Westerse organisatie: de sociale bindingen

Het artikel Westerse organisatie is uitgegaan van een vergelijking tussen westerse en niet-westerse maatschappijen, ter verklaring van het verschil in rijkdom tussen de twee. Men kan ook de beginnen met de westerse maatschappij an sich, en daarvan de structuur analyseren. Dat laatste is in het kort gedaan door prominent socioloog Kees Schuyt, in een artikel in de Volkskrant. Als eerste zullen we die dingen eruit halen die overeenkomen met de analyse in Westerse organisatie: (de Volkskrant, 11-11-2006, door Kees Schuyt, lid van de Raad van State en hoogleraar sociologie):
  Zoek binding, maar ook tegenbinding

Een teveel aan sociale cohesie schept een onontkoombaar wij-gevoel, dat tegenstellingen juist aanwakkert. Gemeenschappelijkheid wordt ook bereikt door het bindende vermogen van tegenkrachten te onderkennen, zegt Kees Schuyt, die de vier steunberen van de samenleving beschrijft.


Wat houdt een samenleving bijeen? Gemeenschappelijke waarden en normen worden meestal aangewezen als het antwoord op de pregnante vraag naar de binding (of sociale cohesie) van de samenleving. Toch ben ik niet tevreden met dit standaardantwoord, dat in deze campagnetijd bij alle politieke partijen te beluisteren valt. De vraag moet immers gesteld worden wat een samenleving bijeen houdt, als gemeenschappelijke waarden niet of niet meer aanwezig zijn en de samenleving verscheurd dreigt te worden door felle groepconflicten en scherpe wij-zijtegenstellingen.

Sociale uitvindingen
In die situaties heeft een samenleving instituties nodig om niet volledig in te storten. In de loop van de geschiedenis zijn die inderdaad ontwikkeld: een eerlijk rechtsproces, waarin vijandige partijen in eenzelfde (symbolische) ruimte blijven verkeren; religieuze tolerantie, waarin groepen elkaar niet meer naar het leven staan, maar waarin alle verschillen in stand blijven; het zoeken naar wetenschappelijke waarheid, die nooit partijgebonden waarheid kan zijn; ten slotte niet-gewelddadige conflictbeslechting, die conflicten in de samenleving niet ontkent of negeert, maar er wel voor zorgt dat deze conflicten niet uit de hand lopen.
    Een samenleving heeft deze historisch ontwikkelde sociale instituties hard nodig om met vele tegengestelde groepsbelangen en religieuze verschillen om te gaan, zonder tot sociale wanorde of destructie te vervallen. Deze sociale instituties geven ‘tegenkracht’ tegen te veel en te weinig sociale binding.
    Ik aarzel niet om deze tegenkrachten sociale uitvindingen van de allereerste orde te noemen. ...   Deze sociale uitvindingen, langzaam verankerd in sociale instituties, zou ik met een metaforisch beeld de steunberen van een samenleving willen noemen. ...
...  De krachten die de maatschappij bijeenhouden, zijn andersoortig van aard dan de krachten die ervoor zorgen dat een samenleving niet uiteenvalt. Deze krachten en de waarden die ze vertegenwoordigen, worden in discussies over sociale cohesie vaak niet van elkaar onderscheiden. Men neemt te snel aan dat het vooral gemeenschappelijke waarden zijn, die de maatschappij voor uiteenvallen behoeden. Echter, té veel nadruk op eigen waarden en normen sluit groepen met andere waarden en normen gemakkelijk buiten. Insluiting leidt per definitie tot uitsluiting.
    Een maatschappij heeft ook tegenkrachten nodig, die op een andere manier dan de bekende sociale bindingen hun werk doen om de samenleving bij elkaar te houden. Om preciezer te beschrijven wat ik met die tegenkrachten bedoel, wil ik onderscheid maken tussen enerzijds de sociale bindingen, die voortkomen uit gedeelde waarden (shared values) en anderzijds een sociale binding die tegenover elkaar staande partijen, ook als zij geen inhoudelijke waarden delen, niettemin symbolisch bij elkaar brengt en aan elkaar koppelt (nevertheless values). ...
    Ik geef een korte karakteristiek van elk van deze instituties:

Het strafproces
...   Dit gebeurde aanvankelijk nogal primitief, maar het strafproces ontwikkelde zich vervolgens tot een verfijnd en weloverwogen systeem van regels voor aanklacht, verdediging en bewijsvoering. Een moderne publieke rechtsorde is de uitbouw van de eerste uitvinding. ...
Vrije wetenschapsbeoefening
De academische vrijheid en het vrije streven naar wetenschappelijke waarheid werden ontwikkeld – eigenlijk ook ontdekt – in de 12de eeuw in Europa aan de universiteiten, en kregen daar voor het eerst gestalte. Waarheid is niet aan één partij gebonden. Waarheid is niet ondergeschikt aan kerk of staat. Waarheid dient als nastrevenswaardig ideaal alle partijen, hoe verschillend ze ook denken of doen. ... Wetenschapsbeoefening is, idealiter, de institutionalisering van het zoeken naar bovenpersoonlijke waarheid.
Religieuze tolerantie
De religieuze tolerantie werd, na een eeuw van bloedige strijd en godsdienstoorlogen, uiteindelijk uitgevonden in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa. ...
Geweldloze politieke actie
De geweldloze politieke acties van Mohandas Gandhi werden ontdekt en voor het eerst toegepast in Zuid Afrika vanaf 1906 en later verder ontwikkeld in de bevrijdingsstrijd van India vanaf 1921 tot 1948. ...
Corrigerend vermogen
De vier steunberen belichamen precies de vier kernwaarden van een democratie: de rechtvaardigheid van een eerlijk proces, het zoeken naar waarheid, tolerantie en het streven naar niet-gewelddadige conflictbeslechting, of althans naar een reductie van geweld. Gezamenlijk kunnen ze ook opgevat worden als de belangrijkste signalen van hoe sterk en levendig een democratie functioneert. ...

Dit zijn uitwerkingen van de westerse manier van samenwerking, allemaal gebaseerd op een manier van samenwerking die boven de bindingen van eigen groep en clan uitstijgen. Weer in de woorden van Schuyt:
  ... De krachten die de maatschappij bijeenhouden, zijn andersoortig van aard dan de krachten die ervoor zorgen dat een samenleving niet uiteenvalt. Deze krachten en de waarden die ze vertegenwoordigen, worden in discussies over sociale cohesie vaak niet van elkaar onderscheiden. ...
   ...de meer bekende sociale bindingen, die in de samenleving ontstaan door het samengaan van mensen op basis van gelijke ideeën, gelijke gevoelens of gewoonten, gelijke identiteiten. Sociale samenhang door gelijkvormigheid en gelijke (uiterlijke) kenmerken.
    Deze samenhang en gelijkvormigheid voeden een wij-gevoel, vaderlandsliefde en andere uitingsvormen van, meer of minder extreme, sociale binding. ...

Vaderlandsliefde is de hoogste vorm van deze sociale binding, maar Schuyt vergeet te vermelden dat de andere vormen van deze vorm van sociale binding die van familie, clan, en ras zijn. Dit zijn de oude, niet-westerse vormen van binding, zoals die in de rest van de wereld nog dominant is.
    De reden dat Schuyt ze vergeet te vermelden, is dat hij dit soort binding negatief wil kwalificeren:
 
  ... Als men tegenwoordig beweert dan er in de moderne westerse samenleving een tekort aan sociale samenhang bestaat (sociale cohesie), bedoelt men meestal een sociale binding op basis van gelijkvormigheid en eenheid.
    ... Maar het is een goed bewaard sociologisch geheim dat er ook een teveel aan sociale cohesie kan bestaan. Dan ontstaat er in een samenleving alleen nog maar een schier onontkoombaar wij-gevoel, waar iedereen die daarbuiten valt als vijandig wordt beschouwd én behandeld. Wij-zij-tegenstellingen worden er door aangewakkerd en in extreme gevallen tot een ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’ aangescherpt.

Kortom: wij moeten in onze westerse samenleving niet te veel van die binding willen. Dit is dus een veroordeling van degene die roepen om meer binding, hetgeen op het ogenblik in de Nederland het geval is:
  Wat houdt een samenleving bijeen? .... De vraag moet immers gesteld worden wat een samenleving bijeen houdt, als gemeenschappelijke waarden niet of niet meer aanwezig zijn en de samenleving verscheurd dreigt te worden door felle groepsconflicten en scherpe wij-zij-tegenstellingen. ...

De aanleiding tot de vraagstelling en Schuyt's beantwoording is dus de discussie over het wij-zij gevoel in de maatschappij, en dat wij-zij-gevoel, weet iedereen, is veroorzaakt door de integratieproblemen van de allochtone immigranten. Schuyt's antwoord is: niet meer groepsbinding op grond van gelijkheid, maar binding op grond van abstracte instituties. En dat antwoord wordt voorgehouden aan die autochtonen die meer binding voorstellen.
    De werkelijkheid is echter dat niet de autochtonen, opgegroeid in de westerse beschaving van de westerse vormen van samenleving zoals vastgelegd in de genoemde instituties, het meeste last hebben van op gelijkheid gebaseerde groepsbinding, maar de groepen immigranten de allochtonen. En wel in dusdanige mate, dat het heeft gezorgd voor dusdanige problemen dat er op het ogenblik in de Nederlands maatschappij sprake is een wij-zij-probleem.
     Samengevat: het wij-zij-probleem dat het gevolg is van gelijkvormig groepsdenken is niet een westers, maar een allochtoon probleem - het is niet een wij, maar een zij-probleem.
    De boodschap van Schuyt is dus een glasheldere poging tot een omkering van waarden, een van de vele die in dit debat gepleegd worden. Hij wijst de in westerse instituties opgevoede mensen aan als oorzaak van een probleem dat de in de gelijkvormigheiddenkende cultuur opgevoede allochtonen veroorzaken: het wij-zij denken in families, clans en rassen.
    Schuyt gebruikt zijn sociologische kennis om het probleem af te schuiven, waarschijnlijk in een poging een probleem het wij-zij-probleem dat hij terecht signaleert op te lossen: als de allochtonen zich niet langer de oorzaak voelen, gaat het misschien over. Andere artikelen van Schuyt, waarin evenzeer positie wordt gekozen voor de allochtonen, bevestigen dit beeld .
    Het is niet waarschijnlijk dat dit gaat werken, en het is wel waarschijnlijk dat Schuyt daar enig besef van heeft. De volgende bron laat zien dat hij eigenlijk wel weet waar de echte oorzaak ligt . Het is het laatste wat hij in deze bron zegt dat hij bovenstaand aan het doen is. En het is niet waarschijnlijk dat het werkt, omdat het niet het probleem aanpakt bij de bron, maar probeert anderen het probleem te laten oplossen. En dat zet kwaad bloed aan twee kanten: bij degene die het probleem hebben en daarin miskend worden, en bij degenen die het probleem moeten oplossen, en daarvoor niet geschikt zijn: de autochtone lagere klassen.


Naar Westerse organisatie , of site home .

11 jan.2007