De Volkskrant, 21-12-2007, door Hans Driessen 22 dec.2007

Zonder God lukt het niet

Het hoofdwerk van de filosoof Charles Taylor, Bronnen van het zelf, is uitgegroeid tot een klassieker. Volgens Taylor is het waardevolle individualisme doorgeschoten naar een hedonistisch ingekleurd narcisme


Tussentitel: Solidariteit beperkt zich niet tot het eens in de zoveel tijd storten van geld

De Canadese filosoof Charles Taylor (Montreal, 1931) toont in zijn werk een grote maatschappelijke betrokkenheid. Vooral in het debat over het multiculturalisme is zijn stem gezaghebbend. Als belijdend katholiek verkondigt hij een originele en inspirerende ethische boodschap zonder zich op te werpen als spreekbuis van het Vaticaan. Zijn omvangrijke hoofdwerk, The Sources of the Self - The Making of the Modern Identity (1989) is inmiddels tot een filosofische klassieker uitgegroeid. Het is onlangs vertaald onder de titel Bronnen van het zelf - De ontstaansgeschiedenis van de moderne identiteit (waarbij de belangrijke connotatie van het 'gemaakte' en de 'maakbaarheid' van de identiteit, waarnaar de ondertitel verwijst, helaas maar onvermijdelijk, verloren is gegaan).
     In zijn informatieve en enthousiasmerende inleiding rekent Joep Dohmen dit werk tot de 'boeken die het leven van een mens kunnen veranderen'. Met dit hijgerige en nietszeggende cliché, dat uiteraard op de omslag wordt herhaald, doet hij enigszins afbreuk aan zijn voor de rest overtuigende betoog over tiet belang van dit boek - een inleider dient zich van dergelijke reclameteksten te onthouden. Overigens is het - inderdaad monumentale - werk met veel zorg uitgegeven en door Marjolijn Stoltenkamp nauwgezet vertaald.
    Bronnen van het zelf bestaat uit drie delen: een systematisch ethisch, een ideeënhistorisch en een ethisch-diagnostisch deel. Al lezende komt men tot het besef dat ze één organisch geheel vormen.
    In het eerste deel geeft Taylor een soort State of the Union van de ethiek. Onder invloed van de Verlichting definieert de moderne mens zichzelf als een autonoom subject, dat in plaats van door de objectieve verhoudingen (gezag, natuur, religie) beheerst en beperkt te worden voortaan de wereld aan zich onderwerpt. De Verlichting heeft de mens grotendeels bevrijd van de kluisters van het niet-ik.
    De moderne mens is inderdaad vrij, maar Taylor laat zien dat die vrijheid een negatieve vrijheid is; het is een vrijheid van, niet een vrijheid op weg naar iets toe. De vrijheid is met andere woorden leeg, ze mist inhoud. In het kielzog van de Verlichting is de ethiek bovendien verworden tot een puur formalisme. In die ethiek staat het individu voorop, als een atomaire eenheid die zich moet verhouden tot andere atomaire eenheden. Dit alles mondt uit in een systeem van regels voor onderling verkeer, waarbij het belangrijkste oogmerk is dat individuen elkaar bij hun zelfverwerkelijking zo min mogelijk hinderen. Het is kort gezegd de ideologie van het liberalisme, dat in het kapitalisme zijn economische tegenhanger heeft.
    Taylor toont aan dat deze mensopvatting zich de afgelopen decennia begint te wreken. Een vrijheid zonder doelstellingen is een vrijheid zonder zin geworden. Bovendien heeft de eenzijdige nadruk op het autonome subject tot een samenleving geleid die door desintegratie bedreigd wordt. De romantische zoektocht naar een 'nationale identiteit' als maatschappelijke kleefstof is hiervan een typisch symptoom.
    Het tweede, ideeënhistorische gedeelte, dat veruit het grootste deel van het boek beslaat, is ronduit imposant te noemen. Hierin zet de auteur uiteen hoe de moderne identiteit, die hij in het eerste gedeelte kritisch onder de loep heeft genomen, in de loop van de geschiedenis is ontstaan, of eigenlijk door het historische subject geleidelijk aan is 'gemaakt'; hij pleegt dus letterlijk bronnenonderzoek. Als de belangrijkste bronnen voor onze huidige identiteit voert hij de filosofen Plato, Augustinus, Descartes, Rousseau, Locke en Nietzsche op. Maar hij beperkt zich niet tot de filosofie; hij toont op overtuigende wijze aan dat vooral ook de literatuur een belangrijke bron is voor ons moderne zelfbeeld.
    Hier is Taylor op zijn best; hier kunnen we genieten van de vruchten van zijn buitengewone eruditie en belezenheid. Het is overigens wel opmerkelijk dat hij het even baanbrekende werk op dit gebied, namelijk Die Legitimität der Neuzeit (1966) van de Duitse filosoof Hans' Blumenberg (19201996), onvermeld laat.
    In het laatste gedeelte van het boek stelt Taylor een diagnose van de moderne tijd: het op zichzelf waardevolle individualisme is doorgeschoten naar een voornamelijk hedonistisch ingekleurd narcisme. Zelfverwerkelijking betekent in die context het najagen van snelle materiële kicks. Solidariteit beperkt zich tot het eens in de zoveel tijd storten van een geldbedrag tijdens door de media wereldwijd georganiseerde liefdadigheidsorgiën.
    Taylor eindigt met een pleidooi voor een kritisch teruggrijpen op dé oude waarden die mede onder invloed van de Verlichting te lichtvaardig naar de mestvaalt van de geschiedenis zijn verwezen. Gelovig katholiek als hij is, vestigt hij zijn voorzichtige hoop op 'het joods-christelijke theïsme en zijn centrale belofte van een goddelijke bevestiging van het menselijke, vollediger dan mensen ooit zonder hulp kunnen bereiken'. God is dus niet dood, volgens Taylor; hij ligt slechts in coma en moet nodig gereanimeerd worden.

Bronnen van het zelf - De ontstaansgeschiedenis van de moderne identiteit, Charles Taylor. Vertaald uit het Engels door Marjolijn Stoltenkamp Lemniscaat; 775 pagina's; €59,95 ISBN 978 90 5637 851 6
.

Naar Filosofie home , Algemeen overzicht  , of site home .
 

[an error occurred while processing this directive]