Van : Waterlandstichting.nl, datum publicatie: 17-03-2005, door Marcia Luyten

In lijdzaamheid is het slecht emanciperen

Toen het Marokkaanse Manifest in januari het licht zag, was het stil. Een alineaatje hier en daar, en de boodschap van de eerste intellectuele elite van Marokkaanse Nederlanders was geborgen in het archief van even goedbedoelde als vruchteloze opstellen. Anja Meulenbelt maakte zich er op haar weblog kwaad over: “Dat steekt wel heel schrijnend af tegen het mediacircus dat zich afspeelde bij de Tweede Kamer toen Hirsi Ali weer verscheen, en ze live zendtijd kreeg om haar verhaal te houden.” Meulenbelt had gelijk. De vrouw die van de emancipatie van moslims haar levenswerk heeft gemaakt, werkt op camera's als een magneet. Haar schoonheid is betoverend, haar aantrekkingskracht dwingend, zodat ze alle zicht ontneemt op een daad van emancipatie in het echte leven. Reden voor Waterland om het Marokkaanse Manifest alsnog onder de aandacht brengen.

Het Marokkaanse Manifest is om uiteenlopende redenen bijzonder. Niet eerder presenteerde zich een Marokkaanse elite. Mohamed Rabbae (oud-lijsttrekker GroenLinks), Rachid Jamari (Amsterdams gemeenteraadslid PvdA) en Mohammed Benzakour (publicist) en schreven een stuk waar meer dan 250 mensen een handtekening onder zetten. Kamerleden en liftmonteurs, huisvrouwen en hypotheekadviseurs, allemaal onderschrijven ze het Marokkaanse Initiatief voor Sociale Cohesie en Burgerschap, tegen Discriminatie en Marginalisatie, zoals het collectief zich voluit noemt. Dat collectief geeft een belangrijke boodschap: Nederland is ons land. “Wij hebben het helpen opbouwen. Wij strijden voor een open, pluriforme, democratische multiculturele samenleving.” Menig in Nederland geboren, jonge Marokkaan zegt zich meer Marokkaan dan Nederlander te voelen. Dat maakt deze uiting van loyaliteit waardevol. Tegelijkertijd is die adhesieverklaring dubbelzinnig. De schrijvers van het Marokkaanse manifest presenteerden zich voorheen niet als Marokkaan. Zij waren succesvol of minder succesvol politicus, gelauwerd of slecht verkocht schrijver, ze hadden een identiteit die was opgebouwd uit meerdere delen - net zoals bij iedere andere Nederlander. Dat een zeker deel Marokkaans was, deed er niet zo gek veel toe. In het Nederland van vandaag voelen deze mannen zich dus gedwongen om kleur bekennen. Ze noemen zich Marokkaans.

De grootste verrassing is uiteindelijk de tekst van het manifest. Ik verwachtte dat het manifest de emancipatie van Nederlandse migranten zou helpen. Misschien was dit de opmaat naar een politieke partij die voertuig kon zijn voor de belangen van oud- en nieuwkomers, Marokkaanse Nederlanders, moslims – welke gemeenschappelijke noemer ze ook zouden kiezen. Want net zoals Meindert Fennema en Jean Tillie van de Universiteit van Amsterdam pleiten voor een ‘democratische anti-immigrantenpartij’ om maatschappelijk ongenoegen over migranten een plek en een stem te geven, zo moet er misschien een democratische migrantenpartij komen. Ik ging er ook van uit dat in dit Manifest een Marokkaanse elite zelfbewustzijn paarde aan zelfkritiek – daar zijn de auteurs immers intellectuelen voor. In hun visie op een andere samenleving zouden ze ook de rol van de Marokkaanse gemeenschap bespreken. Kortom, ze zouden doen wat je van een denkende elite verwacht:
Ze houden een zekere afstand tot het gesignaleerde probleem;
Ze baseren zich op feiten;
Ze tonen verschillende perspectieven op een probleem;
Ze betrachten zelfreflectie;
Ze wenden hun verbeeldingskracht aan voor het vinden van een oplossing.

Aan het einde van vier pagina's tekst weet ik niet helemaal zeker meer of de zaak van Marokkaanse Nederlanders wel echt gediend is bij dit manifest. Het allesbepalend bezwaar is dat het vanuit het perspectief van een slachtoffer is geschreven. De toon klinkt verongelijkt: “De groep van oudere Marokkanen heeft als geen ander gewerkt om Nederland te maken wat het nu is. Zij hebben vaak nauwelijks de mogelijkheid gehad om de taal en de gewoonten van dit land te leren.” Als vanuit een slachtofferperspectief over de eigen groep wordt besproken, is de persoonsvorm vaak passief: “Wij willen niet als tweederangs burgers behandeld worden.” En: "jongeren van Marokkaanse komaf worden veelvuldig gediscrimineerd en buitengesloten.” Voor alle duidelijkheid: alles wijst erop dat jongens met Marokkaanse ouders veel vaker worden geweigerd aan de deur van een discotheek. Dat is vernederend en frustrerend. Dat Marokkaanse jongeren ruim vier keer zo vaak werkloos zijn als hun witte leeftijdsgenoten (22% tegen 5,2%), komt waarschijnlijk ook door discriminatie op de arbeidsmarkt. Jongens met een Marokkaanse naam blijken minder toegang te hebben tot stages en banen. (Een interessante vraag is waarom die uitsluiting niet de Marokkaanse meiden treft. Dat zou kunnen betekenen dat Marokkaan-zijn geen significante factor is.) Alle vormen van uitsluiting op basis van afkomst moeten, net als die op basis van sekse, seksuele voorkeur of religie, veel strenger worden bestreden. Maar de auteurs van het Marokkaanse Manifest zijn met uitsluiting als monocausaal verband tevreden. Ze vragen zich niet af: is discriminatie de enige verklaring voor de achterstandspositie van deze jongens? Dat ze veel vaker dan gemiddeld zonder diploma van school gaan, helpt hun maatschappelijke carrière waarschijnlijk niet. Toch zijn diplomaloos schoolverlaten en de mogelijke oorzaken daarvan niet als een probleem gedefinieerd.

Er worden wel andere vormen van problematisch gedrag genoemd. “Dat jongeren van Marokkaanse komaf worden gediscrimineerd en buitengesloten is onacceptabel en vormt een voedingsbodem voor frustraties die kunnen leiden tot crimineel gedrag of radicalisme." En: "Wij zijn het zat om als groep aangesproken te worden voor het gedrag van een harde kern van jongens die vanuit de relatief uitzichtloze positie vervallen in hanggedrag en kleine criminaliteit of voor gewelddadige incidenten die wij net als ieder ander veroordelen.” De veronderstelling lijkt te zijn de discriminatoire samenleving onaangepast gedrag uitlokt. Het Marokkaanse Manifest komt wel met een oplossing voor de problematische identiteitsvorming van Marokkaanse jongens. “Het wordt hoog tijd dat Marokkaanse jongeren zich kunnen herkennen in en geaccepteerd worden door de Nederlandse samenleving. Wij willen dan ook dat er structureel gewerkt wordt aan de broodnodige interculturalisering van het onderwijsprogramma; vooral het lesmateriaal bij maatschappijleer en geschiedenis is aan grondige herziening toe.” Wat de auteurs precies bedoelen met deze grondige herziening, staat er niet bij.

Het is opmerkelijk dat mannen die hun sporen zo ruimschoots hebben verdiend als Mohamed Rabbae, toch spreken in een discours van lijdzaamheid. En als het gevoel van miskenning domineert, sneuvelen de intellectuele deugden die hierboven staan opgesomd.

Uitgaan van de feiten. Het is pijnlijk te claimen dat de groep Marokkaanse ouderen “als geen ander heeft gewerkt om van Nederland te maken wat het nu is.” Persoonlijk vind ik het niet interessant, de vraag of een bevolkingsgroep meer oplevert dan kost; het is een door rendementssamenleving ingegeven en onaangename manier van over mensen praten. En samen met de opstellers van het Manifest vind ik dat Marokkaanse ouderen respect verdienen gelijk ieder ander mens. Dat neemt niet weg dat cijfers van het Centraal Plan Bureau uit juli 2003 lieten zien dat niet-westerse migranten gemiddeld meer kosten dan dat ze bijdragen. Niet-westerse migranten zijn vaker werkloos, meer afhankelijk van sociale uitkeringen en hebben gemiddeld een lager inkomen. Als gevolg kost de gemiddelde niet-westerse immigrant Nederland 3000 euro per jaar.

Verschillende perspectieven op een probleem en Zelfreflectie. Het verbaast me dat kwesties als opvoeding en de verhouding tussen mannen en vrouwen niet worden gepresenteerd als problemen waar de Marokkaanse gemeenschap zelf ook mee worstelt. De opstellers van het Manifest doen het tegenovergestelde. In beide gevallen waarschuwen ze: dat we niet moeten denken dat hier een Marokkaans probleem schuilt.

Interessanter dan het manifest regel na regel van commentaar te voorzien, is de vraag naar de betekenis van dit stuk. Het Marokkaanse Manifest maakt onmiskenbaar deel uit van wat een conflict narrative wordt genoemd; het vertoog dat in een conflictsituatie het verhaal van één van de partijen vertelt. In elk geschil hebben de betrokken partijen verschillende percepties van dezelfde situatie of gebeurtenis. Om het conflict te doorgronden, moet je de verhalen van beide partijen kennen. Om het op te lossen, moeten alle partijen het conflictnarratief van de ander begrijpen. Pas als het ze lukt om tot een gedeeld verhaal te komen, is verzoening mogelijk. Het Marokkaanse Manifest wortelt in wij-zij denken. Gechargeerd is dat: wij zijn goed en zij zijn slecht. Zij hebben schuld aan ons leed. Zij moeten daarom onze problemen oplossen. Dat de auteurs van het manifest zich nu ineens presenteren als ‘Marokkaans’, komt door de dynamiek van in- en outgrouping. Vooral dat laatste maakt het Marokkaanse Manifest onrustbarend: in het aangezicht van een tegenstander, sluiten de rijen. Marokkaanse Nederlanders voor wie Marokko eerder niet het referentiepunt was, zien zich gedwongen positie te kiezen. Het geboorteland van je ouders is een vaststaand feit. Religie is dat niet; in de moderne samenleving kun je je geloof terzijde leggen. Daarom komt dat mechanisme van sluitende rijen scherper in beeld als het gaat om de islam: mensen voor wie het geloof op de achtergrond was geraakt, identificeren zich in het islamvijandig klimaat dat Geert Wilders en Ayaan Hirsi Ali helpen scheppen, ineens als moslim. Zo gingen studentes aan de Hogeschool van Amsterdam voor het eerst een hoofddoek dragen. De categorie ‘moslim’ lijkt zich daarmee te ontwikkelen tot een nieuwe etnie.

Ik las het Marokkaanse Manifest en vroeg mij steeds verbaasder af waarom het debat over islamitische migranten in Frankrijk zo veel verder is. Waarom zijn in Frankrijk islamitische intellectuelen in staat de eigen gemeenschap kritisch te bekijken? Niet omdat de Franse politiek harde confrontaties over bijvoorbeeld hoofddoeken uit de weg gaat.
Tariq Ramadan, de omstreden Franse hoogleraar filosofie van Egyptische komaf (en kleinzoon van Hassan El-Banna, de man die in 1928 de Moslim Broederschap oprichtte en daarvoor in 1949 werd geëxecuteerd) zei afgelopen week in VPRO’s Tegenlicht: “Als je leeft in een democratie, moet je de mogelijkheden van die democratie gebruiken. Je moet geen slachtoffer van jezelf maken. Je moet niet zeuren: “Niemand houdt van de moslims”. Nee, je moet obstakels wegwerken! Je moet je verantwoordelijkheid nemen. Richt je aandacht niet op wat ontbreekt, maar op dat wat mogelijk is. Wanneer je altijd je eigen onmogelijkheid onder ogen ziet, maakt dat je nederig.” Een slachtofferrol is als vergif voor emancipatie. Dat het met die emancipatie van Marokkaanse Nederlanders niet helemaal goed gaat, verraadt het onderzoek naar burgerschap uitgevoerd door de gemeente Amsterdam. In opleiding, werkgelegenheid en taalbeheersing laten ze een beeld zien dat PvdA-wethouder Ahmed Aboutaleb “buitengewoon zorgwekkend” noemde. Ook blijken Marokkaanse Nederlanders weinig betrokken bij de lokale politiek. Hun opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen van 1994 en 1998 is meer dan gehalveerd: van 49 naar 23 procent. In 2002 kwam de opkomst niet boven de 22 procent.

De opstellers van het Marokkaanse Manifest schrijven: “Wij willen niet als tweederangs burgers behandeld worden.” Waarom niet net als Tariq Ramadan het heft in eigen hand genomen? Waarom de lange ij niet door een korte vervangen? Waarom niet geroepen: “Wij zijn eersterangs burgers!”


Red.:   Analyse IRP hier .


Terug naar Analyse 30-03-2005 , Allochtonen overzicht  , of naar site home .