Werken, geld en geluk
Een van de grote misverstanden van economen die voortkomt uit hun door
geld-oogkleppen vernauwde blik is dat mensen alleen werken voor geld. In
werkelijkheid is werken natuurlijk een kwestie van zingeving - ieder mens
consumeert, en maakt op andere manieren gebruik van de maatschappij - werken is
de manier waarop de mens terugbetaald, en zo zijn positie in de maatschappij
rechtvaardigt.
Economen weten dit niet, of willen dit niet weten zodra het
hun uitkomt. Een van die punten waarop dit uitkomt is bij vragen over het
arbeidsrecht, in actueel: het ontslagrecht. Bekend econoom en journalist Frank
Kalshoven is een fervent voorstander van een soepel ontslagrecht, en wijdt er
vele woorden aan
.
Onderstaand een paar reacties van mensen die verder kijken dan de portemonnee:
De Volkskrant, 27-04-2006, door Aik Kramer, docent/trainer aan de
Universiteit van Amsterdam, lid van het AVV en aangesloten bij Flexmens.org.
Werken doe je niet alleen om geld te verdienen
Tussentitel: Wie hopt er werkelijk vrolijk van werkgever naar werkgever?
Verzet tegen flexwerk wordt in de media afgedaan als pathetisch en
kinderachtig, maar hebben we ook nog recht op een sociaal leven, vraagt Aik
Kramer zich af.
De personeelsmanager kijkt me aan alsof ik haar zojuist heb beledigd. 'Hoezo, je
wilt onderhandelen over de voorwaarden van je contract? Je wilt hier toch
werken?' Het is niet de reactie waarop ik hoopte, maar misschien heeft ze
gelijk.
De auteurs van het boek Excellent Onderhandelen zeggen
immers dat je onderhandelings-positie zo sterk is als je beste alternatief. Het
feit dat ze me hier op de Universiteit van Amsterdam werk hebben aangeboden dat
ik dolgraag wil doen, geeft reden tot grote vreugde, maar het is niet erg goed
voor m'n onderhandelingspositie.
Het is uitdagend werk in een prettige en voor mij vertrouwde
omgeving. Niettemin merk je dat de flexibilisering ook hier op de Universiteit
van Amsterdam heeft huisgehouden: als docent kun je nog enkel een
halfjaarcontract krijgen, voor een mager loon, en aangezien ze wettelijk
verplicht zijn je na drie opeenvolgende aanstellingen een vast contract aan te
bieden, is je enige zekerheid dat je na anderhalf jaar definitief zult worden
ontslagen.
Flexwerk creëert natuurlijk ook mogelijkheden: de vrijheid om
je loopbaan vorm te geven en jezelf telkens opnieuw uit te vinden. Maar de
huidige flexibilisering (met het achterblijven van compenserende wetgeving)
brengt vooralsnog vooral onzekerheid met zich mee.
Ik herken mezelf in de verhalen van de Franse demonstranten.
De hervorming van het ontslagrecht voor jongeren, het Contrat première embauche
(CPE), moest werkgevers aanmoedigen mensen in dienst te nemen, waardoor de
schrikbarende jeugdwerkloosheid zou worden tegengegaan. Maar Franse jongeren
maken bezwaar tegen een dergelijke vorm van geïnstitutionaliseerde onzekerheid,
die ze precarité noemen. Hun vraag is ook mijn vraag. Is versoepeling van
het ontslagrecht de enige optie?
Maar wat lees ik in de Nederlandse dag- en weekbladen? Dat de
protesten van de Franse studenten niet emancipatoir maar conservatief van aard
zijn; dat deze demostranten de werkelijkheid niet proberen te veranderen maar
weigeren die onder ogen te zien; dat de flexibilisering en het wegvallen van
sociale zekerheden simpelweg onvermijdelijk zijn; dat de mondialisering en
versnelling van het maatschappelijk leven ons voor een voldongen feit heeft
geplaatst: bestaanszekerheid bestaat niet meer. Zij die zich daartegen
verzetten, zijn pathetisch en kinderachtig. Zij zijn bang voor de toekomst.
Ik lees columns van babyboomers over mijzelf als de 'verwende
generatie' (met onmiddellijk daarnaast, in de marge, berichten over topmanagers
die zichzelf nog altijd miljoenen toespelen). Ik hoor zelfs, tot mijn verbazing,
dat in Nederland flexwerk de normaalste zaak van de wereld is. We zijn allemaal
vrolijke jobhoppers.
Kun je de ontwikkelingen in het arbeidsrecht en het verzet
daartegen wel los zien van andere maatschappelijke ontwikkelingen? Ook in
Frankrijk wordt het leven steeds meer onderworpen aan de wetten van de
vrije-markteconomie. Publieke diensten worden geprivatiseerd, besluitvorming
verdwijnt achter gesloten deuren en grote groepen mensen worden uitgesloten. Om
de economie draaiende te houden en de welvaart te behouden moet mijn generatie
bereid zijn met onzekerheid te leven, maar altijd wel bereikbaar en beschikbaar
te zijn.
Je werkt niet om te leven, maar je leeft om te werken en om
te functioneren moet je nu eenmaal flink zijn. Zou je het zo kunnen stellen:
vroeger wilden ze je lijf, toen wilden ze je hoofd en nu willen ze je ziel.
Waar zijn toch al die vrolijke jobhoppers waarover ze het
hebben? Ik zie vooral opgebrande dertigers, wanhopig op zoek naar een beetje
zekerheid, als het niet in een leuke baan is, dan misschien in leuke relatie of
een lening voor een leuk huisje.
Ik zie gestresste twintigers die proberen het moment van
afstuderen zo lang mogelijk uit te stellen, eventueel met behulp van een
pilletje. En niemand praat erover, want dat is wederom ook niet erg goed voor je
onderhandelingspositie.
Wie hopt er nou werkelijk vrolijk van werkgever naar
werkgever? Waar komt het idee vandaan dat mijn generatie zich niet langer met
haar werk identificeert of hoeft te identificeren? De jobhopper is een
ideaaltype dat gecreëerd lijkt te zijn om de precarité draaglijk te
maken.
Waar praat je hardop over dit soort zaken? Je zou denken,
juist op de werkvloer. Maar als je ieder half jaar van werkplek wisselt, hoe kun
je dan relaties met je collega's opbouwen?
Moeten we de protesten zien als een absolute afwijzing van de
flexibilisering, of van een specifieke vorm van daarvan? Het arbeidsethos onder
de huidige flexibilisering dreigt namelijk een negatieve te worden: het dwingt
je jezelf egocentrisch, zo niet egoïstisch op te stellen. Ik ben voorstander van
flexibilisering maar tegelijk op zoek naar een nieuwe vorm van zekerheid. Niet
langer het persoonlijke maar het professionele is het politieke.
Wanneer ik uit mijn mislukte onderhandeling kom en een
collega vraag of híj bereid zou zijn actie te voeren voor betere
arbeidsvoorwaarden, antwoordt hij: 'Waarom zou ik? Ik ben over een paar maanden
hier toch weer weg!'
De auteurs van Excellent Onderhandelen stellen dat de
oplossing van een conflict altijd moet worden gebaseerd op gedeelde belangen en
wederzijds begrip, kortom, op solidariteit. En is dat niet precies waar de
Franse demonstranten om roepen? Hun acties zijn decentraal, worden grotendeels
horizontaal georganiseerd en doen denken aan de hoogtijdagen van de
andersglobaliseringsbeweging.
Je zou zelfs de vraag kunnen stellen in hoeverre deze
ontwikkelingen daarvan een voortzetting zijn. Die beweging trok ten strijde
tegen een wereldbeeld waarin de onderneming en niet langer de mens centraal
staat. En gaat de discussie rond flexibilisering niet ook over deze
tegenstelling? Misschien zijn de protesten niet een uiting van kinderachtig
conservatisme maar een geluid van een emanciperende generatie, één die misschien
niet precies weet wat ze wil, maar wel wat ze niet wil.
Immers, werken doe je niet alleen om geld te verdienen, het
is ook een deel van je identiteit. Werk verschaft de basis waarop je een sociaal
leven kunt bouwen. In de discussie rond flexibilisering blijft de menselijke
kant van arbeid en arbeidsrelaties tot nu toe onderbelicht. Heeft niet iedereen
behoefte aan een beetje zekerheid? Moeten we daarom niet eens stilstaan bij de
vraag wat flexibilisering betekent voor ons sociale leven?
De Volkskrant, 27-04-2006, door René Paas, voorzitter van het
CNV.
Ontheemd in een flexibele arbeidsmarkt
Tussentitel: Een vast contract is een prikkel om te blijven investeren
Een vaste baan is een bron van arbeidsvreugde. Versoepeling van het
ontslagrecht biedt geen wenkend perspectief, meent René Paas.
Ik ben vereerd. Columnist Frank Kalshoven schreef maar liefst vier verhalen om
mij bij te praten. Ik zei dat geen econoom mij had weten uit te leggen waarom
een versoepeling van het ontslagrecht helpt. Kalshoven doet onaardig over mijn
gesprekspartners, maar is zo galant zichzelf op te werpen als mijn adviseur.
Daarvoor dank. Het was een feest om zijn bijdragen te lezen, maar ik bespeur bij
Kalshoven een weinig ontwikkeld oog voor de verhouding tussen kind en badwater.
Weg met de vaste baan. Vijfjaarscontracten zijn beter voor
iedereen, zo klonk het vier dappere columns lang. Kalshoven roept mij en de SER
dan ook op tot grote daden. Fascinerend, maar ook wild. En een tikje theoretisch
ook.
De kern van mijn kritiek is dat Kalshoven zich laat meeslepen
door zijn enthousiasme over een theoretisch model. Te veel spel, te weinig
knikkers. Dat begint al met de keuze van de kernvraag. Kalshoven vraagt zich af:
'waarom zou je eigenlijk ontslagbescherming moeten hebben?' Hij streept een voor
een de argumenten af en constateert dat we er maar mee moeten stoppen. Prachtig
proza. Mijn redenering is pragmatischer. Ik stel vast dat er nu
ontslagbescherming is en vraag me af of het helpt om die te versoepelen. En ik
beperk me niet tot de economische theorie, omdat echte mensen niet alleen
Homo economicus zijn.
Maar eerst de economie. Ontslagbescherming in Nederland is
niet star. Economen (OESO, CPB) haasten zich (anders dan
werkgeversvertegenwoordigers) meestal om te vertellen dat Nederland qua
flexibiliteit een middenmoter is tussen de VS en Zuid-Europa. En we gaan nog
vooruit: inmiddels is een einde gemaakt aan het uitgangspunt last in, first
out. En de noodzaak van pro forma-procedures die alleen dienen om je WW
veilig te stellen, verdwijnt ook. Het lijkt me goed eerst de effecten daarvan
maar eens af te wachten.
Helpt het als we ontslagbescherming afschaffen?
Waarschijnlijk niet. De belangrijkste conclusie uit internationale literatuur is
deze: flexibiliteit versterkt vooral de conjunctuur. Als de economie aantrekt,
komen er sneller banen bij. Maar als ze inzakt, worden er ook meer mensen
ontslagen. Op de lange duur is er nauwelijks verschil merkbaar tussen 'star' en
'flexibel'. Niet meer banen. Niet minder werklozen. En geen hogere
arbeidsproductiviteit.
Dan de outsiders; Kalshovens belangrijkste argument tegen
ontslagbescherming. Veel versoepelaars gebruiken dat argument: wie een vaste
baan heeft, zit op rozen, terwijl anderen wanhopig het ene tijdelijke contract
aan het andere rijgen. De redenering is steevast: schaf vaste banen af en de
verschillen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Inderdaad; tegelijk met de kansen
op vast werk.
Over het uiteindelijke effect van zijn vijfjaarlijkse
ontslagrondes is Kalshoven naïef optimistisch. Opnieuw zullen de lijnen lopen
tussen kansarm en kansrijk. Tussen wie zich in een competitieve arbeidsmarkt
weet te handhaven en wie wordt afgedankt. Kalshoven voert NedCar-medewerker
Peter Bervoets ten tonele: 52 jaar oud, al 34 jaar werkzaam bij één baas. Bang
dat hij nu, bij de zesde reorganisatie zal worden ontslagen. 'Hij kijkt als een
konijn in de koplampen van de herstructurering van de auto-industrie. Dat loopt
fout af.' Zullen we maar gewoon vaststellen dat Peter Bervoets met de
vijfjaarscontracten van Kalshoven niet zou zijn geholpen?
Veel mensen zoeken zekerheid. Dat is een nogal voor de hand
liggende behoefte, zeker in een wereld die steeds meer onzekerheden kent.
Kalshoven veegt er de vloer mee aan. 'De tijd van lifetime employment is
voorbij', schrijft hij. Zijn oplossing: de onzekerheid nog wat te laten
toenemen, want dat daagt mensen uit het beste in zichzelf naar boven te halen.
Dat is in de eerste plaats een nogal elitaire benadering. Hoogopgeleide
professionals kunnen wellicht met die onzekerheid omgaan, maar heel veel mensen
missen die vaardigheden.
En verder: onzekerheid stimuleert mensen niet om in zichzelf
te investeren, evenmin als te veel zekerheid. Ook werkgevers zullen drie keer
nadenken in welke medewerkers ze willen investeren en welke ze over een paar
jaar dumpen. Een vast contract is een basiszekerheid, en tegelijk een prikkel
voor werkgevers en werknemers om te blijven investeren. Vijfjaarscontracten
bieden - anders dan Kalshoven beweert - bepaald niet meer zicht op
goedgeschoolde werknemers dan vaste banen.
De kern van mijn benadering is niet louter economisch. Het
gaat echte mensen niet om maximale winst, maar om een goed leven. Prima als je
dat nutsmaximalisatie wilt noemen, maar het gaat om leven. En de kwaliteit van
dat leven wordt positief beïnvloed door vast werk.
Werk is voor mensen ongelooflijk belangrijk. Het geeft je de
kans je kwaliteiten te ontwikkelen. Om betekenisvolle relaties aan te gaan. Om
verantwoordelijkheid te dragen. Werk is zo veel meer dan een baantje op een
banenmarkt. En al dat andere komt het meest tot zijn recht in een klimaat waarin
mensen de kans krijgen zich te verbinden met het bedrijf waar ze werken. Een
vaste baan is daarvoor geen voorwaarde. Maar het helpt enorm. Schaf je vaste
banen af, dan leidt dat tot een maatschappelijke schade waar het economische
'transactiekosten' een bleek woord voor is.
Kalshoven besluit zijn reeks met de hoop dat ik nu wel ben
bijgepraat. Ik kan hem geruststellen. Dat ben ik. Ook vier lezenswaardige
columns van Kalshoven bieden geen doorslaggevend argument om het ontslagstelsel
ingrijpend te herzien. Integendeel. Het systeem-Kalshoven is voor bijna niemand
aantrekkelijker dan de bestaande ontslagbescherming. Wie daarvan al te
gemakkelijk afstand doet, gooit het kind weg met het badwater. Dat moest de SER
dan ook maar niet doen.
Naar Werken maakt gelukkig
,
Economie lijst
,
Economie overzicht
, of naar site home
.
|