Onderwijs, feminisering

14 apr.2010

Vroeger was onderwijs een kwestie van mannen. Behalve de kleuterschool, waar, ongetwijfeld in verband met de verzorgende taken, er alleen vrouwen waren. Maar met ieder verder schooljaar nam het aantal vrouwen af, tot een vrijwel afwezigheid in het universitaire onderwijs.
   Dat is allemaal inmiddels drastisch veranderd. Toen met het middelaar onderwijs domineren de vrouwen steeds meer. En net zo op het veld van het onderwijsbeleid.
    Dat heeft meerdere gevolgen. Op het beleidsniveau heeft het mede geleid tot een sterke vermindering van de inhoudelijke vakken in het algemeen en de min of meer mannelijke bètavakken in het bijzonder.
   Een ander natuurlijk gevolg is de effectiviteit van het onderwijs naar geslacht, omdat die effectiviteit in de praktijk in aanzienlijke mate afhankelijk is van de empathie tussen leraar en leerling - het proces van het rolmodel.
   Maar die natuurlijkheid van dit gevolg is een groot deel van de deskundigen ontgaan:


Uit: De Volkskrant, 10-04-2010, door Eveline Crone en Maurits van der Molen, hoogleraren ontwikkelingspsychologie

We weten niet waarom meisjes beter zijn

Tussentitel: Beste jongetje van de klas is tegenwoordig bijna altijd een meisje

Het programma Buitenhof van afgelopen zondag werd geopend met de vraag of er een revolutie in het Nederlandse onderwijs gaande is. 'Het beste jongetje van de klas is tegenwoordig bijna altijd een meisje. Meisjes halen betere cijfers dan jongens, zij gaan vaker naar de universiteit of de hogeschool en zij studeren sneller af. Zijn meisjes dus intelligenter dan jongens? Of werpt de neurobiologie een ander licht op deze zaak?' Het antwoord op deze vraag werd gegeven door twee neurobiologen. Het antwoord bestond uit twee elementen: uit recent neurobiologisch onderzoek blijkt dat de menselijke hersenen langer doorgroeien dan vroeger werd aangenomen (tot na het 20ste levensjaar), en deze ontwikkeling zou voor jongens trager verlopen dan voor meisjes. De achterliggende gedachte is dan kennelijk dat meisjes beter leren omdat hun hersenen eerder voltooid zijn.
    Met dit antwoord zakten beide neurobiologen voor het examen dat Clairy Polak afnam. In de eerste plaats is het lange rijpingsproces van de hersenen geen nieuws. De neuroanatoom Paul Flechsig stelde al bijna een eeuw gelden vast dat de myelinevorming in de hersenen pas in de late adolescentie is voltooid.
    In de tweede plaats biedt de constatering dat hersenen van meisjes eerder voltooid zijn geen verklaring voor de observatie dat meisjes nu beter leren dan jongens terwijl dat in het verleden andersom was. We mogen toch niet verwachten dat vroeger de hersenen van jongens eerder uitgerijpt waren?   ...


Red.:   Nu zijn deze auteurs algemeen (neuro-) psychologen die niet direct betrokken zijn bij het onderwijs en alleen de uitspraken gedaan door mensen uit dat veld corrigeren. Toch zien ook zij het voor de hand liggende over het hoofd. Maar iemand die misschien het artikel van Ferry Haan over het onderwerp had gelezen uitleg of detail niet:


De Volkskrant, 12-04-2010, ingezonden brief van Jos van Herpen (Doesburg)

Meisjes

‘We weten niet waarom meisjes beter zijn’ (Opinie & Debat, 10 april). Er worden drie mogelijkheden genoemd, maar een vierde kan worden toegevoegd: de feminisering van het Nederlands onderwijs. De afgelopen dertig jaar is er een kanteling geweest: van veel mannen naar veel vrouwen voor de klas.


Red.:   En dit verschil in soort geslacht voor de klas wordt natuurlijk versterkt door de verschillen tussen de geslachten in de klas, en de daarbij noodzakelijk horende verschillende aanpak:


Uit: De Volkskrant, 11-05-2010, door Lydia Krabbendam, hersenwetenschapper aan het Centrum voor Brein en Leren, VU Amsterdam

Het ene meisje en de andere jongen

Het typische meisje wil zich in de ander verplaatsen en werkt graag samen, de typische jongen gaat graag de competitie aan. Beiden moeten in de klas worden gestimuleerd.

Verschillen tussen jongens en meisjes worden vaak teruggebracht tot een verschil in aanleg voor ruimtelijke of verbale vaardigheden. Maar jongens en meisjes verschillen ook in sociaal gedrag. Juist met die verschillen moeten we in het onderwijs rekening houden.
    Mensen zijn van nature sociaal. Onze hersenen zijn ingesteld op het verwerken van sociale signalen: voortdurend zijn we bezig met het interpreteren van eigenschappen, emoties en bedoelingen van soortgenoten.
    En sociale interactie is essentieel voor leren, voor sommige vormen van leren bij baby’s is het zelfs een noodzakelijke voorwaarde. Dat geldt voor jongens net zo sterk als voor meisjes. Maar jongens en meisjes verschillen in de manier waarop zij sociale informatie interpreteren, en er vervolgens op reageren.   ...
 

Red.:    Observaties waarvoor je niet verder hoeft te lopen dan de dichtstbijzijnde straat waar spelende kinderen zijn - zonder ouders of andere volwassenen.
    Met daaraan toegevoegd de regels die voor al dit soort sociale en menselijke verschillen gelden, zie hier :

  De verschillen zijn niet absoluut: er zijn forse individuele verschillen tussen jongens onderling en tussen meisjes onderling. Grofweg 20 procent van de meisjes gedraagt zich in sociale situaties meer als een jongen; net zo heeft ongeveer 20 procent van de jongens een meisjesachtige manier van reageren. Typisch meisjesachtig is om zich in te leven: meisjes ervaren de emotie van de ander bij zichzelf. Jongens houden afstand en gaan niet mee in de emotie van de ander.

Die gezond-verstand observaties worden steeds sterker ondersteund door neurologisch onderzoek:
  Dit verschil is ook zichtbaar in de hersenen, zo blijkt uit recent onderzoek bij volwassenen: bij het zien van pijn bij anderen activeren vrouwen meer dan mannen de gebieden die ook actief zijn als je zelf pijn hebt.
    Deze bevindingen suggereren dat mannen en vrouwen verschillende strategieën gebruiken voor het begrijpen van anderen: de strategie van de vrouw is vooral gebaseerd op empathie en emotie, mannen gebruiken een cognitieve strategie.
    Dankzij de cognitieve strategie zijn mannen selectiever in het ervaren van medeleven: bij mannen blijft de empathische reactie in het brein achterwege als het gaat om pijn bij iemand die zich eerder oneerlijk heeft gedragen.     ...
    Sommige verschillen zijn al op jeugdige leeftijd aanwezig. Meisjesbaby’s kijken langer naar gezichten, jongensbaby’s naar voorwerpen. Meisjes hebben individuele vriendschappen, jongens geven de voorkeur aan spelen in een groep.

Deze psychologische verschillen leiden tot overeenkomstige sociale verschillen:
  Kunnen meisjes dus beter samenwerken dan jongens? Het antwoord op deze vraag is niet zomaar ja of nee. Experimenteel onderzoek met sociale dilemma’s suggereert dat jongens en meisjes verschillende motieven hebben om wel of niet samen te werken. Meisjes willen voorkomen dat zij zelf gedupeerd worden als de ander niet meewerkt. Maar als zij geen risico lopen, zullen zij kiezen voor samenwerking en niet voor het eigenbelang. Jongens zijn meer dan meisjes bereid om risico’s te nemen, maar kiezen voor zichzelf als dat betere resultaten oplevert dan samenwerking.
    Voor jongens is status een belangrijk motief. Jongens zijn ook meer dan meisjes gericht op de groep: als jongens menen dat zij een groep, bijvoorbeeld hun eigen school, vertegenwoordigen, neemt hun inzet geweldig toe, evenals de competitiedrang ten opzichte van de andere groep. Met andere woorden: samenwerking is voor jongens vooral interessant in een competitie tussen groepen, voor meisjes is het belangrijk dat zij niet de dupe worden van gebrek aan inzet van de partner.

Wat natuurlijk ieder voor zich in verschillende omstandigheden een voordeel of een nadeel kan zijn:   
  Maar de cognitieve strategie sluit niet altijd aan bij de complexe sociale wereld. Voor het begrip van menselijk gedrag, dat van minuut tot minuut kan veranderen, is de empathische strategie efficiënter.

En andersom: bij cognitieve problemen, zoals: hoe bouw je een vliegtuig en hoe maak je dat sterk en licht genoeg, is de cognitieve strategie efficiënter - een variant die de vrouwelijke auteur even ontgaan is.
    En zowel die psychologisch als sociale verschillen nopen tot verschillen in aanpak in leermethodiek en opvoeding:
  De belangrijkste fase voor de ontwikkeling van sociaal gedrag is echter de adolescentie. Ook de rijping van de betrokken hersengebieden gaat nog tot in deze fase door. Daarbij rijpen de structuren die betrokken zijn bij het verwerken van emoties eerder dan de structuren die deze emoties reguleren. Met als gevolg dat de emotionele impact van sociale interacties bij adolescenten nog groter is dan bij volwassenen. De invloed van leeftijdgenoten, de gevoeligheid voor status, en de neiging om risico’s te nemen zijn uitingen van dit verschijnsel.

Waarbij het natuurlijk de bedoeling is om zwakke punten bij te spijkeren, en niet extra te benadrukken:
  de effecten van socialisatie op sekseverschillen zijn ook evident. Dat blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar het effect van stereotypen bij jongvolwassenen. Als een vrouw voorafgaand aan de uitvoer van een taak te horen krijgt dat mannen doorgaans beter presteren, gaat haar prestatie ook daadwerkelijk achteruit. Dit effect doet zich zelfs voor op taken waar mannen normaal gesproken helemaal niet beter presteren. De negatieve informatie leidt ertoe dat gebieden in de hersenen betrokken bij emotionele verwerking de uitvoer van de taak belemmeren. Mannen hebben ook last van dit stereotype threat effect, maar minder dan vrouwen.

Wat wel moet gebeuren is evident:
  Sommigen hebben baat bij competitie, anderen bij samenwerking. In de eerste categorie vallen meer jongens, in de tweede meer meisjes. De uitdaging van het onderwijs is om leerlingen uit beide categorieën te stimuleren. En dat zonder de stereotypen te introduceren die het verwachte gedrag juist in de hand kunnen werken.

Maar er is één oplossing die zeker niet zal kunnen:
  Het onderwijs heeft te maken met individuele leerlingen.

Want de praktische invulling van die oplossing: één-op-één onderwijs, is onbetaalbaar. Dus zal je je beleid moeten  toespitsen op groepen, de geformuleerde doelstellingen zo goed mogelijk in het oog houdende.
    De censuur van de linkse en alfa/gamma-ideologie is nu zover opgeheven dat onderzoeken waarin de waarheid naar boven komt nu ook gepubliceerd worden:


Uit: De Volkskrant, 23-02-2011, van verslaggever Robin Gerrits

Meisjes floreren door studiehuis

Het werd al een tijdje vermoed, maar onderzoek van het Maastrichtse Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) toont het nog eens duidelijk aan: het onderwijs is meer toegesneden op meisjes dan op jongens.
    Voor het basisonderwijs bestonden al lange tijd zorgen over de sterke oververtegenwoordiging van juffen in de klassen, maar nu blijkt dat ook het voortgezet onderwijs vooral de meisjes laat floreren. Een onderwijsvernieuwing als het studiehuis, een onderdeel van de bovenbouw op havo en vwo, heeft die voorsprong alleen maar versterkt.
    Dit beeld komt naar voren in het rapport Schoolsucces van jongens en meisjes in het havo en vwo: waarom meisjes het beter doen, dat gisteren werd gepresenteerd.   ...


Red.:   Voor alle objectieve waarnemers, degenen niet bevat door de alfa/gamma ideologie, mede inhoudende de gelijkheid tussen man en vrouw,  niets meer dan het intrappen van een open deur. Maar tot voor kort waren de alfa/gamma's de baas:

  Eigenlijk is de tweede fase en daarbinnen met vooral het studiehuis, al sinds de invoering in 1998 voorwerp geweest van felle discussie. De onderwijsvernieuwing werd in 1998 voor bovenbouw van havo en vwo ingevoerd, na kritiek vanuit het hoger onderwijs over het ontbreken van allerlei vaardigheden bij de nieuwe studenten.

Leugens: de invoering van het studiehuis was gebaseerd op gelijkheidsideologie, en iedere poging tot discussie vanuit het docentenkorps wordt onder het motto van "conservatisme" en "ouwelullenpraat" de kop in gedrukt.
  In de eerste jaren na 1998 luidde de kritiek dat de belasting voor leerlingen en docenten veel te zwaar werd door alle werkstukken die voor tal van vakken moesten worden gemaakt.

Met als gevolg door de bètavakken bijna volledig uit het pakket werden geschrapt - door de alfa/gamma ideologen:
  Daar staat tegenover dat de vereiste vaardigheden die bij jongens sneller en sterker zijn ontwikkeld, zoals rekenen en analytisch vermogen, de laatste tien, vijftien jaar juist minder gewicht hebben gekregen in het voortgezet onderwijs.

En ook op dit moment is de weerstand van de ideologen enorm: "We kunnen  niet terug naar vroeger..."::
  'Het is steeds het zoeken van de juiste balans', zegt Meng. 'We moeten zeker niet terug naar alleen maar klassikaal onderwijs, met een actieve rol van de docent en een passieve voor de leerling.

Dezelfde perfide smoesjes en leugens waarmee het systeem is ingevoerd. Zoals blijkt uit de laatste gotspe:
   ik ben ervan overtuigd dat voor het niveau dat aan het eind van havo en vwo verwacht mag worden, ook een stevige basis van kennis op het gebied van rekenen en taal belangrijk is.'

Onderwijs is ervoor om allochtonen en autochtonen met elkaar te leren omgaan, en als er nog wat tijd is nadat de chaos tot rust is gekomen, kan er ook nog wat aan rekenen en taal gedaan worden. Maar niet te veel, want dat benadeelt de allochtonen. Wat er natuurlijk meestal niet staat, maar wel zo bedoeld wordt, en blijkt zodra je voorstelt om alleen op kwaliteit te gaan letten uitleg of detail .
    Middels is er weer het nodige over geschreven, zonder dat de kern van de zaak: de andersgerichtheid van het mannen- en vrouwenbrein, wordt geraakt. Columnist Max Pam voelde zich aangesproken door één van die stuks halve en hele onzin:


Uit: De Volkskrant, 20-07-2012, column door Max Pam

Een ruitje inschieten met een bal. Lekker!

Tussentitel: De vrouwen hebben het lager onderwijs geheel overgenomen

Aangezien ik uit een gezin kom waarin Theo Thijssen hoog in aanzien stond, besloten mijn ouders - met name mijn moeder, die zelf les gaf - dat ik onderwijzer zou worden. ...
    Van de kweekschool herinner ik mij dat er ongeveer evenveel aankomende onderwijzers als onderwijzeressen in mijn klas zaten. Die verhouding is totaal veranderd. ...
    Onlangs onderzochten Jantine Split, Helma Koomen en Suzanne Jak voor de gezamenlijke Amsterdamse universiteiten 'de invloed van het geslacht van de leerkracht en leerling op de kwaliteit van de onderlinge relatie'. Zij kwamen tot de conclusie dat onderwijzeressen zowel met meisjes als met jongens 'een betere affectieve relatie' onderhouden. Bij een affectieve relatie horen steekwoorden als 'genegenheid, warmte en open communicatie', alsmede 'strijd, negatieve gevoelens en vragen om hulp en aandacht'.
    Met alle respect, maar ik geloof die uitkomst niet. In de eerste plaats zijn het altijd weer vrouwen die dit soort onderzoek verrichten. Die hebben toch een heel ander idee van wat wij onder affectieve relaties moeten verstaan. Lekker duwen en trekken, een ruit inschieten met een bal, met schaken je tegenstander vernederen, fijn de kussens stukslaan op schoolreisjes, dat soort activiteiten behoren bij vrouwen al snel tot het domein van het negatieve, terwijl mannen die eerder zullen beschouwen als een enorme bevrijding waarmee het juk van de dagelijkse gehoorzaamheid wordt afgeworpen.   ...


Red.:   Waardoor de onderzoekers zich weer voelden aangesproken:


Uit: De Volkskrant, 01-08-2012, ingezonden brief van Jantine Spitt, Helma Koomen, Suzanne Jak, Amsterdam. Spilt is postdoc-onderzoeker aan de VU, Koomen en Jak zijn resp. hoofddocent en promovendus aan de UvA

Vrouwelijke leerkrachten

Max Pam gelooft niet dat vrouwelijke leerkrachten betere relaties hebben met jongens dan hun mannelijke collega's (O&D, 20 juli), omdat 'het altijd weer vrouwen zijn die dit soort onderzoek verrichten'.
    Wellicht stelt het Pam gerust dat de vragenlijst is ontworpen door prof. dr. Robert Pianta. Robert, een man dus, is namelijk pionier op dit onderzoeksterrein. ...


Red.:    Op zich is de bewering van Pam niets meer dan een vermoeden - zij het een redelijk vermoeden, want alle onderzoeken, meestal gedaan door vrouwen, wijzen op een vooroordeel in die richting. En dat er ook een man bij is betrokken zegt ook weer niet zo veel; ook mannen kunnen beïnvloed en geïnfecteerd raken met een heersende opinie.
    Maar dat is niet waar het om gaat - het gaat om wat er gemist wordt. Eerst nog even wat er wel staat:

  Verder is vooraf onderzocht of mannelijke leerkrachten een andere opvatting hebben van affectieve relaties met leerlingen, met name met jongens, dan hun vrouwelijke collega's. De hiervoor gebruikte methode is bedacht en gecontroleerd door statistici (van het mannelijke geslacht).
    Wat bleek, vrouwen hebben betere relaties met jongens (en trouwens ook met meisjes).

Dank je de koekoek - dat wisten we allang. De band met moeder is sterker dan die met vader. Het blijkt ook zo te zijn, na uitvoerig onderzoek ongetwijfeld, dat vrouwen de kinderen baren en ze zelfs nog zogen ook. Misschien dat die zaken enigszins verband hebben met elkaar ...
    Waar het om gaat is dit:
  Onze resultaten lijken namelijk te suggereren dat leerkrachten (vrouwen én mannen) typisch vrouwelijke eigenschappen, zoals samenwerking en gerichtheid op harmonie, in hun leerlingen meer waarderen dan mannelijke eigenschappen als autonomie en geldingsdrang.

Vertaald: vrouwelijk gedrag wordt mee gewaardeerd dan mannelijk gedrag. Ook door mannelijke leerkrachten, staat erbij, maar daarop is dus kennelijk ook al geselecteerd. De kleine groep mannen die daar zit is lang niet meer representatief. De groep mannen die werkt in een kindercrèche is ongetwijfeld nog veel minder representatief.
    En als om hun houding te bevestigen, selecteren de vrouwen van het onderzoek mannelijke eigenschappen die makkelijk negatief kunnen worden uitgelegd: autonomie en geldingsdrang. Hier staat niet: hang naar activiteit en avonturendrang. Of ontdekkingsdrang. Of redelijk-denken drang. Mannelijke trekken met voor de maatschappij positieve gevolgen. Iemand heeft eens hele onvriendelijk geschreven dat een broedende kip een filosofisch werk zou verscheuren om haar nest mee te verwarmen. Een niet zo charmante manier om uit te drukken dat de vrouwelijke neiging naar consensus en dergelijk best aardig is, maar dat als je er te veel van hebt, je de intellectuele dood in pot krijgt.
    Dat is waar het om gaat in de discussie rond het feminiseren van het onderwijs. maar dat is dus precies waar al die vrouwen niet aan zullen raken. Vanwege hun eigen voorkeuren. En vermoedelijk voor een flink deel van hen: vanwege een instinctieve afkeer van dit soort mannelijke trekken.
    En mannen in dat soort kringen durven het ook niet aan te roeren, want darmee treedt je ten eerste op zere tenen in de directe omgeving, en ten tweede is het dus nog steeds hoogst politiek incorrect. De laatste uitspraak die daar doorheen banjerde, die zich deze redactie kan herinneren is van schaker en schrijver Jan Hein Donner, schrijvende in 1968 in het vrouwenblad Avenue: 'Hoe pijnlijk het ook is, wij mogen niet schromen de waarheid onder ogen te zien: Vrouwen kunnen niet schaken.'
    Dit mag niet, net als het constateren van die verschillen tussen mannen en vrouwen. Het lijkt namelijk allemaal veel te veel op iets anders: "Vrouwen kunnen niet denken". En of dat nu zo geformuleerd waar is of niet doet er niet toe, want het volgende is wel waar: "Gesteld voor de rationele of emotionele optie, zullen mannen aanzienlijk meer dan vrouwen voor de rationele optie kiezen".
    En dat is waar het om gaat. Of je dit nu denken noemt of niet.
    En daarom is de feminisering van onderwijs in ieder geval in potentie een bedreiging voor de voortgang van de maatschappij.
    En hier daarvan het bewijs:


Uit: De Volkskrant, 08-07-2013, door Gerard Reijn

De onderneming

Reders gunnen Thecla graag een order

Haar vader vond schepen bouwen niets voor meisjes en stuurde haar een jaar als au pair naar Frankrijk. Maar Thecla Bodewes liet zich er niet van weerhouden het familiebedrijf over te nemen.

...    Nederland staat er volgens Thecla Bodewes goed voor als scheepsbouwnatie. Zelfs de gewoonte om het bouwen van complexe scheepsrompen uit te besteden aan lagelonenlanden loont volgens haar nauwelijks. 'Als je ziet hoe veel geld de organisatie daarvan kost, met duur toezicht, met transport, en met tijdsverlies, dan moet het al om een groot casco gaan wil je goedkoper uit zijn.'
    Twee dingen baren haar zorgen. In haar jeugd heeft ze het zien gebeuren: de meisjes hoefden op school geen techniek te doen, maar de jongens moesten wel breien. Gevolg: een dreigend tekort aan technisch personeel. 'Nu is het niet acuut. Maar als de economie aantrekt, zitten we met een tekort aan personeel. We leiden ze nu wel zelf op, maar dat zal niet genoeg zijn.'    ...


Red.:   Bijna crimineel, die ideologische didactici.


Naar Onderwijsbeleid, lijst , Rijnlands beleid , Rijnlands beleid, overzicht  , of site home .