Solidariteit

 
Het begrip solidariteit maakt deel uit van een reeks begrippen die gaan over algemeen maatschappelijke processen, en op zich weer kunnen afstammen van psychologische . Elders is al het begrip "vertrouwen" gedefinieerd als de verwachting dat in de onderlinge interactie met een ander, die ander jou geen schade zal berokkenen. Dat gaat in eerste instantie dus over een algemeen geestelijke houding in de interactie tussen individuen.

Als één van de twee partijen in de genoemde onderlinge interactie niet een individu is, maar een kleinere of grotere groep, dan spreekt men meestal niet meer over "vertrouwen" maar over "solidariteit". "Het samen optrekken van individuen in een groep met minder oog voor het eigen belang dan het belang van de groep als geheel" is ook een formulering van solidariteit. Wat natuurlijk weer te herleiden is tot vertrouwen in dat ieder individu dat daaraan deelneemt eenzelfde houding verwacht van de anderen met wie hij samen optrekt.

De derde is deze reeks van begrippen is datgene dat staat voor als je de solidariteit daadwerkelijk gaat uitvoeren. Dat is dus wat men kent als "samenwerking" of "coöperatie". De Latijnse versie is voor een analyse als deze eigenlijk meer passend, maar in die term heeft een redelijk slechte bijklank gekregen, door de drie decennialange dominantie van de vijand van samenwerking het: individualisme.

De vierde stap in de reeks van termen en processen is tenslotte de institutionalisering van de samenwerking, oftewel: de sociale voorvoorzieningen. Die zullen we hier weinig gebruiken.

Wie een blik werpt op de historische ontwikkeling deze begrippen, ziet een helder patroon waarin het begrip "solidariteit" steeds belangrijker is geworden. Dat wordt glashelder als je een ander min of meer synoniem van solidariteit introduceert: samenwerking. De evolutie van de menselijke soort is een nauwelijks onderbroken ontwikkeling van leefgroepen van de omvang zoals ook mensapen die kennen, naar de miljoenentellende massamaatschappij van de moderne westerse cultuur. Dit laat zien dat de begrippen, vertrouwen, solidariteit en samenwerking van eminent belang zijn.

Maar net als de meeste of mogelijk alle sociologische begrippen en processen zijn dit ook evenwichtsprocessen . De andere kant van de evolutionaire medaille is dat de gemeenschap ook voordelen kan hebben aan afzonderlijke en uitzonderlijke prestaties van individuen, die daarbij langere of kortere tijd minder oog kunnen hebben voor de anderen, inclusief sommige van hun belangen. Iedere topprestatie zet de minder goede prestaties van anderen min of meer in de schaduw.

Waar individuele prestatie nog een positieve bijdrage aan de maatschappij levert, is het ook mogelijk de bestaande solidariteit te doorbreken zonder tegenprestatie - het geval van uitbuiting en parasitisme. De betrokken individuen maken wel gebruik van de bijdragen van anderen, maar geven niets terug .

Ook hier is er sprake van een evenwichtsproces: hoe meer solidariteit, hoe meer samenwerking, hoe sterker de maatschappij en hoe hoger de materiële welstand, en: hoe aantrekkelijker parasitair gedrag. Zo is er een algemeen historisch patroon dat sterke economische opkomst van culturen gevolgd wordt door periodes van uitbuiting van oude of nieuwe machthebbers. De Romeinse tijd, de Hollandse Gouden eeuw en dergelijke werden opgevolgd door periodes met corrupt, graaiend en zeer inefficiënt bestuur. Net als nu de periode van vooruitgang sinds de Tweede Wereldoorlog gevolgd is door een sterke opkomst van corrupt en/of graaiend bestuur.

Er is dus ook in de evolutionaire ontwikkeling van de menselijke groep een grens aan de solidariteit. Een grens die ligt daar waar solidariteit getoond aan een ander overgaat in misbruik door die ander. Iets dat dan ook in de diverse mensengroepen een aloude waarheid is, zoals blijkt uit gezegdes als "Al te goed is buurman's gek". Of in de woorden van Sebastian Brant in de klassieker Das Narrenschiff, A.D. 1494, zie illustratie hiernaast (klik erop voor een vergroting): Vol ijver blust hij bij 'n ander 't vuur, en laat rustig branden zijn eigen schuur.

Het voorgaande is geformuleerd in zijn algemeenheid, met dus als één van de ingebouwde vooronderstellingen dat de mensheid een enkele homogene groep zou zijn. Niets is minder waar, natuurlijk. Want een enkele homogene groep is iets dat in die natuur, met haar sterke wisselvalligheden in bijvoorbeeld een essentiële zaak als het klimaat, niet erg levensvatbaar is gebleken. Er zijn op vele niveaus talloze subgroepen binnen de menselijke soort, vanaf de grove indeling in de hoofdrassen: mongoloïde, negroïde en kaukasisch tot de indeling in naburige dorpen.

Begrippen als solidariteit verschillen in hun praktische uitwerking sterk met de soort groep of groepen waar je het op toepast. Ruw gezegd werkt solidariteit beter naarmate een groep zich dichter bevindt bij het niveau waarop de menselijke samenleving het langst heeft geopereerd: die van de rondtrekkende leefgemeenschap. Met direct daarop volgende de dorpsgemeenschap van de eerste agrarische gemeenschappen, enzovoort.

Voor deze redelijk primitieve groepen geldt, af te leiden uit ervaring, de volgende vuistregel: de solidariteit tussen de groepen is op zijn best een fractie: een half, een derde en minder, van de solidariteit binnen de groep.

Hoe fundamenteel die scheidslijn is, laten nieuwe ontwikkelingen in de neuro-psychologie zien. Steeds duidelijker worden emotionele driften gekoppeld aan neuro-biologische stoffen, en één ervan is die van het verschijnsel van binding aan de stof oxytocine - zo blijkt gebrek aan koestering in babytijd te koppelen aan verminderde aanwezigheid van oxytocine later . En een in 2010 recente ontdekking is dat oxytocine wel een positieve relatie heeft met binding binnen de eigen leefgroep, maar geen of een negatieve koppeling heeft met de relatie met andere groepen . Oftewel: een manier waarop de natuur voorzien heeft in de evolutionaire wenselijkheid van competitie, is door verminderde binding tussen leefgroepen als geheel.

Gezien de neuro-biologische aard van dit proces, slaat het vermoedelijk op de ontwikkeling binnen alle zoogdieren (en misschien wel verder terug). Daarbij zijn er natuurlijk aanzienlijke verschillen tussen de verschillende soorten - bij roofdieren ligt het duidelijk heel anders dan kuddedieren.

Voor de mens betekent dit ten eerste dat deze driften zeer fundamenteel zijn, en al de hele menselijk evolutie een rol hebben gespeeld, en dat een einde daaraan niet voorzienbaar is. Dus de sterk verminderde binding tussen leefgroepen is een realiteit die in aanmerking moet worden genomen. Dat de aard van de leefgroepen de laatste duizend jaar aanzienlijk veranderd is, is daarop hoogstens een kleinere correctie, gezien de voorgeschiedenis van miljoenen jaren.

Dus één van de vele manieren om buurman's gek te zijn, is te vinden in het idee dat je solidair zou moeten zijn met degenen van buiten jouw leefgroep. Dat solidair-zijn zou je best wel kunnen doen, voor zover die andere leefgroep, en de mensen daarin, ook solidair zijn met jou. Maar dat laatste is voor de relatie tussen leefgroepen dus veel minder het geval dan die tussen leefgroepen.

De tweede essentiële factor is de spreiding: de natuur werkt met variatie. Er is sprake van variatie in de solidariteit en binding binnen de groep, en er is variatie in de solidariteit en binding tussen de groepen. Maar met een beperkt aantal uitzonderingen is het wel zo dat laagste binnen-groepse binding nog altijd sterker is dan de hoogste tussen-groepse binding.

Welk laatste geïllustreerd wordt het een extreem laag geval van binding, negatieve binding of afstoting, waarvan het ultieme teken het verschijnsel strijd of oorlog is. Het vallen van welke laatste term zonder verdere noodzaak voor bewijsvoering laat zien dat tussen groepen het verschijnsel van anti-binding, anti-solidariteit of afstoting een redelijk veelvoorkomend geval is.

De tot nu toe gegeven beschrijving is die van fundamentele menselijke processen, en sinds het ontstaan van bewustzijn bij de mens zal men zich ook in diverse mate bewust zijn van deze processen. Waaronder dus ook de positieve werking die solidariteit op een samenleving heeft. Dat heeft geleid tot vele ideeën, van individuen en stromingen, die er expliciet naar streven de mate van solidariteit te vergroten. Dat zijn de diverse sociale bewegingen die de geschiedenis kent.

De sociale bewegingen hebben vermoedelijk voor een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de maatschappij geleverd, gezien het enorme belang dat samenwerking in de praktijk blijkt te hebben. Maar natuurlijk is ook aan het stimuleren van solidariteit een grens. Als de hoeveelheid door beleid ingevoerde solidariteit de hoeveelheid natuurlijke solidariteit te zeer overstijgt, neemt de kans op misbruik toe - en vermoedelijk sterk toe. Waardoor ook de natuurlijke gevoelens van solidariteit aangetast worden, en de netto hoeveelheid solidariteit dus afneemt . Voorbeelden daarvan zijn de wedervaardigheden van de laatste decennia met de financiële top en de besturende oligarchie in het algemeen , en die rond de immigranten afkomstig uit allochtone culturen .

Het gevaar van door beleid ingevoerde solidariteit is natuurlijk groter naarmate de natuurlijke solidariteit kleiner is, met als onmiddellijke conclusie uit het voorgaande dat gevaar levensgroot is indien toegepast op tussen-groepse verbanden. Dit beleid van  natuurlijke grenzen overschrijdende tussen-groepse solidariteit is geen fictief verschijnsel, maar daadwerkelijk en redelijk fanatiek aangehangen politiek, onder de naam "internationale solidariteit". Uitingsvormen zijn migratiefundamentalisme ("vrij verkeer van mensen"), Europese eenwording ("onbeperkte steun aan Griekenland, Portugal, enzovoort") en globalisering en kosmopolitisme in het algemeen. 

Omdat het belangrijk is voor zo veel mogelijk solidariteit te gaan, is het dus ook belangrijk te weten waar ongeveer de grens ligt van hoe ver men kan gaan. De wetenschappelijke studie van dit soort processen is bekend onder de naam "speltheorie" (Wikipedia), bekend van het gevangenendilemma en de methode van tit for tat . Dat laatste is bewezen een goede aanpak te zijn van dit soort problemen, waarbij je je positief opstelt ten opzichte van de andere partij, maar als deze negatief doet, één keertje negatief terugdoet.

Op deze standaardmethode kan je variaties aanbrengen. Je kan twee of meerdere keren negatief reageren op een negatieve zet van de andere - dat is een vorm van extra correctie of bestraffing. Dit kan je "reciproke solidariteit noemen". Je kan ook één of meerdere keren positief blijven reageren op de negatieve zetten van de ander. Onder dat laatste valt solidariteit: je doet iets voor de andere partij, of geeft hem iets, en als hij niets terugdoet of niets teruggeeft, blijf je toch aan hem geven. Dit zou dan "niet-reciproke solidariteit" zijn.

Deze kennis kan je makkelijk omvormen tot vuistregels voor gebruik in de praktijk: binnen je eigen groep is het verstrekken van krediet, dat wil zeggen: iets voor een ander doen zonder directe terugbetaling, een redelijke standaardoptie. Maar tussen groepen is iets voor een ander doen zonder directe terugbetaling geen redelijke standaardoptie - daar is de redelijke optie die van "gelijk oversteken". Dit zijn min of meer de uitersten, waartussen natuurlijk allerlei gradaties mogelijk zijn, afhankelijk van de soort grens tussen de groepen (verschil in kleding, verschil in religie, verschil in ras) en de grootte van het verschil. Hetgeen zich bijvoorbeeld vertaalt in de termijn of de hoeveelheid dat je terugbetaling verwacht of eist voor jouw krediet.

De beoordeling van de mate waarin de andere groep geschikt is voor een solidaire houding, heeft natuurlijk maar één praktische maatstaf: hoe die groep zich ten opzichte van jou opstelt. Groepen die jouw groep met afstand bekijken, benadelen of zelfs vijandig benaderen, zijn natuurlijk reden voor weinig of geen solidair gedrag van jouw kant. Een heel maatstaf is die van de sterkte van de binnen-groepse binding: naarmate binnen een groep de binding sterker is, is de kans op tussen-groepse binding kleiner.

Dit valt voor vrijwel de volle honderd procent betrouwbaarheid in de praktijk waar te nemen: landen en culturen met sterke familie, clan, of etnische bindingen zijn landen en culturen met weinig vertrouwen tot veel wantrouwen jegens anderen, weinig tot geen buiten-familiaire solidariteit en samenwerking, en maatschappelijk armoedig in vele opzichten uitleg of detail  uitleg of detail .

De rechtuit conclusie is dat het betonen van solidariteit met dit soort landen en culturen een hoge kans op contraproductiviteit heeft. Ook dit is in de al gegeven verzamelingen waar te nemen: de landen waarvan nu wordt gezoen dat ze misbruik maken van solidariteit binnen de Europese Unie zijn zuidelijke landen - landen met een sterke familiaire binding. 

In feite vallen vrijwel alle vormen van buitenlandse "hulp" hieronder (de uitzondering zou rampenhulp kunnen zijn, maar ook hier treft men het verschijnsel ), met als bekendst die van de ontwikkelingshulp, waarvan steeds duidelijker wordt dat op zijn minste een groot deel volstrekt contraproductief is . Een los voorbeeld daarvan is Haïti , maar je kan zo heel Afrika nemen .

Maar ook binnen de westerse landen zelf is een dergelijk proces waar te nemen. Want het gezegde over zuidelijke landen en culturen slaat natuurlijk niet op de geografie van die landen, maar op de psychologische en sociologische aard van hun inwoners. En die aard blijft natuurlijk als de inwoners van die landen als immigranten een westers land binnenkomen, want mensen zijn betrekkelijk weinig veranderlijk, en dit soort mensen al helemaal.

Stel nu dat je als regering een beleid ten opzichte van immigranten in het algemeen moet ontwikkelen. Dan moet je dus als eerste kijken naar wat voor soort immigranten je van doen hebt. Stel een bepaalde groep stelt geen eisen aan jouw groep en verdient zijn eigen kostje, en een andere groep stelt veel eisen aan jou, en heeft een ideologie waarin jouw groep als vijandig wordt afgeschilderd. De eerste groep benader je volgens de vuistregels dan neutraal of solidair. De tweede groep behandel je in diverse mate afwijzend terug. 

Concreet: als voorbeeld van het eerste geval kan je de Chinese immigranten nemen, of immigranten uit westerse landen. En als voorbeeld van de tweede soort zijn er de immigranten uit moslimlanden. Die laatsten kosten bergen geld, en houden er bovendien een vijandige ideologie op na: de islam (zij zijn halal oftewel "rein", en jij bent "haram" oftewel onrein). Die ideologie is dan wel gegoten in de vorm van een godsdienst, maar dat is natuurlijk lood om oud ijzer: het blijft ideologie , en het is vijandig .

Op dat moment moet er dus een keuze gemaakt worden over hoe de verschillende groepen te benaderen. De reactie op de Chinezen is er een geweest passend bij de natuurlijke gang van zaken: neutraal en lichtelijk positief. Hetgeen zich vertaald heeft in verdere toenadering van Chinezen richting gastland.

Aangaande de benadering richting moslim-immigranten is er een tweedeling in Nederland ontstaan. Die er overigens aanvankelijk niet was, want de oorspronkelijke groep, de gastarbeiders, werden algemeen uiterst vriendelijk onthaald. Maar die groep is begonnen met het proces van de kettingmigratie, en is uiteindelijk volledig in de groep kettingimmigranten opgegaan. Kettingimmigratie is een vorm van keren tegen het gastland, aangezien ze slechts één enkel belang dient: dat van de eigen groep - de eigen groep gaat er materieel op vooruit, het gastland gaat er materieel en cultureel op achteruit . Waar dan in het geval van moslims bijkomt dat deze groep zich ook nog cultureel tegen het gastland heeft gekeerd op de manier waarop dat tussen twee leefgroepen in de natuur redelijk voorspelbaar is als er grotere verschillen bestaan, zoals verschillen in religie .

In het kader van het begrip solidariteit gaat het hier om de reactie in het gastland op deze kenmerken van de externe groep. De ene groep gastlanders ging uit van de natuurlijke reacties op een externe groep die zich niet-solidair opstelde op één van de manier zoals boven beschreven, oftewel: ze gingen uit van reciproke solidariteit  - de andere groep deed iets anders. Deze groep gaat uit van de onbeperktheid van het begrip solidariteit, en is passieve en actieve steun blijven geven aan de zich van de eigen groep afkerende externe groep - oftewel een geval van niet-reciproke solidariteit - ook wel te kenmerken als "cultuurverraad" .

Een specifiek geval van die niet-reciproke solidariteit is de houding tegenover huwelijksmigratie. Als het vormen van een huwelijk tussen een partner in gastland en een partner in migratieland puur een kwestie van (individueel) menselijke relaties was, zou het uiteindelijke vestigingsland 50-50 verdeeld zijn over de respectievelijke verblijfslanden van de partners. In het geval van in Nederland of Europa aanwezige kettingimmigranten is deze verhouding 95-5 nog schever richting gastland. De mate van scheefheid, met de bijbehorende nadelen voor het gastland, is tevens een maatstaf voor de mate van solidariteit van de kettingimmigranten met het gastland - die dus met 0,05 (is: 5 procent) en lager dicht bij de nul ligt . Desondanks is het overgrote deel van bestuurlijk en intellectueel Nederland en Europa voor het toestaan van verdere huwelijksimmigratie - een overduidelijke vorm van niet-reciproke solidariteit. In dit geval tot nu toe onbeperkte solidariteit. Een ander voorbeeld is dat van de houding tegenover asielzoekers .

Het idee van de onbeperktheid van solidariteit maakt deel uit van een algemene opvatting, namelijk die dat er ideeën zijn die geen beperking kennen, of dat er wel absolute zaken bestaan - op deze website genomen als vallende onder de term "ideologie" . Die opvatting komt vrij veel voor in het menselijke denken, en wordt daarom wel gezien als een "normale" zaak. Op deze website wordt het, gezien de voortdurende weerlegging ervan, beschouwd als een foute zaak, en de voortdurende herhaling ervan in het zicht van die weerleggingen als geestelijke afwijking.

Het specifieke idee van een absolute solidariteit maakt weer deel uit van een algemenere vorm van ideologie, genaamd "het linkse denken" , wat ook talloze andere ideologische denkfouten herbergt . In het geval van solidariteit leidt dat razendsnel tot gevallen van het al eerder genoemde zijn van "buurman's gek": men is bezig met het blussen van andermans vuur, terwijl men laat branden de eigen schuur. In het geval van immigratie: men probeert het brandje van de moslim-immigranten te blussen, terwijl juist het leven van de lageropgeleide mede-Nederlanders in brand staat, mede veroorzaakt door diezelfde moslims. Het ontstaan van gezegdes als dat van "buurman's gek" laat zien hoe oud het verschijnsel is, en hoe sterk het het karakter van een geestesafwijking heeft.

In de moderne tijd zijn er naast het immigratievoorbeeld nog een paar sterk daarop gelijkende voorbeelden van deze voorbij de grenzen van het natuurlijke gaande vormen van solidariteit . Zo wordt al decennialang van ons gevraagd om solidair te zijn met volken in de derde wereld, terwijl die volken op geen enkele manier solidair zijn met ons, en sinds een decennium of zo onze westerse landen overstromen met het bevolkingsoverschot dat ze hebben ten gevolge van de veel te hoge geboortecijfers aldaar. Het eindeloos herhaalde argument dat wij deze volken eerder in de geschiedenis benadeeld zouden hebben, onder de noemer van het kolonialisme, is inmiddels achterhaald als de leugen die het op het eerste gezicht ook al was (voor de objectieve waarnemer) .

En in een geval geografisch gezien daar tussenin, wordt op het moment van schrijven (december 2010) van alle kanten beweerd dat de Noord-Europese landen solidair moeten zijn met de Zuid-Europese in het kader van de Europese Unie en de gezamenlijke euro, en de crisis waarin de Zuid-Europese landen zitten omdat ze teveel euros uitgegeven hebben en en ermee hebben gespeculeerd. Dat wil zeggen: dat de harder-werkende Noord-Europese burgers hun spaarcenten moeten geven aan de minder hard werkende Zuid-Europese burgers die hun geld verjubeld hebben in piramidespel-achtige huizeninvesteringsprojecten .

Al deze drie vormen van onbeperkte solidariteit vallen tezamen weer onder een gemeenschappelijke noemer, namelijk die van de "internationale solidariteit", of ook wel  "internationale gerichtheid" . Die internationale solidariteit is een expliciet uitgesproken doelstelling van vele stromingen en politieke partijen, die de term omhullen met roze wolken van "Goed" zijn. Voorbeelden in Nederland daarvan zijn de talloze organisaties voor ontwikkelingshulp, en politieke partijen als GroenLinks en D66.

Op deze website wordt voor ideologie in het algemeen beweerd dat op zijn minst een gevaarlijke en potentieel een desastreuze zaak is. Het geval van "internationale solidariteit" is daarvan een voorbeeld . Wat betreft de ontwikkelingshulp worden de aanwijzingen steeds sterker dat het niet allen niet helpt, maar juist contraproductief is: het maakt mensen en landen afhankelijk in plaats van zelfstandig .

Naast de materiële effecten van solidariteit voorbij de grens van redelijkheid zijn er ook de psychologische. Het is een over de hele wereld bekend wijsheid dat mensen die veel krijgen zonder er iets voor terug te hoeven doen, talloze kwalijke eigenschappen ontwikkelen. Kijk bijvoorbeeld naar het geval van de rijken .

Ook bij de al genoemde zaken is dat terug te zien: de Zuid-Europese landen staken harder tegen de bezuinigingen genoodzaakt door hun eerdere verspillen dan de Noord-Europese burgers tegen het uitdelen van hun spaargelden aan mensen met een gat in hun hand.

En wat betreft de moslim-immigranten zijn de negatieve gevolgen van onbeperkte solidariteit nog duidelijker: in plaats van op enigerlei wijze dankbaar te zijn voor het vele dat ze al gekregen hebben, zijn ze zich steeds sterker aan het afkeren van hun gastheren, zichtbaar door het bouwen van steeds grotere moskeeën, het steeds meer gaan dragen van anti-westerse symbolen als hoofddoeken, en een voortdurende stroom klachten over hoe slecht ze wel niet behandeld worden   en andere wanstaltigheden . In een één-op-één situatie tussen twee personen had de gever zich allang vol walging afgewend, of een draai om de oren uitgedeeld .

De gegeven gevallen van solidariteit ten opzichte van externe groepen: derde-wereldlanden, Zuid-Europeanen, en (allochtone) immigranten zijn dus voorbeelden van de juistheid van de aloude wijsheden omtrent het uitdelen: "Al te goed is buurman's gek".

Bij deze kwalificaties zijn we tot nu toe uitgegaan van de oprechtheid van de uitsproken ideologie van "internationale solidariteit", wat geldt voor een deel van de GroenLinks-achtige  en ontwikkelingshulp-sectoren. Het geldt zeker niet voor vrijwel de gehele sector beslaande D66 en nog verder liberalere en rechtsere hoek. Deze groepen hanteren een vorm van internationale solidariteit genaamd "internationale gerichtheid" in hun propaganda en streven naar Europese eenwording, economische globalisering en onbeperkte migratie, wat in vele gevallen beter gekarakteriseerd wordt door de term "kosmopolitisme" . Ook dit is een term met een goede reuk, maar in dit geval is het vrijwel uitsluitend een kwestie van parfum die bedoeld is om de stank van het keihard eigenbelang en materialisme te verhullen, zie de lijst bij Kosmopolitisme of zie de versie van Toonder hier .

Solidariteit is dus één van die vele zaken die hun oorsprong vinden in de gezonde omgang tussen gewone mensen, en geperverteerd is door de uiteinden van het spectrum: de machtigen en rechtsen die erover liegen en huichelen en grootste deel in de eigen zak steken, en de linksen die erover liegen en huichelen en het grootste deel uitdelen aan "zielige negertjes" .


Naar Linkse denkfouten , Politiek lijst , Politiek & Media overzicht  , of site home .

 

25 dec.2010; 6 jul.2011