Bronnen bij Competitie en samenwerking: de norm

Onderstaande bronnen die aangeven dat in de menselijke natuur samenwerking de norm is, en niet competitie (de Volkskrant, 26-04-2008, door Malou van Hintum):
  Walgen van poep en moord

Hersenen zijn hip. Zowat elke week komt er wel een populair-wetenschappelijk boek uit dat ons meer vertelt over de hypercomputer die bepaalt hoe we ons voelen, wat we denken, welke keuzen we maken en wie we zijn. Het enige orgaan dat over zichzelf kan nadenken, draagt daar ook de sporen van hersenen zijn behalve een biologisch, ook een cultureel product.
    Gelukkig laat gedragsbioloog Mark Nelissen niet na dat laatste in zijn boek De breinmachine te onderstrepen. ...
    Een van de dingen die opvallen in Nelissens boek, is de betekenis van emoties voor het in stand houden en versterken van een sociale gemeenschap. Dat gebeurt bijna tussen de regels door. Het feit dat mensen niet anders kunnen dan structuren scheppen waarin ze samenwerken met anderen, en niet anders willen dan deze samenwerking optimaliseren, expliciteert hij in zijn laatste hoofdstuk.
    Het maakt nieuwsgierig naar zijn visie op de onomkeerbare individualisering en verbrokkeling van sociale gemeenschappen waar volgens verschillende sociale wetenschappers sprake van is. Het lijkt er soms op dat de gemeenschap aan kracht inboet naarmate het individu meer zelfredzaam is. Schijn of werkelijkheid? Ik zou er Nelissen graag over horen.

En (de Volkskrant, 18-08-2007, door Ad Bergsma):
  Mensen zijn lieve schatten

Intermezzo daagt u uit beroemde psychologische experimenten na te doen. Doe mee en ontdek hoe voorspelbaar uw gedrag is. Deze week: vertrouw op uw medemens.


Tussentitel: In twee minuten kwam er iemand: of ik een pomp nodig had

Wat koopt iemand die geld geeft aan een goed doel? Een warm gevoel over zichzelf, aanzien, het gevoel dat hij een bijdrage levert aan een betere wereld of een vermindering van schuldgevoel? Voor alle vier deze veronderstellingen is bewijs aangedragen. Voor de rol van het schuldgevoel pleit bijvoorbeeld het feit dat het afstaan van een deel van de opbrengst aan een goed doel effectief is bij het aan de man brengen van luxe goederen, maar veel minder bij gebruiksvoorwerpen. Bij de aanschaf van luxe geeft de donatie de gelegenheid jezelf te verwennen zonder te denken aan de mensen die tekortkomen.
    De vraag die ik u hierbij zou willen stellen is hoe deze gegevens geïnterpreteerd moeten worden. Blijkt hieruit dat de basisveronderstelling van de economie klopt, namelijk dat je maar één ding hoeft te begrijpen van mensen, namelijk dat ze altijd hun eigen belang nastreven?
Als u geneigd bent deze vraag met ‘Ja’ te beantwoorden, dan stemt u waarschijnlijk net als de meeste Nederlanders ook in met de volgende stelling. Het is een ernstig probleem dat mensen in het Westen te veel aan zichzelf denken en de neiging om elkaar te helpen aan het afbrokkelen is. De experimenten van vandaag zijn bedoeld om te testen of deze veronderstelling eigenlijk klopt.
    We beginnen met een gedachte-experiment. Er is een tekort aan bloed ontstaan, waardoor veel patiënten geen noodzakelijk transfusies kunnen krijgen. Het Rode Kruis zal een campagne starten beginnen om extra bloeddonoren te werven. Hoeveel procent denkt u dat hieraan een bijdrage wil leveren en hoeveel zou het helpen als de bloedbanken als noodmaatregel iedereen 15 euro overhandigen als tegenprestatie voor een bloedgift?
    Als u een gemiddeld antwoord geeft, dan denkt u dat eenderde deel van de bevolking spontaan bloed zal geven en dat daar nog eenderde deel bijkomt als er een financiële beloning tegenover staat. Toch onderschat u dan uw medemens. In werkelijkheid zegt 63 procent van de bloedpersonen dat zij in zo’n geval bloed zouden willen geven en die dat getal percentage stijgt tot 73 procent dankzij de euro’s. Ook in andere experimenten is gebleken dat mensen vaker een helpende hand toesteken dan hun medemensen verwachten.
    Het laatste experiment uit deze serie nodigt u daarom uit dit zelf te ervaren door een stukje te gaan fietsen, buiten en dan uw banden lek te steken en dan zielig op de grond bij de fiets te gaan zitten en uit te proberen hoe lang het duurt voordat iemand u helpt. Zelf heb ik dit experiment de afgelopen week ook uitgevoerd door over een scherp steentje te rijden en binnen twee minuten kwam iemand naar buiten om te vragen of ik een pomp kon gebruiken.
    Even later ging ook nog mijn voorrem kapot en toen ik daar op de pont aan zat te friemelen, kreeg ik van de schipper spontaan en ongevraagd het ontbrekende schroefje. ...
    Iedereen handelt voor een groot deel uit eigenbelang, maar ook de zorg om anderen is een natuurlijke menselijke neiging.

En (de Volkskrant, 15-08-2007, van verslaggever Peter de Waard):
  Meer vrijwilligers actief dan ooit

Onderzoek: stijgend aantal dat zich maatschappelijk inzet | Gemiddeld 12 uur per maand.


Nederlanders vinden dat ze zelf veel voor de gemeenschap doen, maar vinden dat niet van de buren. Sportclubs en andere vrijwilligersorganisaties mogen echter in wezen niet klagen: niet eerder waren zo veel Nederlanders actief als vrijwilliger.
    Dit blijkt uit een onderzoek van Trendbox in opdracht van Sire (Stichting Ideële Reclame). ‘Ondanks verhalen over individualisering is de gemeenschapszin in Nederland heel goed te noemen’, concludeert directeur Ruurt Hielkema van Trendbox.
    Zes op de zeven Nederlanders deden in 2006 iets onverplichts voor de maatschappij: doneren aan een goed doel, helpen bij ziekte van buren of familie, of scheidsrechter zijn in het jeugdvoetbal.
    Toch noemt slechts 20 procent de eigen landgenoten maatschappelijk betrokken. Hielkema: ‘Hoe dit komt? Mensen achten zichzelf misschien beter. Ik denk ook dat velen zich nooit afvragen wat hun buren allemaal doen.’ Volgens Sire leidt het verschil in perceptie ten onrechte tot een groeiend gebrek aan geloof in de samenleving.
    Trendbox ondervroeg ruim vijfhonderd Nederlanders tussen 17 en 70 jaar over maatschappelijke betrokkenheid. Daarvan zegt 71 procent aan goede doelen te geven, gemiddeld 170 euro per jaar.
    Het aantal Nederlanders dat vrijwilligerswerk doet, stijgt. In 2004 zei 35 procent frequent vrijwilligerswerk te doen. ‘In de eerste meting van 2007 is dat 39 procent.’ Ondanks drukke bezigheden zetten Nederlanders zich gemiddeld 12 uur per maand onbezoldigd maatschappelijk in.
    Directeur Paul Schnabel van het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP) wil de conclusies niet tegenspreken. ‘Het strookt met ons eigen onderzoek van vorig jaar, hoewel wij geen stijging zagen’. Uit SCP-onderzoek in 2004 bleek dat 24 procent van de Nederlanders van 16 jaar en ouder geregeld vrijwilligerswerk doet en 45 procent af en toe.
    Behalve voor sportclubs zijn Nederlanders op grote schaal als vrijwilliger actief bij buurtactiviteiten, in de zorg voor ouders, buren en vrienden, bij het helpen van gepensioneerden en gehandicapten, op cultureel en artistiek gebied en voor milieu en landschap.   ...

Let in het volgende artikel op de kop, die de mening van één persoon vertegenwoordigt en dus volstrekt willekeurig is - het feit dat deze één-mans-mening door de krant naar voren wordt gehaald zegt natuurlijk wel wat: over de mentaliteit van de journalist (niet noodzakelijkerwijs die van de verslaggever). Merk daarbij op dat een een egoïst in het geheel niet onbaatzuchtig is, en dat men de onbaatzuchtigheid, als ieder relatief begrip, van de altruïst alleen daarna kan afmeten. Men kan de houding van de kopenmaker begrijpen als men veronderstelt dat hij zelf een egoïst is: dan is die kop voor hem van belang om zelf wat beter te lijken (de Volkskrant, 17-08-2007, van verslaggever Peter de Waard):
  Vrijwilligerswerk | De morele verplichting te helpen wordt niet meer voorgeschreven door de oude zuilen

Altruïst is niet altijd onbaatzuchtig

Nederland telt op dit moment zo’n 4 miljoen vrijwilligers | Het motief hulp te bieden komt voort uit eigenbelang.


Mensen blijven op grote schaal vrijwilligerswerk doen ondanks alle verhalen over tekorten, maar het motief is vaker eigenbelang dan altruïsme. Dit zegt Nienke van Helden van Movisie, het kennisinstituut voor maatschappelijke ontwikkeling. Ze reageert op een onderzoek van Trendbox, eerder deze week, waaruit blijkt dat de gemeenschapszin – ondanks de individualisering – goed te noemen is. Niet eerder waren er zoveel vrijwilligers.
    Volgens Van Helden gingen de pupillen veertig jaar geleden nog met de fiets naar een het voetbalveld waarbij ze begeleid werden door een enkele leider. Tegenwoordig staan de pupillen van toen – nu als ouder – massaal langs de lijn. Niet alleen rijden ze hen naar het veld, ook fluiten ze de wedstrijden of helpen met het inschenken van frisdrank in de kantine.
    Wie als ouder van een voetballend kind niets doet voor de vereniging wordt al gauw onder druk gezet actief te zijn. Zelfs een drukke baan geldt niet als excuus. Omdat kinderen vaak op meerdere sporten zitten, hebben ouders het drukker dan ooit met dit soort vrijwilligerswerk. Ze haken dan ook af zo gauw het kind van de vereniging afgaat. ‘Niet de band met de vereniging maar die met hun kind is de drijfveer’, aldus Van Helden.
    Het NOC*NSF – de overkoepelde organisaties van sportbonden - zegt dat 1,1 miljoen Nederlanders actief zijn als vrijwilliger zijn bij sportclubs. ‘Wat ons het meeste zorgen baart is het verloop. De band met de vereniging is nogal los geworden en mensen stappen gauw weer op’, aldus woordvoerder Edwin te Bokkel. Hij zegt dat ook de administratieve druk daarbij meespeelt. ‘De functies zijn veel zwaarder geworden. Vroeger vulde je als bestuurder de waterflessen en trok de lijnen, nu moet je met allerlei wet- en regelgeving rekening houden.’
    Behalve sportclubs doen ook scholen vaker een beroep op ouders dan enkele decennia geleden. Volgens Van Helden doen in totaal 4 miljoen Nederlanders aan vrijwilligerswerk. ‘Of het aantal toeneemt, durf ik niet te zeggen. Maar het neemt zeker niet af.’   ...


Tussenstuk:
Mensen tekort?

Rode Kruis Nederland: ‘We hebben 34 tot 35 duizend vrijwilligers. Dat aantal is tamelijk stabiel. We zouden graag willen dat mensen het minder vrijblijvend zouden doen en meer regelmatig. Maar juist het vrijblijvende spreekt aan. Zo is het heel populair om te werken voor de mappa- en mondo-huizen waar chronisch zieken tot 18 jaar worden opgevangen.’

Stichting Humanitas in de Rijnmond: ‘We hebben geen tekort aan vrijwilligers. Integendeel. Er staan mensen in de rij van 19 tot 87 jaar die met ouderen die daar behoefte aan hebben willen winkelen, naar Blijdorp willen gaan of naar een verre tante in Drachten.’

Vereniging Dierenbescherming: ’Ja, deze week is bij ons nog geklaagd over het feit dat er een groot tekort is voor vrijwilligers bij de dierenambulances. We kampen niet met grote tekorten, maar we hebben wel moeite de vrijwilligers langer aan ons te binden. Ik moet wel bekennen dat de Federatie van Dierenambulances helemaal niet vindt dat er een tekort aan vrijwilligers is.’

Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM): ’We kunnen onze vacatures moeiteloos opvullen. Onze behoefte aan medewerkers stijgt ook niet spectaculair. Af en toe wordt een nieuwe vestiging geopend en hebben we er twintig of dertig extra mensen nodig, maar dat lukt goed.’

Brandweerkorpsen: ‘Op dit moment zijn alle formaties op sterkte. Dat betekent dat we 20 duizend vrijwilligers hebben. Dat is voldoende, hoewel er niettemin door individuele korpsen wel wordt geklaagd. Dat heeft vooral te maken met de dagbezetting. Werkgevers doen er moeilijker over om vrijwilligers overdag vrij te geven.’

Het motief om te helpen komt volgens de onderzoeker voort uit eigenbelang ... . De brandende vraag is dan uit welke neiging het motief voortkomt om niet te helpen dan voorkomt. Dat lijkt toch in ieder geval eigenbelang te zijn.
    Maar nu zitten we met een rare situatie: altruïsme komt voort uit eigenbelang, en de neiging om niet te helpen, egoïsme, komt voort uit eigenbelang. Dus één van deze twee kan niet waar zijn - of de term eigenbelang slaat nergens op. Het lijkt toch het meest voor de hand liggend om te veronderstellen dat egoïsme voortkomt uit eigenbelang, en altruïsme uit iets anders. -noem het empathie of sympathie of zoiets.
    Blijft de vraag waarom de onderzoekers zoiets raars zeggen. De redelijke veronderstelling is dat hier misschien sprake is van egoïsme of eigenbelang - want altruïsme of sympathie lijkt minder waarschijnlijk.

En nieuwe (de Volkskrant, 17-08-2007, van verslaggeefster Anja Sligter)
  Helpen en zwemmen gaan hand in hand in Zwolle

Het openluchtbad Zwolle draait geheel op vrijwilligers. En dat bevalt goed. De leden zijn extra betrokken.


Tussentitel: Wie een abonnement neemt, is prompt lid en moet aan de slag

Het openluchtbad Zwolle is om twee redenen uniek. Het is het enige bad uit de jaren dertig in de stijl van het Nieuwe Bouwen dat nog in gebruik is in Europa. En het is het enige bad in Nederland dat volledig op vrijwilligers draait.
    Met een abonnement van 33 euro ben je lid, maar moet je wel twee keer drie uur werken als toezichthouder, schoonmaker of kassamedewerker. Een los kaartje kopen is er niet bij. Zwemmen is meehelpen in dit rijksmonument.
    Nooit eerder waren Nederlanders zo actief als vrijwilliger, bleek deze week uit een onderzoek van Trendbox in opdracht van Sire (Stichting Ideële Reclame). Ook het zwembad in Zwolle beleefde dit jaar zijn beste voorverkoop en heeft 6.000 leden, al zijn eigenbelang en vrijwilligerswerk hier de perfecte Siamese tweeling.
    ‘I.v.m. met het slechte weer 13.00 uur open’, staat er op een handgeschreven briefje op het raam van de entree. De stad heeft vanaf elf uur – de officiële openingstijd – alleen maar plensbuien over zich heen gekregen. Beheerder en vaste vrijwilliger Ron van der Berg zegt op dit soort dagen de kassadame af en verschuift de openingstijd naar het moment dat de weersverwachting een opklaring voorspelt. ‘Het bad één graad opwarmen kost 600 euro per uur’, verklaart hij.
    De vrijwillige dienst van Margo van Veen verstrijkt al kaartend met drie andere vrijwilligers en een badjuf in het keukentje. Ze vindt de sociale controle in het bad veel groter dan in andere zwembaden. ‘Je hebt een groter belang bij het reilen en zeilen. Ik heb hier nog nooit een vieze wc ontdekt. Als dat wel zo zou zijn, geef ik dat heel gemakkelijk even door aan een vrijwilliger.’
    Het bad ligt er strak, sober en uiterst functioneel bij. Geen plastic speeltoestellen, louter groene weiden en blauwe baden.
    Alles is nog authentiek, zegt bestuurslid Paul Uil. En wijst op de ingang, de fietsenrekken, de duikplanken, en de badmeestertoren. Stadarchitect Jan Gerko Wiebenga heeft zich in de jaren twintig laten inspireren door Duiker (Zonnestraal Hilversum) en Van der Vlugt (Van Nelle-fabriek Rotterdam) die met beton, staal en glas in de architectuur de deuren openzetten.  ...

Rectificatie / Gerectificeerd Het openluchtbad Zwolle is om twee redenen uniek. Het is het enige bad uit de jaren dertig in de stijl van het Nieuwe Bouwen dat nog in gebruik is in Europa. En het is het enige bad in Nederland dat volledig op vrijwilligers draait (Binnenland, pagina 2, 17 augustus). Het bad is echter minder uniek, dan gedacht. In ieder geval in Limburg zijn ook twee zwembaden die geheel draaien op vrijwilligers.

En het geldt ook voor de jeugd (Volkskrant.nl, 15-03-2010, ANP):
  42 procent jongeren doet vrijwilligerswerk

Van de jongeren tussen de 18 en 25 jaar doet 42 procent vrijwilligerswerk. Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek maandag heeft gepubliceerd. Jongeren zijn met name actief voor sportverenigingen en in het jeugdwerk.
    Vanaf 25 jaar verschuift de vrijwillige arbeid in verenigingsverband deels naar informele hulp buiten instellingen en verenigingen om. Hieronder valt bijvoorbeeld het helpen van buren, familie of vrienden. Ruim 30 procent van de 25-plussers doet dit minstens eens per maand, tegenover een kwart van de jeugd.   ...

Dit natuurlijk geheel in tegenstelling tot de allochtone jeugd, want die klaagt onafgebroken over dat ze zich zo vervelen. En een buurthuis willen. Bemand door autochtone vrijwilligers natuurlijk.

UIt een onderzoek (de Volkskrant, 07-06-2018, door Margreet Vermeulen):
  Met sociale doelen is geluk een beetje maakbaar

Tussentitel:  We streven de verkeerde, zelfzuchtige doelen na, zoals een nieuwe baan of stoppen met roken

Wie zijn welbevinden een klein zetje wil geven, doet er goed aan zichzelf een sociaal doel te stellen. Bijvoorbeeld: meer tijd met vrienden doorbrengen of een oude tante helpen. Een jaar later is de ‘levenssatisfactie’ van deze actieve gelukszoekers met gemiddeld 0,19 punten gestegen op een schaal van 1 tot 10. Dat blijkt uit onderzoek van de afdeling levensloopstudies van het Max Planck instituut in Berlijn. De studie is gepubliceerd in Psychological Science.
    De boekwinkels liggen vol met zelfhulpboeken met tips om ons geluk op te krikken. Maar er is wetenschappelijk geen enkel bewijs dat we het geluk actief naar ons toe kunnen trekken. Sterker nog: er zijn zelfs aanwijzingen in Amerikaanse studies dat het actief najagen van geluk ons ongelukkiger maakt. Een mogelijke verklaring daarvoor is, volgens de Duitse psychologe en geluksonderzoeker Julia Rohrer, dat we de verkeerde, zelfzuchtige doelen nastreven, zoals een nieuwe baan of stoppen met roken. Terwijl juist contact met anderen een van de belangrijkste voorspellers is voor geluk.
    Daarom vroeg ze 1178 proefpersonen in 2014 om hun levenstevredenheid een cijfer te geven. Ook vroeg ze deelnemers of ze plannen hadden om dat geluk op te krikken. De deelnemers zonder een geluksstrategie waren een jaar later net zo gelukkig als eerst. Ook de deelnemers met een zelfzuchtige geluksstrategie waren een jaar later niet gelukkiger. Alleen de deelnemers die met een sociale strategie op de proppen kwamen, gingen zich (ietsjes) beter voelen.
    ‘Het effect is inderdaad klein, maar toch bijzonder’, vindt onderzoeker Rohrer. ‘In geluksstudies zie je vaak dat het effect van een gedragsverandering aanvankelijk best groot is, maar daarna heel snel vervaagt. Dat we na twaalf maanden nog een effect meten, had ik eerlijk gezegd niet verwacht. Daar komt bij dat de gemiddelde geluksscore al bij aanvang van de studie in 2014 best hoog was: 7,57.’
    Rohrer bouwt voort op een eerdere, Amerikaanse studie uit 2015, waaruit bleek dat actief streven naar geluk in collectivistische culturen (zoals in Oost Azië) wel tot meer welbevinden leidt en in niet-collectivistische (zoals in de VS) niet. De verklaring daarvoor is dat mensen in collectivistische culturen de sociale component van geluk belangrijker vinden en dus minder zelfzuchtige ‘geluksdoelen’ nastreven dan in niet-collectivistische culturen. Alleen in de VS lijkt het streven naar geluk averechts te werken.    ...

Maar Amerkanen zijn dan ook sociaal gestoord ...


Naar Competitie en samenwerking , Sociologie lijst  , Sociologie overzicht  , of naar site home .

19 aug.2007