Bronnen bij Economen: Jules Theeuwes

8 feb.2007

Jules Theeuwes is econoom en, op het moment van de start van deze verzameling, lid van één de hoogste adviesorganen van de regering, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Uit dien hoofde zou men verwachten dat hij een enigszins neutrale, wetenschappelijke, visie zou hebben op maatschappelijk-politieke zaken.  Het tegendeel is het geval - Jules Theeuwes heeft een zeer wel omschreven visie op de maatschappij, die we onderwerp voor onderwerp zullen construeren. We beginnen met de arbeidsmarkt:
 

Uit: De Volkskrant, 05-02-2007, door Jules Theeuwes, econoom aan de Universiteit van Amsterdam en als lid van de WRR verantwoordelijk voor het rapport ‘Investeren in werkzekerheid’.

Werknemer moet regie voeren over eigen loopbaan

Werknemers moeten met behulp van werkgevers permanent in zichzelf investeren, vindt Jules Theeuwes. De ontslagvergoeding wordt vervangen door een termijn waarin de werkgever de werknemer helpt ander werk te vinden.


In zijn net verschenen rapport over werkzekerheid pleit de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor een duurzame investering in de inzetbaarheid van werknemers. In tegenstelling tot eerdere berichten in de media is dit geen rapport over het afschaffen van ontslagbescherming. Wel verwachten we dat als onze aanpak succesvol is, er op een andere wijze met ontslag kan worden omgegaan. Wat we voorstellen, is een samenhangend systeem van op elkaar afgestemde prikkels voor werkgevers en werknemers die zo is geformuleerd dat beide partijen er belang bij hebben tot afspraken te komen die werkzekerheid op de arbeidsmarkt mogelijk maken.
    De hoeksteen van werkzekerheid is dat de werknemer voortdurend bewust wordt gemaakt van zijn loopbaanmogelijkheden. De werknemer voert de regie over zijn loopbaan en moet daarin zelf investeren. De werkgever biedt hem daarvoor alle gelegenheid in de vorm van tijd en geld. De investering gaat verder dan scholing in vaardigheden voor de huidige functie. Essentieel is dat ook vaardigheden voor functies en banen bij andere werkgevers in aanmerking komen voor ondersteuning.
    Tegenover dit recht op ondersteuning, staat de plicht die kans te benutten. De werknemer heeft er belang bij in zichzelf te investeren. Vervolgens kan van hem worden geëist dat hij zich flexibel opstelt voor andere functies en banen, zelfs bij andere werkgevers.   ...
    De samenleving heeft belang bij een dergelijk systeem. Werkzekerheid is het antwoord op de uitdaging van globalisering en technologische vooruitgang. Het door de WRR voorgestelde systeem van werkzekerheid maakt een betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt mogelijk en bewerkstelligt een betere benutting van arbeid in de krappere arbeidsmarkt van de toekomst. Alles wordt gedaan werkloosheid te vermijden. Toepassing van dit werkzekerheidsysteem leidt tot lagere werkloosheidsrisico’s. Lagere werkloosheid leidt tot lagere werkloosheidspremies.   ...
    Laagopgeleide werknemers moeten voortdurend worden bijgeschoold en aan een baan worden geholpen. Datzelfde geldt voor mensen die buiten de arbeidsmarkt staan of moeilijk een reguliere baan kunnen bemachtigen of behouden. Nederland blijkt met betrekking tot vroegtijdige schoolverlaters niet best te scoren. Plannen voor verlaging van het minimumloon, wijst de WRR van de hand, omdat daardoor de kansen voor laagopgeleiden niet worden vergroot. Grotere inspanningen voor veelsoortige reïntegratie hebben wel effect.   ...


Red.:   Werkzekerheid is natuurlijk een woord voor het feit dat iemand die ontslagen wordt altijd een andere baan kan vinden, oftewel: een evenwichtige arbeidsmarkt. Iedereen weet dat dat niet zo is, met name voor lager opgeleiden: daarvoor is al heel lange tijd een arbeidsoverschot, wat ook niet beter zal worden gezien de trend van de verhuizing van dit soort arbeid naar lage lonen landen. Zonder een venwichtige arbeidsmarkt is er geen werkzekerheid, en dus betekent "ruimere ontslagmogelijkheden" gewoon baanonzekerheid, en baanonzekerheid betekent bestaansonzekerheid. De invoering van door de overheid aangestuurde werkgelegenheid op deze schaal, enkele honderdduizenden, is onmogelijk binnen het kapitalistische systeem. Theeuwes' plan is dus van de soort: "Als de maan van groene kaas was ...".
    Dit is niet zomaar een stukje, maar een deel van een echte campagne, waaraan de Volkskrant meewerkt:
 

Uit: De Volkskrant, 27-01-2007, door Frank van Alphen

'Een baan is geen bezit voor het leven'

Een ontslagvergoeding werkt contraproductief, stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Dat geld kan effectiever worden ingezet om werknemers op een nieuwe baan voor te bereiden. Dat is nodig omdat de arbeidsmarkt onherroepelijk flexibeler wordt.   ...
    ‘We denken dat ons rapport inzichten biedt waarmee werkgevers en werknemers verder kunnen’, zegt econoom Jules Theeuwes, die als raadslid van de WRR verantwoordelijk is voor het rapport. ‘We willen de flexibilisering van de arbeidsmarkt positief benaderen. Nu is de houding: die baan is van mij. De werkgever die mij ontslaat, ontneemt mij mijn baan. Een werknemer moet inzien dat hij een bepaalde baan niet meer kan doen en dat hij zich moet voorbereiden op ander werk.’
    Volgens Theeuwes vraagt de arbeidsmarkt om meer flexibiliteit. ‘Niet omdat wij vinden dat dat moet, maar omdat bedrijven meer concurrentie uit binnen- en buitenland krijgen. Ze moeten hun producten steeds sneller aanpassen om concurrerend te blijven. Dat verschilt per sector, maar ondernemers moeten hun productieproces vaker aanpassen. Dit hele proces wordt nog eens versterkt door de technologische veranderingen.’
    Teeuwes vindt dat werkgevers en werknemers hierop moeten anticiperen. ‘Ze kunnen in de cao afspraken maken over scholing en jaarlijkse loopbaangesprekken. Dat mag niet vrijblijvend zijn. Dat zal ook minder vrijblijvend zijn als een werknemer weet dat zijn baan over een half jaar verdwijnt.’   ...
    Bonden zien de ontslagvergoeding als beste bescherming voor oudere werknemers die moeilijk een nieuwe baan vinden. ‘Er is nu geen arbeidsmarkt voor oudere werknemers. Die zal er wel komen als de krapte op de arbeidsmarkt verder toeneemt. Verder moeten we zorgen dat ouderen in dienst blijven. Bijvoorbeeld met fiscale maatregelen die voorkomen dat het loon daalt als een oudere vier in plaats van vijf dagen gaat werken.’
    Hoe oud is Theeuwes zelf? ‘Ik ben 62 jaar. En ben onlangs nog van baan verwisseld. Ik werkte voor de WRR en ik ben nu directeur van onderzoeksinstituut SEO. I put my money where my mouth is.’


Red.:
   In deze vorm doet Theeuwes een volstrekt onwetenschappelijk uitspraak, omdat er geen vergelijking is gemaakt tussen de situatie met of zonder ontslagbescherming. In zoverre die gedaan kan worden, moet men naar andere landen, en die zijn dusdanig anders ingericht, dat de vergelijking meteen ongeldig wordt. Waarschijnlijk is elders die vergelijking wel gemaakt, bewust of onbewust, maar dan dus met bijvoorbeeld de Verenigde Staten. En dan zou de conclusie dus moeten luiden: zonder ontslagbescherming is er misschien meer economische groei, maar gaan we meer volgens het Amerikaanse model werken, dus veranderen we onze maatschappij. Willen we zo'n verandering niet, gezien het voorbeeld van de Verenigde Staten, dan moeten we de ontslagbescherming handhaven.
    Een van de argumenten om ontslagbescherming te handhaven is te vinden door de termen wat te veranderen: ontslagbescherming is baanzekerheid is bestaanszekerheid, of omgekeerd: geen ontslagbescherming is baanonzekerheid is bestaansonzekerheid. En dat laatste is heel ineens heel makkelijk te begrijpen, en ook veel makkelijker weer te vertalen naar de economie. Want bestaansonzekerheid brengt burgers tot zuiniger leven, minder consumeren dus minder besteden, dus zorgt voor een lager economisch niveau - dat laatste volgens de eigen theorie van de standaardeconomen. "Geen ontslagbescherming" heeft dus ook een keiharde tegeninvloed op een veronderstelde economische groei, en het is maar de vraag welk van de twee invloeden het grootst is.
    Verder stelt Theeuwes in zijn redenatie zoals boven weergegeven dat iedere vorm van ontslagaanvraag door een werkgever terecht is. Dat is onjuist. Een werkgever kan iemand willen ontslaan, bijvoorbeeld omdat hij te oud is, zonder dat daarvoor een specifieke reden is, of omdat de werkgever een goedkopere, jongere, werknemer in zijn plaats wil aanstellen. In deze gevallen is ontslag onterecht (in het tweede geval omdat de werkgever ook vervangen kan worden door een jonger en goedkoper iemand, maar dat niet gebeurt - en uit hoofde van gelijkheid mag dus het tweede ook niet gebeuren).
    Ten derde stelt Theeuwes zichzelf als voorbeeld. Dat is een valse vergelijking, omdat de werknemers waar hij over praat voor het overgrote deel producerenden, veelal lager opgeleiden, zijn, en hijzelf hoger opgeleid is. De eesten vinden veel moeilijker een nieuwe baan, en wel exponentieel moeilijke naarmate zij ouder zijn. Hoger opgeleiden vinden veel makkelijker weer nieuwe werk, en speciaal mensen in topfuncties, zoals Theeuwes, die daarvoor hun netwerken gebruiken.

Dus als eerste is Theeuwes voor vrijmaking van de arbeidsmarkt ten nadele van de lager opgeleiden. Het volgende onderwerp is de lonen zelf:


Uit: De Volkskrant, 17-08-2006, van verslaggever Yvonne Doorduyn

‘Lonen matigen is makkelijker dan innoveren’

De vakbeweging eist 2,5 tot 3 procent hogere lonen. Het zijn looneisen die Nederland al jaren niet meer gewend is. Verstandig of niet? Zelfs economen verschillen van mening.


De Nederlandse economie zit weer stevig in het zadel. Als we de voorspellingen mogen geloven, doet Nederland het het beste van de hele Europese Unie. ...
    Reden voor de vakbonden om te laten weten dat de tijd van loonmatiging wat hun betreft voorbij is. ... Waarop de werkgevers van VNO-NCW de voorspelbare tegenreactie verkondigden: ‘we moeten niet, nu het eindelijk goed gaat, het paard achter de wagen spannen’.
    Ook premier Balkenende en minister Zalm (Financiën) lieten zich vrijdag na de eerste kabinetsvergadering van het nieuwe seizoen niet onbetuigd. Het zou dom zijn, zei Balkenende, om de fouten uit het verleden te herhalen, toen Nederland zich door de loonontwikkeling uit de markt prees. ...
    Als de rituele dans ten einde is, blijft de vraag hangen wie gelijk heeft. Zijn looneisen van 2,5 of 3 procent onverstandig nu de economie net goed en wel op stoom is?
    Net als de sociale partners en het kabinet, zijn ook economen het niet met elkaar eens. Alfred Kleinknecht bijvoorbeeld, hoogleraar aan de TU Delft, is verklaard tegenstander van loonmatiging. ‘Door jarenlange loonmatiging is de Nederlandse productiviteitsgroei de laatste twintig jaar nog maar de helft van die in de rest van Europa. Loonmatiging haalt de prikkel voor innovatie weg.’
    Werknemers en politici moeten niet ‘bakkeleien over 2 of 3 procent loonsverhoging’, vindt Kleinknecht. Niet het salaris telt, maar de loonkosten per product. En die worden bepaald door salaris én arbeidsproductiviteit. ‘Ik zie bij politici en werkgevers geen enkele sense of urgency om de productiviteitsgroei te verhogen. Daar hebben ze geen visie op. Iedereen kiest voor de makkelijke weg: het is makkelijker vakbonden te overreden hun looneisen te matigen dan te concurreren op technologie, innovatie en productkwaliteit.’   ...
    Jules Theeuwes, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, is dat niet met Kleinknecht eens. En velen met hem. Volgens Theeuwes wordt het economisch tij wel degelijk beïnvloed door de hoogte van de lonen. ‘Eind jaren negentig hebben hoge lonen onze concurrentiepositie verslechterd. Dat heeft ons vier jaar gekost.’
    Hoewel de krapte op de arbeidsmarkt uiteindelijk vanzelf tot hogere lonen zal leiden, vindt Theeuwes het verstandig dat Balkenende oproept tot een gematigde loongroei. ...


Red.:   Dus Jules Theeuwes is voor het vrijmaken van de arbeidsmarkt ten nadele van de lagere opgeleiden, en hij is voor lage lonen. Natuurlijk hoor je Jules Theeuwes nooit over de inkomens wat meer bovenin het salarisgebouw - want daar zit ook zijn eigen inkomen ...
    Het volgende onderwerp is de samenstelling van de arbeidsmarkt:


Uit: De Volkskrant, 05-05-2000, door Jules Theeuwes, directeur van de Stichting voor Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam.

Immigratie kan helpen recessie te voorkomen

Zonder immigratie van hooggekwalificeerd personeel stevenen we af op een recessie, meent econoom Jules Theeuwes. De FNV vestigt ten onrechte haar hoop op de Nederlandse werkzoekenden. Hun scholing duurt te lang om de tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen.


Volgens Kitty Roozemond en Lenie Scholten van de FNV (Forum, 2 mei) is immigratie geen oplossing voor de tekorten op de arbeidsmarkt. In dat geval wordt aan de belangen van Nederlandse werkzoekenden voorbij gegaan. Zij pleiten voor scholing van die werkzoekenden en voor een lagere uitstroom uit het bestaande personeelsbestand. Ook zijn zij voor tijdelijke werkervaringsplaatsen voor werknemers uit ontwikkelingslanden en voor vrijhandel.
    Geen van deze voorstellen snijdt hout, behalve hun pleidooi voor vrijhandel. Immigratie is volgens mij de enige manier om de economische voorspoed langer te laten duren.
    Meestal is het zinvol werklozen die vaardigheden missen met behulp van allerlei vormen van bijscholing naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Maar dat gaat niet snel en het is niet gemakkelijk, zeker niet op dit moment. Na jaren van grote werkgelegenheidsgroei is iedereen die gemakkelijk aan het werk kon, inmiddels aan het werk. De werkloosheid is gereduceerd tot een harde kern van werklozen die op een grote afstand staan van de arbeidsmarkt. Zelfs ingrijpende middelen zoals werkervaringsplaatsen en scholing dreigen voor hen onvoldoende te zijn. Niet iedereen kan worden opgeleid tot internetspecialist of verpleegster voor de operatiekamer.
    Alleen met veel inspanning kunnen werklozen naar de arbeidsmarkt worden gebracht. Dat duurt maanden, zo niet jaren. Ze komen dus niet snel genoeg beschikbaar om de nijpende tekorten op de arbeidsmarkt te lenigen.  ...
    De mogelijkheden om op korte termijn de tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen door werklozen om te scholen en de stille reserve te activeren zijn op zijn zachtst gezegd weinig hoopgevend. Immigratie van gekwalificeerd personeel is de enige manier om op korte termijn te voorkomen dat de hele economie uiteindelijk in een recessie schuift.


IRP:
   Jules Theeuwes verklaart zich voor de immigratie van hoger opgeleiden, en pleit daarvoor voor verdragen met ontwikkelingslanden af te sluiten. Natuurlijk is dat onzin: hoger opgeleiden kunnen ook in eigen land meestal makkelijker werk vinden, zo niet kiezen de meesten voor landen als Amerika. Immigratie verruimen betekent natuurlijk ook nu hetzelfde als in de afgelopen decennia: een sterke instroom van lager opgeleiden, en erger. Theeuwes plan betekent dus een veel groter aanbod van laaggeschoolde arbeid, en dus een slechtere onderhandelingspositie voor de huidige lager opgeleiden.
    Dus Jules Theeuwes is voor het vrijmaken van de arbeidsmarkt ten nadele van de lagere opgeleiden, hij is voor lage lonen, en hij is voor immigratie ten nadele van de lager opgeleiden.
    Het volgende onderwerp gaat over de onderhandelingspositie van de lageropgeleiden op de arbeidsmarkt:


Uit: De Volkskrant, 24-01-2003, door Yvonne Doorduyn

'Vakbonden over tien jaar verleden tijd'

De vakbonden zijn heel belangrijk geweest voor Nederland, maar nu de werknemer mondiger is geworden, kan die zijn eigen zaakjes wel regelen. Daarvoor hebben ze de bond niet meer nodig.


De vakbeweging is bezig aan haar laatste jaren, is de overtuiging van Jules Theeuwes. Hij is hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam en sinds 1 januari lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Theeuwes geeft de vakbonden nog tien jaar: daarna worden alle loononderhandelingen gevoerd op de werkvloer, voorspelt hij. Ofwel door onderhandelaars uit de ondernemingsraad - zoals afgelopen zomer Jacques Schraven, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW, opperde - ofwel door de werknemer zelf. 'De nieuwe werknemer is niet meer de hulpeloze medewerker van vroeger.'

U vindt vakbonden overbodig?
'Begrijp me niet verkeerd. De vakbeweging is in het verleden heel belangrijk geweest voor Nederland. Dat de werknemer arbeidsrechtelijk goed beschermd is, is de verdienste van de bonden. Ze regelden een wettelijk minimumloon, ontslagbescherming, de arbeidstijdenwet, ons hele systeem van sociale zekerheid.
    'Maar met het regelen van al die wetten hebben ze zich overbodig gemaakt. De sterke, hoogopgeleide werknemer komt sowieso voor zichzelf op en regelt zelf zijn arbeidsvoorwaarden. De zwakkeren aan de onderkant van de arbeidsmarkt hebben de vakbond niet meer nodig vanwege alle wettelijke regels die hen beschermen.'

Toch heeft de vakbeweging in het Nederlandse publieke bestel een grote rol. De Sociaal-Economische Raad (SER) en de Stichting van de Arbeid praten mee over het regeringsbeleid. Het poldermodel leidde in de jaren tachtig en begin negentig tot loonmatiging. Is dat verleden tijd?
'Wel bezien is het heel opmerkelijk dat vakbonden zich zo'n grote rol toe-eigenen. Nooit in de geschiedenis is de vakbeweging representatief geweest voor de werknemers in Nederland. Nooit is meer dan 40 procent van de werknemers, het hoogtepunt in de jaren zeventig, lid geweest van een vakbond. Nu zit het rond de 23 procent. Dat percentage staat haaks op de centrale rol die ze spelen.'
    'En als je die overlegorganen zoals de SER niet zou hebben, wat dan nog? Dan zou alles in het parlement geregeld worden. En let wel: door democratisch gekozen volksvertegenwoordigers. Als er geen collectieve loonmatiging wordt afgesproken, dan komt dat er door marktwerking vanzelf wel. Oplopende werkloosheid leidt door vraag en aanbod op den duur vanzelf tot lagere lonen.'   ...

U vindt de centrale loononderhandelingen bedrijfseconomisch ook niet zinvol.
'Klopt. Je bent eigenlijk met iets heel raars bezig. De regering heeft een paar jaar geleden de NMa ingesteld: de Nederlandse mededingingsautoriteit die erop moet toezien dat bedrijven in Nederland onderling concurreren. Ze mogen geen prijsafspraken maken, en terecht, want dat deert de consument. Dat is de productkant .
    'Maar kijk je naar de inkoopkant, dan zie je dat een groot deel van de bedrijfskosten - de loonkosten dus - via collectieve afspraken tot stand komt. Dan ben je niet consistent bezig, vind ik. En inconsistenties kun je niet eeuwig volhouden.'

Wat moet de vakbeweging doen om te overleven, of is er helemaal geen hoop?
'Er wordt wel eens gezegd dat de vakbond een soort sociale ANWB moet worden, een dienstverlener die zijn leden voorziet van rechtsbijstand en financieel advies. In mijn visie is de vakbond daar bedrijfseconomisch niet de beste organisatie voor. Een commercieel bedrijf als bijvoorbeeld Randstad kan dat veel beter.  ...


Red.:   Jules Theeuwes spreekt hier duidelijk vanuit de posities van zijn blik op de wenselijke werkelijkheid: vakbonden zijn lastig en bestrijden zijn neoliberale ideeën, dus wil hij ze weg.
    Als Theeuwes op objectieve gronden sprak, zou hij het ook gehad moeten hebben voor die andere organisatie van partijen op de arbeidsmarkt: de werkgeversverenigingen. Daarvoor, zou je denken, zouden dan soortgelijke overwegingen gelden. Voor dat soort verenigingen zou Theeuwes waarschijnlijk dingen opmerken als dat ze belangrijk zijn als partij in onderhandelingen met andere instituties als de SER, de regering, enzovoort. Hetgeen natuurlijk ook geldt voor de vakverbonden. Theeuwes heeft dus last van blindheid uit een oog, in dit opzicht.
    Dus Jules Theeuwes is voor het vrijmaken van de arbeidsmarkt ten nadele van de lagere opgeleiden, hij is voor lage lonen, hij is voor immigratie ten nadele van de lager opgeleiden, en hij voor de verslechtering van de onderhandelingspositie van de lager opgeleiden op de arbeidsmarkt.
    Het volgende onderwerp gaat over voorstellen tot verbeteringen van de arbeidsmarkt in het algemeen:


Uit: De Volkskrant, 27-11-2004, column van Frank Kalshoven

Philips topman Gerard Kleisterlee krijgt ook jeuk van Wijffels.

…Vorige week stonden op deze plaats vier redenen waarom ik acute jeuk kreeg van het rapport ... Wijffels, [met] vage, ongefundeerde prietpraat, schreef ik, die er toe moet leiden dat vele miljarden van uw en mijn belastinggeld zonder reden worden uitgegeven aan de 'kenniseconomie'. Deze week bleek, tot mijn grote genoegen, dat mijn aversie breed wordt gedeeld.
    De Nederlandse academische economen hebben ons lelijk in de steek gelaten, de enkele goede niet te na gesproken, in de grote economische discussies van de laatste jaren. Schuldig door zwijgen, is het oordeel inzake eerder genoemde Betuwelijn. En hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de bestrijding van het flinterdunne gedachtegoed van de Nieuwe Economie.
Dat gebeurt ons niet nog een keer, lijken de samenstellers Bas Jacobs en Jules Theeuwes, beiden verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, te hebben gedacht. Innovatie in Nederland is een rechtstreekse aanval van Nederlandse topeconomen op de babbels van innovatieplatforms, de Wijffeltjes en de Kleisterlees.
    Jacobs trekken op basis van de diverse beleidsadviezen over deelonderwerpen twee algemene conclusies. De eerste komt u bekend voor: 'Het zonder meer vergroten van de publieke uitgaven aan innovatieve investeringen kan niet op onze sympathie rekenen omdat het maar zeer de vraag is of dit in de huidige situatie zoden aan de dijk zet.' Overheidsingrijpen kan wel legitiem zijn, maar de effectiviteit moet worden aangetoond. De tweede conclusie is nog aardiger. 'Steun de uitdagers' moet het leitmotief zijn van het innovatiebeleid, en niet het thans im- of expliciet beleden 'Steun de winnaars'. 'Bestaande machtsposities moeten worden uitgedaagd en doorbroken worden.'
    Dit advies staat diametraal tegenover het huidige kabinetsbeleid. 'Het Innovatieplatform is zo ongeveer het ultieme bewijs van de Nederlandse poldermentaliteit om de insiders de hand boven het hoofd te houden: de gevestigde orde mag onderling een pot met subsidies verdelen. Dat dergelijk praktijken innovatie niet aansporen maar juist afremmen, wordt blijkbaar in Den Haag niet begrepen. ...


Red.:   Het Innovatieplatform gaat inderdaad niet erg effectief te werk. Maar dat is niet waar Theeuwes en Jacobs hun kritiek op richten - het is duidelijk meer de twijfel aan het begrip innovatie in het algemeen (let trouwens ook op Kalshoven's kritiek op eerdere opvattingen van zijn collega-economen; eigenlijk is er geen enkele reden te noemen waarom ze nu wel gelijk zouden hebben). Dit wordt bevestigd door het volgende artikel:
 

Uit: De Volkskrant, 27-08-2003, van verslaggeefster Sheila Sitalsing

Na wegvallen industrie rest hondenbaan

...    Nederland deïndustrialiseert, heet het. Een proces dat in de jaren zeventig begon, toen Nederland grootscheeps aardgas ging exporteren. Door de resulterende waardestijging van de gulden, werd de export van industrie-spullen weggedrukt.
    'Och', relativeert Hans Schenk, expert industriebeleid en hoofd van het binnenkort te openen economische instituut van de Universiteit van Utrecht. 'Met die deïndustrialisering valt het reuze mee.' Samen met collega Jules Theeuwes onderzocht Schenk de maakindustrie nauwkeurig. Conclusie: gecorrigeerd voor statistische vertekening, is er amper deïndustrialisatie. Ja, de werkgelegenheid zakt in. 'Maar de productiviteit blijft op peil.'
    Wél zorgelijk, zegt Schenk, is dat onderzoek, ontwikkeling en innovatie vooral gebeuren in de maakindustrie. En die ontwikkeling stagneert wél. Schenk: 'Daardoor stokt de groei van de toegevoegde waarde in de industrie.'
    Of dat 'erg' is voor de totale welvaart, durft Schenk niet te zeggen. ...


Red.:   Theeuwes keert zich dus tegen de geluiden die waarschuwen voor de deïndustrialisatie - want dat die reëel is staat vast uit andere bronnen, en eigenlijk zeggen ook de cijfers boven genoeg. Zie overigens ook de tegenspraak in de laatste zin met het vorige artikel.
    Uit de laatste twee artikelen blijkt dus een grote onachtzaamheid en onderwaardering voor de innovatie van de industriële basis van de economie. Dit past naadloos bij de eerdere reeks opvattingen over de positie van de lageropgeleiden.
    Men zou kunnen veronderstellen dat dit allemaal oprechte opvattingen van een ter zake deskundige zijn. Om die veronderstelling te testen, herhalen we een stukje uit een van de bovenstaande artikelen, tezamen met de bijbehorende analyse:


Uit: De Volkskrant, 27-01-2007, door Frank van Alphen

'Een baan is geen bezit voor het leven'

...     Hoe oud is Theeuwes zelf? ‘Ik ben 62 jaar. En ben onlangs nog van baan verwisseld. Ik werkte voor de WRR en ik ben nu directeur van onderzoeksinstituut SEO. I put my money where my mouth is.’


Red.:   Dat is een valse vergelijking, omdat de werknemers waar hij over praat voor het overgrote deel producerenden, veelal  lager opgeleiden, zijn, en hijzelf hoger opgeleid is. De eersten vinden veel moeilijker een nieuwe baan, en ook nog exponentieel moeilijker naarmate zij ouder zijn. Hoger opgeleiden vinden veel makkelijker weer nieuwe werk, en speciaal mensen in topfuncties, zoals Theeuwes, die daarvoor hun netwerken gebruiken.
    Deze fout betreft op een simpel doch essentiële factor, en het begaan ervan leidt tot twee mogelijkheden: Theeuwes is onnozel, of hij heeft hij heeft vooropgezette opvattingen en bijbehorende bedoelingen. Wat die vooropgezette opvattingen zijn valt makkelijk af te leiden uit de laatste samenvatting ervan: 'Dus Jules Theeuwes is voor het vrijmaken van de arbeidsmarkt ten nadele van de lagere opgeleiden, hij is voor lage lonen, hij is voor immigratie ten nadele van de lager opgeleiden, en hij voor de verslechtering van de onderhandelingspositie van de lager opgeleiden op de arbeidsmarkt.' We weten allemaal waar we dit soort opvattingen van kennen als je het in globale economische termen zoekt: de maatschappij zoals we die kennen uit de Verenigde Staten en Engeland: de Angelsaksische economie en maatschappij. Ga er van uit dat Theeuwes een Angelsaksische samenleving nastreeft, en al zijn opmerkingen en opvattingen vallen op hun plaats. Maar wat Jules Theeuwes dan in ieder geval niet is, is een economisch wetenschapper die onafhankelijke adviezen aan de regering kan geven.
    De nieuwe baan van Theeuwes is directeur van economisch onderzoeksinstituut SEO - de waarde daarvan wordt besproken hier uitleg of detail .
    De nieuwe positie als directeur van de neoliberale economie-dentktank SEO is geen belemmering om een uitnodiging te krijgen om een artikel te schrijven in de Volkskrant-serie over de gammawetenschappen: de Gammacanon:


Uit: De Volkskrant, 15-05-2010, door Jules Theeuwes, wetenschappelijk directeur van de Stichting Economisch Onderzoek

De gammacanon (20)

Economie | Marktwerking | Een onzichtbare hand lost de schaarste optimaal op als burgers en bedrijven zelf beslissingen kunnen nemen.

Schaarste wordt optimaal opgelost in een markteconomie waarin de economische beslissingen decentraal door huishoudens en bedrijven worden genomen. Via de markt komen de schaarse goederen en diensten terecht bij die mensen voor wie ze het belangrijkst zijn. Deze optimale eigenschap van een markteconomie is wat Adam Smith (1723-1790) bedoelde toen hij schreef over de werking van de onzichtbare hand in zijn boek Wealth of Nations (1776)
    De mensheid heeft oneindige behoeften en beschikt slechts over beperkte middelen. Er moet brood op de plank, blauw op straat, handen aan het bed en nog meer. Er is altijd schaarste. Hoe kan die altijd aanwezige spanning tussen behoeften en middelen op de beste manier worden opgelost? De schaarste wordt optimaal aangepakt indien aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan:
  1. de schaarse goederen moeten terechtkomen bij de mensen voor wie die goederen het belangrijkst zijn;
  2. de schaarse middelen moeten worden ingezet voor de hoogst haalbare productie van die goederen en diensten die burgers het liefst willen;
  3. de samenleving moet rekening houden met de volgende generaties en sparen, investeren en innoveren, zodat het oplossen van schaarste in de toekomst gemakkelijker wordt.
    Een economisch systeem dat aan deze drie efficiëntievoorwaarden voldoet, lost de schaarste optimaal op. Optimaal betekent niet dat de schaarste dan is verdwenen, maar wel dat het economisch systeem met de beperkte middelen waarover het beschikt, die goederen en diensten heeft geproduceerd die de samenleving nu en straks de hoogst haalbare welvaart geven.


Red.:   Dit is de beschrijving van een deel problemen van van de mensheid. So far, so good. Wel is weggelaten dat het slechts een deel van de problemen betreft: zaken als zingeving, sociale interacties als geven en nemen, saamhorigheid, goedgeefsheid, fraude, misdaad, enzovoort zijn weggelaten, maar dit is ook een kort stuk.
    Nu wat je op dit vlak kan doen:

  In een planeconomie wordt het schaarsteprobleem centraal aangepakt. Centraal worden beslissingen genomen over wat en hoe er wordt geproduceerd, hoeveel er wordt geïnvesteerd, en hoe de goederen en diensten over de bevolking worden verdeeld.   ...
    In een markteconomie wordt het schaarsteprobleem decentraal aangepakt: burgers en bedrijven beslissen zelf. Zij laten zich daarbij leiden door marktprijzen.

Twee soorten aanpak dus, met iedere hun eigen voor- en nadelen natuurlijk. Eerst de voordelen:
  De planner kan daarbij de allocatie, productie en investeringen zo vormgeven, dat aan de drie efficiëntievoorwaarden is voldaan. ...
    Dat de efficiëntie van een markteconomie kan worden aangetoond is nuttig. ...

Dan de nadelen
  de informatieproblemen van de planner zijn wel fenomenaal. De planner moet alles weten over wat voor burgers belangrijk is en wat de beste productietechnieken zijn. ...
    ... in de praktijk markten mogelijk falen en niet tot efficiëntie leiden. Marktfalen doet zich bijvoorbeeld voor als bedrijven over marktmacht beschikken, als productie gepaard gaat met aantasting van het milieu, en bij collectieve goederen zoals dijken en nationale defensie. Marktfalen doet zich ook voor als marktpartijen onvoldoende informatie hebben over de kwaliteit van de goederen en diensten.

En nog wat opmerkingen over de eventuele rol van de overheid in dit proces.
   Verder rept Theeuwes met geen woord over eventuele andere factoren voor het oplossen van de maatschappelijke schaarste. Kortom: alle problemen van de maatschappij zijn marktproblemen. De neoliberale ideologie. Ideologie die geleid heeft tot de vermarkting, privatisering, vaneen groot deel van de overheidsdiensten. Die ook over schaarse zaken gaan. Zoals gezondheidszorg. Waarin dus ook marktwerking wordt ingevoerd. Wat, als je dat volgens de ideeën van de markt zou doen, volgens het principe dat Theeuwes omschrijft, zou moeten inhouden dat je kan kiezen tussen een stuk of vijf (of meer) ziekenhuizen. Die met elkaar concurreren op de prijs en de kwaliteit van hun werk, zodat de burger zelfstandig kan kiezen aan de hand van welk ziekenhuis het beste voor hem is. Waarbij die ziekenhuizen dan wel  allemaal ongeveer op dezelfde plaats moeten staan. Waarop u natuurlijk zegt: dat is waanzin: vijf ziekenhuizen naast elkaar, een gemiddelde stand heeft er maar één of twee nodig, en die voor die  andere moet je dan in een andere stad zijn. Tja, is dan het antwoord: dat lijkt misschien logisch, maar dan is het geen vrije markt, want het ziekenhuis in de andere stad heeft een sterk nadeel - het is hetzelfde als dat er concurrentie is tussen vijf merken margarine, maar voor drie soorten moet u naar een winkel aan de andere kant van de stad.
     Er lijkt geen uitweg uit dit dilemma: het is of een aantal ziekenhuizen extra, of er is geen echte gelijkwaardigheid dus geen gelijke concurrentiekracht - en geen gelijke markt. Dus geen, volgens de definitie, vrije markt.
    En wat voor ziekenhuizen geldt, geldt natuurlijk ook voor spoorwegen (vijf spoorbanen naast elkaar), tramwegen (idem), postbezorging (vijf postbodes naast elkaar), enzovoort. Kortom: grote delen van het economische proces zijn helemaal niet vatbaar voor het idee van een vrije markt.
    En toch is geprobeerd die delen van de economie  voor een groot deel tot een vrije markt te maken. Met, hoe voorspelbaar, contraproductieve effecten: de voorzieningen werden duurder in plaats van goedkoper.
    En hoe komt het dat men methodes toepast op gebieden waar die niet van toepassing zijn? Dat is natuurlijk weer ideologie. Marktideologie. Het denken van mensen als Jules Theeuwes. Die in hun verhaaltjes over marktwerking vergeten te vermelden wat de voorwarden zijn voor een sector om als markt te kunnen functioneren.
    Een zakelijke mededeling:


Uit: De Volkskrant, 08-11-2012, door Peter de Waard

Elk probleem helder uitgelegd

Een van de meest vooraanstaande arbeidseconomen was zeer dienstbaar

... Jules Theeuwes ... overleed dinsdag op 68-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. Theeuwes was een van de meest vooraanstaande naoorlogse arbeidseconomen in Nederland. Hij was hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, tot twee keer toe directeur van de denktank SEO Economisch onderzoek en een vaste adviseur van vele kabinetten.
    Maar hij was vooral de man die gecompliceerde economische problemen heel helder aan iedereen kon uitleggen. 'En het was een ontzettende lieverd', voegt zijn opvolger Barbara Baarsma bij SEO Economisch Onderzoek daaraan toe. Dat blijkt ook uit andere reacties. 'Inspirerende econoom, prachtig mens', twitterde directeur-generaal Bertholt Leeftink van het ministerie van Economische Zaken.    ...


Red.:    Van de doden niets dan goeds. Hoewel je aan de morele waarde van goede wensen van mensen die op de telvisie het grote regelmaat de plannen van het Faustiaanse neoliberalisme verdedigt (Baarsma) natuurlijk kan twijfelen. Dat lijken meer op kwade toverspreuken. De gevoelens van deze redactie werden gedomineerd door overpeinzingen over de gevolgen van dit soort ideeën:

  De afgelopen tijd hield hij zich vooral bezig met het effect van de vergrijzing op de arbeidsmarkt. Theeuwes was voorstander van radicale maatregelen. 'Terwijl van de jongeren die worden ontslagen een kwart binnen drie maanden een nieuwe baan vindt, is dat bij 45-plussers maar eentiende', constateerde hij. Daarom wilde hij dat ontslagvergoedingen zouden worden gebruikt voor de overgang naar een nieuwe baan, een aanpak die het huidige kabinet wil gaan toepassen.

In de praktijk: gemakkelijker ontslag voor ouderen en geen vergoeding meer.
  Daarnaast wilde hij een kwart van de beloning van ouderen koppelen aan hun productiviteit. 'Bij ouderen zijn nu eenmaal de verschillen in productiviteit veel groter dan bij jongeren.' Mannen in de leeftijd van 25 tot 45 jaar zouden meer vrouwenbanen, zoals in de zorg, moeten gaan vervullen om de stijging van de werkloosheid in die categorie tegen te gaan.

In de praktijk; loonsverlaging voor ouderen zonder een draad van bewijs dat ze minder productief zijn - trouwens een idee dat stamt uit de tijd van havenarbeiders en het sjouwen van zakken met kolen.
    Kortom: deze redactie wenste Jules Theeuwes een behouden vaart richting hel toe.
 

Naar Economen , Economie lijst , Economie overzicht , of site home .