in zijn geheel in Psychologie ondermaats

De Volkskrant
, 12-11-2005, door Martijn van Calmthout

Profiel | Ewald Vervaet, onafhankelijk dwarsligger, verwijt medepsychologen een gebrek aan theorievorming

Ze testen maar een beetje raak

Tussenstuk: 'Een IQ van 120 is de uitkomst 120 in een IQ-test'

Hij is momenteel op televisie met proefjes die laten zien hoe peuters zich ontwikkelen. Maar lekker ligt de kritische psycholoog Ewald Vervaet niet. Althans bij zijn vakgenoten.

Jules Pieters, vice-voorzitter van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), stuurde hem een leerboek psychologie voor eerstejaars toe. Na een discussie bij Studium Generale van de plaatselijke universiteit in Enschede gebeurde dat, in april dit jaar. Een debat over de vraag of de sociale wetenschappen, in het bijzonder de psychologie, zich terecht trachten te spiegelen aan de natuurwetenschappen.
    Het was geen prettige discussie. Het ging er hard aan toe. Er werd op de man gespeeld. En toen kwam dat boek, een paar weken later. Opdat hij, aldus het begeleidende briefje, de basisprincipes van de hedendaagse psychologie eens kon nalezen. Een belediging, hij kan het niet anders zien.
    Ewald Vervaet, al een kwarteeuw onbezoldigd psycholoog en afgestudeerd natuurkundige, schenkt thee en kan er weer kwaad over worden. Hij ontvangt in zijn met boeken en papier volgestouwde woon-werkkamer in een woongroep in Amsterdam-West. Een strammige vijftiger, met de tongval van Westdorpe, Zeeuws-Vlaanderen, zijn geboorteplaats. Hij praat onafgebroken. Zelfverzekerd.
    Vervaet is boos, ja. Of beter: een strijder. Er is, zegt hij, een paradigma in het geding. Mogen we tevreden zijn met een psychologie die eindeloos meetresultaten verzamelt en ordent, op z'n positivistisch? Nee, vindt hij. En wordt daarom een lastpak gevonden in academisch Nederland,
    Vervaet: 'De academische psychologie is in mijn ogen geen serieuze wetenschap, zeker in Nederland niet. Men neemt zich wel voor volgens de regels van exacte wetenschappen als de natuurkunde te werken, maar dat is onzin. Ze weten niet wat ze zeggen.'
    Het is, zegt Vervaet, het probleem dat we kennen van de IQ-test. 'Wat is een IQ van 120? Een IQ van 120 is de uitkomst 120 in een IQ-test. Wat betekent een Cito-score van ISO? Het is een cirkelredenering, waarvan niemand weet wat het werkelijk betekent. Terwijl er mensenlevens vanaf hangen, het persoonlijke geluk van kinderen. Wat ontbreekt is een theorie van, in dit geval, de intelligentie. Een theorie die je kunt toetsen, of verwerpen.'
    Hij pakt een grote plastic zandloper van zijn piano. In de onderste helft zitten oranje korrels. Vervaet draait hem om. De zandloper begint te lopen. Maar in de onderste helft verschijnen blauwe korrels, terwijl bovenin de oranje korrels wegvloeien. Vervaet kijkt geamuseerd toe. Legt dan uit. Het feit dat je 't verrassend vindt, zegt hij, wijst erop dat je een theorie hebt over hoe een zandloper werkt.
    'Die theorie is nu, door een verrassend feit, aan revisie toe. Zo leer je iets. Alleen registreren dat oranje korrels blauw worden, zou niks opleveren', zegt hij.

Nepresultaten
Waar, echter, staan de psychologische topbladen, de blaadjes en de kranten mee vol? Met quasi-wetenschappelijke nepresultaten. Uitkomsten van proefjes of enquêtes ja, niet meer dan dat. Maar hij ziet het alweer in de krant staan. Kinderopvang holt achteruit. Volgens wie? Volgens scores in domweg vertaalde Amerikaanse tests als Iters-R, de Ecers-R en de CIS.
Amerikanen bevooroordeelder dan Canadezen. Volgens de Big Five-test. Wat moet hij ermee?
    Het is kennis die niks zegt, omdat er geen theorie over de psychologische werkelijkheid achter steekt. Eh erger: de kranten schrijven erover, de politici spreken schande over de achteruitgang. Zonder dat iemand zich afvraagt of het wel echte gegevens zijn over de echte wereld, daarbuiten.
    Maar wat hij ook zegt, er komt nauwelijks iets terug uit kringen van de academische psychologie. Al jaren: stilte. 'Ze hadden me allang alle hoeken van de kamer kunnen laten zien. Ze hadden mijn proefschrift uit elkaar moeten trekken. Maar het is stil gebleven.' Alleen daarom al is het feit dat hij de laatste weken optreedt in het Teleac-programma Bij ons thuis een klein feestje. 'Ik ben daar heel blij mee, ik ben gewend te worden doodgezwegen.' In dat programma, dat gaat over het opvoeden en de ontwikkeling van jonge kinderen, vertoonde Vervaet de aflopen weken een reeks experimentjes met een paar peuters. Simpele proefjes. Maar ze laten haarscherp zien dat er verschillende fasen in de geestelijke ontwikkeling van een kind te onderscheiden zijn. Op het ene moment brengen ze nog niks terecht van een proefje.' En enkele maanden later opeens wel.
    Over dat patroon schreef Vervaet, zelf kinderloos, drie jaar geleden het boek Groeienderwijs (Ambo, 2002). Een boek over zijn theorie over de mentale ontwikkeling van jonge kinderen tot drie jaar. Hij deed jarenlang observaties aan een groep van 28 kinderen tot drie jaar oud in Amsterdam. Om te toetsen wat hij denkt dat er in het vroege kinderbrein gebeurt: de stapsgewijze opbouw van telkens nieuwe neurologische en psychologische circuits. Cruciaal daarin is dat er van fase naar fase steeds nieuwe circuits ontstaan, die telkens meer neuronale verbindingen omvatten.
    Dat is althans de theorie. Om die te toetsen ontwikkelde Vervaet een batterij simpele proefjes, merendeels met standaard kinderspeelgoed uitgevoerd. De knikkerbaan bijvoorbeeld, waarin kinderen de rollende knikker moeten zien te pakken. Eindeloos gaan ze met hun vinger achter de knikker aan en vangen ze niks. Tot er een moment komt dat ze inzien dat ze hun vinger ergens verderop op de baan moeten leggen.
    Die momenten zijn betrekkelijk eenduidig. In fase 8, tussen 22 en 26 maanden, achtervolgt het kind de knikker tevergeefs met een hand. In fase 9, tussen 26 en 31 maanden, legt het een vinger neer, maar nog te laat. In fase 10, tenslotte, tussen 31 en 36 maanden, komt het onderscheppen.

Volksuniversiteit
Het boek is populair bij ouders, nog steeds. Vervaet geeft er vrijwel wekelijks cursussen over, op volksuniversiteiten en hbo-instellingen. En nu is hij er dus ook mee op Teleac-tv. Het is, zegt hij, nuttig om als ouder te begrijpen wat er met je kind gebeurt. 'Veel ouders denken dat kinderen alles al kunnen, maar er gewoon nog geen zin of interesse in hebben. En dat ze bepaalde vaardigheden aangereikt krijgen, van henzelf of van zusjes of broertjes. Ik denk dat het de interactie is van het kinderbrein met zijn omgeving.'
    Maar een succes of niet, hij is, zegt hij, noodgedwongen een soort particuliere eenmansvakgroep gebleven. Een outcast, ondergebracht in een stichting, Histos te Amsterdam. Hij studeerde ooit, na een gymnasiumopleiding bij de paters in Kaatsheuvel en Vught, wis- en natuurkunde in Amsterdam. Deed onderzoek bij het voormalige Instituut voor Perceptie Onderzoek (lPO) in Eindhoven en kwam daar in aanraking met de grillen van het menselijke waarnemen en de psyche. Ging psychologie erbij doen. Hij werkte op Santpoort, met psychotische patiënten. En promoveerde in 1986, op een voorloper van Groeienderwijs en in de traditie van de grote ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget.
    Al tijdens zijn studie boterde het niet echt met de officiële psychologie en nadien heeft hij nooit een echte baan bij een universitaire vakgroep gevonden. Tot zijn frustratie, dat wil hij best erkennen. 'In mijn leerboeken stonden al dingen over de exacte methodologie die ik helemaal niet herkende van mijn natuurkunde-opleiding. Er werd beweerd dat fysici in oorzaak-gevolg-verbanden zouden denken. Nee, ze denken juist in structuren. Neem een vallende steen. Je kunt zeggen, hij valt omdat ik hem loslaat. Maar dat is kul. Het gaat erom dat je begrijpt dat er zoiets bestaat als de zwaartekracht. Daarom vallen de dingen echt.' In de psychologie, is zijn stelling, wordt er hoofdzakelijk gemeten om het meten. Los van elke inhoudelijke theorie. En dat is ook wat hij in april in Enschede NIP-vice-voorzitter prof. dr. Jules Pieters nog maar weer eens voorhield.
    Pieters, psychologiehoogleraar in Twente, was verbluft over wat Vervaet over zijn vak zei. 'Ik kreeg', zegt hij terugblikkend, 'de indruk dat Vervaet niet goed op de hoogte was van de werkwijze in de moderne psychologie. Hij begon over dingen waarover wij in onze studententijd ook al discussieerden. Vandaar dat leerboek ook.
    'Als hij daar boos over is, is dat erg jammer. Er zijn namelijk allerlei ontwikkelingen op het gebied van de cognitieve psychologie en neurologie gaande die precies doen waar Vervaet op hamert. Kijken. Patronen en mechanismen onderkennen.' Waar, zegt Pieters ook meteen, tegenover staat dat hij wel zeker iets zag in Vervaets werk met kinderen tot drie jaar. 'Het lijkt me heel nuttig dat bijvoorbeeld onze studenten van zijn werk kennisnemen, ook gezien de toegankelijke vorm. Het enige bezwaar dat je kan hebben is dat zijn resultaten met die groep kinderen me in de praktijk niet zo makkelijk repliceerbaar lijken. Als je het over wetenschappelijke zuiverheid wil hebben, is dat misschien wel een punt.'

Piaget
Dat is ook wat de Groningse psycholoog Gerrit Breeuwsma schreef in een recensie van Vervaets boek en een van de dingen die hem op langdurige onmin kwam te staan. Breeuwsma heeft eigenlijk geen zin om die tijdrovende en energievretende confrontatie weer op te porren. 'Vervaet doet boeiende dingen, goeddeels in de school van Piaget. Maar hij is tegelijk overdreven verongelijkt omdat niemand zijn grootheid wil inzien. Dat leidt voortdurend tot onaangename situaties. Met een variant op wat er over Fortuyn werd gezegd: waar Ewald is, komt ruzie.' Vervaet, op zijn beurt, begrijpt best waarom beide psychologen zeggen wat ze zeggen. 'Ze proberen er iets persoonlijks van te maken. Terwijl het in werkelijkheid gaat om een paradigmatische twist. Bedrijven ze geen schijnwetenschap ? Daar willen ze niet aan, omdat ze dan verliezen.' Bovendien, waar het natuurlijk echt om draait, zegt hij, is dat er een hele psychologenindustrie leeft van de assessments en andere tests. 'Als ze mijn kritiek serieus nemen, moeten ze in het openbaar toegeven dat al die activiteiten alleen maar loze meetgegevens opleveren. Het is als Ezau die zijn eerstgeborenrecht voor een bord linzensoep verkocht. Het kader van de Nederlandse academische psychologie heeft zijn recht op waarheidsvinding verkwanseld voor de belangen van het Cito en de testbureaus.'


Red.:   Voor een naschrift van Ewald Vervaet, met verdere informatie en discussie, zie hier  .


Terug naar Menswetenschappen  , Wetenschap lijst  , of naar site home  .