Bronnen bij Allochtonen, radicalisering
| 6 aug.2006 |
Onderstaand een reeks van vier artikelen allemaal op dezelfde dag verschenen,
tezamen dus een propaganda-offensief voor een zachtere behandeling van radicale
moslims. Eerst het voorpagina-artikel:
De Volkskrant, 22-07-2006, van verslaggeefsters Janny Groen en Annieke
Kranenberg
Bestrijding terrorisme kan verkeerd uitpakken
Tussentitel: Hoe harder het optreden, hoe groter de haat
De maatregelen van de regering om terrorisme te bestrijden werken
radicalisering in de hand. Zowel wetenschappers als familieleden en vrienden van
terreurverdachten zeggen dat het harde beleid contraproductief is. Ook in
inlichtingenkringen groeit de zorg over de negatieve effecten van het huidige
contraterrorismebeleid. Dit blijkt uit onderzoek van de Volkskrant.
Beatrice de Graaf, die de effecten van contraterrorisme onderzoekt, ziet
vooralsnog ‘geen positieve resultaten’. Zij vergelijkt de maatregelen tegen
terrorisme in Nederland, Duitsland, de Verenigde Staten en Italië in de jaren
zeventig met die van nu. ‘In Nederland is het beleid 180 graden gekanteld, zegt
De Graaf, die is verbonden aan de afdeling internationale geschiedenis van de
Universiteit Utrecht.
In het Hofstadnetwerk, en breder in orthodox-islamitische
kring, doen talloze verhalen de ronde over ‘moedwillige vernedering van moslims’
door de politie. Slaapkamers van moslima’s worden binnengevallen zonder dat de
vrouwen de tijd krijgen zich fatsoenlijk te bedekken. ‘Ik had wel naakt kunnen
zijn. Wat respectloos’, fulmineert de zus van een verdachte in de zogenoemde
Piranhazaak.
In deze zaak staat een groep verdachten rond Samir A. terecht
wegens deelname aan een terroristische organisatie, het voorbereiden van
aanslagen op politici en het AIVD-kantoor en werving voor de jihad. Bij een
huiszoeking in Den Haag, eveneens in het kader van de Piranhazaak, kreeg een
jongetje van anderhalf jaar glassplinters over zich heen.
Familieleden van terrorismeverdachten zeggen 'geschokt' te
zijn door het harde optreden van de autoriteiten. Dat zaait haat, zeggen ze,
leidt in sommige gevallen tot (verdere) radicalisering en verdiept het
wantrouwen in de moslimgemeenschap jegens de Nederlandse samenleving.
Ook bronnen binnen het bureau van de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding zeggen signalen op te vangen dat het
contraterrorismebeleid averechts werkt. Ze hebben grote moeite met de
Sanctieregeling Terrorisme 2006. Deze maatregel- kortweg een bank- en
verzekerings-verbod voor Hofstadveroordeelden - werd begin april ingesteld.
Hofstadveroordeelden worden zo verschoppelingen van de maatschappij, terwijl het
contraterrorismebeleid er op gericht was radicalen terug te winnen voor de
samenleving, luidt de kritiek.
Volgens onderzoekster Beatrice de Graaf kiest de regering op
papier wel voor een 'brede benadering', maar wordt in werkelijkheid veel meer
geld besteed aan repressie dan aan preventie. Ten tijde van de regering-Den Uyl,
en de Molukse treinkapingen, was preventie juist het devies. 'De-escalatie en
terugwinnen van afgedwaalde radicalen had prioriteit boven het aanscherpen of
invoeren van nieuwe wetten', zegt De Graaf. 'En dat terwijl in de jaren zeventig
tien keer zoveel doden zijn gevallen.' Dan is er nog het 'persoonsgericht
verstoren', een maatregel die najaar 2005 door enkele grote steden is ingevoerd,
met name door Amsterdam en Rotterdam. Volgens hoogleraar algemene
rechtswetenschap Jan Brouwer leidt deze vorm van terreurbestrijding niet alleen
tot verdere radicalisering, maar is. deze bovendien onwettig.
De politie houdt geen rekening met de islamitische achtergrond van gezinnen waar
arrestaties worden of huiszoekingen worden verricbt, aldus een woordvoerder van
het Landelijk Parket van het OM dat politieacties in terreurzaken aanstuurt. Er
wordt met 'evenveel respect' opgetreden.
Red.: Het artikel op pagina 2:
De Volkskrant, 22-07-2006, van een verslaggeefster
Verdachten Piranha-zaak ‘al gestraft’
De advocaten van Soumaya S. en Nouredine el F. hebben de rechtbank in Rotterdam
vrijdag gevraagd het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de
zaken van hun cliënten.
Volgens de raadslieden kunnen S. en El F. – die islamitisch zijn gehuwd – niet
terecht staan in de Piranhazaak, omdat ze voor dezelfde feiten zijn veroordeeld
tijdens een ander proces.
Eerder dit jaar werd Nouredine el F. tot vijf jaar cel veroordeeld wegens zijn
rol in de Hofstadgroep en verboden wapenbezit. Vorig jaar zomer werd hij samen
met Soumaya S. en nog een vrouw aangehouden op station Lelylaan in Amsterdam met
een schietklaar machinepistool op zak.
Soumaya S. werd vorig jaar oktober veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf
wegens het medeplegen van verboden wapenbezit.
‘Men zou verwachten dat hiermee een einde was gekomen aan de strafzaak tegen
mijn cliënte’, aldus raadsvrouw Britta Böhler gisteren. In plaats daarvan worden
de bewijsmiddelen uit die afgedane zaak, Soumaya S. opnieuw aangewreven in de
Piranhazaak. Dat is volgens haar in strijd met het ne bis in idem beginsel. Het
OM mag niet twee maal hetzelfde feit vervolgen.
Böhler wees erop dat S. destijds is vrijgesproken van het strafverzwarende
terroristisch oogmerk. Nu zou ze volgens het OM lid zijn van een terroristische
organisatie.
De rechtbank doet op 17 augustus uitspraak in de kwestie. Wanneer de
bezwaarschriften van de advocaten worden gehonoreerd, zullen zij niet niet
verder worden vervolgd.
Volgens officier van justitie Alexander van Dam zijn de aantijgingen in de
Piranhazaak echter ‘aanzienlijk erger’ dan die in de Hofstadzaak. Het OM
verdenkt zes verdachten, onder wie Samir A. en Nouredine el F., van deelname aan
een terreurorganisatie, het voorbereiden van aanslagen op politici en het
AIVD-kantoor en werven voor de jihad.
De advocaten betoogden dat het OM met vage aanklachten komt. Het is hen on
duidelijk waarom deze groep verdachten een terreurorganisatie vormt. Raadsman
Victor Koppe – die zowel Samir A. als Mohammed C. bijstaat – noemde het bewijs
‘buitengewoon mager, minder dan mager’ in vergelijking tot de Hofstadzaak.
Volgens de raadsman sleept het OM veel oude koeien uit de Hofstadzaak erbij.
De rechtbank wees de verzoeken van raadslieden om hun cliënten in vrijheid te
stellen evenwel af. De komende maanden worden nog verschillende getuigen
gehoord, onder wie een Belg die vastzit in Marokko. Hij heeft tegenover de
Marokkaanse autoriteiten verklaard dat Samir A. hem heeft gevraagd een
zelfmoordaanslag te plegen op het AIVD-kantoor in Leidschendam.
Naar verwachting wordt de zaak in oktober inhoudelijk behandeld.
Soumaya S. (rechts) arriveert met enkele belangstellenden bij het gerechtsgebouw
in Rotterdam.
Red.: Het eerste achtergrondartikel, uit de bijlages:
De Volkskrant, 22-07-2006, van verslaggeefsters Janny Groen en Annieke
Kranenberg
Reportage | Terrorismebestrijding
Waar is je burqa?
Tussentitel: ‘De Nederlandse samenleving zal het schaamrood op de kaken
krijgen.’
Vernederingen, invallen, een kind dat onder glassplinters wordt bedolven – in de
strijd tegen het terrorisme nemen opsporingseenheden het niet zo nauw. Families
van verdachten voelen zich geschoffeerd. ‘Stank voor dank.’
Als Karima met haar moeder belt, hoort ze ‘een vierdubbele echo’. Het gesprek
wordt afgeluisterd, is haar volle overtuiging. En dat niet alleen. Soms staan er
wel vier politieauto’s voor de deur. ‘Kennelijk willen ze ons kapot maken. Dit
is veel te Amerikaans voor een nuchter land als Nederland. Ik begrijp de angst
voor terrorisme wel, maar hoe moeten wij dit gedrag aan onze kinderen
uitleggen?’
Karima is de zus van Nederlands eerste vrouwelijke terreurverdachte Soumaya S.,
die vrijdag terechtstond in de derde pro-forma zitting van de zogeheten
Piranha-zaak. In die zaak staat een aantal moslimjongeren, onder wie Samir A. en
Hofstadveroordeelde Nouredine el F., terecht op verdenking van deelname aan een
terroristische organisatie en het voorbereiden van aanslagen op politici en het
AIVD-kantoor.
Karima is nog altijd witheet over de behandeling die haar en haar familie te
beurt is gevallen. Het ouderlijke huis van Soumaya werd ‘bruut’ en ‘vernederend’
binnengevallen. Alles werd overhoop gehaald, alle boeken met Arabische titels
werden in beslag genomen. Overvallen zijn ze, alsof ze allemaal terroristen
zijn.
Ze is niet de enige. Talloze verhalen over moedwillige vernedering van moslims
door de politie doen de ronde in het Hofstadnetwerk en, breder, in
orthodox-islamitische kringen. ‘Het is schandalig wat zich allemaal achter de
schermen afspeelt’, zegt Karima. ‘Over tien jaar, als alle details bekend zijn,
zal de Nederlandse samenleving het schaamrood op de kaken krijgen.’
Nadia – niet haar echte naam – is net zo woedend. Zij is de zus van een van de
andere Piranhaverdachten, is belijdend moslim en draagt een halflange hoofddoek.
Het arrestatieteam viel ’s morgens om half zes binnen in haar ouderlijk huis.
‘De mannen hadden knuppels bij zich en maskers op. Het was doodeng’, zegt Nadia.
Een van de mannen kwam haar slaapkamer binnen. ‘Wat respectloos. Ik had wel
naakt kunnen zijn.’ Ze vroeg of de man wilde weggaan. Dat wilde hij niet.
Omdraaien dan, zodat ze haar hoofddoek kon omdoen. ‘Dat weigerde hij.
Uiteindelijk was hij bereid de ogen neer te slaan.’
Nadia vindt het ‘onnodig machtsvertoon’. Ook andere familieleden en vrienden van
terreurverdachten, die vanwege het gevoelige onderwerp niet met naam in de krant
willen, zeggen ‘geschokt’ te zijn door het harde optreden van de autoriteiten.
Dat optreden, zeggen ze, zaait haat, leidt in sommige gevallen tot (verdere)
radicalisering en verdiept het wantrouwen in de moslimgemeenschap jegens de
Nederlandse samenleving.
Niet alleen de arrestaties en huiszoekingen zetten kwaad bloed bij de moslims.
Ook andere anti-terreurmaatregelen, zoals het ‘persoonsgericht verstoren’ –
waarbij de politie een potentiële extremist ostentatief laat blijken hem
voortdurend in de smiezen te hebben – worden ervaren als ‘buitenproportioneel’
en betiteld als vormen van ‘moslims pesten’.
In inlichtingenkringen groeit eveneens de zorg over de negatieve effecten van de
huidige antiterrorisme-maatregelen. Bronnen binnen het bureau van de Nationaal
Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) zeggen signalen op te vangen dat dit
beleid averechts werkt. Zo hebben ze grote moeite met de Sanctieregeling
Terrorisme 2006 (kortweg een bank- en verzekeringsverbod) die begin april werd
ingesteld voor Hofstadveroordeelden. Die worden zo verschoppelingen van de
maatschappij, terwijl het contraterrorismebeleid er jarenlang op gericht was
radicalen terug te winnen voor de samenleving, luidt de kritiek.
Nadia, verbitterd, had voor de politie-inval volledig vertrouwen in het
Nederlands rechtssysteem. De moslima, die een opleiding Openbaar Bestuur heeft
gedaan, was ervan overtuigd dat burgers die slecht zijn behandeld in Nederland
altijd hun recht kunnen halen. Nu is ze van mening dat ‘verkrachters en
mishandelaars’ een betere behandeling krijgen dan moslims die – al dan niet
terecht – in verband worden gebracht met terreur.
De familieleden van terreurverdachte Soumaya zullen een eventuele volgende keer
niet meer meewerken met politie en justitie. Want dat is wat ze vorig jaar
uitgebreid hebben gedaan. Nadat Soumaya in het voorjaar van 2005 islamitisch was
getrouwd met Nouredine el F. en uit het zicht van haar familie was verdwenen,
deden haar ouders aangifte van vermissing. Ze hebben zelf inlichtingen in de
moslimgemeenschap ingewonnen over het lot van Soumaya en ze zijn, zegt zus
Karima, ‘alle moskeeën in Nederland langsgegaan’. De familie blokkeerde de
bankrekening van Soumaya, die, zo werd gevreesd, mogelijk op weg was naar Irak.
Door eigen speurwerk kwamen ze erachter dat Soumaya in gezelschap was van El F.
Die informatie hebben ze doorgegeven aan de recherche. Kort daarna, op 22 juni,
werden Soumaya (met een schietklaar wapen op zak) en Nouredine aangehouden bij
station Lelylaan in Amsterdam.
En ‘als stank voor dank’, aldus Karima, werd het ouderlijk huis van Soumaya
binnengevallen en overhoop gehaald. Een andere zus van Soumaya, een moderne
vrouw met staartjes zonder hoofddoek, werd ook gearresteerd. ‘Waar is je burqa’,
werd haar toegesnauwd. En: ‘Je bent een terrorist.’ Tot vier uur ’s nachts is
zij verhoord. Karima: ‘Mijn zus moest huilen en zei dat ze niet wist waar het
over ging, dat haar familie alle medewerking heeft verleend. Na anderhalve dag
werd ze vrijgelaten.’
‘Een onschuldig meisje is nu beschadigd’, zegt Karima. ‘Dankzij de verklaring
van haar werkgever, hebben ze haar vervolgens met rust gelaten.’ Twee maanden
geleden kreeg zij een brief van het Openbaar Ministerie, dat erkent dat er een
fout is gemaakt, en schrijft dat zij niet zal worden vervolgd.
Maimunah van der Heide, docente in de islam in diverse moskeeën, kent ‘kinderen
van maar twaalf en zestien jaar oud die geboeid en geblinddoekt werden
gearresteerd en een pistool op hun slaap gericht kregen’. En moslima’s ‘die
maandenlang hebben geleden onder de zorgen en het verdriet om hun mannen die ten
onrechte vastzaten’.
Zelf weet ze ook zeker dat ze in de gaten wordt gehouden. ‘Het is belachelijk.
Als je een bepaald uiterlijk hebt, je draagt een lange sluier en je geeft
lessen, denkt men dat je een dubbele agenda hebt. Ik strijd voor dezelfde zaken
als Ayaan Hirsi Ali, tegen vrouwenonderdrukking. Maar bij mij zoeken ze er wat
achter. Waar gáát dit over?’
Uit angst voor problemen met de overheid, zei een moskeebestuur tegen haar:
‘Maimunah, je moet je lessen zwart op wit zetten en hier in een map stoppen
zodat ze elk moment kunnen worden ingezien.’ Van der Heide: ‘Het gevoel dat je
niet wordt vertrouwd, is afschuwelijk.’ Het huidige beleid, zegt ze, werkt
averechts. ‘Want als datgene wat je het meest dierbaar is, de islam, wordt
aangevallen en vernederd, dan ga je je verdedigen. Dan ga je juist het dierbare
omarmen.’
Voorbeelden te over. Tijdens de viering van het Suikerfeest werd het huis van
Amal, de vrouw van Hofstadveroordeelde Zine L.A., met grof geweld doorzocht.
Haar vader, haar zoontje, haar broer, een vriend van haar broer waren daar en
werden, zo zegt een vriendin, ‘onbeschoft’ behandeld. Enkele mannen werden
meegenomen naar het bureau en een dag lang vastgehouden. In de woning werd niets
gevonden. De vriendin is vooral ontsteld omdat er ‘onschuldige kleine kinderen
bij betrokken zijn’. Zij verkettert het westerse rechtssysteem en vertrouwt
enkel nog op de sharia, het islamitisch recht.
Bij Sara, de vrouw van een Piranha-verdachte, sneuvelde bij de inval een ruit.
Haar zoontje Abdullah kwam onder het glas terecht. Toen Sara na de huiszoekingen
bij de politie haar sleutel kwam vragen, kreeg ze die niet meteen terug. Ze werd
gedwongen respect te tonen voor de Nederlandse democratie, die ze, volgens de
politieman, zo verachtte. Ze kreeg haar sleutel terug nadat ze, als ware het een
wachtwoord, had uitgesproken: ‘Lang leve de koningin.’
Tussenstukken:
Financiële beperkingen
De ministers Bot van Buitenlandse Zaken en Zalm van
Financiën hebben Hofstadveroordeelden een versoepeling in het vooruitzicht
gesteld van de Sanctieregeling Terrorisme 2006, omdat ze niet meer in hun
primaire levensonderhoud kunnen voorzien. Begin april werden de bankrekeningen
van Hofstadveroordeelden bevroren. Zij mogen evenmin beleggen of verzekeringen
afsluiten.
De ministers baseren zich op een resolutie van de Veiligheidsraad van de VN uit
2001, kort na de aanslagen van 11 september. Die resolutie was bedoeld om grote
terreurorganisaties als Al Qa’ida lam te leggen, reageerden advocaten. ‘Dit is
een kruisraket afvuren op een vlo’, aldus raadsman Plasman. Hij wees erop dat in
de Hofstadzaak geldstromen helemaal niet aan de orde zijn. Er was slechts een
briefje waarop stond dat iedereen 50 euro moest overmaken aan de vrouw van Samir
A.
De advocaten noemen de versoepeling symboolpolitiek. De versoepeling geldt
overigens niet voor veroordeelden die nog vastzitten (sommigen hebben hun straf
al uitgezeten). Als gedetineerden worden zij door de staat in hun ‘primaire
levensbehoeften’ voorzien, aldus een vertrouwelijke brief van het ministerie van
Financiën. Het is aan de gevangenisdirecteur, zo blijkt uit de brief, of hij wil
voorzien in postzegels en telefoonkosten opdat de veroordeelden kunnen
communiceren met de buitenwereld. Normaal gesproken moeten gevangenen die zelf
betalen.
Dag en nacht bespied
Persoonsgerichte verstoring, zegt hoogleraar algemene
rechtswetenschap Jan Brouwer, leidt tot verdere radicalisering. Volgens Brouwer
is deze nieuwe methode van terrorismebestrijding contraproductief en wettelijk
niet toegestaan. Ook moslims hebben recht op hun privacy.
Verstoren houdt in dat de politie aan een potentiële terreurverdachte laat
blijken hem of haar dag en nacht in de gaten te houden door een politieauto
opvallend voor de woning te posteren, door regelmatig aan te bellen, door de
persoon bij het verlaten van de woning te volgen, door het bezoek aan te
spreken, en door keer op keer te bellen op de vaste en mobiele telefoon.
De gedachte achter verstoren is een persoon ‘waardeloos’ en ‘onbruikbaar’ te
maken voor een eventueel terroristisch netwerk, stelde Brouwer in zijn oratie
van 13 juni aan de Rijksuniversiteit Groningen. Maar, waarschuwt hij, ‘de wrok
die ten onrechte verstoorde mensen zullen gaan koesteren, drijft hen regelrecht
in de armen van terroristen op het moment dat de politie – en vroeg of laat moet
dat – het verstoren staakt.’
Een ‘verstoorde’ vrouw, Jolanda W., spande vorig jaar met succes een kort geding
aan tegen het 'hinderlijk volgen' van de Amsterdamse politie. Volgens de rechter
is het ‘aannemelijk dat deze maatregelen tot grote psychische druk leiden, mede
omdat het voortdurende politieoptreden ook de buurt niet kan ontgaan’.
Red.: Het tweede achtergrondartikel, een interview met de
evrnatwoordelijke onderzoekster
:
De Volkskrant, 22-07-2006, van verslaggeefsters Janny Groen en Annieke
Kranenberg
‘Zo duw je ze de illegaliteit in’
Tussentitel: ‘De staat moet de matigende partij zijn’
Terrorismeonderzoeker Beatrice de Graaf gelooft niet in repressief beleid. Dat
werkt radicalisering in de hand.
‘Je kunt beter niets doen’, zei Beatrice de Graaf onlangs tegen een zaal vol
deskundigen uit de inlichtingenwereld. Dat was een beetje om te stangen. Maar,
zegt ze nu, er zit wel een kern van waarheid in. ‘Het enige wat je zeker weet is
dat een terrorist die in de gevangenis zit, geen aanslag pleegt. Maar je weet
niet hoeveel mensen zijn plek innemen.’
De docente Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit
Utrecht doet onderzoek naar de effecten van contraterrorisme. Zij vergelijkt het
contraterrorismebeleid in Nederland, Duitsland, de Verenigde Staten, en Italië
in de jaren zeventig, op basis van archiefonderzoek. Haar studie wordt deels
door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) gefinancierd.
Er is niet aangetoond dat repressieve maatregelen werken, zegt De Graaf. Toch
wordt er, hoewel de regering op papier kiest voor een zogeheten ‘brede
benadering’, in werkelijkheid veel meer geld besteed aan repressie dan aan
preventie. ‘Terwijl in de jaren zeventig in Nederland tien keer zoveel doden
zijn gevallen als nu.’
In de jaren zeventig, toen Nederland voor het eerst met terroristische acties
van Zuid-Molukkers werd geconfronteerd, wilde de regering niets weten van een
speciale terrorismewetgeving. In de ‘terreurbrief’ uit 1973, het allereerste
beleidsdocument op het gebied van contraterrorisme, legde de regering zichzelf
de verplichting op terughoudend te zijn met tegenmaatregelen.
De bestrijding van ‘verschijnselen van terroristische aard’ mocht niet een
dusdanige vorm aannemen ‘dat het open karakter van onze samenleving schade zou
kunnen worden berokkend’. Zo bestond er grote terughoudendheid om de
Zuid-Molukse activisten, die streden voor onafhankelijkheid, het etiket
terrorist op te plakken.
Dat beleid is nu 180 tachtig graden gedraaid, zegt De Graaf. En dat terwijl tot
dusver nauwelijks gedegen onderzoek is verricht naar de effectiviteit van
antiterreurmaatregelen. Tussen 1971 en 2004 zijn er weliswaar meer dan
veertienduizend rapporten verschenen, maar slechts zeven daarvan gaan over
effectiviteit en zijn gebaseerd op grootschalig empirisch onderzoek. De Graaf:
‘Daaruit blijkt dat contraterrorisme nauwelijks effect heeft en in veel gevallen
juist nadelig werkt.’
Laten activisten zich niet afschrikken door repressieve tegenmaatregelen?
‘Integendeel. Daardoor werd in Duitsland de kloof tussen staat en sympathisanten
van de Rote Armee Fraktion alleen maar groter. Van de jongeren onder de 30 jaar
stond 20 procent positief tegenover de strijd van de RAF tegen het imperialisme,
het kapitalisme en de oorlogsdrift van de oudere generatie.
‘Dat soort gevoelens versterk je door een te repressief en slecht doordacht
contraterrorismebeleid. De solidariteit met de RAF groeide na de eerste
arrestatiegolf dankzij verruimde bevoegdheden voor het Bundeskriminalamt. Ook na
het creëren van nieuwe wetten, zoals het strafbaar stellen van het uiten van
sympathie voor de RAF, kwam er nieuwe aanwas.
‘Sommige maatregelen waren gezien de feiten wel begrijpelijk. Zo konden er
contactverboden van 48 uur worden opgelegd bij gedetineerden, nadat was gebleken
dat de eerste generatie RAF de tweede generatie aanstuurde vanuit de
gevangenis.’
In Nederland is de wetgeving ook verscherpt. Daardoor konden Hofstadverdachten
worden veroordeeld als lid van een terreurorganisatie, op grond van het
verspreiden van radicale geschriften. Is dat een goede ontwikkeling?
‘Je komt dicht bij een apologieverbod, een verweerverbod. Dat doet mij denken
aan het verhaal van Johannes Thimme, een 19-jarige RAF-sympathisant die werd
opgepakt als lid van een terroristische organisatie omdat hij de leuze Die RAF Lebt op de muur had gespoten. Ik ben daar niet voor. Je moet dynamiek toestaan:
het eigen discours over geweld, jihad en zelfmoordaanslagen.’
De regering zit op een heel andere lijn. Die legde Hofstadveroordeelden een pin-
en verzekeringverbod op.
‘Zo duw je ze de illegaliteit in, daarmee vererger je de situatie. Terrorisme is
per definitie een asymmetrisch conflict. Terroristen houden zich niet aan
internationale verdragen en richten zich op onschuldige burgers. Niettemin mag
de staat daar nooit in meegaan. Die moet zolang mogelijk zijn democratische
middelen aan iedereen aanbieden. Ik wil zeker niet zeggen dat het grootste
gevaar de staat zelf is, en niet het terrorisme. Maar de staat moet wél de
matigende partij zijn.’
Familieleden van terreurverdachten zeggen dat zij slecht zijn behandeld door de
politie. Was de politie vroeger behoedzamer?
‘Het optreden van de politie is een van de weinige dingen die juist nauwelijks
zijn veranderd. Ik ken een vrijwel identiek verhaal van een inval in een
Zuid-Molukse woongemeenschap in 1974 die tot grote woede leidde. Een agent kwam
in de kamer waar de dochter van 19 jaar lag te slapen. Hij trok de deken van het
bed en bleef in haar kamer terwijl ze zich aankleedde.
‘Het probleem van de politie – en dat is een heel specifiek Nederlands probleem
– is dat die gedecentraliseerd is. In de jaren zeventig dacht zij: we lossen het
zelf wel op. Zonder overleg met Den Haag. Hoewel politie en AIVD op lokaal
niveau al wel beter samenwerken, is de politie nog steeds gericht op
kortetermijndenken: hoe hoger de pakkans, hoe beter. Dat staat haaks op het werk
van de inlichtingendiensten die een informatiepositie binnen de gemeenschap
willen verwerven. Dan moet de politie mensen niet tegen zich in het harnas
jagen.’
Hoe verklaart u de omslag in het contraterrorismebeleid?
‘Het politieke referentiekader is nu anders. Ten tijde van de Molukse
treinkapingen was dat in Nederland: de dialoog is beter dan geweld. Het
kabinet-Den Uyl wenste niet als hardliners de geschiedenis in te gaan.
Deëscalatie en terugwinnen van afgedwaalde radicalen had daarom prioriteit boven
het aanscherpen of invoeren van nieuwe wetten. Maar ook de koloniale schuld en
verantwoordelijkheidsgevoelens speelden een rol. De ministers voelden zich
geroepen de situatie van Molukkers, die ze zelf naar Nederland hadden laten
komen, te verbeteren.
‘Deze brede benadering, die de Dutch Approach werd genoemd, werkte. Die was
overigens wel gekoppeld aan hard optreden waar dat nodig was. Maar het
referentiekader van de overheid overlapte met dat van de Molukse gemeenschap. De
kapers werden hierop door hun eigen voorlieden aangesproken en lieten zich
gedeeltelijk overhalen. Vervreemding van jongeren in de eigen gemeenschap zette
zich niet door.
‘Het referentiekader nu is het mislukte integratiebeleid, zoals dat in de jaren
zeventig in de VS de dreiging van het communisme was. President Nixon reageerde
op radicaliserend links door te zeggen: spoor de financiering in Moskou op. Hij
wilde niet zien dat de oorlog in Vietnam en de rassensegregatie de belangrijkste
voedingsbodem vormden.
‘Het is lastig het debat zakelijk en genuanceerd te houden als de politieke
onderbouwing bij een vijand wordt gezocht. Wanneer je de clash of civilisations
telkens benadrukt, wordt het een self-fulfilling prophecy. Hoe dieper de mentale
kloof tussen de staat en de extremisten, hoe langduriger en intensiever het
terrorisme.’
Dan gaan we een hele lange strijd tegemoet. De kloof tussen religieus
geïnspireerde jihadisten en het meer geseculariseerde Westen lijkt vele malen
dieper dan die uit de jaren zeventig.
‘Vergis je niet. In Duitsland bijvoorbeeld werd de kloof ook toen ervaren als
nauwelijks overbrugbaar. Net als de moslimjongeren nu, die te horen krijgen dat
ze terugmoeten naar het land van herkomst, werd de linkse jongeren toegebeten:
dan ga je toch nach drüben.’
In inlichtingenkringen bestaat zorg over het huidige beleid. Hoe kijkt u aan
tegen de rol van de AIVD en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding?
‘De diensten weten welke nadelige effecten op de loer liggen. Zij kiezen wel
degelijk voor een brede aanpak. De AIVD is ook helemaal niet blij met de
zogeheten “lijst van 150 terrorismeverdachten”, zoals die in de media werd
gehanteerd. Zulke kwantificaties zijn een simplificatie van de werkelijkheid.
Het gaat om netwerken, en om processen van radicalisering. Door het etiket
‘‘terrorist’’ te gebruiken, bespoedig je dit proces, terwijl je radicale
jongeren juist nog wilt terugwinnen voor de rechtsstaat. Maar als de meerderheid
schreeuwt om wraak…
‘De oneliners van politici en opiniemakers vinden veel gemakkelijker hun weg in
de moslimgemeenschap dan de genuanceerde rapporten van de AIVD en de Coördinator
Terrorismebestrijding. De inspanningen van de inlichtingendiensten worden
daardoor deels geneutraliseerd. Maar je kunt radicaliserende politici moeilijk
de mond snoeren.’
Terug naar Allochtonendebat 2006 ,
Allochtonen overzicht , of naar
site home
.
|