Het ontstaan van de moderne wetenschap

Het gebruikelijke beeld van de ontwikkeling van de moderne wetenschap begint met de Grieken, loopt via de donkere tijden van de Middeleeuwen naar de Verlichting, en de rest is, volgens de zegswijze, historie.

De eerste nuance bij dit beeld is dat de Grieken ook veel geleerd hebben van anderen, met name de Soemeriërs - van hen komt ons twaalf- en zestigtalig stelsel dat nog gebruikt wordt in de tijdrekening.

De volgende nuance is dat tussen de Grieken en de Verlichting in de Arabische wereld veel gedaan aan astronomie en wiskunde, vandaar de Arabische namen van veel sterren, zoals Aldebaran, en de naam van een vak als algebra.

Dit sluit weer aan bij het standaardverhaal dat de geleerden van de Verlichting hun kennis over de Grieken via Arabische geschriften hebben gekregen.

Uit de Verlichting zelf zijn de namen van de geleerden die beschouwd worden als staande aan de wieg van de wetenschap, zoals Galilei en Newton, bekend genoeg. Net als het verhaal van de strijd met de godsdienst  .

Maar op een of andere manier biedt dit verhaal kennelijk niet voldoende bevrediging, want er wordt nog regelmatig over gestreden  . Ook de site-redactie was er niet tevreden over.

Het belangrijkste probleem van dit verhaal is de vraag waarom de bloei in wetenschap in de Verlichting wel het ons bekende gevolg heeft gekregen, en de bloei van de Griekse en Arabische, en ook de Chinese, wetenschap niet. In alle drie gevallen was er meer kennis beschikbaar dan er uiteindelijk praktisch is gebruikt. Bij recentere studies van het niveau van de Griekse, en Romeinse, wetenschap is duidelijk geworden dat ze zo veel kennis hadden, met bijvoorbeeld het gebruik van stoom, dat een vorm van industriële revolutie mogelijk was geweest. De voorlopige conclusie hieruit luidt: het lag niet aan de kennis.

Als intermezzo, en een excuus voor wat volgt, een verhaaltje uit de jeugd van de redactie: op de boekenplank van zijn oudere broer stonden ook een paar pockets over wetenschap voor de jeugd, en één daarvan ging over elektriciteit. Dat boekje had drie delen: "Doen", "Denken", en "Denken en doen". Dit was een bron van langdurige verbazing en piekeren: logischer zou toch zijn: "Doen", "Doen en denken", en dan "Denken"? "Doen" is het primitieve, en "Denken" het verhevene.

Meng deze voorkennis met wat meer gedetailleerde kennis van de wetenschap van de Verlichting. Die meer gedetailleerde kennis laat zien dat dat er ook min of meer traditionele ivoren toren geleerden als Isaac Newton aan de slag waren, maar dat de basis van de beweging gedragen werd door een vrij groot aantal mensen die bezig waren met dingen - grappig genoeg: waaronder veel Nederlanders: Stevin was bezig met hefbomen en zeilwagens, Huygens bouwde klokken, en Leeuwenhoek sleep lenzen. Allemaal hadden ze theoretische kennis op het hoogste niveau, het niveau zoals dat ook bij de oude Griekse en Arabische geleerden bestond. Maar daarnaast waren ze met praktische dingen bezig en gebruikten ze instrumenten, meestal zelfgebouwd  .

Redelijk bekend is het verhaal van Newton en het licht. Newton, door velen beschouwd als de grootste natuurkundige ooit, dacht dat licht bestond uit deeltjes - Huygens stelde dat licht een golfverschijnsel is. Het gezag van Newton leidde ertoe dat de deeltjestheorie de boventoon voerde. Dit was de manier waarop de opvattingen van Aristoteles, op grond van zijn gezag, de boventoon voerden gedurende zo'n beetje de hele Middeleeuwen, zo'n duizend jaar. Zo'n duizend jaar zonder veel wetenschappelijke vooruitgang, dus.

Het tijdperk van Newton's optica duurde geen honderd jaar. Zowel Newton's als het kleinere aantal Huygens aanhangers probeerden voortdurend hun gelijk te bewijzen, iets dat vroeger tot een eeuwenlange richtingenstrijd had geleid, want twee verschillende denkbeelden hadden natuurlijk precies dezelfde rechten - als denkbeelden. Maar na die honderd jaar was het over voor Newton. Want toen werd een experiment gedaan dat definitief uitsluitsel gaf: licht was een golfverschijnsel - en wel op grond van een bewijs dat iedereen kan snappen: licht gaat, net als geluid en watergolven, "om een hoekje" - dus kon nooit bestaan uit deeltjes, want die gaan natuurlijk gewoon rechtdoor nadat ze uitgezonden zijn.

Dit is echte wetenschap: denkbeelden zijn niet voldoende: bewijs moet er komen. En natuurlijk bewijs waar (bijna) iedereen het over eens is - dat wil zeggen bewijs van het soort: "Nou, als je me niet gelooft, dan doe je gewoon "dit" en "dit", en als je dat doet, zal je zien dat je "dat" eruit krijgt." Dat bewijs van de golftheorie van het licht heet "De proef van Young". Let op: het heet dus niet: "Het idee van Young". Geloofde je Huygens niet, dan zou Huygens gezegd hebben als hij toen nog leefde: "Nou, doe de proef van Young maar, dan zal je zien dat ik gelijk heb."

De conclusie is duidelijk: de moderne wetenschap is ontstaan uit een combinatie van denken en doen. Het "denken", de theoretische wetenschap, kwam via de Arabieren van de Grieken, en in de Verlichting werd daar het "doen" aan toegevoegd: de experimentele wetenschap

Met dit resultaat in de hand kan de al eerder gestelde vraag naar het vastlopen van de Arabische en de Griekse wetenschap geherformuleerd als de vraag waarom zij niet de stap naar experimentele wetenschap konden zetten. Illustratief in dit verband is de bewering van Aristoteles dat vrouwen mindertanden en kiezen hebben dan mannen - het is kennelijk nooit bij hem opgekomen deze bewering even te controleren in de mond van zijn/een vrouw.

En hier doet zich een heel aparte mogelijkheid voor, die een heel ander licht werpt op de Verlichting. Want die Verlichting heet natuurlijk niet voor niets "Verlichting": ze wierp nieuw licht op wat voorheen was. En wat voorheen was, weten we: dat waren de duistere Middeleeuwen.

De slechte reputatie hebben de Middeleeuwen te danken aan de dominantie van de religie - het christendom. Maar het christendom was niet het enige kenmerkende van de Middeleeuwen. Er werd op diverse plaatsen ook nijver gewerkt, aanvankelijk voor meerdere glorie van christus en de kerk, zie de grote hoeveelheid imposante kathedralen en kerkgebouwen, maar later ook voor meer wereldlijke doelen. Er ontstonden de gilden die in verschillende beroepen steeds hogere standaarden van werken hanteerden en handhaafden  .

Wat er tijdens de Middeleeuwen gebeurde, was dat werken een eerzame bezigheid werd: een lid van een gilde was een eerbiedwaardig persoon, vooral als hij zoiets als "meester" was. Een bekend overblijfsel hiervan is de Vrijmetselarij.

De stelling geponeerd hier is dat dit de bijdrage van de Middeleeuwen was aan het ontstaan van de Verlichting: de Middeleeuwen bracht die houding in die het ontstaan van een experimentele wetenschap mogelijk maakte  .

Maar, is dan de volgende vraag, hadden de Arabieren en de Grieken dat dan niet? Nee, is het antwoord, die hadden dat niet. De Griekse beschaving, en dus ook haar wetenschap, kon bloeien mede door maatschappelijk welzijn, door overvloed, en die overvloed kwam voor een groot deel niet van de Grieken zelf, maar slaven: het aantal slaven het oude Griekenland overtrof het aantal Griekse burgers met een factor drie. Werken was voor de slaven - de Grieken konden zich beperken tot het besturen, en het denken.

Voor de Arabieren gold iets dergelijks: het bedrijven van wetenschap was voor de vrijgestelden, de elite, en die elite heerste over een bevolking wier rechten ook nauwelijks meer waren dan die van slaven. Het is de eerbied voor werken waarin Europa zich van de genoemde beschavingen onderscheidt, waardoor veel meer mensen dan enkele genieën een bijdrage konden leveren  .

 De moderne westerse wetenschap zoals die ontstaan is ten tijde van de Verlichting is dus het product van het Middeleeuwse "doen" met het Griekse "denken". Met daarbij de essentiële toevoeging dat als "doen" en "denken" strijdig zijn, het doen, het experiment, van de hogere orde is. Oftewel: het ging niet alleen puur om het "doen", maar ook om het respect, de eerbied, voor het "doen" en haar uitkomsten.
    Die prioriteit van het doen noodzaakt dat eerdere producten van het denken, ideeën, voortdurend getest moesten worden aan het doen. Dit creëerde een soort jakobsladder: door "doen" tot beter "denken" en door beter "denken" tot beter "doen" - de illustratie toont de Bijbelse jakobsladder van engelen die naar de hemel teruggaan en weer afdalen naar aarde, daar de hemelse giften brengende in een voortdurend cirkelproces.

Deze jakobsladder van de moderne wetenschap  heeft op aarde vele materiële giften gebracht. Bekende hoogtepunten zijn de Mechanische Revolutie, beter bekend als dé Industriële Revolutie en gekenmerkt door de ontwikkeling van de eerste grote arbeidsbesparende machines als de stoommachine, de Communicatie Revolutie, ook aangeduid de Tweede Industriële Revolutie en gekenmerkt door de ontwikkeling van de eerste "grote" elektrische apparaten als de radio, en de Informatie Revolutie, gekenmerkt door de eerste "grote" informatieverwerkende apparaten zoals de computer. In ieder van die gevallen was het de natuurwetenschap die de kennis betreffende deze apparaten voorontwikkelde, en later ook weer profiterende van de nieuwe technologie, en hetzelfde bekeken vanuit de technologie.

 Tegelijk en later kwamen er ook de geestelijke vruchten in de vorm van onze steeds grotere kennis van zowel de materiële als de geestelijke wereld. Waar vroeger eindeloos gefilosofeerd kon worden over levensvragen als "Wat is wetenschap?", kunnen vele van dat soort vragen nu met redelijke zekerheid beantwoord worden. Het antwoord op de vraag "Wat is wetenschap?" is geïllustreerd hiernaast - dat is de methode van de wetenschap - met als antwoord op de vraag naar het bewijs: kijk maar hier  !
    En natuurlijk kunnen hogere intuïties, waaruit de ideeën geboren worden, daar wel weer bij helpen - zoals bijvoorbeeld wij nu kunnen zeggen: "Ziet u de overeenkomst tussen het diagram van de wetenschap met de Bijbelse jakobsladder?!"

Maar mogelijkerwijs de belangrijkste vooruitgang ten gevolge van die wetenschappelijke ontwikkeling is de verandering van maatschappelijke samenhang die ze teweeg heeft gebracht. De producten van wetenschap en technologie stimuleerden steeds grootschaliger vormen van samenwerking. En die grootschaliger samenwerkingsverbanden konden dus niet meer op familiebanden gestoeld worden - die samenwerkingsverbanden werden steeds meer alleen op functionele relaties gebaseerd.

Ook hier kan een Middeleeuwse oorsprong worden gezien. Want al in de oude gilden zijn de vader-op-zoon banden van veel traditionele beroepspraktijken  verbroken voor die van de eisen van professionaliteit, in het bekende leerling-gezel-meester systeem - ook iets dat noodzakelijk was voor het succes van de wetenschap. En er is geen enkele reden om te veronderstellen dat dit systeem nu minder goed zou werken  . Meer over de maatschappelijke ontwikkelingen die het functioneel werken heeft gebracht hier  .

Deze bevindingen wat betreft de cultureel-maatschappelijke achtergrond van de moderne wetenschap sluiten naadloos aan bij wat er van de rest van de ontwikkeling van de diverse culturen valt te constateren  . Dat in alle niet-westerse culturen handwerk in laag tot zeer laag aanzien staat, behalve in de Aziatische. Dat deze laatste ook als eerste op succesvolle wijze grote delen van de westerse wetenschap en technologie hebben overgenomen. Dat in die overige culturen de neiging tot archaïsche bestuursstructuren met absolute machthebbers aan de top endemisch is. En dat het land dat gezien wordt als het meest plezierige ter wereld, Duitsland  , het land is dat het meest van de oude Middeleeuwse arbeids- en opleidingscultuur heeft behouden  .

Maar ook binnen de westerse cultuur zelf zijn overeenkomstige verschillen waar te nemen. Want wetenschap als boven beschreven is een activiteit die moeilijk te verspreiden is voorbij de groep die er een aanleg van nature voor heeft - die mensen bij wie het rationele denken relatief sterk ontwikkeld is en voor wie het zelf-doen een natuurlijke zaak is. Bij degenen die op dat punt minder scoren, en toch een positie van macht hebben of ernaar streven, die de archaïsche machtsstructuren vertegenwoordigen, is de wetenschap natuurlijk een belemmering - en een vijand. Waaronder vallen de kringen van gevestigde machten gebaseerd op geld en familie, de alfa- en gamma-intellectuelen die tot nu toe in zaken van bestuur de dienst hebben uitgemaakt, en natuurlijk de aloude vijand: de religie.

Deze krachten zijn in de meest recente tijden samengebald geraakt in andere strijd, namelijk die voor de multiculturele samenleving. Het meest zichtbare aspect daarvan is de groeiende aanwezigheid van de islam. Daar de dragers van dat geloof, de moslim immigranten, in de West-Europese maatschappij een aanzienlijke sociale en culturele achterstand hebben, worden ter ondersteuning van die immigranten door de genoemde verzamelde krachten pogingen gedaan de Europese oorsprong van de wetenschappelijke te ontkennen  , ten einde de islamitische oorsprong ervan te benadrukken  . Hetgeen dus niet minder is dan een regelrechte aanval op de wetenschap zelf, gezien de volkomen tegenstrijdige inzichten en belangen die wetenschap en religie hebben. 

Wat betreft de culturele kant van de tweestrijd tussen wetenschap en religie meer hier  , en over de achtergrond in hersenprocessen hier  . Alternatieve verklaringen van anderen staan hier  .


Naar Westerse rijkdom  , of site home  .

31 mei 2008