noord naar zuid en van west naar oost. De koppeling tussen vertrouwen en maatschappelijk succes is dat in een bedrieg-en-fraude-en-corruptie maatschappij (meestal gaan deze zaken allemaal samen) het niet de moeite loont om iets extra te presteren, want dat extra zal je door allerlei vormen van bedrog, vaak beginnende bij hogerhand, razendsnel worden ontnomen (De Volkskrant, 28-07-2012, door Hans Stein, een in Griekenland woonachtige Nederlander.):
Ook duidelijk gemaakt is dat vertrouwen sterk dominant is: slecht vertrouwen doet goede andere eigenschappen teniet. Het maatschappelijke vertrouwen is één van de onderscheidende hoofdfactoren in het verschil tussen westerse en niet-westerse culturen . Het vertrouwen kent in de economie een misschien verrassende maatstaf: de rente - in de hoogte van de rente zit met name het risico op niet-terugbetaling, waarvan een aantal belangrijke oorzaken (fraude, enzovoort) samen te vatten zijn als "schending van vertrouwen". Er is een directe verbinding te leggen tussen de hoogte van de rente en de snelheid van maatschappelijke ontwikkeling, in dat te hoge rentepercentages het starten van nieuwe initiatieven, waarvoor meestal geld gelend moet worden, te moeilijk maakt omdat er te snel te veel winst gemaakt moet worden. Het belang van vertrouwen is in 2014 bevestigd door onderzoek met een opmerkelijke resultaat (de Volkskrant, 08-04-2014, van verslaggeefster Ianthe Sahadat):
De onderzoekers hebben geen verklaring, maar een goede mogelijkheid is deze: vertrouwen voor sociale interactie een hoogst belangrijke factor, die zo betrouwbaar mogelijk moet zijn. Dat wil zeggen: vertrouwen mag alleen gekoppeld zijn met echte ervaringen in de echte maatschappij. Dat wil zeggen dat het niet beïnvloed mag worden door andere factoren. Dus ook niet door genen - is iemand genetisch te veel van vertrouwen, wordt hij stelselmatig benadeeld - is iemand genetisch te weinig van vertrouwen, mist hij systematisch voordelen als gevolg van vertrouwen. Verzorgingsstaat De term "verzorgingsstaat" is een voorbeeld van het gebruik van taal in de sociologische belangenstrijd die heerst tussen sociologische groepen binnen dezelfde maatschappij. Letterlijk en inhoudelijk betekent "verzorgingsstaat" een staat waarin voor de tijdelijk en permanent zwakkeren van de maatschappij, tot en met zij die niet meer in het eigen levensonderhoud kunnen voorzien, wordt gezorgd - dat wil zeggen: dusdanige dingen gedaan dat ze in leven kunnen blijven, en bovendien een redelijk normaal leven kunnen leiden. In de praktijk van de huidige maatschappelijke discussie staat de term "verzorgingsstaat" voor de opvatting dat de huidige Nederlandse maatschappij te veel aan de verzorging van de zwakkeren doet . Dat wil zeggen: een op zich neutrale term is voorzien van een politieke en emotionele lading - "politiek" omdat er binnen het huidige politieke spectrum verschillend over wordt gedacht, en emotioneel omdat het "afkeuring" inhoudt die in de meeste gevallen niet inhoudelijke onderbouwd wordt. Tegenover de "verzorgingsstaat" als "fout idee" staan andere ideeën. Dat zijn de ideeën van "Het recht van de sterkste", "Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke", en "Winner takes all", op deze website afgekort tot het "neoliberalisme" . De meeste aanhangers van het neoliberalisme, vooral die in de politiek, zeggen dat ze niet tegen een verzorgingsstaat zijn, maar dat er te veel van is. Daarvoor geldt hetzelfde als voor de (sterke) tegenstanders van belastingbetalen: ze zeggen dat het te veel is op iedere niveau - de facto zijn ze er helemaal tegen. De politici hebben daarvoor nog verhullende terminologie ontwikkeld "We willen een kleinere overheid", of nog mooier: "We willen een kleiner en beter functionerende overheid". Het gaat in feite allemaal om de drie uitspraken afgekort tot "neoliberalisme", en het feit dat verzorging van zwakke mensen ten koste gaat van de mogelijkheid om een nieuwe Maserati te kopen, of een huis in Dubai. Nu is er op meerdere plaatsen op deze website al getoond dat in de natuur bij succesvolle soorten samenwerking een zeer belangrijke rol speelt, en dat samenwerking, met name bij groeps- en kuddedieren, in zaken als bijvoorbeeld een "bindingshormoon" is vastgelegd. Samenwerking en binding behoren tot het emotionele systeem. Dat betekent dat het verzet tegen de verzorgingsstaat eigenlijk ook niet iets emotioneels is - iets emotioneels zou juist zijn om die zwakke mensen te willen verzorgen. Vastgesteld hebbende dat het beslist ook niet rationeel is om tegen de verzorgingsstaat te zijn, want iedereen kan bedenken dat je altijd een redelijke kans loopt er zelf gebruik van te moeten maken, bijvoorbeeld als je een ernstige ziekte krijgt en/of een operatie nodig hebt, blijft er maar één plek in het zenuwstelsel over waar de drift tot het afkeuren van de verzorgingsstaat vandaan kan komen: het reflexenstelsel. namelijk die delen ervan die draaien om het behoud van het eigen leven, de meest primitieve drift voor een levend wezen. Hetgeen ook verwoord is in één van de drie neoliberale lijfspreuken "Ikke, ikke, ikke, en de rest kan stikke". Dit komt duidelijk regelrecht van de hersenstam , het gebied waar ook hartslag en dergelijke geregeld worden. Dat de neoliberalen zo sterk geslaagd zijn in hun streven, komt voor een belangrijk deel omdat er onvoldoende weerwoord is gekomen. Van de onderste tweederde in de samenleving is dat logisch, omdat ze er niet voldoende voor equipeerd zijn. Direct daarboven zit de tussengroep van de middenklasse, die normaliter tussen het egoïsme van de top en de onderlagen een buffer vormt. Die zijn door de economische en welvaartsgroei van de laatste decennia grotendeels gecorrumpeerd geraakt, en keren zich voor een groot deel ook tegen de "te grote verzorgingsstaat" - in hun hoofd zit geen Maserati maar wel een Audi. Met name spelen de media hierin een belangrijke, omdat zij de ideeën verspreiden. In de huidige situatie, schrijvende 2013 met strijd rond begrotingstekorten alom, is sterk tegenvuur richting neoliberalen gewenst en noodzakelijk. Een deel daarvan is het begeven op het terrein waar de neoliberalen nu zo sterk zijn: de verbale oorlog. de strijd om de ideeën. Hun idee, dat "verzorgingsstaat" een negatief begrip is, is nu het sterkst. Maar dat komt omdat ze gebruik maken van de meest primitieve reflex van het zenuwstelsel: het ik-behoud. Met voorbijgaan van de gevoelens van binding en saamhorigheid. Het op bijna-automatische voorbijgaan aan gevoelens kent een beschrijving in de psychologie - dat heet "psychopathie" . De echte neoliberalen zijn psychopaten. Ze zijn volstrekt ongevoelig voor het menselijke leed dat ze aanrichten. En natuurlijk is dit zichtbaar in het uiterlijk . Kijk naar koppen als die van Mark Rutte (VVD-leider en premier - diens totaal gevoelloze liegen is gedocumenteerd hier ), Stef Blok (VVD-ideoloog en minister - stelt met een stalen gezicht dat huurders meer moeten gaan betalen maar kopers niet minder subsidie krijgen ) en Bernard Wientjes (werkgevers-voorzitter - vindt al decennialang dat lonen omlaag moeten en salarissen van directeuren en andere topmensen omhoog): dit zijn maatschappelijke psychopaten, op deze website aangeduid als "sociopaten" :
Overigens: de relatie tussen personen in topfuncties en psychopathie is wetenschappelijk vastgesteld . Het enige dat hier boven is gedaan, is daar concrete invulling aan geven. En later binnengekomen en ter toelichting van deze observaties (met dank aan: GeenStijl.nl ): Het verschil tussen Blok en de overigen: die vertonen iets meer zelfbeheersing. Dit wat betreft de ideologische strijd rond het begrip "verzorgingsstaat". De praktische invulling eraan is op deze website gegeven onder de noemer "Rijnlandmodel" . Vooruitgang Vooruitgang is er op twee manieren: de kleine, langzame, geleidelijke of evolutionaire, en de grote, snelle, plotselinge of revolutionaire. Revolutionaire vooruitgang heet ook wel een paradigma verandering, omdat dan meestal een hele groep ideeën vervangen wordt door andere - een bekend voorbeeld is de relativiteitstheorie van Einstein: een hele groep ideeën over ruimte en tijd moest tegelijk vervangen worden. Op revolutionaire verandering is de Wet van Planck van toepassing (Max, natuurkundige - ontdekker van het verschijnsel van quantisatie ) , die zegt dat de verandering niet plaatsvindt doordat de aanhangers van de oude ideeën, het oude paradigma, het nieuwe overnemen, maar omdat ze uitsterven. Hierin verborgen zit het idee dat het overnemen van nieuwe ideeën een sterke functie is van leeftijd, oftewel hoe langer men met de oude ideeën gewerkt heeft, en hoe groter de emotionele binding met de oude ideeën is, hoe nader ze aan het hart liggen. Dat laatste betekent meteen dat verandering van cultuur en met name religie een langzaam proces is, dat slechts per generatie merkbaar vooruit gaat. Daarbij komt nog dat per generatie waarschijnlijk maar één fundamenteel ding kan veranderen. Het sterkst ligt dat allemaal bij religie, waarbij het eigenlijk onmogelijk is om een fundamentele verandering te doen - een fundamentele verandering in religie betekent vrijwel altijd meteen het ontstaan van een nieuwe religie. Meer hier over hier en hier . Vreemdelingenhaat Vreemdelingenhaat is de vertaling en vervolgens overtreffende trap van "xenofobie". "Xenofobie" is een van het Grieks stammende term die als min-of-meer "wetenschappelijk" kan worden gezien, slaande op het verschijnsel dat alle onbekende impulsen bij alle diersoorten angstreflexen veroorzaken, zijnde een ingebouwde waarschuwing voor potentieel gevaar. De letterlijke vertaling naar het Nederlandse luidt dus "vreemdheidsangst". In de praktijk wordt deze term nooit gebruikt, maar wel die van "vreemdelingenhaat". Het verschil is dat "angst" passief is in de zin dat de angst weggenomen kan worden door er direct opvolgende en geruststellende gebeurtenissen, en er geen implicatie van daden is zit, en "haat" actief is, in de zin dat het vooraf al aanwezig is en niet door geruststellende gebeurtenissen beïnvloed wordt. Bovendien zit er een duidelijke suggestie van erop volgende daden in. Wie "xenofobie" dus vertaald als "vreemdelingenhaat", heeft een boodschap, namelijk dat "xenofobie" fout is, terwijl het universeel voorkomen ervan laat zien dat het strikt neutraal is. Dat betekent dat de persoon die "vreemdelingenhaat" gebruikt daar waar het normale "xenofobie" betreft, zelf een afkeer heeft met betrekking tot de personen die hij associeert met "vreemdelingenhaat". Omdat het hier de vertaling naar het Nederlands betreft, zal dit dus vrijwel altijd de afkeer van de groep zijn die in Nederland niet "vreemdeling" is, dat wil zeggen: de Nederlanders. Zoals in het volgende archetypische voorbeeld (de Volkskrant, 10-04-2014, column door Arnon Grunberg):
De eerste zin laat zien dat het over Nederland gaat. De eerste zin in de tweede alinea (' ...Volendam, Zandvoort, Almere ...') dat het over de Nederlanders gaat en met name de blanke. En de laatst zin van het citaat stelt dat deze blanke Nederlanders last hebben van "vreemdelingenhaat". De conclusie is dus dus dat de auteur, successchrijver en voorpaginacolumnist van de Volkskrant Arnon Grunberg, last heeft van Nederlandhaat (een conclusie bevestigd door deze verzameling ). Deze afkeer kan op zelfde manier als "vreemdelingenhaat" in een enkele term beschreven worden. Aangezien de groep vreemdelingen die door Grunberg (en zijn vele medegebruikers en soortgenoten) gesteund worden in hoge mate parasiteren op Nederland , is de kwaal waar Grunberg en zijn sympathisanten last van hebben te omschrijven als "parasitofilie". Vrijheid van meningsuiting (In ontwikkeling) Vrijheid van meningsuiting is één van de hoogst gewaarde immateriële goederen der beschaving, en terecht. De hoeveelheid vrijheid van meningsuiting gaat vrijwel lineair met de hoeveelheid beschaving, als je althans de echte vrijheid van meningsuiting neemt als maatstaf. Zo lijkt er bijvoorbeeld een discrepantie te zijn in dit verband aangaande het geval van China, met een sterke welvaartsgroei en weinig vrijheid van meningsuiting, vergeleken bij bijvoorbeeld heel Afrika. In hele Afrika is er geen partij-censor te vinden - in China heel veel. Dus er klopt iets niet met de relatie, of met de vrijheid van meningsuiting zelf in de twee genoemde gevallen. De reden voor de discrepantie is dat in Afrika je je mening wel kan uiten, maar dat deze niet veel verder komt dan de buren - namelijk ongeveer zo hard als je kan roepen. Althans: dat was de situatie tot voor kort. In de jaren 2000 en verder hebben de Afrikanen inmiddels genoeg westerse techniek geïmporteerd om verder te rieken met hun mening. Maar dan blijkt er een nieuwe hindernis: er is (vrijwel) niemand bereid om naar anderen te luisteren. Spreken, ja, luisteren, nee. En dan is er een derde probleem: je kan de vrijheid van meningsuiting gebruiken om samen iets te gaan doen, om om je groepsgenoten te gaan vechten tegen andere groepen. Afrikanen vaak het laatste. Ook dan is vrijheid van meningsuiting niet precies wat er normaliter bedoeld wordt met het begrip. Eerste conclusie naar aanleiding van de Afrika-vergelijking: vrijheid van meningsuiting is geen ongeclausuleerd begrip, of beter: vrijheid van meningsuiting is een begrip dat in zijn westerse gebruik een westerse samenleving veronderstelt. Dan het China-geval: daar is minder vrijheid van meningsuiting dan in Afrika, maar veel meer groei. Omdat dus er in China veel meer sociale samenhang is. Veel meer beschaving. Dus dan lijkt er geen verband tussen die groei en de (westerse) vrijheid van meningsuiting. Als je aanneemt dat de relatie juist is, moet er niets anders niet kloppen. En, de methode van Sherlock Holmes volgende dat je als het onmogelijke hebt uitgesloten het overblijvende onwaarschijnlijke wel de dader moet zijn, kan die oorzaak niets anders zijn dan de daadwerkelijke westerse vrijheid van meningsuiting. Er is namelijk niets dat zegt dat de daadwerkelijke westerse vrijheid van meningsuiting hetzelfde is als het ideaal zoals staande in de expressie "De Vrijheid van Meningsuiting". Het ideaal zoals het ook voorgehouden wordt aan de eigen burgers, maar vooral aan anderen => . Die twee zijn natuurlijk inderdaad niet hetzelfde, waarvan het overgrote deel zit in eenzelfde factor als in Afrika: je moet wel iedereen kunnen bereiken. En de vrijheid van meningsuiting, als sociaal begrip, loopt in een ontwikkelde beschaving dus via de massamedia. En de toegang tot de massamedia is dus, naast de inhoud van de mening zelf, het voornaamste criterium voor het bestaan van "Vrijheid van Meningsuiting". Moet er dus als eerste de open deur ingetrapt worden dat de toegang tot de massamedia beperkt is. Beperkt tot een kleine groep. De groep van de bedieners van de massamedia. Een open deur waar met het toch zelden tot nooit over heeft, in het westen van de vrijheid van meningsuiting, omdat dan onmiddellijk duidelijk is dat met de beperking van de toegang tot de massamedia, effectief de vrijheid van meningsuiting sterk beperkt is. Je kan wel een afwijkende mening hebben, maar je komt niet verder dan je buurman. Waarna je de waarde van de overblijvende vrijheid van meningsuiting kan inschatten door iets te veranderen aan die toegang tot de massamedia, en te kijken wat dan de reactie is. De reactie van degenen die toegang hebben tot de massamedia is dan een maat voor de mate waarin degenen die toegang hebben tot de massamedia daadwerkelijk aanhangers zijn van de vrijheid van meningsuiting Dit lijkt een onmogelijk sociaal experiment, maar heeft op natuurlijke wijze toch plaatsgevonden, middels het ontstaan en de groei van het internet. Op het internet konden burgers communiceren buiten de massamedia om. Hetgeen ze dan ook fanatiek gingen doen. De reactie van degenen die toeging hebben tot de massamedia is volkomen duidelijk: één van sterke afkeuring. Gepaard gaande met kreten als "Het populisme van het internet" en "De onderbuikgevoelens op het internet". En hier is dus de verklaring voor het feit dat China zo'n sterke economische groei kan doormaken hoewel het niet voldoet aan de noodzakelijke voorwaarde van "Vrijheid van Meningsuiting": in het westen, waar die economische groei ook is geweest, is er niet essentieel veel meer daadwerkelijke vrijheid van meningsuiting dan er is in China. In beide streken worden de media beheerst door een kleine groep. Of om een concreet maar enigszins fictief voorbeeld te nemen: in China mag je niet zeggen dat je meer Afrikanen wilt toelaten, in het westen mag je niet zeggen dat je minder Afrikanen wilt toelaten. Of een wat reëler voorbeeld: In China mag je niet zeggen dat China een agressor is (bijvoorbeeld aangaande eilanden voor de Chinese kust), in het westen mag je niet zeggen dat Amerika een agressor is (door met vliegkampschepen te patrouilleren voor de Chinese kust). Of om dat laatste preciezer te zijn: je mag het wel zeggen, maar niemand uit de groep die de media beheerst laat het toe tot die media. Zodat je niet verder komt dan je buurman. Net als in Afrika. Tot nu toe is de groep die de media beheerst niet verder aangeduid dan als "de groep die de media beheerst". Tot verbod nummer twee van degenen die de media beheersen behoort het omschrijven van degenen die de media beheersen (het eerste verbod natuurlijk zijnde dat er slechts een kleine groep toegang heeft tot de media). De algehele omschrijving van die groep is "de politieke-correctheid" . Dat kan in eerste instantie een tautologie zijn, omdat "politieke-correctheid" in eerste instantie betekent: "Het totaal van opvattingen dat men kan uitspreken zonder geëxcommuniceerd te worden", en dat uitspreken dus voorbehouden is aan de groep die de media beheerst. In werkelijkheid betekent "politieke-correctheid" een stelsel redelijk nauwkeurig te omschrijven opvattingen, plus een aantal opvattingen die daar zeer expliciet niet toe behoren. Met als kenmerk dat die poltiek-correcte opvattingen voornamelijk zijn die van de elite, tot aan ongeveer de bovenste derde van de maatschappij, terwijl de onderste tweederde van de maatschappij wat betreft een groot aantal van die opvattingen al dan niet expliciet een tegenovergestelde mening heeft: individualisme, streng straffen, immigratie, Europa, globalisering, megalomanie, enzovoort. In het westen behoort het dus inderdaad tot het in de massamedia gecensureerde meningen om te beweren dat je minder Afrikanen wilt toelaten. En om te compenseren dat je dit via het internet wel kan zeggen, end dat de beelden uit Afrika voer zijn voor minder toelating, voert men in de reguliere massamedia een sterke campagne voor de aanwezigheid van Afrikanen, door een overdadige hoeveelheid Afrikanen in de media te vertonen => , en die groep te beperken tot hen die in Europa succesvol functioneren, in tegenstelling tot de grote meerderheid die min of meer functioneert zoals men in Afrika functioneert => . Niet dus, naar westerse maatstaven. Waarbij de meningen van degenen die dat laatste constateren, dus weer gecensureerd worden in de reguliere massamedia. Conclusie: de "Vrijheid van Meningsuiting" is een prachtig ideaal, en inderdaad van essentiële waarde voor de ontwikkeling van de beschaving, maar het westen blijkt in dit opzicht dus een zeer beperkte beschaving, en zal vermoedelijk niet verder ontwikkelen of, bij het verder ongeremd toelaten van sociaal achterstandige immigranten, aan die achterstanden in combinatie met de daardoor steeds verder toenemende censuur en de steeds verder afnemende vrijheid van meningsuiting, misschien onder gaan. Vrijwilligheid (In ontwikkeling) Vrijwilligerswerk "Vrijwilligerswerk" is werk gedaan voor derden, specifiek niet-aanverwanten, meestal binnen verbanden, variërende van formele organisaties als verenigingen tot spontane initiatieven als gezamenlijke schoonmaakacties, bijvoorbeeld na rampen. Vrijwilligerswerk voor aanverwanten wordt meestal onder de term "mantelzorg:" geschaard. Zowel het verschijnsel van vrijwilligerswerk het nauw-verwante "vereniging" zijn vrijwel uitsluitend westerse verschijnselen - het is bijna een definiërend onderscheid voor westerse en niet-westerse culturen - tezamen met het meer frivole hobby's . De achterliggende sociologische houding dat wil zeggen: psychologische neiging van heel veel individuen, is de reden dat na grote verwoestingen als bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog , de westerse maatschappijen weer razendsnel worden opgebouwd, terwijl de niet westerse maatschappijnen decennialang en nog meer in de ellende blijven zitten. De achterliggende reden voor dit verschil in houding ten opzichte van vrijwilligerswerk, is een verschil in houding ten opzichte van werk in het algemeen: in de westerse wereld wordt werk beschouwd als de meest eerzame manier om bij te dragen aan het eigen levensonderhoud zowel als de maatschappij als geheel, in niet-westerse culturen maakt werk deel uit van de machtsstructuur: wie macht heeft, werkt niet, en wie werkt is dus sneu, mislukt, een horige of een slaaf - afhankelijk van de specifieke cultuur. Het meest extreem in deze is de creoolse cultuur, met haar meester-slaaf gezagsverhouding. Weerbaarheid (In ontwikkeling) "Weerbaarheid" is het vermogen weerstand te bieden aan schadelijke invloeden. Weerbaarheid heeft ook veel te maken met tolerantie: hoe weerbaarder, hoe meer potentieel schadelijke invloeden je kan tolereren. Westerse cultuur Bij de evaluatie of analyse van een sociologische verschijnsel, moet volgens een wetenschappelijk aanpak dat verschijnsel opgedeeld worden naar zijn relevante factoren, daarna die factoren gezet op volgorde van belang - beide zaken die indien niet meteen duidelijk aangepakt kunnen worden met de methode van "proberen en corrigeren". De meest relevante factoren aangaande kwalificatie van culturen zijn, in willekeurige volgorde (de verwijzende naar items uit deze verzameling begrippen): - de man-vrouwverhouding - de gezinsstructuur - de familie-gezinverhouding - de gezag-machtverhouding - de kwaliteit van bestuur - de respectcultuur - het maatschappelijke vertrouwen - de fokfactor - de mate van religiositeit - het gedrag in de openbare ruimte - de partnerkeuze - meritocratie versus aristocratie - verenigingscultuur - vrijwilligerswerk - homofobie - vrijetijdscultuur / hobby's - inkomensverdeling - uitgaven sociale zorg - wetenschap - onderwijs Waarna wat betreft de positionering van de westerse cultuur ten opzichte van niet-westerse culturen het op volgorde zetten van deze factoren in de meeste gevallen overbodig is, omdat in die gevallen de westerse cultuur op alle punten beter scoort dan de niet-westerse. Gebruik je het vereenvoudigde model uit diversiteit , tellende alleen de winst per factor, dan is de score voor creoolse en islamitische culturen 0-16, en die voor diverse Aziatische culturen tussen 2-14 en 6-10. Waarmee niet gezegd wil worden dat die westerse cultuur goed is (in de westerse cultuur is er, bijvoorbeeld, ook homofobie), maar slechts dat de niet-westerse culturen op al die punten (in varabele mate) slechter scoren (in de niet-westerse culturen is de homofobie veel erger). Het evalueren van culturen volgens deze wetenschappelijke methode is tijd- en ruimterovend. Het proces kan vergemakkelijk worden door diverse van de denkmethodes verzameld hier . Een handige is die van de disqualifier - toegepast op culturen kan je bijvoorbeeld met een een gerust hart stellen dat het culturele verminken van het lichaam een disqualifier is. Dat is een barbaarse gewoonte, en de bijbehorende cultuur kan van de lijst van de beschaafde. Dat geldt, voor alle zekerheid expliciet vermeld, niet alleen voor de hiervoor kwalificerende Afrikaanse zoals die van de schotellippen (Wikipedia), maar dus ook voor de Joodse en islamitische culturen met hun besnijdenis - dat laatste dus ook geldend voor een flink deel van de Afrikaanse culturen . Ook tot die categorie behorend zijn inteelthuwelijken, onder andere een hindoestaanse eigenschap . Een andere invalshoek om de omvang van de kloof te illustreren is de houding ten opzichte van werken, zoals die blijkt uit het drietal verenigingen , vrijwilligerswerk , en hobby's . Meer details hier . Wetenschap Wetenschap is de (voorlopig) ultieme expressie van dat onderdeel van lichaam en geest dat de mens onderscheidt van de vorige levensvormen: het rationele brein - de cortex . Het doel van zowel brein als dus ook wetenschap is duidelijk, voor zover de term "doel" van toepassing is: het voortbestaan van de soort. Minder duidelijk is of dit een direct of een indirect effect is. Er is een theorie (verspreid via de BBC-documentaireserie Walking with caveman ) dat de cortex, beschreven als een "energieslurper" gebruikende ongeveer een zesde van de totale energiebehoefte, zijn nut ontleende aan het beter kunnen begrijpen van elkaars motieven, zeg maar elkaars gedachten, tijdens de jacht in een kleinere groep op prooidieren. Dit klinkt plausibel omdat het een continu ontwikkelingspad opent met voortdurend voordeel bij verdere ontwikkeling langs deze lijn. En de manier waarop wetenschap bijdraagt aan de mensheid kan gezien worden als een hoogontwikkelde, abstracte, vorm hiervan: door wetenschap en de bijbehorende technologie hoeft nog maar een klein deel van de bevolking zich de hele dag in te spannen om voldoende voedsel voor iedereen in de kookpot te krijgen. De rest kan zich wijden aan andere zaken, zoals wetenschap en technologie. Waarop de woorden volgen die kenmerkend zijn voor een natuurlijk ontwikkelingsproces zijnde meestal een kringproces : "Enzovoort". Het idee dat het de wetenschap en technologie zijn die de hogere ontwikkeling van de mensheid mogelijk maken door het vrijmaken van tijd is de redactie aangereikt door een geschiedenisleraar in de tweede klas van de middelbare school, die uitlegde dat de kinderen in de klas die bezig waren opgeleid te worden, alleen maar in de klas konden zitten om opgeleid te worden, omdat het niet langer nodig was dat ze op het land en in de fabriek werkten om in het gewone levensonderhoud te voorzien. Deze gezond verstand kennis lijkt ergens tussen dat tijdstip, in de jaren zestig, en het heden, die jaren 2010, vrijwel volledig verloren te zijn gegaan. Dat is veroorzaakt door de opkomst, ook weer door te veel vrije tijd, en het aan de macht komen van een nieuwe mensensoort: de homo alfarensis, de alfa- en gamma-"denkende" . De homo alfarensis onderscheidt van de homo sapiens, de denkende mens, door het misbruik van zijn verstand voor het ontwikkelen van religies, filosofieën, ideologieën en dergelijke, waarin niet de werkelijkheid, maar de illusie daarvan in het hoofd centraal staat. Homo alfarensis is dominant in intellectuele kringen, bestuur, politiek en natuurlijk de media. Homo alfarensis probeert het idee te slijten dat hun vorm van "intellectuele" activiteit, bekend als psychologie, sociologie , economie , enzovoort, ook een vorm van wetenschap is. De meerderheid van de bevolking, staande buiten die kringen en nog wel contact hebbende met de werkelijkheid en gezond verstand, trapt daar vooralsnog niet in . Meer over de verdeling van de wetenschap hier - meer over de eigen ontwikkeling en het belang van de wetenschap hier . Xenofobie Xenofobie de sociologische term en toepassing van de psychologische kracht "angst voor de/het vreemde" . Dat term uit oud-Griekse tijden stamt, geeft al aan hoe oud en hoe lang bekend het proces is, menselijk gezien. Maar het is ongetwijfeld nog veel ouder, want het leidt weinig twijfel dat het afstamt van een corresponderende dierlijke reflex, om iets nieuws, dus vreemds, met argwaan tegemoet te treden. Het individu of de soort die het niet doet, loopt een veel te grote kans te eindigen als maaltijd voor een ander. Deze basale oorsprong die voor alle levende wezens geldt, is in groeps- en kuddedieren verder ontwikkeld, in dat er een evolutionaire voordeel is om de band binnen de groep te versterken, en daarmee niet-groepsleden af te stoten. Dat is een dermate fundamenteel proces voor de groepsbinding, dat er het een eigen chemische stof in de hersenen heeft gekregen: oxytocine - meer daarover bij binding . Xenofobie is in principe een algemene term, maar in de praktijk wordt ze voornamelijk gebruikt in het specifieke geval van blanken en hun mening over niet-blanken, en dat dan weer meestal in het geval van immigranten. Door de fundamentele achtergronden is het als eenzijdig gebruik dus een onjuist gebruik, want je mag er zonder meer vanuit gaan dat (niet-gekleurde) immigranten precies dezelfde neigingen hebben geërfd, wat dan ook vrijwel altijd tot uitdrukking komt in het feit dat immigranten bij elkaar kruipen in dezelfde buurten en wijken - ook in het immigrantenland Amerika. Meer over de oorsprong van de echte xenofobie hier . Bewijzen dat de xenofobie het ergst is bij niet-blanken hier . Zeeschip Het ontstaan van het houten zeeschip is een glashelder keerpunt in de geschiedenis. Erna werd de gehele wereld ontdekt, in de historische wetenschap bekend als "de ontdekkingsreizen". Voor het bouwen van een zeeschip, als je dat als historische mens wilde doen, zijn betrekkelijk weinig technische vaardigheden noodzakelijk: als opzichtige eerste het kunnen bewerken van hout, maar die vaardigheid is bijzonder oud. Als tweede ook nog zaken als het maken van touw en linnen of andere stoffen lappen, maar ook dat is zeer oude kennis. En, minder direct zichtbaar: het kunnen fabriceren van staal. Niet ijzer, maar specifiek staal. Dat is nodig omdat er aan een zeeschip dusdanig veel hout van allerlei formaten te pas komt, dat een mechanische vorm van bewerken met stalen gereedschap wel noodzakelijk is. Maar ook het maken van staal is duizenden jaren oud. En het houten zeeschip is veel jonger, iets van 500 jaar. Waarom ontstond het houten zeeschip in de tijd en op de plaats waarop het ontstond? In Europa. Welke nieuwe ontwikkelingen waren daarvoor nodig? De clou zit in de combinatie van omvang en structuur van het houten zeeschip. Het moet dusdanig groot zijn en bestaat uit dusdanig veel gespecialiseerde onderdelen, dat er een minimale hoeveelheid personeel qua grootte en diversiteit noodzakelijk is. Die ook nog eens vaklieden zijn, bijvoorbeeld in het maken van al de noodzakelijke stalen gereedschappen. En wel vaklieden die ook los van zeeschepen zich in een levensonderhoud konden voorzien, om te ontstaan als vakman die ook ingezet kon worden voor het bouwen van zeeschepen. Kortom: er zijn minimale hoeveelheden in industrialisatie en organisatie nodig. Zaken die geleidelijk gegroeid zijn in Europa tijdens de Middeleeuwen, zich onder andere uitende in de bouw van kathedralen. De start van de bouw en het gebruik van zeeschepen viel samen met de overgang met de innerlijke blik van de Middeleeuwen naar de meer naar buiten gerichte blik van de Verlichting. De bouw van zeeschepen was op het technologisch vlak het teken van het historische keerpunt van de Verlichting, daar waar de moderne wetenschap dat was op het vlak van het denken. Hetgeen door een enkele contemporaine geest ook als zodanig onderkend werd, met als meest opvallende voorbeeld dat van de Russische tsaar Peter de Grote, zie hier . Zie ook symfonieorkest . Zelfcensuur In de westerse wereld de praktische vorm van censuur - zie aldaar . Zelfcensuur is één van de instrumenten van de politieke-correctheid . Hetgeen ook andersom geformuleerd kan worden: politieke-correctheid ís een vorm van zelfcensuur. De meest bekende vorm van zelfcensuur is alles aangaande immigratie en de multiculturele samenleving. Tot aan de Fortuyn-revolutie in 2002 heerste er in Nederland een door de media zelfopgelegde strenge censuur op alle negatieve aspecten van de komst van niet-westerse immigranten, en werd iedereen die probeerde dat cordon te doorbreken in die media bestempeld als een xenofoob, racist en fascist (en "moordenaar van Anne Frank" ). Na de Fortuyn-revolutie is een kleine tien jaar lang een beperkte berichtgeving toegestaan, onder een toenemende tegencampagne met gebruik van de de termen "xenofobie", "racisme" en "fascisme". Ergens rond 2010 is de zelfcensuur weer aangehaald, met bijvoorbeeld het weghalen van de afkomst van daders van overlast en criminaliteit, en in 2013, zelfcensuur op de termen als "allochtoon" en "shariawijk" (een variant van het wel toegestane "biblebelt"). Een andere zeer strakke vorm van zelfcensuur is die op de economische berichtgeving. Hoe strak blijkt hier, middels de woorden van Volkskrant-hoofdredacteur Philippe Remarque (de Volkskrant, 14-04-2012, door Philippe Remarque ):
Hetgeen hij natuurlijk alleen kan verzekeren omdat hij en zijn voorgangers daar hoogstpersoonlijk voor hebben gezorgd. Maar waar het gezien vanuit de media allemaal de vorm heeft van zelfcensuur, is het gezien vanuit de rest van de maatschappij, de werkelijkheid, natuurlijk een keiharde vorm van censuur. Een vorm van censuur die vele gevaarlijker is dan expliciete censuur, aangezien de censoren,m de media zelf, natuurlijk beweren dat er geen sprake is van censuur, en dat met succes doen, omdat er onvoldoende gelegenheid is tot weerwoord. In die laatste situatie is een opening gekomen met de opkomst van het internet. De reguliere media klagen dan ook steen en been over de informatieverzorging via het internet, meestal gegoten in de vorm van klagen over de vorm ervan: "de scheldpartijen op het internet". Dit volledig voorbijgaand aan de door henzelf gehanteerde scheldpartijen richting niet-politiek-correcte maatschappelijke krachten, zoals die uit de reeks hetzes: Hetze Buikhuisen , Hetze Janmaat , Hetze Fortuyn , Hetze Verdonk , Hetze PVV , Hetze SP , Hetze Meldpunt-Haddad enzovoort. Zinloos geweld Zinloos geweld is een term die eind jaren negentig is opgekomen als beschrijving van geweld dat plotseling oplaait, vrijwel altijd tussen jongeren en meestal in het uitgaansleven. Letterlijk genomen betekent de omschrijving dat het opgelaaide geweld geen zin heeft - dit vermoedelijk omdat er voor dit geweld vrijwel altijd onvoldoende tot geen afdoende aanleiding kon worden gevonden. Althans niet meer dan bijvoorbeeld een woordenwisseling over gedrag, zoals pissen tegen een muur in het openbaar of schoppen tegen een fiets. Natuurlijk is de term "zinloos" in de letterlijke zin volkomen onjuist. Al meer in de buurt komt "Ik/wij kunnen de zin ervan niet ontdekken". Maar natuurlijk heeft het geweld voor de dader alle mogelijke zin, want "Anders", zou Dr. Phil van de simpele (gedrags-)psychologie zeggen, "zou hij het niet doen". Verwarrend punt daarbij is dat de dader het vaak zelf ook niet weet. Althans niet bewust. Wat het verschijnsel, als onderwerp, verplaatst van de sociologie naar de psychologie. Samengevat: het verschijnsel komt natuurlijk niet uit de rationele hersenen en dus ook niet uit de emotionele, anders zou men het wel weten. Het gedrag komt dus van het reflexensysteem , gesitueerd in de hersenstam . Waar we het veel moeilijker kunnen traceren. Als je dit geweld ziet als "kwaad", is het dus kwaadheid in of onderin de geest, of de aard van de geest - afgekort is het dus gewoon "kwaadaardigheid". Misschien is dat ook wel de reden van het niet niet-weten van de bron van dit geweld, want dan is er een goede mogelijkheid dat het niet-willen-weten is. Want kwaadaardigheid kan volgens de "linksige" politieke-correctheid niet bestaan. Volgens de politieke-correctheid is alle foute gedrag en alle misdaad verklaarbaar uit armoede, of andere maatschappelijke factoren . Naar Menswetenschappen, regels , Sociologie lijst , Sociologie overzicht , of site home . |