De Volkskrant, 26-09-2009, column door Marjolijn Februari |
8 feb.2009 |
Papieren successen onder een papieren maan
Tussentitel: Je hoopt op een uitspraak die iets teweeg brengt, wat je hoort is
een doffe gons
Citroen. Grote kans dat ik het woord alleen maar hoef op te schrijven of uw
kaken verkrampen. Nog een keer- 'citroen!' - en uw gezicht krijgt, tot
ontzetting van degene die nu tegenover u de krant zit te lezen, trekken van
Franz Xaver Messerschmidt, de grimassende kunstenaar die leed aan ernstige
indigestie.
Sommige woorden hebben dat effect. En een goed retoricus weet
daar gebruik van te maken. Die kiest woorden met een directe lijn naar de
werkelijkheid. Geen woorden als welvaartsmeting of overhevelingstoeslag, maar
woorden als 'koe' en 'hitte' en 'oorlog', die je kunt uitspugen als
pompoenpitten en die dan uitgroeien tot een lampion, waar je alleen maar een
kaarsje in hoeft te doen en je hebt een lampje voor Allerheiligen.
Toch heeft ook het woord 'overhevelingstoeslag' zijn
effecten. Die zijn misschien niet meteen lichamelijk, we voelen hef woord niet
in de verdieping van onze doorbloeding, maar de term kan wel iets veranderen in
de sociale werkelijkheid. Zoals ook het woord 'eigendom' veel van ons leven
bepaalt, terwijl het toch eigenlijk nergens naar verwijst.
Tot zover niets aan de hand. Het wordt pas zorgelijk als de
taal zo ver komt af te staan van de wereld dat er niets meer gebeurt. Geen
sensaties en geen sociale gevolgen. Wie wel eens een tekstbord leest in een
museum voor moderne kunst, of een middag doorbrengt bij een academisch symposium
over niets, kent het probleem.
Op zich is deze wolk van taal die boven het land hangt nog
onschuldig genoeg gevaarlijk wordt het wanneer je eigenlijk verwacht dat er iets
gebeurt - en dan gebeurt er niets. Je hoopt op een uitspraak die iets teweeg
brengt, wat je hoort is een doffe gons. Zo kwam ik juist op mijn werktafel weer
de uitleg tegen die een Duitse universiteit gaf over de nieuwe studierichting
Diversity Studies die met veel tamtam was ingesteld. Diversity Studies: dat
klonk belangrijk in een tijd van onzekere identiteiten, en de geïnteresseerde
leek wou wel eens weten wat dat behelsde.
Diversity? vroeg de decaan. 'Diversity kan - vanuit mijn
optiek op de transcendentaalpragmatiek - worden begrepen als plurale en
beslissingsontvankelijke vertooggemeenschap, waarin het individu zich
tegelijkertijd definieert en dialectisch-reflexief voltrekt, niet alleen als
dialoogsubject, gedefinieerd als het tezamen-tegenover met andere personale
intersubjecten, maar ook als autonomiesubject, gedefinieerd als het zichzelf als
subject van handelen, willen, voelen, denken kennende personale subject.' En dat
was dan nog maar de helft van zijn verklaring.
Je kunt je hier vrolijk over maken; en je kunt betreuren dat
er belastinggeld wordt uitgegeven aan zulke decanen. Maar het is erger dan dat.
Nu steeds meer mensen hoog worden opgeleid, lopen er steeds meer werknemers rond
die afscheid hebben genomen van de werkelijkheid, die niet meer weten waarnaar
woorden als 'koe' en 'overheveling' en 'diversiteit' verwijzen, omdat ze aan het
echte leven al lang zijn ontstegen. Steeds meer werknemers leven op papier.
Met hoog opgeleid bedoel ik overigens niet dat alleen de
universiteiten opleiden tot zulke voortreffelijkheid. Een havo-diploma heeft al
gauw hetzelfde effect. Administraties, bureaucratieen en managementlagen worden
bevolkt door papieren mensen die papieren beslissingen nemen over papieren
gevallen en die's avonds hun papieren success en vieren onder een papieren maan.
Een mooi voorbeeld, deze week, was de zaak van de
inburgerende Amerikkaan. Al twintig jaar in Nederland, met volop werk, een eigen
huis en serieuze kennis van het Nederlands, werd hij door de
inburgeringsambtenaar niettemin verplicht tot inburgeren. Waarom geen
vrijstelling? Omdat hij op de papieren vragen de verkeerde antwoorden gaf. Op de
vraag hoe je in Nederland naar werk kunt zoeken, kwam hij met een moderne
aanpak, zoals het zoeken via Monsterboard. Volgens de formulieren die de
ambtenaar op zijn bureau had liggen, was dat fout: werk zoek je via het CWI. De
Amerikaan kon nog zo vernederlandst zijn - de papieren dachten er anders over.
En de ambtenaar dus ook.
Rond 1900 schreef de Duitse dichter Christian Morgenstern een
gedicht over een zekere Palmström, een van zijn favoriete personages. Het
gedicht heet Die unmögliche Tatsache, en gaat inderdaad over een feit dat
zich niet kan hebben voorgedaan. Al lijkt het aanvankelijk alsof dat wel zo is,
want Palmström krijgt een heel echt ongeluk: hij wordt overreden door een auto.
Nieuwsgierig vraagt Palmström zich af hoe dat heeft kunnen
gebeuren. Ligt het aan het beleid, of zijn het de politievoorschriften geweest
die de auto het recht hebben gegeven daar te rijden? Of was het juist verboden
om mens en dood te rijden en was de chauffeur dus in overtreding? Palmström pakt
er het wetboek bij.
In doeken ingezwachteld - hij was tenslotte bijna dood
-verdiept hij zich in de papieren werkelijkheid, die zo ver verheven is boven de
gewone werkelijkheid.
'Eingehullt in feuchte Tücher, / prüft er die Gesetzesbucher / und ist
alsobald im klaren: / Wagen durften dort nicht fahren!' Dat is genoeg voor
Palmstöm om tot een slotconclusie te komen.
Als daar geen auto mocht rijden, denkt Palmström, dan reed er
dus ook geen auto, en kan de hele gebeurtenis niet anders zijn geweest dan een
droom. 'Und er kommt zu dem Ergebnis: / 'Nur ein Traum war das Erlebnis. /
Weil', so schlieβt er messerscharf, / 'nicht
sein kann, was nicht sein darf!' Wat niet mag, is dus ook niet zo: in
Duitsland, waar het leven niet heel anders is dan hier, is deze Palmströmiaanse
conclusie behoorlijk ingeburgerd. Een papieren oplossing voor een reëel
probleem: je zou de woorden kunnen borduren en inlijsten en ophangen op alle
kantoren waar mensen werken die hebben doorgeleerd.
Terug naar Filosofie lijst
, of naar
site home
.
|