De Volkskrant, 27-05-2006, column door Marjolijn Februari
Het klinkt misschien raar als ik nu opeens een pleidooi houd
voor regels
Hij zag tot zijn schrik en schaamte dat hij regels had overtreden en voor
overlast had gezorgd.
Dit verhaal zou spannender zijn als ik vertelde over wie het ging. Het gaat
namelijk over een belangrijk man. Iemand met de macht om te beslissen over brede
en mondiale geldstromen. Laten we hem in alle discretie Jan noemen. Want de
gebeurtenissen waarover ik het heb waren privé en ik mag er alleen fluisterend
over vertellen.
Jan was indertijd bestuurder van een omvangrijke
multinational en bezat bovendien vlak bij mijn huis een pand dat hij tegen de
regels in tijdelijk had verhuurd. De tijdelijke huurders zorgden ook nog eens
tegen de regels in voor ernstige overlast. En om een of andere reden was het
mijn taak daar namens de gemeenschap bezwaar tegen te maken – dus schreef ik Jan
een brief.
Dat op die brief niet gauw antwoord kwam, was begrijpelijk.
‘Jan zit met de koningin in China’, zei een buurtbewoner. ‘Op handelsmissie.’ En
inderdaad kon ik ze via de pers volgen en zo zag ik ook dat het voorspoedig ging
in China. Grote contracten, belangrijke afspraken, nieuwe toekomstmogelijkheden.
Toen, op een dag, de nieuwslezer vertelde juist dat de missie was afgerond, de
koningin was weer veilig met haar gevolg geland, ging de voordeurbel. Ik
herkende de man direct uit de krant: het was Jan.
Hij stond verslagen voor me. Hij was op reis geweest, zei
hij, opende zojuist zijn post en zag tot zijn schrik en schaamte dat hij de
regels had overtreden en voor overlast had gezorgd. Het speet hem
verschrikkelijk. Daarom had hij direct teruggeschreven en wilde de brief nu
persoonlijk overhandigen, om duidelijk te maken hoezeer hij alles betreurde. Hij
sprak en ik staarde hem al die tijd verbluft aan: hij had een uitdrukking op
zijn gezicht die ik nog nooit eerder had gezien. De man op de stoep keek
deemoedig.
Van huurders hebben we daarna geen last meer gehad.
Tegenwoordig zie ik Jan zo nu en dan bij deftige bijeenkomsten, in de verte,
tussen de andere grote ondernemers. Ik weet niet of hij zich de geschiedenis nog
herinnert, misschien niet. Maar ik blijf hem tot in alle eeuwigheid bewonderen
als de man die mij heeft geleerd hoe deemoed eruit ziet. Deemoed en Achtung
fürs Gesetz.
Dit wordt een pleidooi voor wetten en regels. Met wetten en
regels kun je orde scheppen en je kunt er op terugvallen als er problemen
ontstaan. Nu weet ik wel dat ik onlangs nog bezwaar heb gemaakt tegen de leuze
‘regels zijn regels’ die toen triomfantelijk door het land raasde – dus het
klinkt misschien raar als ik nu opeens een pleidooi houd voor regels. Maar de
stemming mag een paar weken geleden dan op ‘hollen’ hebben gestaan, nu staat hij
opeens weer op ‘stilstaan’, en omdat ik vanuit een verpletterende saaiheid nu
eenmaal altijd voor het midden moet kiezen, probeer ik hier te hollen en stil te
staan tegelijk.
Er zijn knappe commentatoren die zo snel kunnen denken dat ze
niet lang geleden Taïda Pasic nog zonder kennis van haar dossier wilden
terugsturen, ‘om willekeur te voorkomen’ en ‘uit trouw aan de regels’, terwijl
ze het even later zonder meer opnamen voor een jokkende Ayaan Hirsi Ali en het
strenge uitzetbeleid afdeden als ‘grimmig’ en ‘willekeurig en incompetent’. Zo
kiezen ze de ene keer voor de orde van de regels, de andere keer voor de
rommeligheid van het individuele geval. Er zijn zelfs juristen die zo razendsnel
kunnen denken dat ze de wet nu opeens helemaal overboord zetten.
In 1945 schreef de Duitse jurist Gustav Radbruch zijn essay
Vijf minuten rechtsfilosofie, waarin hij de nazi-wetten achteraf ongeldig
verklaarde, omdat die wetten in strijd waren met de gerechtigheid en dus nooit
geldig waren geweest. Ik neem zijn format graag van hem over om hier in drie
minuten een paar rechtsprincipes te redden. Met een gemiddelde spreeksnelheid
van honderd woorden per minuut moet dat in de resterende tijd lukken. Daar gaan
we.
Eerste minuut. Bekende juristen beweren deze dagen in kranten
en televisieprogramma’s dat ‘wet is wet’ gelijk staat aan ‘Befehl ist Befehl’.
Het is niet duidelijk waarom ze dat doen. ‘Befehl ist Befehl’ betekent immers
precies het tegenovergestelde van ‘wet is wet’. Met de claim ‘Befehl ist Befehl’
eist de macht voorrang; met de claim ‘wet is wet’ komt voorrang toe aan het
recht. Stel dat de koningin of de vereniging van tweehonderd machtigste
Nederlanders u een misdadig bevel geeft. Met de claim ‘Befehl ist Befehl’ kunnen
ze proberen u tot gehoorzaamheid te dwingen. Maar met de claim ‘wet is wet’ kunt
u ze van u afslaan: ook zij zijn immers onderworpen aan de wet en mogen u dit
misdadige bevel helemaal niet geven.
Tweede minuut. De wet beschermt de burgers tegen de macht en
dat is reden genoeg om te blijven rondhollen met de uitroep ‘wet is wet’. Het
nazi-bewind was inderdaad verfoeilijk omdat het vasthield aan strikte
wetstoepassing. Maar het was ook verfoeilijk omdat het afstand deed van het
beginsel dat de overheid zich alleen met de burger mag bemoeien als daarvoor een
wettelijke grondslag bestaat: het legaliteitsbeginsel.
Derde minuut. Wet is wet. Regels zijn regels. De rechter die
in extreme situaties – zoals een misdadig bewind – de wet zo onmenselijk acht
dat hij hem geheel terzijde schuift, heeft weliswaar het morele gelijk aan zijn
zijde, maar juridisch heeft hij een probleem. Gustav Radbruch, die de
nazi-wetten ongeldig verklaarde, gaf dat grif toe. De wet is nu eenmaal de wet.
Maar dat de wet de wet is, leidt nog niet tot de triomfantelijke gedachte die
een paar weken geleden door Nederland raasde dat je de wet zomaar al rondhollend
kunt toepassen, zonder dossierkennis, zonder morele afweging, zonder na te
denken, zonder mededogen, zonder langdurig en aandachtig stil te staan.
Nog een paar tellen – en mijn favoriete voorstel tot hollen
en stilstaan tegelijk. Als u de laatste seconden gebruikt om van uw stoel op te
staan en het eens uit te proberen, zult u zien dat het nog een heel grappige
bezigheid is.
Terug naar Moraal, regels
, Moraal, lijst
, Filosofie lijst
, of naar
site home
.
|