Werken, geld en geluk, volgens economen
Onderstaand een uitgebreid
betoog, over vier columns, van Volkskrant-economieredacteur en
gepromoveerd econoom Frank Kalshoven, waarin deze de baanzekerheid wil
afschaffen ten gunste van geld. Geld boven geluk. Meer over de mentaliteit van
Frank Kalshoven als exemplarisch voor economen hier
.
De Volkskrant, 01-04-2006, column door Frank Kalshoven
Power to the people: Het einde van de vaste baan (1)
René Paas, de nieuwe voorman van de vakcentrale CNV, zei onlangs in de
Volkskrant dat hij zich door economen had laten bijpraten over het ontslagrecht.
Zij bleken niet in staat Paas duidelijk te maken waarom een versoepeling van het
ontslagrecht op de arbeidsmarkt tot zegenrijke resultaten zou leiden. Moet ie
maar met betere economen praten.
Maar het is veel aardiger hier dieper op in te gaan. In de
Sociaal-Economische Raad wordt het onderwerp ontslagrecht deze dagen indringend
besproken. Dat gaat, naar verluidt, moeizaam. Mijn suggestie is dat dat (ook)
komt doordat het startpunt van de analyse verkeerd is. Omdat het onderwerp zo
belangrijk is, permitteer ik me een korte serie. Daarmee is dan meteen het
tienjarig bestaan van Het spel en de knikkers - gisteren tevens gevierd met een
stroopwafel bij de koffie - luister bijgezet.
Ontslagrecht gaat over de manier waarop een
arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. De discussie moet eerst gaan over het
contract, dan pas over het ontslagrecht. De tweede fout is dat wordt uitgegaan
van bestaande wetgeving. Wetgeving is belangrijk, maar pas aan het slot van de
discussie, als de analyse naar tevredenheid is afgerond. En dat is allerminst
het geval.
De beginvraag is dus niet: is het verstandig het ontslagrecht
te versoepelen? Maar: waarom bestaat er zoiets als een vast arbeidscontract?
Een vast arbeidscontract is eigenlijk een rare overeenkomst.
Een werkgever verplicht zich tot het in dienst houden van een werknemer voor
onbepaalde tijd, vaak tientallen jaren. De werknemer verplicht zich alleen tot
een opzegtermijn van een of twee maanden. Huiselijke gezegd: de liefde lijkt van
een kant te komen.
Toch zouden er goede economische redenen voor kunnen zijn.
Ten eerste zouden werknemers een sterke voorkeur kunnen hebben voor
inkomensstabiliteit. Liever een wat lager loon met veel zekerheid, dan een
fluctuerend loon dat gemiddeld hoger uitpakt, maar waarin ook uitschieters naar
beneden zitten. Tegenover de verplichting de werknemer in dienst te houden staat
voor de werkgever nu een kostenvoordeel.
Voor deze verklaring is echter geen grond te vinden in de
feiten. Integendeel: werknemers met tijdelijke dienstverbanden zijn juist
slechter af dan werknemers met vaste dienstverbanden. Hun uurloon ligt lager; ze
hebben minder vaak recht op winstdeling; ze hebben minder rechten op
inkomensbeschermende sociale zekerheid. In plaats van iets op te geven voor een
vast dienstverband worden werknemers er alleen maar beter van.
Een tweede verklaring zou kunnen zijn dat werknemers er een
voorkeur voor hebben hun inkomen anders over hun leven te verdelen dan op grond
van hun arbeidsprestaties zou gebeuren. Die beloning conform arbeidsprestatie
ziet er normaliter uit als een heuvel waarin met het klimmen der jaren de
beloning eerst toeneemt en, na een piek tussen het 35ste en 55ste levensjaar,
weer afneemt.
Een vast arbeidscontract helpt bij de herverdeling van dit
levensinkomen: in de eerste jaren, en vooral rond de piek van de
arbeidsprestatie, betaalt de werkgever minder dan de arbeidsprestatie en aan het
eind van de loopbaan is het loon juist hoger.
Het lijdt geen twijfel dat het vaste arbeidscontract in de
praktijk werkt als herverdeler van levensinkomen. Tegelijkertijd kun je zo een
aantal arbeidsmarktfeiten verklaren: dat werkgevers jong personeel graag zien
komen (meer arbeidsprestatie dan loon); dat werkgevers ouderen graag ontslaan
(meer loon dan arbeidsprestatie); dat werknemers rond hun piekjaren graag van
baan wisselen of voor zichzelf beginnen. Aan de herverdeling van levensinkomen
door het vaste contract zitten dus nogal wat consequenties, waaronder
belangrijke nadelen.
Maar hebben werknemers wel een voorkeur voor het herverdelen
van hun levensinkomen? Dat zou bijzonder vreemd zijn. Het uitgavenpatroon van
huishoudens, immers, volgt dat van de arbeidsprestatie: hoge uitgaven (huis,
kinderen, dure hobby's) voor dertigers en veertigers, en lagere kosten voor- en
nadien. Zelfs als die voorkeur toch zou bestaan, zou die makkelijker anders
georganiseerd kunnen worden (sparen en lenen bij een bank) dan via de omweg van
het vaste arbeidscontract. Ook dit is dus geen goede reden om zoiets als een
vast arbeidscontract te willen omarmen.
Bestaan die redenen wel? Volgende week verder.
De Volkskrant, 08-04-2006, column door Frank Kalshoven
Power to the people: Het einde van de vaste baan (2)
De discussie over het ontslagrecht - dezer dagen indringend gevoerd in de
Sociaal-Economische Raad - moet een spade dieper steken, suggereerde ik vorige
week. Eerst maar eens analyseren waarom er zoiets als een vast arbeidscontract
zou moeten bestaan.
Die speurtocht valt tot nu toe tegen. Een eventuele voorkeur
van werknemers voor een laag maar stabiel loon met een vast contract boven een
gemiddeld hoger maar fluctuerend loon, bleek in strijd met de feiten. En een
eventuele voorkeur voor het herverdelen van het levensinkomen bleek niet alleen
lastig te begrijpen - het uitgavenpatroon komt juist goed overeen met loon naar
arbeidsprestatie - maar bleek ook behept met allerlei nadelen (waaronder de
neiging van werkgevers om ouderen te ontslaan). Voor het verdelen van consumptie
in de tijd hebben we bovendien al iets uitgevonden: de bank.
Er zijn nog twee mogelijke verklaringen. De meeste economen
met wie ik over de verklaring van het vaste contract gesproken heb, zeiden:
bedrijfsspecifieke investeringen. De bijbehorende redenering is dat werknemers
moeten investeren in kennis die alleen bruikbaar is bij hun huidige werkgever.
Die investering gaat in de eerste jaren ten koste van hun loon, en gaat in
latere jaren renderen. Een vast contract beschermt deze zegenrijke
investeringscyclus.
Waaruit bestaan die bedrijfsspecifieke investeringen dan? Ten
eerste uit een investering in sociaal kapitaal: wie is wie in de organisatie (en
waar staat de koffieautomaat)? Ten tweede uit het leren kennen van
bedrijfsspecifieke machines en software. Denk aan de bijzondere machine in de
slachterij, of aan de specifieke software waarmee bijvoorbeeld de Volkskrant
wordt gemaakt.
Dat bedrijfsspecifieke investeringen bestaan, lijdt geen
twijfel, maar de omvang ervan is niet bepaald indrukwekkend. De investeringen
kunnen verklaren waarom het nuttig is werknemers en bedrijf een paar jaar aan
elkaar te koppelen, maar niet waarom dat tientallen jaren zo moet blijven. Een
zinnig bestaan van het vaste contract kan er niet mee worden aangetoond.
De vierde, en laatste, verklaring is niet zo vriendelijk. Het
vaste contract is een manier om voordelen te veroveren en te verdedigen voor een
groep insiders. Wie lid is van de club geniet een hoger loon, is goed beschermd
tegen ontslag en kan gebruikmaken van allerlei secundaire arbeidsvoorwaarden.
Wie geen lid is probeert lid te worden, maar moet eerst een periode spitsroeden
lopen: een serie tijdelijke contracten, strenge beoordelingen, wisselen van
werkgever of zelfs van sector. Eenmaal toegelaten tot de club, verdedigt het
nieuwe lid graag de bestaande praktijk: ik moest ook m'n best doen om binnen te
komen, zegt hij dan. Ik heb de toegangsprijs betaald.
Er is weinig twijfel dat het vaste arbeidscontract in de
praktijk deze functie vervult. Hoe erg dat is, is een kwestie van opvatting. Ik
heb de neiging er veel nadelen in te zien, voor de outsiders in de eerste
plaats, maar ook voor de insiders en de werkgevers. Outsiders met een betere
prijs/kwaliteitverhouding dan veel insiders komen niet aan het werk, wat niet
alleen inefficiënt maar ook onrechtvaardig is. Insiders kunnen 'opgesloten'
raken in hun baan: ook als hun werkvreugde te wensen overlaat, durven ze een
baanverandering niet aan, uit angst de opgebouwde privileges te verliezen.
Werkgevers zitten 'opgescheept' met delen van het personeelsbestand die te goed
functioneren om te kunnen ontslaan maar te slecht om er onbevreesd de toekomst
mee tegemoet te treden - de zesminnetjes.
Het 'insiders-contract' heeft ook schadelijke gevolgen voor
de economie als geheel. In Nederland wordt gedurende het werkzame leven
verbazingwekkend weinig geïnvesteerd in het opdoen van kennis en het leren van
nieuwe vaardigheden - een kennisintensieve economie onwaardig. Leren blijft
veelal beperkt tot een paar dagen cursus. Een belangrijke reden hiervoor is dat
de insiders niet gestimuleerd worden bij te blijven of te groeien. De kans dat
ze binnenkort hun cv moeten rondsturen, is klein.
Ten tweede belemmert het insiders-contract reorganisaties.
Als de invoering van een nieuwe, efficiëntere productiemethode betekent dat er
moet worden geschoven met het personeelsbestand, moeten ook de hoge
reorganisatielasten in de investeringsbeschouwing worden betrokken. Als
reorganiseren betekent: kosten afschuiven op de collectieve WW-kas, dan is dat
prima. Maar nog beter zou het zijn als reorganisaties tegen lage kosten kunnen
worden uitgevoerd terwijl de werknemers soepel doorschuiven naar andere banen.
Hier staan we dan: er zijn weinig tot geen maatschappelijke
voordelen verbonden aan het vaste arbeidscontract; er zijn wel zwaarwegende
maatschappelijke nadelen. De lusten en lasten van het vaste contract zijn
ongelijk verdeeld tussen insiders en outsiders. Hoog tijd om voor een andere
benadering van de arbeidsmarkt te kiezen. Daarom volgende week: ruim baan voor
de emancipatie van de werknemer, weg met het vaste contract. Het vraagstuk
ontslagbescherming wordt in een moeite door opgelost.
De Volkskrant, 15-04-2006, column door Frank Kalshoven
Power to the people: Het einde van de vaste baan (3)
Stel: het vaste arbeidscontract wordt bij wet verboden. De maximale duur van een
arbeidscontract is vanaf morgen voor alle werknemers vijf jaar.
Vijfjaarscontracten mogen worden verlengd. Wat gebeurt er dan dinsdag na Pasen:
1. Niets.
2. Er ontstaat een ontslagtsunami.
Terwijl u dit door uw hersenpan laat gaan, ga ik in op een
vijfde verklaring voor het bestaan van het vaste arbeidscontract, aangebracht
door veel mailende lezers. Het vaste arbeidscontract, zeggen ze, is nodig om een
hypotheek te kunnen afsluiten.
Het is een feit dat mensen zonder vast dienstverband thans
minder makkelijk een hypotheek krijgen dan mensen mét; als ze een hypotheek
krijgen, dan een relatief lage ten opzichte van de waarde van het huis.
Banken gebruiken het vaste contract als 'signaal': betrokken
bankklanten zijn 'binnen', maken deel uit van de groep van insiders en dus is de
kans groot dat ze de rente op een hoge hypotheek ook kunnen betalen. Dat is dus
logisch gedrag van de bank.
In een wereld zonder vaste contracten moeten de banken op
zoek naar een andere manier om de kredietwaardigheid van hun klanten te
beoordelen.
Het vaste contract behouden om het leven van bankiers
makkelijk te houden, is geen overtuigende argument. Deze suggestie benadrukt
vooral het onrechtvaardige van de tweedeling op de arbeidsmarkt. Outsiders met
flexibele contracten worden ook nog eens gediscrimineerd op de kapitaalmarkt.
U heeft lang genoeg kunnen nadenken: ontslagtsunami of niets?
In beide gevallen dank ik u hartelijk voor de steun. Als u
denkt dat er niets gebeurt, dan is het vaste contract overbodig; dood hout in
het reguleringsbos dat zonder problemen kan worden gekapt.
Als u in dit gedachtenexperiment, net als ik, een grote
ontslaggolf verwacht, bent u het met mij eens dat het vaste contract de oorzaak
is van veel stagnatie. Blijkbaar zitten werkgevers en werknemers nu 'met elkaar
opgescheept', is men'tot elkaar veroordeeld', lopen loon en productiviteit soms
ver uit elkaar.
Zowel vanuit het oogpunt van economische efficiëntie, als
vanuit het perspectief van werkplezier is verandering dan geboden. De meeste
Nederlandse werknemers zijn vandaag de dag niet toegerust op een dergelijke
revolutie op de arbeidsmarkt.
Dinsdag lazen we in deze krant het treurige relaas van
NedCar-medewerker Peter Bervoets: 52 jaar oud, al 34 jaar werkzaam bij één baas,
bang dat hij nu, bij de zesde reorganisatie zal worden ontslagen. De
werkgelegenheid bij de fabriek is afgenomen van zeven- tot drieduizend banen. Nu
staan er weer duizend banen op de tocht.
Ik hoop van harte voor hem dat het anders loopt, maar het
thans 'normale' patroon gaat zo: Peter wordt ontslagen (niet nu, dan bij de
volgende ronde); Peter solliciteert zich drie slagen in de rondte; Peter vindt
geen werk; Peter zit tot zijn 65-ste minstens tien jaar in allerlei
uitkeringsregelingen. Hij baalt (en maakt er het beste van); de premiebetalers
balen met hem mee want dat gaat tonnen kosten.
Nederlandse werknemers - generaliserend - denken onvoldoende
na over hun eigen positie. Als er om Peter heen duizenden arbeidsplaatsen
verdwijnen, denkt hij niet in een vroeg stadium: ik moet hier weg zien te komen,
want er komt een dag waarop ik zelf aan de beurt ben. Hij denkt niet: kan ik met
mijn huidige kennis en vaardigheden elders aan de slag? Hij denkt niet: laat ik
de komende jaren nou dit of dat eens bijleren, want dat vind ik leuk en daar is
behoefte aan. Hij kijkt als een konijn in de koplampen van de herstructurering
van de auto-industrie. Dat loopt fout af.
Nog algemener gesteld: het is de hoogste tijd voor een nieuwe
emancipatiegolf van de Nederlandse werknemer. Van een werknemer met veel
rechten, naar een weerbare en zelfbewuste werknemer die zijn positie niet zozeer
ontleent aan rechten, maar vooral aan kennis, kunde, vaardigheden. Een werknemer
die niet naar de werkgever kijkt om in zijn menselijk kapitaal te investeren -
een werkgever is immers niets anders dan een tijdelijke klant - maar iemand die
dat zelf doet. De werknemer als ondernemer, zo u wilt. Power to the people.
Begin, bepleit econoom Mathijs Bouman in zijn deze week
gepubliceerde boek Hollandse Overmoed , met de een miljoen Nederlandse
werknemers met een jaarsalaris boven de veertigduizend euro. Vanaf dat
jaarsalaris vervallen allerlei rechten, waaronder de ontslagbescherming. Prima
uitgangspunt: de trap van boven af schoonvegen.
Volgende week, tot slot van deze serie, maak ik het verhaal
rond: wat zijn, naast het al dan niet stapsgewijs verbieden van het vaste
contract, de andere beleidsmaatregelen die de overheid zou moeten nemen?
De Volkskrant, 22-04-2006, column door Frank Kalshoven
Power to the people: Het einde van de vaste baan (slot)
Maar Frank, mailen talloze lezers, mensen hebben behoefte aan zekerheid, aan
vastigheid. Ze willen helemaal geen ondernemende werknemer zijn. Ze willen een
vaste baan: keurig netjes hun werk doen en verder geen gedoe. Als er dan geen
goede economische redenen zijn om de vaste baan te handhaven, dan zijn er in elk
geval psychologische.
Dus voor ik, aan het einde van deze slotaflevering, een
beleidspakketje samenstel voor algemeen gebruik, is het nuttig stil te staan bij
de psychologie van de zekerheid.
Kernwoord is daarbij: struisvogel. Die hang naar zekerheid,
die inderdaad wijdverbreid is, heeft veel weg van het de verdedigingsreactie van
de loopvogel Struthio: bij problemen, kop in het zand.
De tijd van lifetime employment is voorbij. De kans
dat iemand vandaag de dag van zijn 20ste tot zijn 65ste bij één baas werkt is
nul. De gemiddelde baanduur in Nederland is een jaar of zeven: gemiddeld zes
banen per werkzaam leven.
De levensduur van ondernemingen is veel korter dan 25 jaar
geleden. Oude beroepen sterven sneller uit (ponstypiste); de inhoud van beroepen
verandert steeds sneller (verpleegkundige); nieuwe beroepen komen sneller op (game-maker).
Wie graag 'op zeker speelt' met een vast contract, komt
daarom steeds vaker bedrogen uit. In een dynamische economie biedt het vaste
contract vooral schijnzekerheid. Anders gezegd: we gaan hoe dan ook naar een
economie waarin werkzekerheid belangrijker is dan baanzekerheid.
Om zeker te zijn van werk moet iedereen zijn 'menselijk kapitaal'
onderhouden. Wie zekerheid belangrijk vindt, kan dus maar het beste tijdig
investeren in zijn kennis, kunde en vaardigheden.
Het afschaffen van het vaste contract is een manier om de kop
van de struisvogel uit het zand te trekken. Maar hoe precies? En wat komt daar
allemaal bij kijken?
1. Zet arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd bij wet om in
arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd van enkele jaren, bijvoorbeeld
vijf. Ontzie huidige oudere werknemers, bijvoorbeeld door de regel alleen in te
voeren voor 55-minners. Begin desnoods bij hoger opgeleiden of grootverdieners,
maar maak kristalhelder: binnen vijf jaar geldt dit voor iedere Nederlander.
Vijfjaarscontracten kunnen worden verlengd.
2. Ontslagbescherming geldt binnen de vijfjaarsperiode. Schaf alle regels en
vergunningen terzake af - da's vooral werkverschaffing voor juristen - en beperk
de bescherming tot een som geld, de ontslagvergoeding.
Deze vergoeding kijkt (zoals het hoort) vooruit en niet
achteruit: een maandsalaris voor elk jaar dat het contract nog zou lopen. Een
werknemer die in het derde (tweede) jaar van zijn contract ontslagen wordt,
krijgt dus drie (vier) maanden salaris mee. Niet dat malle achteruitkijken meer:
hoe langer iemand in dienst is, des te hoger de ontslagvergoeding. Geen
leeftijdsdiscriminatie meer: jongeren en ouderen krijgen dezelfde vergoeding.
3. Er geldt een wachttijd voor de WW die gelijk is aan het aantal maanden
ontslagvergoeding. Wie drie (twee) maanden salaris meekrijgt, krijgt (indien nog
nodig) pas na drie (twee) maanden WW.
4. Werkgevers storten elk jaar verplicht een vast bedrag op de individuele
scholingsrekening van iedere werknemer, bijvoorbeeld bij de Sociale
Verzekeringsbank. Daarmee houden de scholingsverplichtingen van de werkgever op.
De werknemer bepaalt zelf hoe en wanneer hij zich wil scholen. Bijvoorbeeld: in
zijn vakantie, op z'n vrije dag, in de avonduren, of tussen twee banen in.
5. De overheid verdubbelt het door de werkgever gestorte bedrag op de
individuele scholingsrekening (en schaft spaarloon en levensloop af).
6. Wie geen hogere opleiding heeft (hbo, wo) - die zorgen verder maar fijn voor
zichzelf - kan voor langdurige opleidingen aanspraak maken op een
scholingsinkomen op WW-niveau. Denk aan een 30-jarige, ooit met een vmbo-diploma
van school gegaan, die een mbo-diploma wil gaan halen. Doen!
7. Het 'stapelen' van diploma's - eerst vmbo, dan havo, dan vwo, dan studeren -
in het onderwijs wordt bevorderd en niet, zoals nu, pennywise poundfoolish
, tegengewerkt.
8. Pensioenfondsen. Het 'verhuizen' van pensioenen van het ene fonds naar het
andere past niet bij een flexibele arbeidsmarkt. Pensioen moet worden
losgekoppeld van sector (of bedrijf). Dat is trouwens nog wel iets om op te
studeren.
René Paas, de CNV-voorzitter die geen econoom kon vinden die
hem kon uitleggen wat er mis was met de huidige ontslagbescherming en daarmee
onbedoeld aanstichter was van deze reeks, is nu wel bijgepraat, dunkt me.
Het huidige ontslagstelsel past bij de huidige en toekomstige
arbeidsmarkt als een bloemetjesgordijn bij een jongenskamer. Werknemers moeten
weerbaarder worden, krachtiger en onafhankelijker van hun werkgever - Power
to the People. Emancipatie - dat is toch het doel van de vakbeweging?
Red.: Ter antwoord aan econ. dr. F. Kalshoven, een bijdrage
van het Volkskrant-weblog
Geplaatst op 21 mei 2006 13:43 door Mevrouw Juf
persoonlijk - MVRJF schrijft sollicitatiebrieven/De tranen
staan al dagen achter mijn ogen.
Ergens tussen gisteren en vandaag heb ik officieel stress gekregen over mijn
baan. Het is een angstig onderbuikgevoel dat dus begint in mijn onderbuik, maar
bij tijd en wijle lopen de koude rillingen me over de rug. Alweer. Net zoals
vorig jaar. En eigenlijk net zoals elk jaar dat ik in het onderwijs werk. Ik
word er niet meer echt boos over. Daarvoor ben ik ondertussen veels te veel
gewend geraakt aan de onzekerheid.
Aan de bizarre tegenstrijdigheid van aan de ene kant de
constante oproep voor nieuwe docenten, de afschuwelijk slecht georganiseerde
onderwijsorganisaties, en mijn liefde voor mijn vak. Het vak dat ik dus niet
zonder slag of stoot mag en kan uitoefenen. Ik kan er niet echt boos meer over
worden, maar de tranen staan al dagen achter mijn ogen.
Ik ben nu dus maar sollicitatiebrievn aan het schrijven. Niet
meer naar scholen, ik geloof dat ik echt niet meer wil. In ieder geval niet de
hele week. Als iemand nog wat weet in het Rotterdamse, dan kun je een bericht
achterlaten via de berichtfunctie.
Dank je wel.
Red.: En hier hoe men zich gaat voelen als het na het aflopen
van Kalshoven's vijfjarige contract niet zo snel lukt om een nieuw contract in
de wacht te slepen:
De Volkskrant, 09-06-2006, door Elsbeth Stoker
Eeuwige banenjacht maakt werkzoekenden bijkans gek
Tussentitel: ‘Toen ik werkte, had ik veel meer energie. Nu ben ik doodop.’
De arbeidsmarkt trekt aan en daarom verdwijnt de rubriek Banenjacht. De
afgelopen drie jaar vertelden meer dan honderd werkzoekenden hun verhaal. Een
terugblik. ‘Wat ik ook doe, het lukt mij nooit.’
Naar je mening wordt niet meer gevraagd op feestjes. Je staat toch buiten de
echte wereld, althans zo zien anderen het. Jij hebt immers ‘vakantie’.
Maar vrij voel je je niet. Gevoelens van boosheid,
teleurstelling en vernedering bekruipen je als je met anderen praat. De
maatschappij heeft je niet meer nodig: je bent overbodig en oninteressant. Wat
je ook probeert om het tegen te gaan, het maakt niets uit. De situatie is en
blijft naargeestig: je bent werkloos.
In het begin dacht je nog: een nieuwe baan vind ik zo met
mijn cv. Maar de driehonderd sollicitatiebrieven die je hebt gestuurd, brachten
geen soelaas. Het vertrouwen dat de honderden brieven die je de komende jaren
verplicht bent te sturen iets opleveren, ebt langzaam weg. Je bent te oud, te
jong, te hoog of te laag opgeleid. Je hebt te weinig ervaring of juist te veel.
Alle ‘te’s’ heb je al voorbij zien komen.
Nu het economisch tij gunstiger belooft te worden en de
arbeidsmarkt aantrekt, dragen goedbedoelende familieleden en vrienden
krantenknipsels aan. Koppen als Dreigend tekort aan hoogopgeleiden,
Werkloosheid daalt in rap tempo en Werkgevers staan in de rij voor nieuwe
werknemers staren je aan. ‘Nu ben jij vlug weer aan de beurt’, zeggen ze
terwijl ze een bemoedigend klopje op je schouder geven.
Maar dat is niet wat ze werkelijk bedoelen, voel je. De
eigenlijke vraag is: waarom heb jij nog geen werk en de anderen wel? Wat is er
mis met jou? Die vraag blijft in je hoofd hangen, en herhaalt zich keer op keer.
Je bent in een nachtmerrie beland; jij speelt de hoofdrol van Koos Werkloos, een
steuntrekker, werkschuw tuig. Zo ben je niet opgevoed, je hebt geleerd te werken
voor je geld. Maar het lukt niet; geen werkgever wil je hebben.
De meeste deelnemers aan de rubriek Banenjacht hebben een
trauma opgelopen, zo blijkt uit gesprekken met een aantal van hen. Theo Lieverst
(55) begrijpt nog steeds niet waarom niemand hem wil hebben. ‘Ik heb jarenlange
ervaring als systeembeheerder en ict-manager en adviseur. Ik ben
supergemotiveerd en doe er alles aan om mijn vakkennis op peil te houden.’
Daarnaast volgt hij reïntegratietrajecten en stuurt hij tientallen brieven per
maand. Toch krijgt hij geen baan. ‘Waarschijnlijk vinden ze mij te oud.’ Dat
doet pijn, zeker in de omgang met anderen. ‘Ik merk het in gezelschap. Als je
zegt dat je werkloos bent, wordt er minder waarde gehecht aan je oordeel.’
De bewijslast ligt bij de werkloze. Althans dat denken ze,
zegt hoogleraar Wilmar Schaufeli van de Universiteit Utrecht. ‘Je denkt dat je
moet bewijzen dat je voldoende moeite doet om een baan te vinden.’ Schaufeli
deed afgelopen jaren onderzoek naar de psychische beleving van werkloosheid.
‘Veel werklozen krijgen een fatalistische houding; wat ik ook doe, het lukt mij
nooit.’
Zo ook Lieverst. ‘Ik word gek van het thuis zitten. Mijn
omgeving wordt steeds kleiner en de middelen worden steeds beperkter om leuke
dingen te doen.’ Onlangs moest de voormalige systeembeheerder zijn ruime woning
inruilen voor een kleine flat. ‘Ik heb nu geen ruimte meer om mij terug te
trekken. Ik krijg het gevoel dat ik gevangen zit, ik kan geen kant op.’
Uit gesprekken met zijn reïntegratiecoach put hij nog hoop.
‘En soms zie ik een advertentie van een baan die prima bij mij past.’ Dan wordt
hij enthousiast en begint aan zijn tigste brief. Zonder succes: het antwoord is
altijd nee. ‘Als ik al antwoord krijg, in 80 procent van de gevallen reageert
het bedrijf niet eens.’
Moe wordt hij ervan, heel moe. ‘Toen ik werkte had ik veel
meer energie. Nu ben ik aan het eind van de dag doodop. Ik voel een krankzinnige
druk.’
Ook Liesbeth Oerlemans (41) werd het allemaal te veel. Een
half jaar nadat ze in 2003 werkloos werd, stortte ze in. Reden: ze was te
gefixeerd op het vinden van werk. ‘Op een gegeven moment vertelde ik tijdens een
sollicitatiegesprek zo hysterisch hoe fantastisch ik ben en hoe graag ik werk
wil hebben, dat degene die tegenover mij zat zei: het gaat niet goed met je, je
moet rust nemen.’
Kampen met een burn-out terwijl je werkloos bent. ‘Doe niet
zo achterlijk, ga gewoon werken’ en ‘Hoe kun je nou overspannen worden van
solliciteren’ waren de reacties in de omgeving van Oerlemans. ‘Weinig mensen
hebben er begrip voor terwijl het geregeld voorkomt’, aldus Schaufeli. ‘Vooral
mensen die zichzelf spiegelen aan anderen met een baan, die het gevoel hebben
dat ze zich moeten bewijzen en voor wie het hebben van werk erg belangrijk is,
zijn hier kwetsbaar voor.’
En dat terwijl de maatschappij juist toleranter is geworden
ten opzichte van werklozen, stelt de psycholoog. ‘Het ligt vaak aan de perceptie
van de werkloze zelf. De samenleving accepteert juist veel meer dan vroeger’,
zegt hij wijzend op het begrip uitkeringsgerechtigde. ‘Vroeger werden deze
mensen aangeduid als steuntrekkers, nu als mensen die ergens recht op hebben.’
Dat de Nederlandse verzorgingsstaat de laatste jaren steeds minder verzorgt en
de verantwoordelijkheid vaker neerlegt bij het individu, doet daar volgens
Schaufeli niets aan af. ‘In vergelijking met landen als Japan en de Verenigde
Staten is onze maatschappij nog steeds tolerant. We rekenen mensen er niet vlug
op af als ze geen baan kunnen vinden, ook al voelen werklozen dat wel zo.’
Toch wordt de stempel ‘werkloos’ door velen als negatief
ervaren. Zo ook Lieverst: ‘Ik zeg altijd dat ik baanloos ben, want het is niet
zo dat ik geen werk om handen heb.’ Om het fatalistische gevoel tegen te gaan,
vult hij zijn dagen onder meer met vrijwilligerswerk voor de Nederlandse
Woonbond en is hij voorzitter van medezeggenschapsraad van de school van zijn
dochter. ‘Dat heb je nodig om door te gaan.’
Ook Liesbeth Oerlemans heeft dankzij een extra studie en
intensieve coaching haar enthousiasme voor haar banenjacht weer teruggevonden.
‘Ik zit weer lekker in mijn vel en heb er vertrouwen in.’ Heel soms zakt de moed
haar in de schoenen. ‘Op sommige momenten moet ik moeite doen om weer
enthousiast te vertellen hoe goed ik ben en waarom juist ik geschikt ben voor de
baan.’
Marieken Blommesteijn (41) kan er over meepraten. Zelf was ze
twee jaar werkloos na twintig jaar trouwe dienst bij de KLM. ‘Ik beschouwde werk
als iets dat er altijd is. Toen het er niet meer was, merkte ik dat het alles
voor mij betekende.’ Inmiddels heeft ze een ‘fantastische nieuwe werkgever’
gevonden. ‘Maar die angst om mijn baan kwijt te raken en weer werkloos te worden
zal ik nooit meer kwijtraken. Dat was zo’n vernederende ervaring.’
Tussenstuk:
Geen werk voor laag opgeleiden en ouderen
Sinds vorig jaar daalt de werkloosheid in Nederland. Op het moment staat de
teller op 427 duizend werklozen, zo’n 6 procent van de beroepsbevolking, aldus
het CBS. In 2005 stonden er nog 483 duizend mensen geregistreerd als
werkzoekende. ‘Vooral hoogopgeleiden profiteren van de aantrekkende economie’,
zegt hoogleraar Rolf van der Velden van het Researchcentrum voor Onderwijs en
Arbeidsmarkt van de Universiteit van Maastricht. ‘Deze groep heeft de minste
last gehad van de dip van de afgelopen jaren en komt nu nog makkelijker aan een
baan.’
De enige groep hoogopgeleiden die niet lijkt te profiteren
van deze aantrekkende arbeidsmarkt, zijn de allochtonen. Al drie jaar ligt de
werkloosheid onder allochtone hoogopgeleiden (hbo/wo) met ruim 8 procent twee
keer zo hoog als de werkloosheid onder autochtone hoogopgeleiden. ‘We hebben
hier geen verklaring voor. Je krijg de indruk dat werkgevers de voorkeur geven
aan autochtone werknemers.’
Ook voor laagopgeleiden biedt de economische voorspoed geen
soelaas. ‘Je ziet de vraag naar dergelijk personeel absoluut niet toenemen, hij
daalt zelfs’, stelt Van der Velden. Zo’n 12 procent van de vmbo’ers is werkloos,
17 procent van de beginners op de arbeidsmarkt met een mbo-opleiding (niveau 1
en 2) kan geen baan vinden. ‘Alleen in de techniek kunnen mensen met een lagere
opleiding makkelijk werk krijgen.’
Een bijkomend probleem voor laagopgeleiden is dat de
opleiding niet voldoet aan de wensen van de arbeidsmarkt. ‘In 2000 had je met
een mbo- 2 opleiding een voldoende startniveau, inmiddels niet meer. De lagere
functies verdwijnen door technische ontwikkelingen. Aan het werk worden hogere
eisen gesteld.’
De laatste groep die weinig vruchten plukt van de
herstellende welvaart zijn de oudere werklozen. In een jaar tijd is hun aantal
licht gedaald, met drieduizend naar 138 duizend. Onlangs stelde het Centrum voor
Werk en Inkomen (CWI) dat de kans dat werkloze 45-plussers binnen zes maanden
werk vinden, kleiner is dan 10 procent. ‘Je kunt het momenteel vergeten als
oudere werkloze’, aldus CWI-voorzitter Rens de Groot. ‘Ook al heb je een goede
opleiding, als oudere werkloze moet je concurreren met starters op de
arbeidsmarkt. In de regel is de oudere werknemer duurder, minder flexibel en
neemt hij minder vaak genoegen met een tijdelijk contract’, voegt Van der Velden
toe.
Terug naar Werken maakt gelukkig
,
Economie lijst
,
Economie overzicht
, of naar site home
.
|