De Volkskrant, 21-01-2006.
Berichtgeving moet extern worden getoetst op zorgvuldigheid vindt de
voormalig minister. Dat is niet in het belang van de democratische rechtsstaat,
zegt de hoofdredacteur.
Macht en media
Het wantrouwen tussen politiek en media lijkt groter dan ooit. Op uitnodiging
van het Katholiek Instituut voor Massamedia hield voormalig D66-minister Thom de
Graaf afgelopen donderdag een lezing, waarin hij pleitte voor regels voor de
media om zorgvuldige berichtgeving af te dwingen. Volkskrant-hoofdredacteur
Pieter Broertjes diende hem als co-referent van repliek, door te stellen dat De
Graaf de zaken omdraait; het is de taak van de media de overheid te controleren.
Het Betoog publiceert een ingekorte versie van hun lezingen. Ze zijn in hun
originele lengte verkrijgbaar in boekvorm. ‘Politiek en media-macht’ is voor €
5,00 verkrijgbaar via: www.kimforum.nl .
De Volkskrant, 21-01-2006, door Thom de Graaf, adviseur bij
PricewaterhouseCoopers en was tot maart vorig jaar D66-minister Bestuurlijke
vernieuwing en Koninkrijksrelaties.
Zijn spelregels nodig voor media? JA
Tussentitel: 'Dwing media tot zorgvuldigheid in berichtgeving'
Politiek en media houden elkaar in een ijzeren wurggreep. De media, in de ban
van de commercie en de aantallen lezers, kijkers en luisteraars, schilderen de
parlementaire democratie te vaak af als een circus vol leeghoofden,
messentrekkers en boksers. En de politiek biedt aan die mediawetten geen enkele
weerstand, integendeel: politici spelen op dat beeld in, golven op de hypes mee
en gebruiken de media om kiezers permanent te behagen. Ik heb daar zelf aan
bijgedragen en houd er pijnlijke herinneringen aan over. Deze wisselwerking
bedreigt de democratie. Het windpaleis van politiek en media kan worden herleid
tot de enorme veranderingen die economische mondialisering en marktwerking
hebben veroorzaakt. Media en politiek hebben zich daarvan de gevangene gemaakt.
Als dat in een vloeiende beweging verder gaat, worden Den Haag en de raadzalen
het domein van populisten en eendagsvliegen.
Voorzover er sprake is van oorlogszuchtige gevoelens tussen
vertegenwoordigers van pers en politiek, wordt het tijd die in te ruilen voor
een rationele benadering. Journalistiek en politiek moeten in staat zijn tot een
gezamenlijke analyse hoe hun onderlinge wurggreep henzelf én de parlementaire
democratie verstikt. Daarvoor is nodig dat politici leren wat zelfreflectie is
en dat journalisten de ramen van hun gesloten huis open zetten zodat niet alleen
wordt gehoord wat ze zelf vinden.
In de journalistiek zijn interessante ontwikkelingen aan de
gang, zoals civiele journalistiek, waarin niet de consument maar de burger
centraal staat, en de toegenomen bereidheid om verantwoording af te leggen.
Openheid over productie en producten past in een nieuwe trend van good
governance.
Hoort daar overheidsregulering bij? Wie dat suggereert, wordt
direct om zijn oren geslagen met Big Brother en politiestaat. De Raad voor de
Maatschappelijke Ontwikkeling maakte zich niet populair toen hij een door de
overheid gefinancierd mediawatch-instituut voorstelde, dat permanent onderzoek
doet naar 'hypes, affaires en heikele thema's' en jaarlijks met ranglijsten komt
van onbetrouwbare krantenkoppen. De pers reageerde giftig, maar ik vroeg mij af
waarom de journalistiek niet allang zelf in zo'n hand-in-eigen-boezem-instituut
had voorzien.
Overheidsmaatregelen zijn wat mij betreft niet principieel
ondenkbaar; transparante verantwoording tast de persvrijheid niet aan, maar
dwingt tot zorgvuldigheid en integriteit van berichtgeving. De media vormen een
onweerlegbare macht in onze samenleving en beïnvloeden de inhoud en het beeld
van de democratie. Het kan in het belang zijn van de democratische rechtsstaat
om zo'n macht aan regels te onderwerpen.
Wetgeving is echter het laatste middel als de media niet in
eigen mechanismen zouden voorzien. Journalistieke organisaties kunnen zelf een
instrumentarium ontwerpen voor verantwoording en externe toetsing en controle.
Ik hoop op verdergaand debat en inzicht in kringen van hoofdredacteuren,
omroepbesturen en uitgevers om daartoe te komen. Dat is wenselijker dan
wetgeving.
Van de politiek mag ook wat worden gevraagd. Terughoudendheid
in spinnen, lekken en proefballonnen oplaten is er helaas niet. In plaats
daarvan wordt een muur opgetrokken van afwerende professionals die aan
'mediamanagement' doen en de verslaggevers alleen maar meer aanleiding geven
voor tendentieuze berichtgeving.
Ik ben het eens met het pleidooi van de Raad voor het
Openbaar Bestuur om de politiek minder afhankelijk te laten zijn van de pers.
Politieke distantie kan de eigen kracht van de politieke democratie herstellen.
Slow politics heet dat. Het is bijna vragen om het
onmogelijke en toch is er alle reden voor. De politiek zou aan soortelijk
gewicht winnen als het tempo niet wordt bepaald door het productieproces van het
nieuws, maar door het eigen vermogen tot onderzoek, analyse en conclusie. Voor
de journalistiek geldt hetzelfde. Deliberate is een betere term:
weloverwogen en vastberaden.
Deliberate journalism valt of staat bij de bereidheid
tot verantwoording en externe toetsing. Wie het beeld zó kan bepalen, moet er
zeker van zijn dat het klopt. En als het niet klopt, moet elk medium en elke
journalist vrezen voor reputatieschade. Deliberate politics is ook
mogelijk. Een politicus moet eerst de feiten weten, alvorens te roepen, een
spoeddebat alleen houden als de nood aan de man is. De fractievoorzitters zouden
gezamenlijk een nieuwe koers kunnen inslaan.
Eigenlijk gaat het om kwaliteit en om de ambitie die te
verbinden aan de omloopsnelheid van het moderne leven. En om duurzame
democratie. Die kan alleen bestaan door politici die gezag opbouwen in de
samenleving. En door journalisten die onderzoeken, samenhang van feiten
toelichten en die zich permanent bewust zijn van de zware lading van hun woord
en beeld. Ik weet dat het een ideaal is en misschien een illusie, maar mag een
mens nog hoop koesteren?
De Volkskrant, 21-01-2006, door Pieter Broertjes, hoofdredacteur van de
Volkskrant en voorzitter van het Nederlands Genootschap van
Hoofdredacteuren.
Zijn spelregels nodig voor media? NEE
Tussentitel: 'Media controleren de macht en niet andersom'
Het valt wel mee met de 'mediacratie', waarin politici zijn overgeleverd aan de
willekeur van journalisten. Thom de Graaf spreekt van een 'ijzeren wurggreep'.
Maar politici en journalisten zitten deels in hetzelfde schuitje. Kiezers zijn
onthecht van de politiek en lezers ten opzichte van hun krant.
De Graaf spreekt met veel passie over de noodzaak van
kritische zelfreflectie. Hij signaleert een toegenomen bereidheid bij media om
verantwoording af te leggen. Maar hij gaat een stap verder met zijn pleidooi
voor overheidsregels, die moeten dwingen tot zorgvuldigheid en integriteit van
berichtgeving.
Is het echt zo erg gesteld met de ongebreidelde macht en de
beroerde kwaliteit van de media in Nederland? En is dat van recente datum of van
alle tijden? Als we De Graaf moeten geloven, bestaat de pers van tegenwoordig
uit gewetenloze onnozele halzen, die van hun gezond verstand niet weten: ze zijn
onzorgvuldig, oppervlakkig en uit op goedkoop sentiment. Goddank steekt hij ook
een hand in eigen boezem, want aan politici deugt ook van alles niet.
Mijn indruk is dat de kwaliteit van de meeste kranten en
bijvoorbeeld de radiojournalistiek veel beter is dan - pakweg - tien, twintig
jaar geleden. De Nederlandse kwaliteitspers houdt zich stilzwijgend aan allerlei
codes (privacybescherming) die in het buitenland sinds jaar en dag met voeten
worden getreden. Tel uw zegeningen!
De media hebben macht, zeker. Ze agenderen maatschappelijke
thema's en beïnvloeden daarmee de meningsvorming van burgers. Dat schept een
grote verantwoordelijkheid. Maar in de eerste plaats op het gebied van
integriteit, betrouwbaarheid en kwaliteit. De pers vervult in een democratie een
belangrijke rol als waakhond. Onze opdracht is, simpel gezegd, om 'nederig naar
de waarheid te zoeken', falende wetgeving op te sporen en zo gaten te slaan in
de Haagse kaasstolp. We moeten ons concentreren op onze kernmissie: het bepalen
van de randvoorwaarden voor het democratisch functioneren van de staat.
En laten we onze invloed niet overdrijven. Het beste
voorbeeld van de geringe macht van de media: allemaal (behalve Elsevier)
hebben ze zich uitgesproken vóór de Europese Grondwet. De uitslag is bekend:
twee van de drie Nederlanders stemden tegen.
Voor welk probleem zoeken we een oplossing? Is er, zoals De
Graaf stelt, echt sprake van een ongezonde symbiose tussen politiek en media die
- toe maar - onze liberale democratie bedreigt. De pers kan haar cruciale
controlefunctie het best uitoefenen bij de grootst mogelijke onafhankelijkheid.
In een te familiaire omgang tussen politici en journalisten op het Binnenhof
schuilt een levensgroot gevaar.
Maar draaft De Graaf niet door? Voor iemand die in zijn
politieke vaandel heeft staan dat burgers meer invloed moeten krijgen, praat hij
over die burgers als louter consumenten, die zich laten leiden door wat de media
hun wijsmaken, alsof zij niet zelf nadenken.
Ik zie verontrustende tendensen in het onderlinge verkeer
tussen politici en journalisten. De overheid steekt steeds meer tijd in het
onder controle krijgen van de vrije pers. Tegenover 250 Haagse verslaggevers
staan zo'n duizend voorlichters. Elke journalist heeft dus vier mandekkers, die
voortdurend bezig zijn te voorkomen dat ongefilterde informatie naar buiten
komt. Hooggeplaatste ambtenaren mogen journalisten niet meer te woord staan. Dat
belemmert de controle van het openbaar bestuur.
Zijn oproep aan mijn collega-hoofdredacteuren, omroepbesturen
en uitgevers om een instrumentarium te ontwikkelen om gedegen
verantwoordingsmechanismen te ontwikkelen die extern worden getoetst, zal ik
niet beantwoorden. Kán ik niet beantwoorden zonder ons fel bevochten principe
van vrije meningsuiting, verankerd in de Grondwet, geweld aan te doen.
Journalisten maken fouten. Dat is begrijpelijk, want de
werkelijkheid en de feiten zijn zelden eenduidig. Maar die fouten maken we in
het openbaar. Waarheidsvinding is een voortdurend proces.
Externe toetsing is de verkeerde remedie. De macht van de
media onderwerpen aan externe regelgeving is niet in het belang van de
democratische rechtsstaat.
Media controleren de macht en niet andersom. De overheid zou
zich er helemaal niet mee moeten willen bemoeien.
Een effectieve aanpak is om te werken aan een overheid die
goed communiceert met haar burgers. Er is niets tegen de webloggende bewindsman.
Ook wij, beleidsbepalers van de moderne media, moeten meer rekening houden met
lezers, kijkers en luisteraars. Op dat vlak zijn bemoedigende initiatieven
genomen. Ombudsmannen zijn aangesteld, er is een permanente Nieuwsmonitor
ingesteld om kritische analyses te plegen naar hypes, heikele thema's en
onbetrouwbare krantenkoppen. En er is een Mediadebatbureau opgericht om
discussies in eigen kring te entameren.
De beroepsgroep is zich er meer dan ooit van bewust dat
maatschappelijk verantwoording afleggen moet. Zelfregulering heet dat. Je
kwetsbaar opstellen is een teken van kracht.
De Volkskrant, 02-02-2006, door Henri Geerts, secretaris van KIM, Forum
voor reflectie op journalistiek en media. Raad voor
Journalistiek heeft te weinig gezag
Tussentitel: 'Hypes getuigen van onmacht en oppervlakkigheid'
Zo'n 40 procent van de bevolking heeft weinig vertrouwen in de media.
Volgens Henri Geerts heeft de journalistiek dat aan aan zichzelf te wijten.
Uit het debat tussen Thom de Graaf en Pieter Broertjes (het Betoog, 21 januari),
over 'spelregels voor de media', blijkt dat er in ieder geval behoefte bestaat
aan een goed functionerende 'zelfregulering' (Broertjes) of een 'instrumentarium
voor verantwoording en externe toetsing en controle' (De Graaf) voor de pers.
Of dit nu door de overheid (De Graaf) of door de pers zelf
(Broertjes) moet worden geregeld, blijft onderwerp van discussie.
In werkelijkheid bestaat zo'n instelling natuurlijk al: de
Raad voor de Journalistiek. Wat in het debat werd gemist, is een nauwkeurige
analyse van het functioneren van die Raad. Wat hebben enkele gesprekken met
leden van de Raad mij daarover geleerd?
In de eerste plaats wil ik er op wijzen dat de 'grondhouding'
van de pers weinig ruimte laat voor een goed werkend 'tuchtcollege'. Er bestaan
in Nederland diverse media, waaronder tijdschriften als Elsevier en HP/De
Tijd, die het gezag van de Raad niet erkennen.
Daarbij komt dat de kranten en tijdschriften die dat wel doen
in20 procent van de gevallen nalaten corrigerende uitspraken van de Raad over
publicaties in het eigen medium af te drukken. Dat betekent dat de toch al zeer
beperkte mogelijkheid tot het opleggen van sancties feitelijk ook nog eens is
onderworpen aan de goede wil van 'de dader'.
Die goede wil is in zijn algemeenheid niet groot genoeg. Het
is zeer opvallend dat de journalisten die zichzelf zo graag beschouwen als de
luis in de pels van de maatschappelijke machten, hun eigen macht en invloed maar
beperkt ter discussie willen stellen.
Voor journalisten is de Raad voor de Journalistiek vaak een
qualité négliable. Deze koudwatervrees beperkt de invloed van de Raad
voor de Journalistiek op een fundamentele manier.
Vervolgens lijkt die koudwatervrees ook in de procedures van
de Raad zelf te zijn doorgedrongen. De meeste journalisten in Nederland, zijn
niet in staat een heldere definitie te geven van een begrip als journalistieke
ethiek. Ook de Raad voor de Journalistiek beschikt niet over een duidelijke
tekst waarin de uitgangspunten voor goed journalistiek handelen zijn
geformuleerd. Evenmin bestaat er een document waarin slechte praktijken worden
benoemd. Dat is opvallend.
Een bekend journalistiek principe als 'hoor en wederhoor' en
een definitie of bepaling daarvan ontbreekt als fundament van het werk van de
Raad. Natuurlijk hebben de leden van de Raad hiervan wel een impliciet besef en
duikt in uitspraken van de Raad en daarmee in de jurisprudentie dit principe
voortdurend op. Maar helder omschreven is het niet. En als het gaat om een
oordeel over behoorlijk of onbehoorlijk journalistiek handelen, vertrouwen de
raadsleden meestal op hun Fingerspitzengefühl.
Behalve 'hoor en wederhoor' bestaan er nog andere
uitgangspunten voor verantwoorde journalistiek: zo vereist het publiceren van
een ernstige beschuldiging bijzondere zorgvuldigheid en dienen journalisten hun
artikelen met feiten te kunnen staven.
Ere wie ere toekomt, de Raad heeft wel geprobeerd om regels
op te stellen voor een correcte omgang met een persembargo. Maar zou zoiets ook
niet kunnen voor een vanzelfsprekend journalistiek principe als 'hoor en
wederhoor'?
Een richtsnoer voor journalistiek werken, maakt het vak
mogelijk betrouwbaarder in het maatschappelijke krachtenveld. Daar is alle reden
voor omdat, het eigen lijfblad daargelaten, maar liefst 40 procent (of meer) van
de bevolking de pers onbetrouwbaar acht.
Het functioneren van de Raad blijkt ook beperkt wanneer we
preciezer kijken naar de jurisprudentie. Daaruit blijkt nooit, opvallend genoeg,
dat de oordelen van de Raad lang niet altijd eensluidend zijn. Terwijl enig
navragen toch leert dat minderheidsstandpunten vaak voorkomen. Met name voor
raadsleden die relatief vaak een minderheidsstandpunt innemen, kan dit
frustrerend zijn. Opvallend vaak melden door mij gesproken raadsleden dat hun
minderheidsstandpunt dikwijls gunstig uitvalt voor partijen die zich door
journalisten te kort voelen gedaan.
Hier wreekt zich in het bijzonder dat de Raad voor de
Journalistiek geen beroepsprocedure kent. Een eenmaal gegeven oordeel kan niet
herroepen worden op een hoger niveau. Voor degene die zijn of haar gezicht
verliest in journalistieke publicaties, is er dan maar een zeer beperkte
mogelijkheid 'recht' te halen.
Dat is jammer voor de maatschappij en bevestigt de indruk,
niet alleen van Thom de Graaf, dat de journalistiek een eigen macht is die te
weinig wordt gecontroleerd.
Een laatste punt is dat de Raad voor de Journalistiek zich
vooral richt op de 'beschadiging' van directe belangen van personen of
instellingen en weinig oog heeft voor maatschappelijke kwesties.
Een bekend journalistiek probleem dat alleen maar groter
lijkt te worden, is bijvoorbeeld 'hypevorming'. Journalisten gaan dan niet meer
de diepte in, maar in de breedte. Bij uitstek een teken van onmacht en
oppervlakkigheid. De Raad zou zich er over kunnen buigen hoe de beroepsgroep
zich daar tegen teweer kan stellen.
Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat ik in elk geval
geen voorstander ben van een door de overheid ingesteld tuchtcollege.
Integendeel, mijn oproep richt zich tot de beroepsgroep zelf: een goed
functionerende Raad voor de Journalistiek is een teken van zelfvertrouwen en
eigen kracht.
De Volkskrant, 02-02-2006, ingezonden brief van F. Burgmans
Persvrijheid wordt ondoordacht misbruikt
Naar aanleiding van het debat tussen Thom de Graaf en Pieter Broertjes (het
Betoog, 21 januari), wil ik reageren.
De volksvertegenwoordiging controleert de macht, niet de
media. Het zou toch van de gekke zijn indien John de Mol met zijn club de macht
in Nederland gaat controleren. Een abonnement op de Volkskrant heb ik
omdat ik eerlijk en onbevooroordeeld wil worden geïnformeerd.
Het is voor mij acceptabel dat beginnende schrijvers ook in de
Volkskrant een kans krijgen en het mag echt wel eens fout gaan.
Maar u leest uw krant niet altijd kritisch en u kijkt zelden
naar NOVA of Netwerk als u probeert duidelijk te maken dat de
journalistiek momenteel integer is, niet gekleurd of zich verantwoordelijk weet
voor gedane uitspraken. Er loopt heel wat journaille rond en die doen meer kwaad
dan wat rapaille in een achterstandswijk. U kunt er niet omheen dat oplage en
kijkcijfers een belangrijke rol spelen.
En hoe ging het met de invoering van het nieuwe zorgstelsel?
Geen enkel programma of door mij gelezen krant gaf duidelijk aan wat er ging
gebeuren. Men was niet op de hoogte, het was voldoende constant te melden dat
het een puinhoop zou worden. Dat eindelijk dat vervloekte ziekenfonds is
verdwenen hoor je zelden.
Er zijn duizenden jongeren die zich willen inzetten voor een
betere wereld en nu door `een aantal zielige watjes` gedwongen worden zich hier
zonder perspectief te vervelen.
Persvrijheid wordt steeds vaker misbruikt om arrogant
allerlei ondoordachte meningen te verkondigen. Het constante verketteren van
minister Verdonk, de miskenning van het werk van minister Donner. En waar, in
welke kranten of programma`s wordt zoiets aan de kaak gesteld.
De media zouden elkaar moeten controleren, maar wat moet je
als je dezelfde werkgever hebt.
Laat ik het nu helemaal eens zijn met dat `nederig zoeken` en
`grote verantwoordelijkheid`, op de eerste plaats `integriteit`,
`betrouwbaarheid`.
Dus lezen we van en luisteren we naar verstandige mensen en
zouden journalisten vaker stil moeten weergeven wat gezegd wordt zonder
commentaar over onderwerpen waarvan ze geen verstand hebben.
De opleiding voor journalistiek is misschien ook steeds meer
een keuze voor minder begaafde studenten.
Naar Journalistieke regels
, Media lijst
, Sociologie overzicht
, of site home
.
|