Bronnen bij De waarde van de meritocratie: tegenstanders

De Volkskrant, 08-02-2006, hoofdredactioneel commentaar

Het gezag van een cijfer

Deze week maken 162 duizend kinderen de Citotoets, veertig jaar na de eerste proef in Amsterdam. De geestelijk vader van de toets, de befaamde psycholoog A.D. de Groot, moest begin jaren zestig veel weerstand overwinnen. In onderwijskringen werd het nogal oppervlakkig en Amerikaans-ordinair gevonden om het potentieel van een leerling in één cijfer te willen vatten. Was het kwalitatieve oordeel van de - toen nog - bovenmeester niet veel rijker en uiteindelijk ook betrouwbaarder?
    Veertig jaar later is het precies omgekeerd. In een gedemocratiseerde cultuur is de bovenmeester vervangen door 'de leerkracht van groep 8', die allang niet meer op een voetstuk staat. Integendeel, door beleidsmakers wordt haar oordeel gewantrouwd. Zij - soms ook hij - is subjectief en wordt misschien beïnvloed door ouders die hun kind overschatten. In een gedemocratiseerde cultuur is statistiek de enige autoriteit.
    Op de kwaliteit van de Cito-toets bestaat betrekkelijk weinig kritiek. Het Cito heeft nu al veertig jaar ervaring met het maken van toetsen, die gebaseerd zijn op solide wetenschappelijk onderzoek. Wel is er kritiek op het gebruik en, ook volgens het Cito zelf, misbruik van de toets, vooral door scholen in het voortgezet onderwijs en beleidsmakers.
    De Cito-toets is bedoeld als hulpmiddel bij de keuze van een opleiding in het voortgezet onderwijs. Zeker in de grote steden wordt de Cito-score echter steeds vaker als een hard gegeven beschouwd. Vooral populaire 'witte' scholen hanteren bepaalde Cito-scores als minimumgrens voor toelating.
    Evenmin als andere testresultaten is de Cito-score een hard en objectief gegeven. De uitkomst is een momentopname, die beïnvloed kan worden door stress, een slechte dag of andere verstorende factoren. Uit onderzoek blijkt ook dat de leerkracht van de basisschool nog altijd iets beter voorspelt dan de Citotoets. Dat is ook geen wonder: bijna alle scholen hebben een eveneens door het Cito ontwikkeld leerling-volgsysteem, waarin het niveau van de leerling vanaf groep 1 in kaart wordt gebracht.
    In toenemende mate worden de Cito-scores niet alleen gebruikt voor een individueel advies, maar ook om scholen als geheel of zelfs om het onderwijs in een hele stad te beoordelen. Inmiddels is gebleken dat het effect van publicatie tamelijk gering is. Tegenstanders vreesden een eendimensionale race om de beste Citoscores, die ten koste zou gaan van sociale ontwikkeling, bevordering van creativiteit en andere onderwijsdoelen. Voorstanders droomden van een efficiënte onderwijsmarkt, waarin de kwaliteit omhoog zou gaan doordat scholen zouden concurreren om de gunst van goed geïnformeerde ouders en leerlingen. In de praktijk blijken ouders echter meer te letten op zaken als sfeer en veiligheid dan op de 'harde cijfers'.
    De toets is een nuttig hulpmiddel. Maar als aan cijfers een absolute waarde wordt toegekend, ontstaat de papieren schijnwereld der bureaucraten.


De Volkskrant, 11-02-2006, column door Aleid Truijens

Bloednerveuze ouders, opgefokte kinderen

Tussentitel: De Cito-toets: jaarlijkse spookbeeld van scholen in nare wijken doemt weer op

'Huh, eitje!', schamperde Bobbie, terwijl hij de bal een loei gaf. 'Ik was als eerste klaar. Jullie doen er allemaal zo moeilijk over. Relax, man.'
    Bobbie is 12 en vindt het hele leven een eitje. Altijd zon op zijn pad. Hij is de kinderkoning van de buurt, elke dag te vinden op het voetbalpleintje. Hij heeft de soepele tred van de geboren versierder. Opgedofte meisjes darren heupwiegend om hem heen. Jongens sloven zich enorm uit met hun bal, voor hem. Lachen, man.
    De vraag was hoe het was gegaan met zijn Cito-toets. Domme vraag. Elke uitslag van de toets was Bobbie best, wist ik.
    Als hij maar niet naar het gymnasium hoefde, zoals zijn zus. Toen haar advies twee jaar geleden binnen was, gaven de apetrotse ouders een feest. Score 549, jaja. Maar het meisje stond strak van de zenuwen tussen de slingers. Het uitgekozen gymnasium had overaanmelding.
    Voor Bobbie's moeder is het leven geen eitje. Meestal al niet, maar deze weken in het bijzonder. Ze zag er afgetobd uit. Bij de entreetoets, vertelde ze, was gebleken dat Bobbie een vmbo-T-niveau had. Nou, écht niet. Bobbie was 'speels', maar keislim. Het kwam er alleen niet zo úit. Naar welke school moest ze hem dan sturen? Goede scholen met een vmbo-afdeling waren er niet in de stad. Dat werd dus zo'n allochtonenfabriek. Ze gruwde bij de gedachte.
    Avondenlang had ze oude toetsen doorgenomen met Bobbie. Ze had hem het kofschip uitgelegd. Ze kregen ruzie en dan liep hij weg, naar het pleintje. Ze deed hem op bijles. Middagenlang vermaakte hij de studente met zijn Jambers-imitaties - weggegooid geld. Nu gaf ze hem 's ochtends visoliepilletjes. Daar werd ie rustig van. Zelf had ze zwaarder geschut nodig.
    Elk jaar hetzelfde ritueel: bloednerveuze ouders, verbaasde of opgefokte kinderen. Elk jaar dezelfde commentaren: dat die toets niet helemaal deugt. Hij wordt 'oneigenlijk' gebruikt door de Inspectie. Het is toch maar 'een momentopname'?
    Ik geloof er niets van. Met die toets is niets mis. Ze toont genadeloos de botsende ambities van veel opvoeders. Tot ze 11 zijn mag van hun schatjes weinig worden geëist. Ze kiezen een school die 'gezellig' is, waar veel aan toneel wordt gedaan. Kinderen aanmoedigen om veel te leren, kwetst hun tere zieltjes. Als ze maar gelukkig zijn! Maar als in groep-8 een keihard oordeel klinkt, schrikken die ouders zich dood. Wat, géén havo-vwo-advies? Spookbeelden van scholen in nare wijken doemen op. Verkeerde vriendjes, wapendetectoren bij de schooldeur.
    Ineens worden zíj beoordeeld. Hun opvoeding, hun status, hun intelligentie. Zij deden toch zelf óók gymnasium? Of ze hadden gehoopt dat er nu eens eentje in de familie meer dan mavo zou halen. Maak je niet zenuwachtig lieverd, zeggen ze drie keer per dag, wekenlang. Gewoon goed nadenken! Die kinderen weten: het is nu erop of eronder.
    De Cito-toets is geen 'momentopname'. Dat zou betekenen dat als je vier van die toetsen maakt, er vier keer een ander advies uitrolt - wat niet waar is. De uitslag komt meestal overeen met het advies van de juf. Maar soms kan hij leerkrachten die geen hoge pet op hebben van een kind - omdat het een lastpak is of een Marokkaantje, of Tokkie-ouders heeft - in het ongelijk stellen. 'Verborgen talent', heette dat vroeger. Je hoort er zelden meer over.
    Dat de inspecteur met die toets een instrument heeft om ingekachelde scholen, die niet alles uit hun leerlingen halen, een stimulerende schop onder de kont te geven, is mooi meegenomen.
    Nu nog de scholen verplichten om alle Mo's en Achie's die het gemiddelde drukken mee te laten doen. Dodelijk voor hun zelfvertrouwen? Nee, als jij, met wat andere sukkels, tijdens de toets een dvd'tje mag kijken, dát is goed voor je zelfbeeld! Lage verwachtingen projecteren op kinderen - precies wat onderwijs niet mag doen.
    Bobbie komt er wel. Die pakt later iedereen in. Zijn moeder, die moest zich eens lekker bezatten in de kroeg.


De Volkskrant, 07-02-2006, door Robin Gerrits

Zwaargewicht met goede neus voor onderwijsmarkt

Vandaag beginnen ongeveer 162 duizend leerlingen uit groep 8 van de basisschool aan de Cito-toets. Het is het bekendste – en meest gevreesde – product van het bedrijf met dezelfde naam.


Daar staan ze, in de kelder van het kantoorgebouw. Pallets vol. Menig ouder had er een maandje geleden wat voor overgehad om zo’n vrolijk gekleurd vragenboekje van de Eindtoets Basisonderwijs 2006 even in te kijken, en dan zelf de kinderen nog wat bijles gegeven of de toetstrainer ingeseind. Er hangt zoveel van af. Mag mijn zoon straks naar de havo, of is een vmbo-advies onvermijdelijk? De spanning in veel huiskamers is te snijden.
    Ook in lerarenkamers van basisscholen trouwens. Over enige tijd is de gemiddelde Cito-score van hun leerlingen te lezen op de website van de inspectie, en hoewel het getal daar niet voor bedoeld is, denken ouders toch dat ze hieraan kunnen aflezen of dit een goede school is of niet.
    Vanwege die belangen bij voorkennis is het Cito-gebouw aan de Nieuwe Oeverstraat in Arnhem streng beveiligd. Binnen staan de deuren open, maar de contacten met de buitenwereld worden zorgvuldig bewaakt. De achteringang, voor de leveranciers, heeft een sluis met rolluik en lift, die alleen van binnenuit kan worden geopend. Zie het als de ophaalbrug van de toetsburcht, en de kluis waar elke avond het examenmateriaal in gaat, als zijn donjon. Een e-mail moet eerst vijf virusscanners langs voor hij wordt bezorgd.
    Het is onmogelijk dat een kind in Nederland groot wordt zonder de producten van Cito. Menig peuter krijgt te maken met de voorschoolse onderwijsmethode Piramide. In de acht klassen van de basisschool wordt datzelfde kind in de gaten gehouden met het Leerlingvolgsysteem. Begin groep 7 volgt de Entreetoets, die al een idee geeft van het vervolgonderwijs, en halverwege groep 8 de Eindtoets. In de brugklas helpt een Adviestoets kiezen voor havo, vwo of vmbo, die ieder kind afsluit met het Centraal Schriftelijk Eindexamen. Wie dan pabo gaat doen, krijgt de rekentoets, wie boswachter of rij-examinator wil worden, certificeringstoetsen. En dit is maar een greep uit de Cito-catalogus.
    ‘Cito is een zwaargewicht geworden met veel belangen in alle takken van het onderwijs’, zegt Leo Prick, onderwijsadviseur en columnist. Hij kent het instituut nog uit de jaren zeventig, toen hij er werkte. ‘Het was toen een klein team van enthousiaste mensen.’ Iedereen deed het op zijn eigen manier, dat kon nog. ‘De ene toetsmaker bezocht veel scholen, de andere deed alles vanachter zijn bureau.’
    De begintijd mag voor de medewerkers ongedwongen zijn geweest, in de decennia ervoor moesten heel wat blokkades en wantrouwen overwonnen worden voor het instituut van de grond kwam. Hoogleraar psychologie Adriaan de Groot, allerwegen erkend als founding father van Cito, was in 1958 uit de VS teruggekomen met het idee van een centrale toets om de prestaties van kinderen te meten. Wat hij bepleitte, was logisch. Wie het peil van het onderwijs wil verbeteren, moet immers eerst weten wat dat peil is. Het viel niet direct in vruchtbare aarde. Voordat in 1966 met een eerste proef (zesduizend kinderen) in Amsterdam kon worden begonnen, moest veel argwaan worden weggenomen. ‘Er waren “principiële” bezwaren tegen iedere vorm van meten; men zou daarmee het onderwijs denatureren en het kind geweld aandoen’, sprak De Groot in een feestrede in 1978.
    Achteraf gezien nam De Groot een gouden idee uit de VS mee. De toets groeide als kool: de deelname schommelt al jaren rond de 160 duizend leerlingen op 6400 scholen, ofwel 85 procent van het totaal.
    In 1971 begon Cito met de Centraal Schriftelijke Eindexamens voor het voortgezet onderwijs. Een majeure opdracht met jaarlijks vaste afnemers, want wettelijk verplicht. Halverwege de jaren tachtig zette Cito met het Leerlingvolgsysteem een nieuw product neer dat brede ingang vond in het basisonderwijs. Gerrit Staphorsius, directeur basis- en voortgezet onderwijs bij Cito, schat dat ruim 90 procent van de basisscholen werkt met deze methode, die acht jaar lang de ontwikkelingen van het kind met oefeningen en toetsjes bijhoudt.
    Net als veel andere aan het onderwijs gelieerde organisaties in de jaren negentig, privatiseerde ook Cito. ‘Ze hebben altijd een goede neus gehad voor de markt’, zegt Leo Prick. ‘Al voor Cito in 1999 verzelfstandigde.’ Logisch: ‘Niemand heeft zo’n sterke positie in het veld.’
    Makkelijk, met zo’n vaste grote groep vaste afnemers in een massaal werkterrein als het onderwijs een bedrijf opbouwen? Uitgever Teije de Vos uit Leeuwarden heeft het wat schamper over ‘het grote boze Cito’. Zijn bedrijf Eduforce geeft sinds 1980 de Drempeltest uit, die niet de leervorderingen meet, zoals de Cito-toets, maar het potentieel van de kinderen. Met een aandeel van inmiddels 10 procent is het het enige serieuze alternatief voor de Cito-toets. ‘Helemaal eerlijke concurrentie is het niet’, zegt De Vos.
    Machtig? Wij?, reageren de mensen van Cito zelf. Ja, we hebben veel expertise en veel wetenschappelijke knowhow over hoe je toetsen maakt. Maar macht ... ‘Laten we er gezaghebbend van maken’, zegt algemeen directeur Marten Roorda. ‘We zijn juist heel afhankelijk. De politiek neemt de beslissingen.’
    Daarom volgen ze in Arnhem op de voet wat in die politiek en in het veld leeft, om er snel op te kunnen inspelen. Bovendien zitten Cito-mensen in tal van overlegorganen in het onderwijs, waardoor ze direct van nieuwe ontwikkelingen op de hoogte zijn. Maar los van de raad van toezicht die elk bedrijf heeft, is er eigenlijk geen instantie die Cito in de gaten houdt. Is dat niet vreemd, voor een bedrijf met zo’n grote rol in het onderwijs?
    Nee, zegt directeur Marten Roorda. ‘We zijn verantwoording schuldig aan de overheid, onze grootste opdrachtgever. Dat doen we uitgebreid, met onderzoek en verslagen.’
    Prick vindt het wel een beetje vreemd. ‘Maar wie zou dat toezicht moeten uitoefenen? Er is geen instituut dat meer expertise in huis heeft op dit terrein.’ Hij noemt het opmerkelijk dat in gesprekken over de toekomst van de examens mensen zitten van Cito, die zelf belang hebben bij de uitkomst. ‘Het lijkt soms een staat in de staat op onderwijsgebied.’
    ‘Feitelijk hebben we zestien miljoen toezichthouders’, zegt Peter Hermans, als toetsontwikkelaar al dertig jaar verbonden aan Cito. ‘We zitten in een glazen huis. Als wij een keer een fout maken, leidt het tot Kamervragen.’
    Volgens voormalig onderwijsonderzoeker en nu GroenLinks-Kamerlid Paul Jungbluth is Cito juist te bescheiden. ‘Cito zou meer van zich moeten laten horen als in Amsterdam een kwart van de leerlingen niet aan de Eindtoets blijkt mee te doen omdat ze het niveau niet aankunnen. Welke waarde heeft het instrument dan nog?’
    Veel scholen zijn ongelukkig met de Cito-toets, merkt uitgever De Vos, en met de manier waarop die door anderen gebruikt wordt. Volgens hem heeft de inspectie de neiging scholen met die scores te onder druk te zetten. ‘Wij krijgen ze soms huilend aan de lijn’, zegt hij. ‘Ze zeggen: we doen op onze school onze stinkende best, maar uit deze kinderen is nu eenmaal niet meer te halen.’ En dan werken die cijfers soms ook nog door in ranglijstjes van goede en slechte scholen. Cito gruwt hiervan. ‘Wij zijn daar mordicus tegen’, zegt Staphorsius. ‘Het slaat nergens op lijstjes te maken met zogenaamd de beste scholen op basis van die Cito-score. Schijnstatistiek.’
    Ook het gebruik van de Cito-score voor toelating op middelbare scholen zet kwaad bloed. In Zoetermeer en Den Bosch hebben de basisscholen met het voortgezet onderwijs afgesproken de score niet meer als selectiemiddel te gebruiken. Veel algemeen bijzondere basisscholen, Jenaplan, Dalton en Montessori, gebruiken andere toetsmethoden.
    ‘Ouders vrezen de toets als momentopname’, zegt Paul Bijlsma van 5010, de telefonische hulplijn voor ouders. ‘Dan zeggen ze: mijn kind was net die dag niet lekker.’
    Er hangt ook veel van af, bevestigt onderzoeker Amos van Gelderen van het SCO-Kohnstamm Instituut. ‘Eén moment bepaalt of je naar vwo of vmbo gaat. Dat is wel heel cru.’ Teije de Vos: ‘Als je net op de grens zit van vmbo en havo, kan faalangst het verschil maken.’
    Hoewel de meningen verschillen over wat de toets precies meet, zijn eigenlijk alle deskundigen het er wel over eens dat hij knap gemaakt is. Van Gelderen: ‘De Citotoets levert een efficiënte manier om te selecteren voor de vervolgopleiding.’ Prick: ‘Het goede is dat de toets ook schoolvaardigheden toetst, zoals ijver, en concentratievermogen.’ Jungbluth: ‘De toets is beter dan welk schoolproefwerk ook.’ Het komt doordat wetenschappelijk onderzoek de basis vormt, zegt Gerrit Staphorsius. ‘Dat was veertig jaar geleden zo, en dat is nog steeds zo. Bovendien tonen studies aan dat de toets een grote voorspellende waarde heeft voor het succes in de brugklas.’
    De zorgvuldigheid raakt alle fasen in het proces. Neem het scannen van de antwoorden. Met de huidige apparatuur is 90 procent van de formulieren foutloos uit te lezen. Die laatste 10 procent, onduidelijke correcties, dubbele antwoorden, gaan handmatig. ‘In de VS kan dat niet meer’, zegt Peter Hermans. ‘Daar zijn de marges zo klein dat een toetsbedrijf zich die extra aandacht niet veroorlooft.’
    De investeringen in kwaliteit zijn niet voor niets geweest. Directeur Marten Roorda: ‘De goede reputatie die we in Nederland al hadden, is ons in het buitenland vooruitgesneld, via internationaal vergelijkende onderzoeken als Pisa, congressen, publicaties. Mede daardoor staan we wereldwijd in de top van de toetsinstituten.’
    Want het Nederlandse examen maakt internationaal school. Cito smeedt plannen voor de verovering van de wereld. Nu al zijn er afdelingen in Duitsland, de VS, en Turkije. In onder meer Azerbeidzjan, Macedonië, Griekenland en Rusland neemt Cito deel in examen- en onderwijsvernieuwingsprojecten. Ook voor de door Cito ontwikkelde software voor computerexamens bestaat veel interesse. Verder houdt Roorda de kaarten nog voor de borst. ‘Maar we zijn hard op weg internationaal een grote speler te worden.’
    De kinderen die de komende dagen hun tanden stukbijten op de tweehonderd opgaven van de Cito-toets hebben daar geen boodschap aan. Zij hopen zo hoog mogelijk te scoren tussen 500 en 550. ‘Ik weet wel dat het officieel alleen een advies is over de vervolgopleiding die een kind aankan’, zegt directeur Nils Bakker van de Goudenregenschool in Hilversum. ‘Maar ouders en kinderen voelen dat anders. Begin maart, als de uitslag bekend wordt, lopen hier geen kinderen, maar getalletjes rond: wat had jij? Ik had 535. Ik 541. Daar doe je niks aan.’

 
De Volkskrant, 13-02-2006, door Ad Boes en Kees Both, respectievelijk oud-studiesecretaris en beleidsmedewerker van de Nederlandse Jenaplanvereniging.

Oneigenlijk gebruik Cito-toets neemt toe

Het basisonderwijs hoeft niet te toetsen. De Cito-toets is evenmin bedoeld om de schoolkwaliteit te meten, aldus Ad Boes en Kees Both.


Het grote percentage kinderen dat niet meedoet aan de Cito-eindtoets (Binnenland, 10 februari) geeft ons aanleiding te reageren. 'Alle kinderen moeten voortaan meedoen', zo bepleit inspecteur-generaal voor de Inspectie van het Onderwijs Kete Kervezee (NRC Handelsblad). Ze gaat verder op de heilloze weg van het oneigenlijk gebruik van de Cito-eindtoets voor het bepalen van de kwaliteit van de 'opbrengst' van basisscholen.
    Op ons initiatief hebben al in 2001 negen organisaties op het gebied van onderwijsvernieuwing in de actie 'Een streep door de eindtoets' gezegd daartegen ernstige bezwaren te hebben. Het is misbruik van de Cito-toets, omdat deze is bedoeld als een 'tweede gegeven' naast de advisering van de basisschool over het vervolg van de schoolloopbaan van een kind in het voortgezet onderwijs. Het Cito was daarover altijd duidelijk, zij het in de kleine lettertjes.
    In het algemeen en ook hier geldt dat toetsen alleen mogen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn vervaardigd. Niet de scholen kozen voor het oneigenlijk gebruik van de Cito-eindtoets, maar hun besturen. De gemeente Amsterdam begon ermee, in andere steden nam men dat slechte voorbeeld over en de inspectie volgde die kwalijke trend.
    Er is in het basisonderwijs geen enkele verplichting tot het afleggen van welke toets dan ook, laat staan dat er een soort 'eindexamen' moet worden afgelegd, waarop het maken van de Cito-eindtoets in de beleving van velen is gaan lijken.
    Genoemde toets heeft betrekking op rekenen, studievaardigheden en taal (wereldoriëntatie is facultatief), de onderdelen voor taal dekken slechts 29 procent van de voorgeschreven kerndoelen. Als gevolg daarvan komt bijvoorbeeld het domein 'mondeling taalgebruik' helemaal niet in zicht. Voor kinderen met een relatieve taalachterstand is dat extra nadelig. Wie als school hoog wil scoren, legt in de les de nadruk op wat wel wordt getoetst, met verwaarlozing van het overige. Ook tijd kun je maar één keer besteden.
    Er wordt in scholen hard voor de Cito-toets getraind. Er is een enorme markt met oefenmateriaal gegroeid. Volgens het Cito is oefenen zinloos. Dat is wel erg onnozel, want wie meer tijd aan rekenen besteedt - het oefenen van bekende of het behandelen van onbekende leerstof - kan hogere scores verwachten. Het programma van veel scholen in groep 8 bestaat tot februari vooral uit rekenen en taal. In de onderwijskundige literatuur heet dat 'curriculumreductie'.
    Het bewijs daarvan is onlangs geleverd. Recent onderzoek naar rekenprestaties (Rijksuniversiteit Groningen) liet zien dat kinderen in groep 8 in januari, net voor afname van de Cito-eindtoets, het hoogst scoren. In juli zijn eerder getrainde vaardigheden voor een flink deel al niet meer zichtbaar.
    En dan het hoge percentage kinderen dat de toets niet maakt. Ook op dat probleem is eerder gewezen. De criteria van de inspectie om scores van kinderen niet te betrekken bij de schoolscore, zijn boterzacht. Het krijgen van een indicatie voor Leerweg Ondersteunend Onderwijs (LWOO) is vrij eenvoudig, sommige scholen melden al hun allochtone leerlingen daarvoor aan. Het percentage kinderen dat het LWOO-stempel opgedrukt krijgt, stijgt voortdurend.
    De opbrengstgegevens die de inspectie berekent en publiceert, deugen niet. Ze hebben betrekking op een relatief klein deel van het curriculum. Scholen weten dat hun score gemakkelijk valt te beïnvloeden, ze wantrouwen terecht de gepubliceerde cijfers. Ouders hebben voor de score van een school geen enkele interesse.
    Is er in Den Haag nog iemand van mening dat deze vorm van kwaliteitsbeoordeling bijdraagt aan beter onderwijs? Een jaar of twee geleden wilde de inspectie dat de opbrengstkwaliteit van een school 'in een oogopslag' uitgedrukt kon worden in één cijfer, dat van de Cito-toets op de kwaliteitskaart. De inspectie sprak toen de hoop uit dat binnen enkele jaren alle scholen aan die toets zouden deelnemen. Dat zou de wens van 'de ouders', 'de belastingbetaler' en van politiek verantwoordelijken zijn. De curve van deelnemende scholen liet de verwachting toe dat de Cito-eindtoets de enige eindtoets zou worden. Dat is niet meer het geval. Eerst bleef het aantal deelnemers constant, nu daalt het.
    Samengevat: het huidige toetscircus is verantwoordelijk voor een eenzijdig programma in de scholen, voor 'grijze' en 'zwarte' praktijken (die bij de inspectie bekend zijn), voor verlies van onderwijstijd door toetstraining, voor verwaarlozing van onderwijs aan hen die laag presteren, voor grote stress bij kinderen en leraren en voor een overmatige verwijzing naar het vmbo. Misschien is het bij vergelijking voortdurend onderaan bungelen van scholen waar leraren onder uiterst moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen, maatschappelijk gezien nog het allerergste.
    Nu oppert de inspecteur-generaal deelname aan de Cito-toets of een daarmee vergelijkbaar instrument verplicht te stellen? Het zou haar sieren als ze erkende dat destijds verkeerde keuzen zijn gemaakt en dat we nu met de gevolgen zitten. Daarom doen wij het ingrijpende voorstel de hele opbrengstparagraaf tijdelijk uit het toezicht te verwijderen - ook winkels nemen producten die niet deugen terug - om daarna in goed overleg met het gehele onderwijsveld een betere paragraaf en deugdelijk instrumentarium te produceren. Moge - zoals de organisaties achter de actie 'Een streep door de eindtoets' eerder deden (zie: www.vernieuwingsonderwijs.nl ) - de inspectie geïnspireerd worden door critici in met name het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten die, op grond van meer jaren ervaring met deze materie, het onderwijs kan behoeden voor nieuwe fouten.
    Maak daarnaast werk van wat met de Wet op het Basisonderwijs (1985) is beoogd: het uitbannen van het zittenblijven en de nog altijd uitbundige verwijzing naar vormen van speciaal onderwijs. Het is ruim twintig jaar later, maar genoemde problemen bestaan nog altijd. Sterker, de inspectie gaf en geeft blijk van opvattingen die meer passen bij het lager onderwijs van voor 1985 dan bij het gewenste primair onderwijs van nu. Zo oordeelden ook onlangs achthonderd congresgangers in Zwolle, gevraagd of het niet hoog tijd is de kleuterschool te laten terugkeren. Een van de grote klachten betrof het onderwijskundig beleid van de inspectie.


De Volkskrant, 19-01-2008, door Ewald Engelen, financieel geograaf verbonden aan de Universiteit van Amsterdam

Zes redenen om met de Cito-toets te stoppen

De Cito-toets is hét symbool van de vroege, strenge en onverbiddelijke selectiviteit van het basisonderwijs. De discussie over de toets moet opnieuw worden gevoerd, want hij is een straf voor alle leerlingen die niet voldoen aan de norm. Schaf deze terreur af, zegt Ewald Engelen.


Tussentitel: Door Cito haalt onderwijs niet alles uit de bevolking wat er in zit

12 februari is het weer zover. Dan buigen rond de 180 duizend achtste-groepers zich over de meerkeuzevragen van het Cito. 100 vragen over taal, 60 vragen over rekenen en 40 vragen over studievaardigheden. Hoewel eind jaren zestig gelanceerd om een eind te maken aan de ‘gekleurde oordelen’ van leerkrachten en de emancipatoire werking van het Nederlandse onderwijs te vergroten, is de Cito-toets uitgegroeid tot scherprechter van kind, leerkracht en school. Daarmee speelt de toets een grote rol in de vroege, strenge en onverbiddelijke selectiviteit van het basisonderwijs. Hoewel er veel en fel wordt gediscussieerd over het onderwijs heerst er stilte over de rol van het Cito. Ik geef zes redenen om die stilte te doorbreken.

1.
Onder het mom van meritocratische selectie straft de eindtoets leerlingen die om welke reden ook niet voldoen aan de norm. Dat zijn ‘laatbloeiers’, ‘dromers’, ‘paardenmeisjes’, maar ook kinderen die onderwijs hebben moeten missen vanwege ziekten, mentale ongemakken, onzekere thuissituaties, of die als gevolg van laagopgeleide of allochtone ouders onvoldoende zijn gestimuleerd. Onverbiddelijk worden deze kinderen verwezen naar het ‘afvalputje’ van het Nederlandse onderwijs, het vmbo. En doordat de ladders tussen vmbo en havo zijn verwijderd, heeft deze verwijzing verregaande consequenties voor de kansen van de leerling. Om het cru te formuleren: de Cito-toets gaat niet alleen over je vervolgopleiding, maar ook over je kansen op de arbeidsmarkt, je huwelijksmogelijkheden, je positie op de woningmarkt en daarmee op je levenskwaliteit en levensduur. Ouders en leerlingen weten dat dondersgoed, hoezeer schoolbesturen hen ook voorhouden dat het oordeel van de leerkracht zwaarder weegt dan de Cito-uitslag.

2.
Hoewel wij terugverlangen naar Theo Thijssen, moet niet worden vergeten wat het vernieuwingsonderwijs van Montessori, Dalton en Jenaplan heeft betekend voor het Nederlandse onderwijs. Niet langer staat het curriculum centraal, dat kinderen door de strot geduwd krijgen, maar de ontwikkeling van het kind, die zich nu eenmaal niet houdt aan wat het programma gebiedt. Inmiddels is de tegenstelling tussen klassikaal en individueel onderwijs gelukkig vervaagd. Vrijwel alle basisscholen combineren de twee onderwijsvormen en hebben de les van het vernieuwingsonderwijs ter harte genomen: leren gebeurt sprongsgewijs, en het moment van deze ‘leersprongen’ is individueel bepaald. Recht doen aan individuele talenten en deze zo goed mogelijk ontwikkelen, is een missie die door de groeiende invloed van het Cito echter in het slop dreigt te geraken.
    De 537 punten die Amsterdamse lycea eisen om toegang te verkrijgen tot havo en hoger passen namelijk slecht bij de idylle van werkkleedjes, houten onderwijsmateriaal en de kralenkettinkjes van het vernieuwingsonderwijs. Ouders die bewust hebben gekozen voor dat onderwijs laten een hoge Cito-score uiteindelijk toch zwaarder wegen dan pedagogische zuiverheid. Het gevolg is dat vernieuwingsscholen hun pedagogische filosofie steeds meer hebben aangepast aan de scoredrift van het Cito. Dat is niet alleen slecht voor die kinderen wier cognitieve rijpheid afwijkt van de norm, maar betekent ook het einde van de pedagogische diversiteit die onontbeerlijk is voor proefondervindelijke vernieuwing in een veld dat wordt gekenmerkt door modegevoeligheid en kuddegedrag.

3.
In drie dagen test het Cito wat leerlingen aan taal en rekenen beheersen. Wereldoriëntatie telt eigenlijk niet mee. In ieder geval worden de scores niet verwerkt in de eindscore. Dat is exemplarisch voor de schrale visie op menselijke talenten die de Cito-toets verbreidt. Met name in de Verenigde Staten kan de laatste jaren een krachtig pleidooi worden gehoord voor de pedagogische erkenning van niet-cognitieve vermogens als muzikale, lichamelijke, ruimtelijke, sociale en emotionele intelligentie. Let wel: het bestaan van deze intelligenties wordt gestaafd door geavanceerd hersenonderzoek.
    Het Nederlandse basisonderwijs beperkt zich tot het optimaliseren van de taal- en rekenkundige scores. Het nuttigheidsdenken dat het onderwijs in zijn greep heeft, leidt tot een overmatige nadruk op rekenen omdat daarvan ons economisch heil wordt verwacht. Alsof het laboranten en ingenieurs zijn die in Nederland het geld verdienen, en niet bankiers, juristen, architecten en mode-ontwerpers!
    De Nederlandse diensteneconomie legitimeert niet het exorbitante gewicht dat momenteel aan rekenen en wiskunde wordt toegekend. Je bent echt niet debiel als je niet vlotjes uit het hoofd kunt delen en vermenigvuldigen.

4.
Hoewel het Cito ontkent dat de eindtoets een intelligentietest is, fungeert hij in de praktijk wel zo. De eindtoets is gekoppeld aan het zogeheten Leerling Volgsysteem dat voortdurend de voortgang toetst. Zodra de eindtoets nadert, wordt op basis hiervan bepaald of een leerling mee mag doen. Zogenaamd om het kind niet te vernederen, maar eigenlijk om extreem lage scores buiten de statistieken te houden, wordt tegen lager scorende leerlingen (de ‘E’-tjes) gezegd dat zij ‘beschadigde goederen’ zijn waar de school niet naar zal omkijken. Vanaf groep zeven worden zij ‘zoet’ gehouden met opdrachten die aansluiten bij hun actuele vaardigheden.
    Niet alleen spreekt hieruit grote liefdeloosheid, ook suggereert het dat intelligentie niet getraind kan worden. Hersenonderzoek leert echter dat het brein tot op hoge leeftijd trainbaar is. Laag scorende kinderen moeten dus niet op een zijspoor worden gerangeerd, maar verdienen juist extra aandacht. Succesvol zijn dan ook die onderwijssystemen die er in slagen ontwikkelingsachterstanden vroegtijdig te signaleren en weg te poetsen. In Nederland gebeurt het omgekeerde: veel plusklassen voor hoogbegaafden, terwijl voor anders-begaafden het zijspoor resteert. Het is duidelijk dat dit vooral nadelig is voor leerlingen met laagopgeleide ouders, die dan ook zijn oververtegenwoordigd in de laagste onderwijssoorten en ondervertegenwoordigd in het tertiaire onderwijs.

5.
De onderwijssociologie onderscheidt twee onderwijssystemen. Omvattende onderwijssystemen houden kinderen lang bij elkaar, voorzien in een breed curriculum, en selecteren pas op 16 of 17-jarige leeftijd. Gedifferentieerde onderwijssystemen selecteren vroeg en hard, en sorteren kinderen over strikt gescheiden beroepsvoorbereidende of algemeen vormende trajecten. Omvattende onderwijssystemen bestaan in Engeland, Amerika en Scandinavië, gedifferentieerde onderwijssystemen komen vooral voor op het Europese continent. Hoewel gedifferentieerde systemen zorgen voor goede arbeidsmarktaansluiting en dus lagere jeugdwerkloosheid, scoren zij slecht als het gaat om het voorkomen van segregatie en het stimuleren van emancipatie. Dat geldt zeker voor Nederland. Door de vroege selectie is de invloed van verschillen in ouderlijke hulpbronnen groot en reproduceert de Cito-toets maatschappelijke ongelijkheden. Doordat late selectie kinderen met verschillende capaciteiten langer bij elkaar houdt, is in omvattende stelsels de invloed van ouders op de ontwikkeling van leerlingen kleiner en weerspiegelt de toetsscore meer de echte vermogens van het kind. Het gevolg is dat het Nederlandse onderwijs niet alles uit zijn bevolking haalt wat erin zit. Door vergrijzing en ontgroening is dat een verkwisting die we ons niet kunnen permitteren.

6.
De rol die de Cito-toets heeft gekregen, is onbedoeld. Onzekere ouders die meer greep op het onderwijs wilden, stuitten op afhoudende leerkrachten en werden verwezen naar de oordelen van het Cito. Kranten die zich opwierpen als hoeders van de openbaarheid hebben de toetsuitslagen in het publieke domein gegooid waar ze zijn gaan fungeren als officiële kwaliteitsoordelen over basisscholen. Schoolbesturen hebben geleerd dat er geen betere reclame is dan hoge toetsuitslagen. Tenslotte is ook de politiek meer gebruik gaan maken van transparantie als sturingsinstrument. De grotere autonomie van basisscholen ging vergezeld van hardere eisen aan transparantie en verantwoording. Dat heeft geleid tot een wonderlijk kongsi van Cito, Inspectie en ouders, waarbij de eerste via het Leerlingvolgsysteem de gegevens levert waar de tweede haar Inspectierapport op baseert en waar de derde vervolgens de schoolkeuze van laat afhangen.
    Net als bij de rechterlijke macht, de politie en de zorg tieren de perversies welig. Ten eerste botst een transparant onderwijsproces met de beroepstrots van de leerkracht. Ten tweede leidt transparantie tot ‘industrialisering’ van het ambacht. De intuïtieve wijsheid van de professional is ingeruild voor het stappenplan van de lopende band. Ten derde slokt de administratie ervan steeds meer tijd en aandacht op. De leerkracht is verworden tot boekhouder van het Cito. En ten vierde hebben doel en middel stuivertje gewisseld: we toetsen niet om te zien wat we hebben geleerd, maar we leren voor een zo goed mogelijke toets.
    Onverbiddelijk, hardvochtig, eenzijdig, verschralend, segregerend en pervers — redenen om te spreken van ‘terreur’. Ondanks nobele motieven is de maat vol.
    Weg met de Cito-terreur!

Zie voor een uitgebreide versie van dit artikel: www.waterlandstichting.nl


De Volkskrant, 22-01-2008, door Marten Roorda, algemeen directeur Cito.

Citotoets voorspelt succes goed

De belangrijkste reden om de Citotoets te gebruiken, is dat hij onafhankelijke informatie oplevert voor kind, ouders en school, meent Marten Roorda.


In het Betoog (19 januari) geeft Ewald Engelen zes redenen om met de Citotoets te stoppen. In feite is zijn artikel een aanklacht tegen het gehele Nederlandse onderwijssysteem. Alle problemen die hij daarmee heeft, projecteert hij op de Citotoets, dat daarmee het meest verwerpelijke instrument wordt dat men kan verzinnen. Dat is nogal kort door de bocht. Wij hebben één alles overheersende reden om die toets wel te gebruiken en dat is de onafhankelijkheid van de informatie die hij oplevert. Voor het kind, voor de ouders en voor de school.
    Een korte reactie op de twee punten in Engelens verhaal die over de toets zelf gaan: de toets zou te eenzijdig zijn (schrale visie op menselijke talenten) en – anders dan Cito zegt – de toets zou in de praktijk fungeren als een intelligentietest.
  De Citotoets doet inderdaad alleen op basis van de vorderingen in taal, rekenen en studievaardigheden een uitspraak over het brugklastype dat naar alle waarschijnlijkheid het beste begin is in het voortgezet onderwijs. Het onderdeel wereldoriëntatie (aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs) kan door scholen ook worden afgenomen, maar dat is niet verplicht. Reden hiervoor is dat het curriculum van basisscholen op dit onderdeel sterker uiteenloopt dan bij de basisvaardigheden.
    Waarom Engelen de Citotoets als een intelligentietest kwalificeert, wordt ons uit zijn artikel niet duidelijk. De Citotoets is een leervorderingentoets: de voorspelling van toekomstig schoolsucces wordt gebaseerd op verschillen in leervorderingen tussen leerlingen. Uiteraard worden die verschillen mede bepaald door intelligentie, maar er zijn meer eigenschappen die een rol spelen: concentratie, doorzettingsvermogen, nauwkeurigheid en bijvoorbeeld belangstelling. Indirect zijn deze eigenschappen in een bepaalde onderlinge gewichtsverhouding van invloed op de toetsscore. Wij sluiten niet uit dat de Citotoets juist daarom zo’n goede voorspeller is.
    Engelen spreekt van de terreur van de Citotoets en acht deze toets zo ongeveer allesbepalend in het verdere leven van kinderen. Het is daarom goed er nog eens op te wijzen dat meer dan 6.000 professionals in alle vrijheid al jaren besluiten deze toets af te nemen én dat de toets samen met het advies van de leerkracht en de inbreng van ouders en leerlingen, de uiteindelijke keuze voor het type voortgezet onderwijs bepaalt. Wat het allesbepalende karakter betreft: Engelen zegt zelf al dat hij het cru formuleert, maar dat is eigenlijk te eufemistisch voor de ongenuanceerde uitspraken die hij op dit punt debiteert.


De Volkskrant, 24-01-2008, door Hans Luyten, universitair docent aan de faculteit gedragswetenschappen van de Universiteit Twente.

Laatbloeiers zijn juist gebaat bij meer en vaker toetsen

De Citotoets geeft alle leerlingen een eerlijke kans en voorkomt dat het schooladvies wordt bepaald door afkomst en de intuïtie van de leraar, zegt Hans Luyten.


Volgens Ewald Engelen (het Betoog van 19 januari) is de Citotoets het symbool van de vroegtijdige en rigide selectie in het Nederlandse onderwijs. Het lijdt inderdaad geen twijfel dat door de selectie op jonge leeftijd ieder jaar opnieuw voor duizenden leerlingen de weg naar onderwijs dat leidt tot de beste arbeidsmarktperspectieven voortijdig wordt afgesneden. Een leerling die op zijn twaalfde naar het vmbo wordt verwezen, krijgt op zijn vroegst vier jaar later een nieuwe kans in 4 havo.
    Het is echter nogal vergezocht om de Citotoets hiervoor als hoofdschuldige aan te wijzen. De traditie van vroegtijdige selectie in het Nederlandse onderwijs is immers veel ouder dan de Citotoets. Deze toets heeft er juist toe bijgedragen dat de selectie allereerst gebaseerd wordt op wat een leerling presteert. In vergelijking met veertig jaar geleden legt het prestatieniveau tegenwoordig veel meer gewicht in de schaal bij het advies van de basisschool en speelt de sociaal-economische achtergrond nog maar een zeer bescheiden rol.
    Engelen suggereert dat met afschaffing van de Citotoets de vroegtijdige selectie een halt kan worden toegeroepen. Zijn voorkeur gaat uit naar een ‘omvattend’ onderwijssysteem waar de selectie wordt uitgesteld tot op zestienjarige leeftijd. Maar ook in dergelijke onderwijssystemen ontkomt men er niet aan het onderwijsaanbod aan te passen aan de capaciteiten van de leerlingen.
    Wel wordt er veel flexibeler omgesprongen met verschillen tussen leerlingen. De aanpak vertoont meer overeenkomst met de manier waarop veel basisscholen inspringen op verschillen binnen de klas. Vaak wordt in niveaugroepen gewerkt, maar als blijkt dat het niveau voor een leerling te hoog of te laag is, kan deze tijdig in een ander groepje geplaatst worden. Verder is het ook niet noodzakelijk dat een leerling voor elk vak onderwijs op hetzelfde niveau volgt.
    Het valt moeilijk in te zien hoe de afschaffing van de Citotoets een bijdrage kan leveren aan het tegengaan van vroegtijdige selectie en de daarmee samenhangende kansenongelijkheid. Wat zou er voor in de plaats moeten komen? Zou het schooladvies dan weer volledig gebaseerd moeten worden op de intuïtie van de leerkrachten? De Citotoets is juist ontwikkeld om alle leerlingen een eerlijke kans te geven en zoveel mogelijk te voorkomen dat ouderlijk milieu en afkomst een rol spelen bij de totstandkoming van het schooladvies. Gestandaardiseerde toetsen en leerlingvolgsystemen bieden leerkrachten juist een welkome ondersteuning bij het vormen van hun professionele oordeel over de ontwikkeling van hun leerlingen.
    De leerlingen die momenteel de dupe worden van de rigide en vroegtijdige selectie zijn niet gebaat bij een afschaffing van de Citotoets.
    De selectie op twaalfjarige leeftijd zou echter een minder definitief karakter moeten krijgen. Nu functioneert de Citotoets onbedoeld als een verkapt toelatingsexamen voor vwo, havo of vmbo. Als een leerling eenmaal in één van deze hokjes is ingedeeld, komt hij daar de komende jaren niet meer uit. Als blijkt dat een vmbo-leerling een hoger niveau aankan, zou men echter direct alles in het werk moeten stellen om zo iemand naar havo of vwo te laten doorstromen. Op die manier wordt het aanwezige talent beter benut.
    Om te kunnen beoordelen welke vmbo’ers onderwijs op een meer uitdagend niveau aan zouden kunnen, is regelmatig toetsen van groot belang. Zodoende kan worden ingeschat of een overstap naar havo of vwo kans van slagen heeft. De laatbloeiers voor wie in de huidige situatie op twaalfjarige leeftijd de weg naar opleidingen met de beste perspectieven geblokkeerd wordt, zijn juist gebaat bij meer en vaker toetsen. Afschaffen van de Citotoets zal hun kansen in ieder geval niet verbeteren.


De Volkskrant
, 22-01-2008, ingezonden brief van S. de Vries (Oosterbeek)

Cito moet blijven

De Citotoets is een straf voor leerlingen die niet voldoen aan de norm en het symbool van strenge en onverbiddelijke selectiviteit, meent Ewald Engelen (het Betoog, 19 januari). Er zijn kinderen die op de basisschool niet zo opvallen. Ze vervelen zich op school en maken zich niet druk om goeie cijfers. Als ze een 6 of een 7 halen vinden ze dat vaak genoeg. Mijn zoon was zo’n kind. Volgens de leerkrachten zou het vmbo geschikt zijn voor hem. Tot hij bij de Citotoets 547 punten haalde. Zonder probleem kon hij plotseling naar het vwo. Inmiddels is hij afgestudeerd aan de Technische Universiteit in Delft. Ik wil niet weten hoe zijn leven er uit zou hebben gezien als hij geen Citotoets had gemaakt. Ik kan me voorstellen dat er meer van dit soort kinderen zijn. Het zou jammer zijn als zij niet de kans krijgen om hun talenten te gebruiken.


Naar Meritocratie , Sociologie lijst , Sociologie overzicht , of site home .