De Volkskrant, 28-09-2005, door Ad Kolnaar en Dick Schouten, kroonlid en
oud-kroonlid van de SER en lid en oud-lid van het CDA.
Financiering vergrijzing is geen probleem
Tussentitel: Met Bert de Vries zien wij reden het beleid grondig bij te
stellen
De regering en onderzoekers roepen dat de vergrijzing om ingrepen vraagt. Hun
veronderstellingen deugen niet, stellen Ad Kolnaar en Dick Schouten.
Volksstammen onderzoekers en politici roepen dat vanwege de vergrijzing forse
ingrepen nodig zijn. Niemand lijkt zich af te vragen of er voldoende financieel
draagvlak is om de gevolgen op te vangen. Bijna niemand geeft aan van welke
groeiveronderstellingen wordt uitgegaan. Daarmee zijn de diagnose en de
voorgeschreven afslankkuren slagen in de lucht.
Dit valt eenvoudig in te zien. Bij het huidige nationaal
inkomen zou de vergrijzing leiden tot een gemiddelde daling van de welvaart (de
consumptie per hoofd) met rond de 15 procent. Die is pas over zo'n veertig jaar
gerealiseerd. Maar het draagvlak, het nationaal inkomen per werkende, zal in
diezelfde tijd ook toenemen. Zo ontstaat er extra ruimte. Bedraagt die
inkomensgroei 1,75 procent per jaar, dan verdubbelt de materiële welvaart over
veertig jaar (toename 100 procent).
Het effect van de vergrijzing, dat door velen geïsoleerd
wordt bekeken, valt dus in het niet bij de groei van het draagvlak. Een
gemiddelde groei van, om precies te zijn, de arbeidsproductiviteit met 1,75
procent per jaar is een bescheiden schatting. Bij deze welvaartstoename is de
financiering van de vergrijzing geen probleem. Dat ontstaat pas als de groei en
dus de te verdelen ruimte tekort schiet. De groei zou dan veertig jaar nagenoeg
nihil moeten zijn. Uitgaan van nulgroei is niet reëel. Dat doe je als je kwade
bedoelingen hebt.
Op die simpele waarheden is door macro-economen vele malen
gewezen. Het helpt niet. Men laat zich leiden door een ideologie. Dat is het
probleem waar ook Bert de Vries in zijn boek Overmoed en Onbehagen
aandacht voor vraagt.
De vergrijzing vormt geen bedreiging voor onze welvaart. Niemand
hoeft erop achteruit te gaan. Evenmin is het een bedreiging voor de
overheidsfinanciën. Natuurlijk brengt ze extra uitgaven met zich mee. Maar er is
ruimte genoeg om die op te vangen. Met name in Nederland neemt door de
vergrijzing die ruimte welhaast groteske vormen aan. Wij financieren pensioenen
namelijk met een kapitaaldekkingsstelsel. Door de vergrijzing, moeten die
besparingen omhoog. De pensioenpremies moeten zelfs nog eens extra stijgen in
verband met allerlei dekkingseisen. Toch neemt het bedrijfsleven al die
besparingen niet op als investeringen. Laat ook de overheid dat geld liggen, dan
missen we een geweldige kans. Wij worden verplicht meer te sparen, in verhouding
minder te consumeren, maar krijgen er niets voor terug.
Intussen jagen we de loonkosten voor het bedrijfsleven omhoog
en wordt de koopkracht van de bevolking aangetast. Dat gebeurt vooral als het
economisch slecht gaat, want dan renderen ook de pensioenbeleggingen
onvoldoende. De recessies worden door het kapitaaldekkingsstelsel dus dieper.
Structureel en conjunctureel brengen we zo flinke extra offers voor dat dure
stelsel.
De enige reden om het stelsel overeind te houden, zou moeten
zijn dat we er alsnog wat nuttigs mee doen. De extra besparingen via
financieringstekorten terugsluizen in de economie en er zo échte
toekomstbedreigingen mee bestrijden. De overheid weigert dat. Zij laat zich
liever een rad voor ogen draaien met onzinnige verhaaltjes over staatsschuld.
Het gevolg is dat onze pensioenbesparingen wegvloeien naar het buitenland. Nu al
zo'n 25 miljard per jaar. Dat scheelt ons aan materiële welvaart, consumptie, nu
al zo'n 7 procent. Dat wordt alleen maar meer en benadert, als er niets gebeurt,
straks de genoemde 15 procent lasten van de vergrijzing.
Terecht bepleit Bert de Vries dat minstens iets van al die
besparingen wordt geleend door de overheid, dat wil zeggen te streven naar een
financieringstekort en niet naar een overschot. Tot heil van ons allen. Wat in
de beschouwingen achterwege blijft, is een duidelijke uitspraak over de
welvaartsverdeling tussen jong en oud. Wij pleiten ervoor de welvaartsgroei
gelijkelijk te verdelen over actieven en niet-actieven. Dat heeft gevolgen.
Jongeren moeten straks hogere lasten opbrengen voor de vergrijzing. Er kan dan
een ongelijke ontwikkeling optreden en er dreigt een generatiekloof.
Om die tegen te gaan, moet het belastingstelsel worden
aangepast. Bijvoorbeeld door mensen met hoge aanvullende pensioenen te laten
meebetalen aan de AOW. Niet om de financierbaarheid te verhogen, maar om eerlijk
delen te bewerkstelligen. Vanzelfsprekend willen ook wij de AOW, inkomen voor de
zwakkeren, welvaartsvast houden. En niemand hoeft er per saldo op achteruit te
gaan.
Veel aanpassingen in de sociale zekerheid worden doorgevoerd
met als argument de vergrijzing. Wij delen die argumentatie niet. Wel is sprake
van een relatief groot beroep op de sociale zekerheid. Dan is het goed mensen te
stimuleren te gaan werken. Een hogere arbeidsparticipatie zal de gevolgen van de
vergrijzing verminderen.
Als voldaan is aan twee voorwaarden: er moet werk zijn en de
ermee gepaard gaande extra besparingen voor de overheid (meer
belastingontvangsten en minder uitgaven) moeten niet wegvloeien naar het
buitenland. Op beide fronten gaat het mis. Zoals gezegd weigert de overheid ons
spaaroverschot aan te wenden voor eigen land. En, deels in het verlengde
daarvan, is het grote probleem op de arbeidsmarkt nog steeds het gebrek aan
werk. Mensen pressen om te gaan werken terwijl er niet voldoende arbeidsplaatsen
zijn, is asociaal. Dat geldt niet alleen voor de herkeurde WAO'er. Met Bert de
Vries zien wij aanleiding het beleid grondig bij te stellen.
Terug naar
Vergrijzing,
Kalshoven
, Hiërarchie
economie
, of naar
site home
.
|