De waarde van de marktprijs

Eén van de meest vaste overtuigingen van economen en politici is dat de markt een goede en de juiste manier is om de prijs van iets te bepalen. Deze overtuiging is onjuist, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden. Het eerste voorbeeld is technisch economisch, dat wil zeggen dat het laat zien dat de markt een economisch onjuiste uitkomst geeft. Het tweede voorbeeld laat zien dat de uitkomst immoreel kan zijn.

Het eerste voorbeeld is de huizenprijs. Op plaatsen waar er een tekort is aan huizen, is de vraag groter dan het aanbod; dit speelt met name in de grote steden over de hele wereld. Dit leidt tot steeds hogere prijzen, net zo lang tot de vraag daalt. Daarmee lijkt de juiste prijs bereikt, want kennelijk hebben er nu minder mensen behoefte aan een huis. Aan het feit dat iedereen kan inzien dat dat laatste niet het geval kan zijn, blijkt dat de eerdere aanname niet juist is.

De reden dat iedereen kan inzien dat de behoefte aan huizen niet is afgenomen, is dat iedereen inziet dat onderdak een eerste levensbehoefte is, dat wil zeggen een behoefte die niet afneemt met de prijs. Inderdaad zal de vraag afnemen, maar dat is omdat niet minder mensen de behoefte hebben, maar omdat minder mensen de prijs kunnen betalen. Wat die mensen doen, hangt af van de lokale en individuele omstandigheden. Waar het probleem het meeste speelt, de grote steden, is de oplossing dat ze elders gaan wonen. De vraag is of hiermee het economische optimum is bereikt

De op deze manier vastgestelde huizenprijs is optimaal, als de economie en de maatschappij er optimaal door functioneert. Dat is niet het geval, en wel omdat de het inkomen niet verdeeld is naar het economische nut van de arbeid. Om als stad goed te functioneren, moet er een voldoende aantal mensen zijn die een aantal kerntaken vervullen. Het simpelste voorbeeld is dat van de vuilnisophaler. Vuilnisophalers hebben geen hoog inkomen. Als de huizenprijs stijgt, zal op een gegeven moment de vuilnisophalers geen huis meer kunnen kopen. Op den duur ontstaat een tekort aan vuilnisophalers, en wordt het vuilnis niet meer opgehaald. Nog weer wat later veroorzaakt dit dusdanige maatschappelijke problemen, dat de economie er schade van ondervindt.

Het voorbeeld van de vuilnisophalers lijkt wat gezocht, maar in de werkelijke wereld in Londen krijgen onderwijzers op dit moment (2003) al een extra bonus, omdat door de hoge huizenprijs het gewone inkomen niet voldoende was om zich een huis te kunnen veroorloven. Het is daar zelfs zo dat een normaal huis voor een echtpaar met twee modale inkomens onbetaalbaar is, terwijl de behoefte aan mensen die werk met een modaal inkomen doen niet afneemt.

De eerste conclusie is dus dat de marktprijs voor huizen is niet noodzakelijkerwijs de economisch optimale prijs is. Dat dit (nog) niet als zodanig gezien wordt, komt omdat er allerlei andere processen in werking komen, die het negatieve effect tijdelijk maskeren. Zo kunnen er bijvoorbeeld onderwijzers aangetrokken worden die met minder genoegen nemen, maar dus vaak ook minder goed zijn. De negatieve effecten treden dan op langere termijn op. Uiteindelijk kan het leiden tot de onleefbaarheid van bepaalde, stedelijke, gebieden, zoals in de Verenigde Staten wel gebeurd is.

Het tweede voorbeeld is de marktprijs voor arbeid, ook wel bekend als loon. Ook hier wordt aangenomen dat de markt voor arbeid de juiste vorm van prijsbepaling is. We nemen hier als voorbeeld de prijs van ongeschoolde arbeid.

Stel dat de prijs van ongeschoolde arbeid door de markt bepaald mag worden. Iedereen weet dat het aanbod aan ongeschoolde arbeid op de meeste plaatsen in de wereld groter is dan de behoefte. Dit doet de prijs van ongeschoolde arbeid dalen. Dit blijft doorgaan, tot de prijs dusdanig daalt, dat het aanbod afneemt. Dat laatste werkt als volgt: op een gegeven moment daalt de prijs onder de kosten van het levensonderhoud, dat wil zeggen, de ongeschoolde arbeider krijgt onvoldoende voor zijn arbeid om in zijn levensonderhoud te voorzien. Dat betekent dat een aantal ongeschoolde arbeiders zal sterven. Daardoor neemt het aanbod aan ongeschoolde arbeid af, en stijgt de prijs tot het moment dat ze weer boven de kosten van het levensonderhoud ligt.

Het voorbeeld is zo duidelijk dat het nauwelijks toelichting behoeft. Waar het in de praktijk misschien iets genuanceerder ligt, is dit toch het onderliggende mechanisme. Het behoeft ook nauwelijks betoog dat dit systeem moreel verdorven is.

De algemene conclusie is dus dat de markt in sommige gevallen economisch ineffectief is, en sommige gevallen moreel verderfelijk. Een ieder die pleit voor het toepassen van de markt zonder onderzoek naar deze mogelijke gevolgen, is dus economisch dom, en moreel verdorven. Dit slaat op vrijwel het gehele rechtse politieke en ideologische spectrum.


Naar Economische klassenstrijd  , Economie overzicht , of site home .