De Volkskrant, 28-04-2007, column van Marjolijn Februari |
5 mei 2007 |
De ChristenUnie is een schoolvoorbeeld van de banalisering van
de samenleving
Tussentitel: De zon schijnt, het regent, God schonk ons de paraplu
Toe nou, vrolijk eens een beetje op, schreven de lezers van deze krant mij in
koor. Zet hem op, laat je niet kisten, trek je nergens iets van aan, de zon
schijnt.
Dat wil zeggen, omdat de lezers van deze krant zonder
uitzondering erg erudiet, aardig, wellevend en intelligent zijn, formuleerden ze
het minder onnozel. ‘Ende desespereert niet’, schreef de een in de spirit van
onze grote zeehelden. En een ander gaf vriendelijk advies. ‘Ik las uw
Volkskrant-bijdrage over financieel en moreel graaien en dacht: laat haar
niet in donkerheid wegzinken. Enig optimisme blijft geboden.’ Een derde
informeerde voorzichtig: ‘Ik ben benieuwd of ‘de plicht tot opgewektheid’ tot uw
moraal behoort.’
Nu laat ik me graag door anderen leiden, dus zette ik al mijn
angstige overwegingen van de laatste tijd over moraal meteen weer overboord. En
las nog eens na wat de lezers schreven. ‘Het is menselijk om somber te worden
als anderen een loopje nemen met de moraal – maar is het ook verstandig? Ik denk
het niet. Ik vind het wel een mooie oproep om gelukkig te zijn met de tijd
waarin je leeft, je best te doen iets van je leven te maken, anderen, zonodig,
aan te spreken op hun gedrag, maar je niet van je stuk te laten brengen als dat
niet lukt.’ Goed zo, lezer, u hebt gewonnen, ik geef me over. Ik ben niet langer
down.
Waarom was ik ook al weer zo somber geweest? Het kwam door
sommige christelijke politici en denkers, die weinig andere morele zorgen lijken
te hebben dan het huwelijk van homoseksuelen. Het kwam door de eis van sommige
christelijke ambtenaren die op eigen houtje willen uitmaken of ze een
democratisch tot stand gekomen wet wel of niet zullen uitvoeren. In de NRC
van afgelopen zaterdag werd dit zorgelijke pakket door sommigen ‘een
kabouteronderwerp’ genoemd, maar mij lijkt de verhouding tussen wet en religie
juist het allerbelangrijkste probleem dat we de komende tijd met elkaar moeten
bespreken.
Je zou inderdaad somber kunnen worden van de uitspraak van
emeritus hoogleraar A.Th. van Deursen in diezelfde NRC. Van Deursen,
‘gezaghebbend christelijk opinieleider’, had zich in februari verheugd getoond
dat ambtenaren kunnen weigeren een huwelijk tussen vrouwen of mannen te sluiten.
‘Daarmee zou dan een einde komen aan de beschamende toestand die we in veel
gemeenten kennen, dat godsdienst ondergeschikt wordt gemaakt aan seks.’
Je zou er treurig van kunnen worden, een gezaghebbend
christelijk opinieleider die bij het huwelijk alleen maar aan seks denkt. Die
kennelijk bij regeringsdeelname alleen maar aan seks denkt. Je zou er treurig
van kunnen worden dat veel van zijn partijgenoten het met hem eens zijn, en je
zou er treurig van kunnen worden dat de ChristenUnie daarmee een schoolvoorbeeld
is van de banalisering van de samenleving – in plaats van een dam op te werpen
tegen die banalisering.
Maar bij de post arriveerden brieven van dominees die mijn
zorgen deelden, en er waren brieven van dominees die me geruststelden over de
bedoelingen van de ChristenUnie. Er waren brieven van christenen die betreurden
dat de ChristenUnie het beeld van het christendom bepaalt, omdat de meeste
protestanten toch echt heel anders over alles denken, er waren brieven van
mensen die het opnamen voor het huwelijk en de wet. En al met al zou je
stoïcijns kunnen vaststellen dat het onderwerp blijkbaar in beweging is – geen
reden tot treurnis dus. Zoals een van de briefschrijvers schreef: ‘De zon
schijnt, het regent, God (of Jonas zijn profeet) schonk ons de paraplu.’
Goed, als ik dan niet meer somber mag zijn, maar hoopvol, dan
citeer ik de filosoof Voltaire. Die worstelde al eeuwen geleden met eenzelfde
soort zorgen, maar hij bleef er vrolijk onder. ‘Toen de schaar werd uitgevonden,
en die dateert beslist niet uit het allerverste verleden, wat werd er toen niet
allemaal gezegd van de eerste mensen die hun nagels bijwerkten en die een stukje
van hun haar afknipten, omdat het over hun neus hing? Ze werden vast uitgemaakt
voor modegekken en verkwisters, die voor veel geld zo’n ijdel instrument kochten
om het werk van de Schepper te verprutsen.’
Zelfs de schaar, wist Voltaire zeker, werd in het begin dus
gezien als een belediging van God. En hij voegde er opgewekt aan toe: ‘Het werd
nog heel wat erger toen er hemden en sokken werden uitgevonden.’ En zo, via
Voltaire met zijn hemden en sokken, kom ik dan ten slotte terecht bij een van
mijn favoriete passages uit de wereldliteratuur, en die gaat niet over scharen,
hemden en sokken, maar over tandpasta en vorken.
De passage stamt uit een anoniem pamflet uit 1605, L’Isle des
Hermaphrodites, dat een kritische beschrijving geeft van het hof van koning
Henri III van Frankrijk. De zeden zijn er verwilderd, vindt de schrijver, de
hovelingen vertonen gedrag dat regelrecht ingaat tegen het geloof, en het is
hoog tijd voor een herstel van waarden. Wat is er namelijk aan de hand? De
hovelingen, op hun Eiland der Hermafrodieten, zijn afschuwelijk verwijfd: de
mannen poetsen hun tanden en ze gebruiken een vork bij het eten. ‘Ze raken het
vlees nooit met hun handen aan, maar met vorken, die ze optillen tot in hun
mond.’
Ik zal me er voorlopig maar bij neerleggen dat het hard
werken is, de beschaving. Als er alleen al zo veel morele strijd nodig is om
simpele dingen als scharen, hemden, sokken, tandpasta en vorken ingang te doen
vinden – hoe moeilijk is gelijkberechtiging dan niet? Het zal dan ook nog een
hele klus worden om orthodoxe religieuze opvattingen te verzoenen met het feit
dat anderen er anders over denken. Maar we vorderen, het gaat weliswaar
langzaam, maar we vorderen. De beschaving gaat vooruit in kleine stappen. Met
vrijheid en gelijkheid wil het nog steeds niet goed lukken. Maar scharen,
hemden, sokken, tandpasta en vorken: die pakt niemand ons meer af.
Terug naar Filosofie lijst
, of naar
site home
.
|