Bronnen bij Westerse organisatie: discussie 2008
|
30 jan.2008 |
We beginnen met een artikel van Thomas von der Dunk, die hier al eerder als
bron is gebruikt. In onderstaande artikel geeft hij de hele argumentatie uit
Westerse organisatie
weer:
De Volkskrant, 18-01-2008, door Thomas von der Dunk, cultuurhistoricus.
Stamdenken is probleem Kenia
In Kenia is politiek geen strijd tussen ideeën, maar tussen etnische groepen
waarvan iedereen door geboorte deel uitmaakt, betoogt Thomas von der Dunk.
Het is opvallend hoe sommigen in een kramp schieten, wanneer iemand constateert
dat de problemen in Afrika allereerst te maken hebben met de moeizame aard van
de Afrikaanse samenleving zelf. Zo ook Ineke van Kessel (Forum, 7 januari).
Terecht stelt zij dat West-Europa met zijn individualisme en het afsterven van
etnische loyaliteiten mondiaal een uitzondering vormt, maar het feit dat juist
dát ten grondslag ligt aan onze huidige welvaart en maatschappelijke
stabiliteit, durft zij niet te trekken.
Zij is nog steeds het slachtoffer van de VOC-mythe, die ook
premier Balkenende aanhangt: dat de voorsprong van Europa het gevolg (in plaats
van de oorzaak) zou zijn van het kolonialisme, terwijl ook onze Gouden Eeuw
weinig te maken had met dat handvol heldhaftige zeetochten richting Indië, en
alles met een overvloed aan saaie scheepjes in de Sont. Dat de organisatie van
een samenleving voor het menselijk welzijn wezenlijker is dan de toegang tot
belangrijke grondstoffen, illustreert niet alleen het gegeven dat met Indië
verloren nog geen rampspoed bleek geboren, maar ook de hopeloze achterlijkheid
van veel Arabische landen die in de olie baden. Zelfs IJsland floreert zo
vandaag meer dan Congo of Kenia, terwijl het aan natuurlijke rijkdommen toch
over niet veel meer beschikt dan vulkanen, geisers en vis.
Van Kessel prijst het feit dat Senegalese
moslimbroederschappen en Somalische clans wereldwijd netwerken onderhouden: ‘De
leden vertrouwen elkaar omdat zij behoren tot eenzelfde familie, eenzelfde clan,
dezelfde etnische groepering of dezelfde religieuze gemeenschap. Daar is niets
mis mee.’
Daar is juist van alles mis mee. Het niet altijd even
gezellige karakter van die Somalische clans – waarover Ayaan Hirsi Ali vast
opheldering kan verschaffen – terzijde latend: als etniciteit voor loyaliteit
allesbepalend is, ontstaat in een wereld waarin de macht bij staten is
geconcentreerd meteen een probleem wanneer die staten niet met stammen
corresponderen. Dat nu is in Afrika het geval, en vormt eigenlijk het enige
typisch westerse bestanddeel van de koloniale erfenis, dat én ingrijpend is
geweest én in hoge mate negatief heeft uitgewerkt. Al het andere, inclusief de
slavenhandel, was geen import, maar bestond al eeuwenlang. Het is een fictie dat
Afrika zonder die driekwart eeuw Europese overheersing nu welvarender zou zijn.
Als binnen een staat het stamgevoel dominant is, en tegelijk
stamgrenzen niet met staatsgrenzen samenvallen, bestaat er bij de inwoners niet
een gevoel van een gemeenschappelijke lotsbestemming. Men ziet de staat vooral
als een ruif, die men zo veel mogelijk ten behoeve van de eigen stam plundert.
Een democratie kan daarentegen alleen functioneren op basis van het idee van
zo’n gemeenschappelijke lotsbestemming, waarbij alle inwoners dezelfde rechten
hebben. Wanneer bij verkiezingen vooral stammen botsen, staat niet meer de
collectieve inrichting van de samenleving centraal, maar is de winst van de één
direct het verlies van de ander.
Dat betekent dat Van Kessels stelling, dat de protesten van
de Keniaanse oppositie impliceren ‘dat de betogers belang hechten aan de
democratie’, niet deugt: zij hekelen niet dat de verkiezingen mogelijk
onrechtmatig verliepen, maar dat zij die verliezen. Hadden zij gewonnen, dan
zouden zij zich over onrechtmatigheid niet beklagen. Dat geldt voor de
tegenpartij ook.
De uitkomst bepaalt de acceptatie – niet de rechtmatigheid
ervan. En dat komt, doordat verkiezingen geen krachtmeting tussen ideeën vormen,
waar de kiezers voor of tegen kunnen kiezen, maar tussen vaste etnische groepen,
waarvan de kiezers door geboorte deel uitmaken. Dat maakt slechts Van Kessels
slotsom juist: een westerse democratie valt niet zomaar te exporteren – daarvoor
blijken zulke stammenstructuren veel te taai.
Red.: Dit was natuurlijk een grove vloek in de kerk van de
hulpverleners. En men kwam in het geweer:
De Volkskrant, 25-01-2008, door Henk Haenen, Kenia-kenner
Stammen zijn westers bedenksel
Het conflict in Kenia heeft meer met politieke en maatschappelijke motieven te
maken dan met een strijd tussen verschillende stammen, betoogt Henk Haenen.
De vader van de Keniaanse oppositieleider Raila Odinga, Jaramogi Oginga Odinga,
kwam in 1960 bij het dekolonisatieproces van Kenia in conflict met Jomo Kenyatta,
een van de leiders van de vrijheidsbeweging Mau Mau. Odinga behoorde tot de
etniciteit van de Luo, Kenyatta tot die van de Kikuyu. Maar daar ging het niet
om. In de bespreking met de Engelsen over de soevereiniteitsoverdracht
aanvaardde Kenyatta voorwaarden die de beoogde onafhankelijkheid sterk aan
banden legde. Odinga zag dit als verraad, niet van de Luo, maar van het
Keniaanse volk in al haar culturele en etnische verscheidenheid.
De huidige situatie in Kenia vertoont overeenkomsten
met 1960. De onlangs herkozen president Mwai Kibaki is een Kikuyu,
oppositieleider Raila Odinga een Luo. Wederom spelen politieke en
maatschappelijke motieven de hoofdrol, meer dan etniciteit. Het ‘ontstelen van
de winst’ speelt als beschuldiging een belangrijke direct aanwijsbare rol. Toch
zijn er ook dieperliggende oorzaken. Voor een deel hebben deze te maken met
enerzijds een achterban die vooral stedelijk geconcentreerd is en anderzijds een
achterban die in sterkere mate verbonden is met de dorpen. Dit laatste geldt
niet alleen voor de Luo, maar ook voor andere culturen c.q. etniciteiten in
Kenia. Een gelijkmatige spreiding van de vruchten van economische groei over
alle delen van het land is om diverse redenen, onder de bewindsjaren van Kibaki
(sinds 2002), niet goed van de grond gekomen. Hierbij komen de problemen die
aids, jeugdwerkloosheid, corruptie en ineffectieve investeringen met zich
meebrengen.
Thomas von der Dunk echter schrijft het gebrek aan
organisatie in Kenia op het conto van een ‘stamdenken’ (Forum, 18 januari). Hij
stelt dat het Keniaanse, en in algemene termen het ‘Afrikaanse probleem’, hierin
gelegen is dat nationale staten ‘niet met stammen corresponderen’. Volgens hem
is dit ‘het enige typisch westerse bestanddeel van de koloniale erfenis, dat én
ingrijpend is geweest én in hoge mate negatief heeft uitgewerkt’. Dit is ook de
visie van de historicus Basil Davidson, bekend van Afrika en de vloek van de
natiestaat. Die heeft echter ook aangetoond dat het begrip ‘stam’ door de
westerse kolonisator werd uitgevonden en geijkt om een koloniale politiek te
kunnen voeren.
Over de prekoloniale Afrikaanse samenlevingen schrijft hij:
‘Dat waren samenlevingen die zichzelf bestuurden middels hun eigen wetten. Dat
feit was uitzonderlijk moeilijk te erkennen en te aanvaarden door de
buitenwereld.’
In Kenia bestond bijvoorbeeld een hechte maatschappelijke en
politieke organisatie bij de Kikuyu die in velerlei opzicht democratisch genoemd
kan worden. Er was een uitgekiend systeem van scheiding tussen militaire en
politieke macht en de machtswisseling, om de vijfentwintig jaar, werd telkens
gebaseerd op de bevestiging van een grondwet die vrijheden en rechten van het
volk garandeerde. Zeker, het betrof een orale cultuur, de basisregels van de
samenleving werden gezongen en er werd door het volk ter bevestiging
gedanst.
De Britten ontmantelden deze politieke en maatschappelijke
organisatie en stelden ‘stamhoofden’ aan, die – allicht – niet door de Kikuyu
erkend werden omdat ze niet democratisch gekozen waren. Vervolgens lieten ze
weten (in de White Paper of July, 1923) er alles aan te doen om de Afrikanen
naar een hoger intellectueel, moreel en economisch niveau te tillen.
Natuurlijk speelt etniciteit in het huidige gevaarlijke
conflict in Kenia een rol, maar het betreft een historisch beladen etniciteit,
en deze is veeleer van recente datum en per se niet terug te voeren op oude
Afrikaanse culturele en maatschappelijke tradities. ‘Stammenstructuren’ betreft
een westerse uitvinding, bedoeld om te overheersen, en zeker, deze
structuurloosheid – nu ‘stammenstructuren’ genoemd – werkt op negatieve wijze
door. Waar politieke en maatschappelijke structuren ontbreken, krijgt de
collectieve, ongebreidelde stem het voor het zeggen. Deze ‘stem’ is chaotisch en
gewelddadig, juist door haar ongetemperde karakter.
Wat Von der Dunk doet, is aan een Afrikaans land de
geschiedenis van (het vernietigen van) zijn politieke en maatschappelijke
structuren ontzeggen. Dat lijkt mij eerlijk gezegd een vorm van onbedoeld
neokoloniaal denken.
Henk Haenen is Kenia-kenner en auteur van het proefschrift Afrikaans denken:
ontmoeting, dialoog en frictie (2006). Hij werkt aan een boek over
Afrikaanse filosofische tradities.
Red.: Samengevat: Ten eerste: het is niet de schuld van de
stammen. Ten tweede: als wel de schuld is van de stammen, is dat veroorzaakt
door het westen. Ten derde: als het wel de schuld is van de stammen, en niet de
schuld van het westen, bestaan stammen niet.
Een treffende gelijkenis met het bekende rijtje "te-laat"
smoezen: band lek, brug dicht, fiets gestolen.
De Volkskrant, 25-01-2008, door Ineke van Kessel, verbonden aan het
Afrika-Studiecentrum in Leiden.
Zo simpel ligt het niet in Afrika
Bij gewelddadige conflicten in Afrika speelt veel meer dan etnische verschillen,
betoogt Ineke van Kessel. Bijvoorbeeld werkloosheid onder jonge mannen.
Etniciteit is een belangrijke factor in Afrikaanse samenlevingen, maar Afrika is
niet te begrijpen als we alléén door de bril van ‘stammenstrijd’ kijken. Er zijn
nog andere potentiële breuklijnen: tussen arm en rijk, man en vrouw, jong en
oud, stad en platteland en tussen aanhangers van verschillende religies. Dat was
mijn betoog (Forum, 7 januari). Thomas von der Dunk verklaart mij nu tot
‘slachtoffer van de VOC-mythe’ (Forum, 18 januari).
Maar nergens in mijn stuk komt het kolonialisme ter sprake,
niet in positieve en niet in negatieve zin. Over slavenhandel heb ik al helemaal
niet gerept. Von der Dunk vecht tegen de windmolens in zijn eigen hoofd. Toch is
het onderwerp belangwekkend genoeg: hoe moeten we iets begrijpen van
gewelddadige conflicten in Afrika?
Een paradox van het globaliseringstijdperk is de fixatie op
identiteit: etnische, religieuze, nationale en regionale identiteiten,
autochtonen en allochtonen. De klassenstrijd is uit de mode, maar dat betekent
niet dat daarmee ook de sociaal-economische ongelijkheid uit de wereld is. In
Afrika is de kloof tussen arm en rijk groter dan ooit tevoren. Veel landen
vertonen gezonde macro-economische groeicijfers, maar die relatieve voorspoed is
erg ongelijk verdeeld.
De groei is kapitaalintensief, niet arbeidsintensief. Vaste
banen worden vervangen door stukwerk en flexwerk. Schoolverlaters komen in een
maatschappij die geen plaats voor hen heeft. Zonder uitzicht op economische
zelfstandigheid is er ook geen uitzicht op de status van volwassen man of vrouw.
Dat is de tijdbom die tikt in grote delen van Afrika.
Dankzij de massamedia krijgen de armen in Afrikaanse
krottenwijken en plattelandsdorpen zicht op een wereld waarvan ze altijd
buitengesloten zullen blijven. Dat is een andere paradox van het
globaliseringstijdperk. Al met al kun je je voorstellen dat de frustraties soms
hoog oplopen. In elk land zijn grote reservoirs werkloze ‘overbodige’ mannen
beschikbaar voor leiders die hun ambities willen verwezenlijken door hun
achterban langs etnische of religieuze lijnen te mobiliseren.
Religie is niet verantwoordelijk voor godsdienstoorlogen.
Etniciteit is niet verantwoordelijk voor stammenstrijd. Mensen willen ergens bij
horen. Zeker in Afrika is het behoren tot een of meer sociale verbanden een
voorwaarde om te overleven. De meeste Afrikanen maken deel uit van meerdere
sociale netwerken: familie, etnische groep, kerkgenootschap, sportclub, vakbond
of spaarvereniging. Natuurlijk kunnen mechanismen van in- en uitsluiting
conflicten veroorzaken. Maar de echte problemen ontstaan pas als ambitieuze
leiders hun aanhang mobiliseren op basis van etnische exclusiviteit.
Volgens Von der Dunk moeten kiezers in een democratie tussen
verschillende ideeën kunnen kiezen. Maar aan dat ideaaltype voldoet geen enkele
westerse democratie. Behalve om ideeën gaat het ook om belangen en imago’s.
Programmatische verschillen tussen politieke partijen worden steeds kleiner.
Helemaal in Afrika, waar de hoofdlijnen van het sociaal-economische beleid
vastliggen. Landen kunnen zich daar niet onttrekken aan de neoliberale mantra
van de Wereldbank en het IMF: terugsnoeien van de overheid, privatiseren,
dereguleren, liberaliseren. Dus gaat het in verkiezingen niet om verschillende
programma’s, maar om een wedloop tussen personen die beloven dat zij minder
corrupt en competenter zijn dan hun rivalen. En natuurlijk beloven ze de
belangen van hun eigen aanhang te behartigen.
Kortom, de Afrikaanse werkelijkheid is redelijk complex. Om
er iets van te begrijpen (dat is iets ander dan aanprijzen), moeten we ons erin
verdiepen. Het helpt niet om het refrein van professor Higgins uit My Fair
Lady na te zingen: ‘O, was iedereen maar zoals wij!’
Red.: Let op deze mooie: 'Religie is niet verantwoordelijk
voor godsdienstoorlogen.'. Daar zijn wat variaties van te maken: "Dictators zijn
niet verantwoordelijk voor onderdrukking", "Imperialisten zijn niet
verantwoordelijke voor veroveringsoorlogen", enzovoort. En directer slaande op
het onderwerp: 'Maar de echte problemen ontstaan pas als ambitieuze leiders hun
aanhang mobiliseren op basis van etnische exclusiviteit.' Alsof het vroeger,
zonder ambitieuze leiders, anders is gegaan (stammenoorlogen zijn zo oud als
Afrika), en alsof die ambitieuze leiders anders konden opstaan zonder de steun
van een groot deel van hun volk. En alsof het automatisch zo is dat het volk
altijd ambitieuze leiders volgt, in al hun ideeën.
Ook dit is dus niets dan een lange reeks smoezen met als één doel:
draaien om de hete brei van de etniciteit, en stammenstrijd.
Voor de volledigheid, één van de artikelen waar de discussie mee begon - de
artikelen waarop dit een reactie was, die van Kluveld en Cuperus, zijn op het
ogenblik niet beschikbaar. De combinatie is in feite een herhaling van het
voorgaande, alleen wat minder uitgekristalliseerd:
De Volkskrant, 07-01-2008, door Ineke van Kessel, verbonden
aan het Afrika-Studiecentrum in Leiden.
Geweld Kenia is niet einde van democratie
Het geweld in Kenia na de verkiezingen zien als bewijs dat democratie in Afrika
onmogelijk is, vindt Ineke van Kessel een vorm van tribaal fundamentalisme.
Tussentitels: Afrikanen zitten niet opgesloten in hun stamverbanden
Kluveld en Cuperus debiteren weer alle clichés over Afrika
Het gaat over Afrika, en dus halen Amanda Kluveld en René Cuperus (Forum, 5
januari) alle clichés uit de kast. Afrika is het continent van de stammenstrijd,
en dus kan het daar nooit iets worden met de democratie.
Beide commentatoren ontpoppen zich als tribale
fundamentalisten: alles wordt verklaard binnen het referentiekader van de
stammenstrijd, de vloek van Afrika. Als er oorlog uitbreekt op de Balkan, als
het vredesproces in Noord-Ierland weer eens wordt opgeblazen of als de Russische
regering alle Tsjetsjenen neerzet als terroristen, leidt dit nooit tot
generaliserende beschouwingen over de inktzwarte toekomst van Europa.
Voor Afrika gelden andere maatstaven, want Afrika wil zich
maar niet schikken naar ons normatieve wereldbeeld.
Modernisering leidt tot secularisering en individualisering.
Dat is de uitkomst geweest van het moderniseringsproces in West-Europa, en dus
verlangen wij dat de rest van de wereld dit patroon navolgt. ‘Wij’ zijn immers
normaal en ‘zij’ moeten zoveel mogelijk worden herschapen naar onze gelijkenis.
Maar West-Europa is de uitzondering in de geschiedenis, niet
de regel. In de rest van de wereld betekent modernisering niet noodzakelijk het
afsterven van religieuze en etnische gemeenschappen. Een globaliserende wereld
roept tegenprocessen op. Globalisering gaat gepaard met een versterking van
etnische en religieuze identiteiten en groepsverbanden. Dat geldt ook voor
Afrika. Niet omdat Afrika wordt bevolkt door achterlijke types die niet weten
wat goed voor hen is, maar omdat etnische en religieuze gemeenschappen vormen
van sociale samenhang en zekerheid bieden die de staat niet aan zijn burgers kan
leveren. Dergelijke gemeenschappen zijn ook een vorm van sociaal kapitaal: op
basis van onderling vertrouwen worden zaken gedaan en wederzijdse diensten
geleverd.
Chinese kongsi’s, Senegalese moslimbroederschappen en
Somalische clans onderhouden wereldwijd netwerken waardoor hun leden overal
handel kunnen drijven ook zonder contanten op zak. De leden vertrouwen elkaar
omdat zij behoren tot eenzelfde familie, eenzelfde clan, dezelfde etnische
groepering of dezelfde religieuze gemeenschap. Daar is niets mis mee.
Problemen ontstaan pas als etnische of religieuze leiders hun
achterban gaan mobiliseren tegen ‘anderen’, andersgelovigen of leden van andere
etnische gemeenschappen.
Anders dan Amanda Kluveld meent, zijn moderne
communicatiemiddelen geen instrument om dit gemeenschapsdenken op te blazen.
Integendeel, via internet en de mobiele telefoon worden etnische en religieuze
netwerken wereldwijd onderhouden. Media kunnen een rol ten goede spelen maar ook
ten kwade, zoals radio Mille Collines in Rwanda tijdens de genocide van 1994
heeft aangetoond.
Mogelijk zou het sociale vangnet van de verzorgingsstaat de
etnische en religieuze solidariteit kunnen verzwakken, maar die verzorgingsstaat
is in Afrika voorlopig niet in zicht. Dus is het vanuit het oogpunt van
zelfbehoud alleszins redelijk om andere netwerken en verbanden te onderhouden.
Afrikanen zijn niet opgesloten in hun stamverband: ze
onderhouden daarnaast tal van andere contacten. Ze hebben meervoudige
identiteiten, gevormd door etniciteit, religie, sociale klasse, leeftijdsgroep,
enzovoorts.
Kenianen gaan de straat op om te protesteren tegen de
‘gestolen verkiezingen’. Democratie heeft alleen betekenis als er inderdaad iets
te kiezen valt, en als de spelregels worden gerespecteerd. Je kunt dus zeggen
dat de betogers belang hechten aan de democratie.
Er is uiteraard geen enkel excuus voor brute moordpartijen op
leden van andere etnische gemeenschappen. Maar hoe gruwelijk de massamoorden in
Eldoret en elders ook zijn, het vergt een reusachtige gedachtensprong om maar
meteen een heel continent af te schrijven. Afrika is vele malen groter, veel
complexer en veel diverser dan Europa. Conflicten zijn – daar en hier – alleen
te begrijpen als we ons willen verdiepen in de specifieke context, in plaats van
gemakzuchtige generalisaties uit de oude doos te halen. En natuurlijk is
democratie geen exportproduct.
Naar Westerse organisatie, stamdenken
,
Westerse organisatie
,
Sociologie
lijst
, Sociologie
overzicht
, of site home
.
|