Maatschappelijke veeleisendheid, een debat
Het
onderstaande debat bestaat uit een enkel artikel, en de inleiding is duidelijk genoeg. De
erop volgende analyse laat zien dat veeleisendheid in dit debat de clou is.
De Volkskrant, 24-12-2005. Het nieuwe engagement van de dertigers is
niet zwaarmoedig maar levenslustig
Kunnen feesten de wereld redden? Leve de lol
Dertigers verbeteren, feestend de wereld, jubelende coole idealisten. Lekker met
het vliegtuig, maar dan wel een paar bomen laten planten. Maar moeten we wel zo
blij zijn met een generatie die alleen een bijdrage wil leveren aan een betere
wereld als zij er zelf lol aan beleeft?
Nee, meent Marcia Luyten, want waarachtig engagement blijkt alleen uit gedrag.
Dus pak wat minder vaak de auto of het vliegtuig. Jawel, vindt Menno van der
Veen. Feesten voor een goed doel is een manier van jongeren om een politiek
statement te maken. Een debat.
Menno van der Veen (26) studeerde rechten en wijsbegeerte en is
medewerker van het Amsterdamse debatcentrum De Balie, de TU Delft en
adviesbureau Taqt. Tussentitel: Wij geven ons gevoel voor recht een plaats
in onze overdonderde party's
JA
Er zijn twee soorten jongeren. De ene soort staat ernstig in het leven, Hij
verwijt zijn generatiegenoten dat die te weinig nadenken, de snelle kicks en
vrijblijvende chatboxen verkiezen boven zware gesprekken. Hij is boos op de
wereld, vindt dat alles anders moet en vindt vooral dat hij een van de weinigen
is die die verandering kunnen brengen. Als er maar eens naar hem geluisterd
werd... Die jongere lijdt zwaar aan de wereld, hij meet zichzelf een verleden
aan dat zich tot ver voor zijn geboorte uitstrekt. Hij lijdt aan de
Vietnamoorlog, de Tweede Wereldoorlog, de kruistochten. Het is een wereldlijder
die graag een wereldleider zou zijn. Die jongere is schitterend geportretteerd
in Vaders en Zonen van Toergenjev.
De andere soort staat volop in het leven, geniet van
vakanties, denkt niet veel na over de toekomst maar is overal voor in. Als er
een feest georganiseerd wordt dat in het teken staat van wereldproblemen komt
hij graag opdraven. Als het maar een leuk feest is... De andere soort staat
naïef in het leven, geniet en is voor de wereldlijder in alles 'de verwijtbare
ander'.
De wereldlijders heb je hard nodig. Ze discussiëren en
reflecteren en maken je bewust van de gebreken in je denken, in je handelen.
Misschien ervaart de generatie '70/'80 wel een gebrek aan wereldlijders, aan
mensen die ons dwingen tot debat en reflectie.
Toch kan die naïeveling iets wat de wereldlijder niet kan:
hij kan relativeren, en laat zich graag aansporen om het goede te doen. Ook als
dat goede niet volledig doordacht is.
Als ik de wereld wilde veranderen (en waarom zou ik dat niet
willen?) dan zou ik mijn geld eerder op de naïevelingen dan op de wereldlijders
zetten. De wereldlijders vinden mijn initiatieven toch niet deugen, mijn plannen
te weinig doordacht, de allianties die ik sluit moreel verwerpelijk en betichten
me in het algemeen van vrijblijvendheid.
Maar van hoeveel vrijblijvendheid kun je een jongere
beschuldigen die de kwalijke uitstoot van een vliegreis probeert te
minimaliseren, die bereid is een politicus die voor meer geld voor de derde
wereld pleit als een icoon toe te juichen? Waarom juichen ze die politicus toe?
Omdat er nu eenmaal geen andere politicus in Nederland is die de moderne
levensopvatting (je scheidt niet, maar een slippertje moet kunnen) verenigt met
een politiek ideaal (minder oorlog, minder honger) dat breed wordt gedragen, dat
evident is.
Als een politicus wil dat we van hem houden, dan moet hij van
een feestje houden. Ruud Lubbers, houdt van feestjes, Balkenende niet.
(Balkenende wordt uitgekotst door de meeste jongeren behalve op de
EO-jongerendag, dan pilst onze premier er eentje mee en wordt hij opeens
toegejuicht. Terecht.) Wij houden trouwens niet van Lubbers: wij houden niet van
de machtswellustige, niet delegereride no-nonsense recordpremier. Wij houden van
Ruudje: de berustende grootvader die droomt van een betere wereld.
De generatie '70/'80 heeft nog geen oorlogen veroorzaakt, ze
besluit niet over het sturen van vredesmachten, ze heeft geen bloed aan haar
handen en niet de politieke beslissingen genomen over privatisering van
collectieve goederen of de vluchtelingenpolitiek.
Ze wil een betere wereld. Wat mag je anders van haar
verwachten dan dat zij dat ideaal viert? Feesten op een manier die voor oudere
generaties als bedreigend of vervreemdend overkomt is de manier van jongeren om
een politiek statement te maken. De provo-happenings rond het Lieverdje zijn
legendarisch, de liefdeszomer van 1967 is er wereldberoemd mee geworden.
De geschiedenis kent veel voorbeelden van jongeren die
vechten voor hun recht om feest te vieren. Er was niets voor ze te doen, dus
bouwden ze een feestje. En hoewel er voor de gemiddelde tiener op dit moment
waarschijnlijk meer te doen is dan voor de tiener die opgroeide in de jaren '60
is de behoefte om samen feest te vieren niet afgenomen. Er zijn overal feesten,
elk weekeinde. Mooie, knap georganiseerde, overdonderende feesten. Maar, na het
decadente house-nihilisme van de jaren '90, proberen we nu om ons er bewust te
zijn van het feit dat we straks de leiders van dit land, van de wereld worden.
We integreren dat bewustzijn in onze feesten. Je hoeft je kritiek niet te
richten op die feesten, ga er liever naar toe. Breng de onderwerpen in die je
wil bespreken, verhef het debat. Misschien word je ook wel toegejuicht.
Want wat verwacht je verder?
De idealen van de generatie '70/'80 mogen geen doordachte
beginselen zijn, ze zijn wel bespreekbaar, en ze leiden niet tot de uitzichtloze
botsing van principes die de polemieken in de jaren '70 en '80 kenmerkten.
Discussies die terecht als dogmatisch en orthodox zijn afgeschilderd en die toen
iedereen doodmoe was van het discussiëren bleken te leiden tot een
technocratische uitverkoop van collectieve goederen (Paars 2) die ons land in
een collectieve depressie hebben gestort. Met de ex-marxist Zalm als aanvoerder.
De vorige generatie heeft haar opvattingen over een zinvolle
invulling van het leven ingeruild voor mid-weekjes Maladiven, aandelenfondsen en
diners in sterrenrestaurants.
En wij?
Wij slaan die absurditeit gade, troosten onze gescheiden
ouders en vieren feest. We proberen ons gevoel voor rechtvaardigheid een plaats
te geven in ons uitgaansleven, en in ons consumptiegedrag. We rocken zoals erop
Woodstock gerockt werd. Maar grootser, massaler en vooral zonder ontnuchterende
kater achteraf. We waren al nuchter. We proberen om geen of-of generatie te
zijn, maar een en-en generatie. Niet of geld verdienen, of naar onze idealen
leven maar en genieten van het leven, en een betere wereld nastreven. Wij willen
niet uitgediscussieerd zijn op het moment dat het er straks echt om gaat, als we
de macht krijgen.
Wij zijn een geglobaliseerde generatie die pas later gaat
regeren. Wij weten dat de grote wereldproblemen niet op te lossen zijn met een
sit in. Wij worden ons als generatie bewust van onze toekomstige positie: we
laten ons voorlichten over het fort Europa, over de oorzaken van oorlog, over de
bestrijding van aids. We drinken er een peperdure cocktail bij in plaats van een
verschraald biertje.
Natuurlijk moeten we ook met elkaar in debat gaan, meer en
harder en vooral: we moeten elkaar op onze 'lifestyle keuzes' (zie Marcia Luyten
hiernaast) durven aanspreken. Maar de roep om meer debat, is geen roep om minder
te feesten. De roep om meer debat, de noodzaak om een eigen morele taal uit te
vinden (want hoe definieer je een betere wereld?) maakt de 'creditcard-vrijgevigheid'
(idem) niet minder nodig. Geen of-of maar en-en.
We gaan het straks heel goed doen. Daar hoef je niet bang
voor te zijn. Wij gaan voorbeeldig regeren! Prettig kerstfeest
Marcia Luyten (34) is cultuurwetenschapper en econoom en werkt als zelfstandig
journalist. Ze woonde enkele jaren in Rwanda en schreef daarover het boek
Witte geef geld. Tussentitel: Feestidealen zijn hypocriet en gaan
voorbij aan de echt grote problemen in de wereld
NEE
Wij dertigers nemen deze dagen graag ons idealisme de maat: toont mijn
generatie, geboren in de jaren zeventig, zich betrokken bij de wereld om zich
heen? Nou en of, meent generatie-genoot Evert Nieuwenhuis, auteur van De
grote globaliserings-gids: 'Het nieuwe engagement bruist en borrelt overal.'
Nieuwenhuis schetste dat idealisme onlangs ook in NRC
Handelsblad: meer dan duizend jongeren vieren in de Melkweg De Nacht van de
VN en juichen Ruud Lubbers toe als ware hij Bono. Ze sturen protest-sms'jes naar
Amnesty International en luisteren op een popfestival of MTV naar een politiek
debat. We verbeteren feestend de wereld, klinkt zijn aanstekelijk credo.
Nieuwenhuis kent de kritiek die het nieuwe engagement
uitlokt: 'Het moet wel leuk blijven, anders zappen ze weg', om vervolgens juist
de vraag naar gedrag onbeantwoord te laten.
'Schuif dit 'idealisme à la carte' niet terzijde - je bereikt er meer mee dan
een strak keurslijf van idealen.'
Hier schetst Nieuwenhuis de verkeerde tegenstelling. Het gaat
niet om de vraag welk soort idealen het meeste effect sorteert. Het gaat om de
discrepantie tussen gedachte en gedrag. Met alleen idealen - à la carte of als
een jaren-zestig-standaardmenu - bereik je niks. Het gaat om wat je doet. En
nalaat.
Cool-idealisme hoort bij de lifestyle van jonge
hoogopgeleiden. Nieuwenhuis verwijst dan ook naar een habitus, een die
schuilgaat achter het mombakkes van idealisme. Het feest-engagement is een
stijlicoon. Werkt het nieuwe engagement dan niet door in gedrag? Jazeker wel,
zegt 'Nieuwenhuis, en hij somt op: betaal je ipod zonder schuldgevoel door ook
geld over te maken aan een onderzoeksproject in Afrika. Vlieg naar New York maar
laat ook 59 bomen planten. Koop niet automatisch de goedkoopste boontjes.
Precies daar lopen praktijk en idealisme uit elkaar. Wat
blijkt? Wie in woord geëngageerd is, toont dat lang niet altijd in daad. Zo'n
tachtig procent van de Nederlanders zegt Max Havelaar-koffie te steunen. Minder
dan 3 procent koopt het. De consument wil goedkope koffie.
En is er dan iets mis met het storten van geld voor een goed
doel? Integendeel. Of, zoals Nieuwenhuis vraagt: mag goeddoen soms niet leuk
zijn? Tuurlijk wel. De tijd dat al wat goed was bitter moest smaken is echt wel
voorbij. Alleen: een i-pod kopen en ter geruststelling geld storten voor Afrika
laat zich niet goed aanmerken als een daad van idealisme. Er is namelijk' geen
keuze gemaakt tussen alternatieven die met elkaar op gespannen voet staan.
Met zat geld op zak is goeddoen niet moeilijk. Dan kan het
énén: consumeren, genieten en de wereld verbeteren. Opnieuw: daar is niks mis
mee, maar maak het niet mooier dan het is. Het feest-idealisme benadert zo de
levenslust van de proto-katholiek: geniet van het leven en wees niet bang voor
een beetje hypocrisie als dat heel maakt wat eigenlijk verscheurd is.
Ook al kan het soms win-win, dat doet niets af aan de
realiteit dat we klimaatverandering alleen vertragen als we minder vliegen,
autorijden, kopen, stoken, bouwen; daar helpen 59 troostbomen niet aan. Als we
armoede in Afrika willen verminderen, moeten we aids en oorlog stoppen. Dat
vraagt grote investeringen in artsen, medicijnen en militairen. Ook moeten veel
Europese boeren failliet en moeten wij duurdere producten kopen. Waardoor we
minder geld overhouden voor feestjes. En die uitruil, daar lijken dertigers niet
toe bereid.
De charmante hink-stapsprong waarmee Evert Nieuwenhuis de
tegenstelling tussen genieten en goeddoen overstijgt, staat niet op zichzelf.
Wat geldt voor betrokkenheid bij leed ver weg, gaat ook dicht bij huis op. In
hun boek Kiezen voor de kudde, lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid
laten Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp de tegenstelling tussen individu
en gemeenschap oplossen in 'de lichte gemeenschap'. Het gaat dan om
'lidmaatschappen die je kunt opzeggen, in plaats van verwantschappen voor het
leven.
Dat leidt tot vluchtiger banden, maar ook tot meer connecties.' Belangrijk is
dat deze gemeenschappen nieuwkomers toelaten, en dat je er ook weer uit kunt
vertrekken.
Zo'n gemeenschap is precies wat hij belooft: draaglijk licht.
Die hoeft het individu niet in zijn vrijheid te belemmeren. Alleen is de vraag
hoeveel 'de gemeenschap' - zo zonder adjectief staat het woord er ineens
hulpeloos en ouderwets bij - opschiet met de onlosmakelijke vrijblijvendheid.
Zetten de dertigers zich nog in voor een publieke zaak als dat niet onmiddellijk
leuk of rendabel is?
Die maatschappelijke bindingsangst lijkt niet van alle
tijden. In het dorp waar ik ben geboren, werden de laatste 33 zomers afgesloten
met een feest. Kasteel Wijnandsrade is dan twee dagen in voorbije tijden:
jonkvrouwen wiegen hun jurken vol brokaat als de minstreel zijn liefdeslied
zingt. Een smid slaat een veldkruis. Aan tafels met schragen eten dorpsbewoners
en duizenden bezoekers versgebakken brood met zure zult en drinken ze
(natuurlijk Limburgse) wijn en bier.
Dagen tevoren rijdt de kasteelboer zijn wagens en machines de
schuren uit. Ook de bewoners van het kasteel maken met hun auto's en tuinmeubels
plaats voor de honderden vrijwilligers die, onder aanvoering van een horde
vijftigers, erf en hof innemen met bezems, marktkramen, snoeren en
podiumblokken. Dat alles om de kas van de handbalvereniging te vullen. Ook al
betalen de leden een minimale contributie, deze sportclub is goed uitgerust. Van
de winst van het feest worden T-shirts, trainingspakken, ballen en andere
feesten betaald.
Aan het folklorefestival doet een groot deel van de
dorpelingen mee - ook mensen die niks met handbal hebben. Het feest voor de
Limburgse cultuur bestaat alleen dankzij al die mensen die ook komen opdagen als
het eens niet helemaal of zelfs helemaal niet leuk is.
Maar het dorp is eigentijdser dan het misschien zou willen.
Jonge ouders hebben geen zin meer om het sportteam van hun zoon of dochter naar
een uitwedstrijd te rijden. De handbalvereniging zag zich genoodzaakt eerder
ongeschreven regels expliciet te maken: ouders moesten eens per seizoen met de
auto mee. Een vrouw van begin dertig zei dat ze daar geen tijd voor had, maar
dat ze graag meer contributie zou betalen. Over meewerken op het feest voor
Limburgse cultuur maakt de voorzitter zich geen illusies meer. Hij snapt hoe het
zit:
'Dertigers kopen hun betrokkenheid af.'
Mijn generatie zoekt idealisme zonder altruïsme.
Gemeenschappen lusten we alleen light, net als het feestidealisme.
Goeddoen? Heel graag, als we er geen last van hoeven hebben. Dat is engagement
in geest zonder betrokkenheid in gedrag.
Red.: Het argument van Luyten is dat de gevaren van de wereld
komen door gedrag. De vrolijke dertigers stellen daar tegenover dat ze hun
gevaarlijke gedrag compenseren door steun aan een tegenwerkende kracht, zoals
het sponsoren van bomen in de derde wereld of iets dergelijks. Ze willen blijven
consumeren, terwijl ze dat elders compenseren. Het punt is alleen dat dat
consumeren een ernstige vorm van over-consumeren is, en de compensatie in
vergelijking daarmee een druppel op een gloeiende plaat (en deze vergelijking
dreigt bijna letterlijk te worden!)
Deze houding van de feestvierende
dertigers is een dubbele vorm van veeleisendheid: ten eerste is daar de
veeleisendheid van het door willen gaan met over-consumeren, zelfs als men
beseft dat er iets niet goed gaat. Daarnaast wil men ook nog af wil van het
gevoel van ongemak dat het besef dat er iets niet goed gaat met zich mee brengt.
Dat is eigenlijk meer dan dubbele veeleisendheid, het is bijna maniakaal. In
ieder geval komt het overeen met de ernstigste gevallen als beschreven in de
psychologische vormen van veeleisendheid. Voor reacties op dit debat, zie hier
.
Terug naar Veeleisendheid, sociologisch
, Sociologie, overzicht
, of naar site home
.
|