Integratie volgens multiculturalisten: eenzijdigheid

12 sep.2007



De Volkskrant, 22-09-2007.

‘School moet segregatie tegengaan’

Basisscholen moeten de wettelijke opdracht krijgen een ‘verbinding’ te leggen tussen bevolkingsgroepen. Dat zegt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het rapport Identificatie met Nederland, dat maandag verschijnt. De Raad wil een halt toeroepen aan de voortgaande segregatie in het onderwijs.
    De in artikel 23 van de grondwet vastgelegde vrijheid van onderwijs moet onverkort blijven gelden, vindt de raad, maar dat artikel mag geen reden zijn om experimenten met gemengde scholen te belemmeren. Ouders en scholen die meer bevolkingsgroepen de school in willen halen, zouden daarin gesteund moeten worden door de wet. ‘Dan ontstaat er ruimte voor school- en gemeentebesturen om met behoud van het beginsel van vrije schoolkeuze, op lokaal niveau te experimenteren’, aldus WRR-lid Meurs. ‘Hoe lastig ook, scholen die met hun rug naar de samenleving staan, moeten gecorrigeerd kunnen worden.’
    In het rapport zegt de Raad ook dat het integratiedebat niet gebaat is bij de fixatie op ‘nationale identiteit’.

 

De Volkskrant, 27-09-2007, door Amanda Kluveld en Rozemarijn Schalkx

De WRR helpt ons geen steek verder

Amanda Kluveld en Rozemarijn Schalkx vinden dat het publieke debat wordt verstoord als de overheid zich met de inhoud bemoeit, zoals de WRR bepleit.

Tussentitel: Raad moet meer doen dan dingen beschrijven die lijken te gebeuren
                  Moeten minderheden en media samen ten strijde tegen de seksualisering?


In het advies Identificatie met Nederland dat maandag aan minister Hirsch Ballin werd aangeboden, stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat binnen het inburgeringsbeleid een meer dynamische en meervoudige benadering van nationale identiteit noodzakelijk is. De raad ziet graag erkend dat nieuwkomers via verschillende vormen van identificatie een band met Nederland kunnen krijgen en pleit onder meer voor het toestaan van dubbele nationaliteiten.
    Nog voor het advies werd gepubliceerd, werd dit standpunt bekritiseerd vanwege de expliciete voorkeur voor het ideaal van de multiculturele samenleving dat er uit zou blijken. De WRR stelt op zijn beurt dat het de multiculturele samenleving louter als gegeven, en niet als een na te streven doel beschouwt.
    Ons inziens is dit uitgangspunt niet de zwakte van Identificatie met Nederland. Die ligt veeleer in de manier waarop dit advies aanstuurt op overheidsbemoeienis met het in ons land gevoerde publieke debat en de in Nederland bestaande seksuele normen.
    Zowel dat publieke debat als die seksuele normen zijn volgens de WRR nauw verbonden met de wijze waarop mensen zich met Nederland kunnen en willen identificeren. Aanpassing van beiden zou volgens het advies een belangrijk doel moeten zijn. De overheid zou daarbij de rol van ‘procesverantwoordelijke’ op zich moeten nemen.
    Wie zoiets voorstaat, moet de noodzaak van het ingrijpen door de staat in het vrije en openbare debat aantonen. Dat is nu precies wat de WRR niet doet. In Identificatie met Nederland wordt veel verondersteld en weinig concreet aangetoond. Een van de gegevenheden voor de WRR is dat er na de aanslagen van 11 september 2001 en de moorden op Fortuyn en Van Gogh een nieuwe, verharde manier van spreken over de multiculturele samenleving is ontstaan die zich snel heeft verspreid. Het zou aardig zijn geweest als de raad duidelijke voorbeelden van die verharding had gegeven met, zo te zeggen, namen en rugnummers.
    Dat gebeurt niet. Het advies is eerder een verzameling speculaties over ontwikkelingen die de algemene visie van de WRR ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is de passage: ‘Nationale sentimenten en Nederlandse trots lijken onder de bevolking sterk toegenomen, getuige ook de collectieve rituelen die aan belang hebben gewonnen de laatste jaren.’ Van een wetenschappelijk rapport mag verwacht worden dat men iets verder gaat dan aangeven dat iets zo ‘lijkt’ te zijn. Welke collectieve rituelen hebben nu eigenlijk aan belang gewonnen? Hoe is de sterke toename van de trots van de bevolking gemeten?
    Dergelijke vragen kunnen ook gesteld worden over de aanname van de WRR dat het huidige publieke debat te weinig ruimte geeft aan de mening van ‘buitenstaanders en minderheidsgroepen’, waardoor het risico zou bestaan dat die zich van de samenleving afwenden. De raad wijst op de rol die de media in dit hele proces zouden spelen door ‘het in omloop brengen en op grote schaal verspreiden van potentieel conflictueuze uitingen in de vorm van columns, cartoons en films of wanneer aan gasten van debatprogramma’s doelbewust gewaagde uitspraken worden ontlokt.’ Ook hier ontbreken voorbeelden.
    Wie de stelling zou willen verdedigen dat prikkelende uitingen bij het publieke debat horen, moet het in het advies ontgelden. De verdedigers van het vrije woord zijn volgens de WRR mensen ‘die van het woord hun beroep hebben gemaakt’ hetgeen in het advies nog net niet als schandalig wordt getypeerd. Broodschrijvers kennen de weg in de media, terwijl dit niet geldt voor minderheidsgroepen, stelt de raad verwijtend. Een voorbeeld van zo’n hulpeloze buitenstaander is imam El Moumni, wiens optreden ‘even extreem als onbeholpen’ wordt genoemd.
    De WRR vindt dat de media dergelijke alternatieve stemmen moeten ondersteunen en vraagt van overheid en politiek de toegang en representatie van verschillende individuen en groepen in het oog te houden. Maar wat betekent dit concreet? Moet imam El Moumni op kosten van de media of de overheid een mediatraining kunnen volgen? Zover durft de WRR niet te gaan.
    Wel wordt duidelijk dat de raad meent dat bepaalde normen op het gebied van religie en seksualiteit, die voor autochtonen tot de privésfeer behoren, in het publieke debat door nieuwkomers ter discussie gesteld zouden moeten kunnen worden om tot een aanpassing ervan te komen. Een van de auteurs van het advies, Pauline Meurs, gaf hierover een toelichting (het Betoog, 22 september): ‘Als voorbeeld van mogelijke normaanpassing agenderen wij in ons rapport ook het vraagstuk van de seksualiteit. (...) Heel uiteenlopende groepen in de samenleving storen zich aan erotiserende reclames. (...) Het verzet tegen doorgeschoten seksualisering leidt tot nieuwe coalities, nieuwe verbindingen en dat is heel goed.’
    Samen in de verbroederende strijd tegen de seks dus. Seks die, zo beweert het rapport ten onrechte, ‘inmiddels overal’ is. De samenleving zou doordrenkt zijn van seksuele prikkels die door de WRR bovendien ‘gulzig’ en ‘eenzijdig’ worden genoemd. Het is te betwijfelen of zo’n uiterst normatieve en karikaturale kwalificatie in een wetenschappelijk advies thuishoort. Daarnaast is het de vraag of op basis van dergelijke karikaturen wel steun door de overheid voor het agenderen van afwijkende visies op het gebied van seksuele normen moet worden voorgesteld.
    Wat wil de WRR nu eigenlijk van de media en de overheid? Moet gedacht worden aan een krantenpaginagroot debat over de uitwassen van de westerse seksualiteit en de voordelen van maagdelijkheid en ingetogenheid, of aan een televisiedebat over de ‘provocatie’ van openlijke homoseksualiteit? De raad komt niet verder dan het bepleiten van ruimte voor ‘tegenbeelden’, ‘andere beelden, beelden die verhullender zijn – beelden die ook vrouwen mooi vinden en met hen veel mannen’.
    Het publieke debat is er niet mee geholpen als de overheid zich met de inhoud ervan gaat bemoeien en de esthetiek van beelden en tegenbeelden gaat beoordelen om vervolgens, indien die haar goedkeuring wegdragen, steun te bieden. Daarbij is de suggestie dat bepaalde groepen, die in het advies afwisselend worden aangeduid als ‘buitenstaanders’, ‘minderheidsgroepen’, ‘nieuwkomers’ en ‘andersdenkenden’, geholpen moeten worden bij de articulatie van hun mening, paternalistisch. Het helpt de emancipatie en de al dan niet meervoudige identificatie met Nederland geen steek verder. De in Identificatie met Nederland als wetenschap gepresenteerde opinie van de WRR doet dat overigens ook niet. Het advies, dat trouwens ongevraagd is, komt niet verder dan de constatering dat ‘de vraag vooral is hoe conflicten te hanteren (...)’ Dat die vraag er ligt, wisten we natuurlijk al.

Amanda Kluveld is historicus en reageert elke zaterdag op een stelling op de Forum-pagina. Rozemarijn Schalkx is publicist.

 

De Volkskrant, 27-09-2007, column door Michaël Zeeman
 
Opnieuw nadenken over wat ons bindt

Nederland mag dan een land zijn met vele identiteiten, in Italië is die variëteit pas echt serieus. Als ik het rapport over deze materie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid goed lees, vindt die eerbiedwaardige instelling zo’n licht anarchistische potpourri van identiteiten voor een land iets aanbevelenswaardigs en ondergaan haar leden de huidige verwarring erover in Nederland daarom als een bevrijding. In de bevrijdingsroes wordt vervolgens een recept voor een nieuwe heilstaat gevonden, de ‘postnationale’.
    Ik ben er niet helemaal van overtuigd dat de moraal hier inderdaad uit de werkelijkheid wordt gepeurd en niet de wijsheid zich voegt naar de omstandigheden. Het komt mij voor dat de klassieke drogreden uit de wijsgerige ethiek, het is/ought-probleem, dat wil zeggen: de verwarring die ontstaat door wat ‘is’ ook op te vatten als iets dat ‘zo behoort te zijn’, met een zekere frivoliteit wordt toegepast. Er bestaat verwarring over wat de Nederlandse identiteit is, lijkt de redenering, die verwarring wordt gevoed door grote aantallen mensen die er een ander idee over hun nationale identiteit op nahouden, laten wij dus een scala aan identiteiten koesteren en maatregelen om de samenhang binnen het land in termen van een nationale identiteit te bevorderen, afraden of waar nodig frustreren.
    In Italië zie je precies het omgekeerde. Daar is de nationale identiteit een recent verzinsel, vrij laat in de geschiedenis van het schiereiland op gezag van enkele Engelse snobs geagendeerd als politiek programma, en in de loop van de afgelopen anderhalve eeuw nooit erg effectief gebleken. Bij de geringste tegenslag gaan er steevast subiet stemmen op die de ontbinding van Italië propageren, een scheiding volgens culturele en cultuurhistorische scheidslijnen die ook nog eens economische scheidslijnen blijken te zijn. Het noorden is ‘anders’ dan het zuiden, dat zie je al aan het welvaartverschil en aan de verschillen in waardering van orde en gezag. Italië heeft niet alleen een politieke partij die dat separatisme als voornaamste bestaansgrond heeft, het heeft zelfs een minister van separatisme, al heet dat er dan ‘devolutie’.
    Zoals het aanmoedigen van één nationale identiteit geen sinecure is, is het afraden ervan ook niet zonder problemen. Het idee van een nationale identiteit gaat in zijn huidige vorm terug op het idee dat een volk bijeen gehouden wordt door een gemeenschappelijke historische lotsverbondenheid, een gemeenschappelijke taal en een gemeenschappelijke cultuur in de ruimste zin. Geen mens gelooft dat die homogeen is, maar de reëel bestaande heterogeniteit wordt van staatswege subsidiair verklaart aan de grootste gemene deler.
    Dat heeft de Italiaanse regeringen vanaf het Risorgimento in het midden van de 19de eeuw nog de grootste problemen gekost. De diagnose van destijds, ‘goed, we hebben nu Italië: nu nog Italianen’, is een klassieker onder de historische bon mots geworden. Toen Italië ontstond, sprak slechts een zeer kleine minderheid van zijn inwoners de taal die als de landstaal werd gepropageerd. Pas de komst van de landelijke televisie heeft daarin wezenlijk verandering gebracht. Maar ook nu nog zullen Calabrezen en Sicilianen iemand die algemeen beschaafd Italiaans spreekt als een vreemdeling bejegenen. Over de ontbrekende consensus in de opvattingen over rechtscultuur en staatsburgerschap kan men in Italië beter beschroomd zwijgen.
    Als wij de redeneringen van de WRR volgen, dan is dat een aantrekkelijk perspectief. Weliswaar gaat het debat in Nederland nu vooral over de mate waarin van overheidswege één beeld van de nationale geschiedenis zou dienen te worden aangemoedigd, het is bij een pleidooi voor variëteit daarin – identiteit en geschiedenis ‘van onderop’ en niet gestimuleerd of van bovenaf opgelegd – onvermijdelijk ook ieders overige culturele eigenaardigheden, zijn taal en zijn rechtsopvatting, te erkennen als reëel bestaand en, in de visie van de WRR, dus onschendbaar. Wie een canon van de nationale geschiedenis verwerpt, verwerpt op den duur ook een gemeenschappelijke taal. Zelf zie ik mijn moedertaal als nog een stuk dwingender voor mijn identiteit dan de belevenissen van mijn voorouders.
    Tijdens het grote debat over het nut en het nadeel van de geschiedenis, dat verleden week in het kader van het theaterfestival ‘De (Internationale) Keuze van de Rotterdamse Schouwburg’ werd gehouden, verdedigde Maria Grever de stelling, dat de aanwezigheid van zo veel Marokkanen en Turken in Nederland ons verplicht het onderwijsprogramma voor geschiedenis te herzien. Wij moeten het voortaan niet alleen over Willem de Zwijger hebben, maar ook over Suleyman de Geweldige. Grever is hoogleraar theorie en methodologie van de geschiedenis, en een van de auteurs van het WRR-rapport.
    In Italië is het geschiedenisonderwijs al verkaveld op basis van het ontbreken van een samenbindende gemeenschappelijke identiteit: Siciliaanse kinderen horen verhalen over andere locale helden, met andere ambities, dan Lombardijse. De Italiaanse president krijgt er de zenuwen van: net als zijn voorganger laat hij geen gelegenheid passeren om op het belang van de nationale eenheid te hameren.
    In Nederland wordt het thema van het nationale gegijzeld door ‘rechts’ – en heeft ‘links’ er een uitgesproken afkeer van. Nu het neoconservatisme, in welke onbenullige verschijningsvorm dan ook, er als een typische reactionaire beweging – geen voorstellen doen, maar andermans voorstellen kritiseren – de discussie bepaalt, wreekt zich dat. Je zou zeggen dat dat een uitnodiging is opnieuw na te denken over wat ons bindt, want dat is evenzeer een werkelijkheid als wat ons onderscheidt. Nederland mag dan begonnen zijn als een Republiek van Verenigde Provinciën, ’t was wel één republiek. Vele culturele identiteiten onderscheiden ons; de vraag is hoe je een samenleving de indruk van samenhang verstrekt.
    Hoe je, kortom, van inwoners staatsburgers maakt.


De Volkskrant, 27-09-2007, column door Nausicaa Marbe

Vanaf de hoge paddestoel

Aan nieuwe normen geen gebrek in Nederland, vooral in het integratiedebat steken ze de kop op. Een paar recente uitspraken in de media illustreren hoe springlevend het politiek correcte denken is. En hoe dwingend.
    Aldus leerde ik onlangs dat er zoiets bestaat als 'een normale reactie' op Geert Wilders. Terwijl Den Haag zich afvraagt hoe om te gaan met de atypische politicus, kent voormalig politiecommissaris Joop van Riessen het antwoord: die man moet verdwijnen. In zijn woorden: 'mollen'.
    Bij Pauw & Witteman maakte hij de volgende opmerking: 'In wezen zou je de neiging hebben om te zeggen: we mollen hem. Hij moet vandaag weg en hij mag niet meer boven tafel komen.' Daarna viste hij naar instemming: 'Dat is een normale reactie?'
    De anders zo gehaaide presentatoren riepen niet: wat krijgen we nou? Paul Witteman relativeerde zelfs de opmerking door lacherig erop te wijzen dat hier een politieman sprak. Het Bargoens van de klabak als excuus voor extremisme uit de activistische onderbuik.
    Ziehier de correcte spelregels van het nieuwe denken over tolerantie. Ongemerkt zijn gewelddadige oplossingen als vanzelfsprekend ('normaal') gaan gelden. Doodswensen zijn het privilege van mensen die zichzelf als weldenkend typeren, omdat ze alleenrecht menen te hebben op de moraal. Had Wilders zich in dergelijke termen uitgelaten over een imam, dan waren de rapen gaar geweest. Maar Van Riessens uitspraak is welwillend ontvangen.
    Verontrustend is natuurlijk niet de groeiende afkeer van Wilders. De PVV-politicus maakt het ernaar. Maar er wordt een belangrijker grens overschreden als mensen niet meer schromen hun geweids fantasieën over hem openbaar te maken. Terwijl het volstrekt duidelijk is dat de uitlatingen van Van Riessen geïnterpreteerd kunnen worden als een legitimering voor de bedreigingen aan het adres van Wilders. Wie 'normale reactie' zegt, suggereert dat het beoogde geweld aanlokkelijk, begrijpelijk is. Met andere woorden: het mag.
    Ook de koningin maakte in de troonrede duidelijk wat de burger moet doen en laten. Ze zat nog geen anderhalve minuut op de troon, of ze riep om 'extra inspanningen om de samenhang in ons land te vergroten en verdraagzaamheid en onderling respect te versterken'. Prachtige voornemens, maar ze klonken als een aanmaning. 'Extra inspanning' suggereert dat de burger op dit terrein faalt. Omdat de vorstin generaliserend sprak, was dit een onterechte sneer aan de overgrote meerderheid van de burgers die haar zwoegende best doet in roerige tijden vreedzaam met elkaar te leven.
    Uiteraard legde de troonrede niet de vinger op de zere plek: religieuze intolerantie, jihad en islamisme, afbraak van democratische waarden. Maar wie het niet over de ,boosdoener durft te hebben, moet ten minste het fatsoen opbrengen om niet beschuldigend naar de slachtoffers te wijzen. Gebeurt dat wel, dan wordt de werkelijkheid zo ernstig verdraaid, dat elk gevoel van rechtvaardigheid verdwijnt.
    Ten slotte mengde zich nog prinses Máxima in het integratiedebat met provocatieve uitspraken als 'de Nederlander bestaat niet'. Voor iemand die ooit ostentatief met het oranje respect-armbandje om de pols liep, toont de prinses onthutsend weinig respect voor haar onderdanen. Vanuit haar positie als geprivilegieerde en gefortuneerde kosmopoliet wast ze het klootjesvolk eventjes de oren over flexibele nationaliteitsbeleving als panacee.
Zelf ontleent ze, naar eigen zeggen, haar identiteit aan een ANWB-paddestoel met daarop alle namen van haar dierbare wereldsteden. Wat op die paddestoel ontbreekt, zijn een paar namen van 'prachtwijken'. Dé plek waar ze, liefst undercover, haar theorettes zou moeten spuien over diversiteit. Te midden van jeugd die droomt van een importbruid of -priester. Eens kijken wat er gebeurt als ze roept dat de Turk of de Pool niet bestaat.
    Haar opinies zijn overigens geen vrijblijvende oprispingen die bij toeval het druklicht zagen.
Haar positie en het feit dat ze werden uitgesproken ter versterking van het omstreden WRR-rapport Identificatie met Nederland, verlenen ze een normatief karakter:
vanaf nu is het wenselijk dat de autochtoon korte metten maakt met zijn Nederlandse identiteit.
En: de nieuwkomer hoeft zich nergens aan aan te passen. Dat is niet minder dan een tegemoetkoming aan migranten die segregatie cultiveren. En dan maar opkijken als de rest van het land, soms op felle debattoon, zijn frustraties verwoordt.


De Volkskrant
, 27-09-2007, column door Marcel van Dam

Debat over het debat

Moe en depressief word ik van het nu al jaren voortsukkelende zogenaamde debat over de integratieproblematiek in het algemeen en het gevaar van het islamitisch radicalisme in het bijzonder.
    Het debat heeft vooral het debat als onderwerp. Wat mag er gezegd worden, wat niet, op welke toonhoogte, door wie wel en door wie niet en zo ja waarom en zo nee waarom niet. Eindeloos gaat het door, pagina's en pagina's worden er mee gevuld. En telkens wordt met andere woorden hetzelfde herhaald.
    Het gekke is dat ik nooit lees, zie of hoor dat er iemand is die iemand anders wil verbieden iets te zeggen, Wel zijn er veel mensen die verkondigen dat anderen hen de mond willen snoeren. Maar ik lees alleen maar dat het beter is alvorens iets te zeggen te overdenken of het wel wijs is dat te doen. Dat over de mond snoeren is meestal niet waar. Het pleidooi om na te denken voor je iets zegt zet de deur zo wagenwijd open dat praktisch iedereen er tegelijk door kan.
    Er wordt ook oeverloos gezeverd over multiculturalisme en cultuurrelativisme door mensen die vinden dat onze cultuur toch van een hogere orde is dan die van allochtonen. Volgens deze mensen willen moslimallochtonen maar niet inzien dat ze pas geïntegreerd zijn en betere mensen zijn als ze van hun geloof zijn gevallen en in de toekomstige prachtwijken van Vogelaar ook Sinterklaas vieren.
    Als er ooit een tijd komt dat iedereen weer een beetje afstandelijk kan redeneren, zal het weer gemeengoed worden dat iedere samenleving altijd multicultureel is en ook al.
tijd is geweest. Ook als er geen enkele allochtoon in Nederland zou wonen, is er een nauwelijks te overbruggen cultuurverschil tussen een bewoner van de Vinkenslag en Wassenaar. Als een welgestelde autochtone advocaat mocht kiezen tussen een allochtone vakgenote als huwelijkspartner voor zijn zoon of een wat grof uitgevallen ongeletterde schoonmaakster met een piercing in haar lip en een getatoeëerde zuigzoen op haar over een te laag decolleté uitpuilende borst, kiest hij blind voor de allochtone vakgenote.
    Ik wil maar zeggen: iedere samenleving kent een grote variatie subculturen, berustend op verschillen in opleiding en inkomen, wooncultuur, taalgebruik, godsdienst, hoge en lage cultuur, en natuurlijk land van herkomst. Hoe groter de verschillen, des te groter de problemen. Zeker als de dragers van de verschillen afzonderlijke groepen vormen. Laat staan als ze bijna volledig gesegregeerd leven.
    Uit overvloedig gedaan onderzoek inde wereld komt naar voren dat het in normale omstandigheden ongeveer drie generaties duurt voordat etnische migranten volledig zijn geïntegreerd. Naarmate ze langer gesegregeerd wonen en naar school gaan, duurt het langer. En wat godsdienst betreft: bij ons begon pas in de jaren zestig het relativeren van de religie en de massale geloofsafval die daarvan het gevolg was. Dat proces gaat nog steeds door. Ik heb de indruk dat het bij de meeste moslimjongeren nu veel sneller gaat.
    Het debat is vooral een debat tussen autochtonen, voor autochtonen. De meeste allochtonen die er aan meedoen hebben zo hun best gedaan kaaskop te worden, dat ze denken dat de rechten die je in Nederland hebt eigenlijk plichten zijn. Maar de grondrechten zoals die in de Grondwet zijn geformuleerd, zijn geen geloofsartikelen. Het verbindend element van alle rechten is juist dat het rechten zijn en geen plichten. Het recht op vrije meningsuiting betekent niet dat je niet mag zeggen dat iemand zijn mond moet houden. Vrijheid van godsdienst betekent niet dat je moet geloven dat alle godsdiensten gelijk zijn. Vraag maar aan de paus. Het recht op gelijke behandeling betekent niet dat je geen hekel mag hebben aan allochtonen of homo's. Je mag ze alleen niet discrimineren.
    Ik hoop dat er heel weinig van dit non-debat doordringt tot de gewone allochtoon in de toekomstige prachtwijken van Vogelaar. Alles wat ze ervan meekrijgen moet wel tot serieuze twijfel aan de superioriteit van de Nederlandse cultuur leiden. Gelukkig maar dat er satelliettelevisie is.
    Dat is nog het treurigste van alles: de integratie van allochtonen zou veel vlotter verlopen als er in het huidige Nederland helemaal geen integratiebeleid zou zijn en als er helemaal niet over het probleem zou worden gesproken.
    Dat is natuurlijk een zwaktebod. Het zou veel beter zijn op basis van rationele argumenten na te gaan hoe het proces, dat zich ook spontaan voltrekt, kan worden versneld. Maar daar zijn we voorlopig niet toe in staat.


Red.:   Van Dam maakt hier diverse denkfouten. Ten eerste de reden van al die integratiedebatten: die ligt bij allerlei dwaze uitspraken en plannen van multiculturalisten. Beginnende met eerst de verboden op de uitspraken van Fortuyn en zijn demonisering, vervolgens de kritiek op Van Gogh, de hele discussie, mede rond de kersttoespraak van Koningin Beatrix, over vrijheid van meningsuiting en te recht op belediging, en meest recent de uitspraak van terrorismebestrijder Joustra die een verband tussen moslimkritiek en terrorisme legde, gepaard gaande met een waarschuwing tot voorzichtigheid.
    Ten tweede zijn bewering dat de bestrijders van het cultuurrelativisme en multiculturalisme zijn begonnen -het is natuurlijk precies andersom, zoals ook al in de terminologie zit: de cultuurrelativisten en multiculturalisten hebben met hun dwaze ideeën de discussie gestart.
   Ten derde het idee dat de onderlinge verschillen in de Nederlandse cultuur vergelijkbaar zijn met het verschil met de allochtone culturen. oftewel: er zijn evenveel voormalige schapenhouders en inteeltculturisten in Nederland als in Marokko en Turkije.
    Ten vierde het idee dat de allochtonen zo hun best hebben gedaan om te integreren, om kaaskopen te worden. Wie staartbeelden van twintig en tien jaar terug ziet, kan het volkomen sluitende bewijs van het tegendeel in één opslag waarnemen.
    Vervolgens vinden we natuurlijk dat andere vaste pandoer: de overdrijving van het feit dat de Nederlandse cultuur een aantal dingen beter doet, naar die van superioriteit - altijd goed om een aantal mensen in verwarring te brengen. 
   Dan een oproep om het helemaal niet over integratie te hebben. Prima, als er geen verschil bestaat en we het verder niet allochtonen hebben, dan ook geen miljarden in iets dat toch niet bestaat - dan laten we ze ook in de prachtwijken in hun sop gaarkoken.
    En tenslotte een interne tegenspraak, want kennelijk valt er toch iets te integreren, en wat dan ook nog sneller moet ook. Want dat geld wil Van Dam natuurlijk toch wel graag aan de allochtonen schenken. Je moet toch wat goed doen voor de zwakken.



6 oktober 2007 (pagina 02) Jan Hoedeman

Máxima betreurt ophef over speech

Prinses Máxima betreurt de ophef die is ontstaan over haar toespraak over de Nederlandse identiteit. Op de website www.koninklijkhuis.nl staan citaten die zij eerder deze week aan het slot van haar werkbezoek aan Slovenïe gaf.
    Met deze ongebruikelijke stap probeert de prinses het beeld bij te stellen dat ontstond na haar speech bij de presentatie van het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
    Máxima zei eind vorige maand dat de Nederlandse identiteit niet bestaat. Paul Scheffer, auteur van Het land van aankomst, zei gisteren in dagblad De Pers dat hij haar ‘hooghartig’ vindt, omdat zij zich een wereldburger noemt. ‘Omdat ze in Buenos Aires is geboren, in New York heeft gewoond en nu in Wassenaar is geland.’ Volgens Scheffer begrijpt Máxima niet dat de meeste mensen aan één plek zijn gebonden.
    Op de website schrijft de RVD dat Máxima een persoonlijk verhaal vertelde, dat geen reactie was op het rapport. Máxima zei in Slovenië dat ze in Nederland mede gelukkig is omdat ze hier met open armen is ontvangen.
    Prins Willem-Alexander zei op de persbijeenkomst in Ljubljana over de bijdrage van zijn vrouw: ‘Het is jammer als je je best doet en er zo’n discussie van komt.’



Naar Integratiebeleid , Allochtonen lijst , Allochtonen overzicht , of site
home