Bronnen bij Psychologische krachten: karakter

Het allereerste kenmerk voor een trek om in aanmerking te komen voor indeling onder het hoofd "karakter" is bestendigheid (de Volkskrant, 12-05-2011, van verslaggeefster Sarah Venema):
  Interview | Jan Romme, directeur van het Nationale Ouderenfonds

Hoe pak je 'n oude pestkop aan?

Sinds woensdag is er een protocol om het pesten door ouderen aan te pakken. En dat is nodig ook.

Verzorgingshuizen hebben sinds woensdag een wapen in handen om het pestgedrag van hun bewoners gaan aanpakken: het pestprotocol: zeven praktische adviezen en een aantal posters moeten het pesten van ouderen tegengaan.

Dit is het eerste protocol voor ouderen, maar er bestonden al protocollen voor bijvoorbeeld pestende scholieren. Moeten pestende ouderen anders worden aangepakt?
    Jan Romme, directeur van het Nationaal Ouderenfonds: 'In essentie is het pesten door ouderen hetzelfde. Uit onderzoek blijkt dat de onverbeterlijke pesters op school ook de pesters van de woon-zorgcomplexen zijn. ...

Bestendig genoeg, dus.

"Karakter" associeert men in het algemeen met emotionele zaken, dat wil zeggen de balans tussen de emotionele organen. Maar het kan ook van toepassing zijn voor het rationele deel van het brein (de Volkskrant, 30-08-2008, door Mark Mieras):
  Elk brein heeft eigen stijl en route

Tijdens ons leven denken we een hele bibliotheek vol. Elk brein doet dat op zijn eigen manier. Toch zijn denkstijlen wel degelijk aangeleerd en zijn er duidelijke culturele verschillen
.

...   ‘Denk eens creatief!’ ‘Wees eens spontaan!’ Aan dergelijke opmerkingen heb je niets. Waar moet je beginnen? Toch zijn denkstijlen wel degelijk aangeleerd. Er zijn duidelijke culturele verschillen. Amerikanen gebruiken hun hersens anders dan Chinezen. Dat ontdekte hersenonderzoeker John Gabrieli eerder dit jaar. Hij is hoogleraar aan het Institute of Brain Research van het Amerikaanse MIT. Hij vergeleek de hersenactiviteit van tien Amerikanen en tien Oost-Aziaten, terwijl ze identiek denkwerk deden. Ze vergeleken absolute maten en verhoudingen van lijnen en kaders.
    De twee groepen vertoonden daarbij opvallende verschillen in hersenactiviteit. De Amerikanen hadden weinig aandacht nodig om absolute maten te beoordelen en veel om de verhoudingen te beoordelen. Bij de Aziaten was dat net andersom. Kennelijk hebben westerlingen en Aziaten verschillende ‘breinstijlen’: de natuurlijke route van hun gedachten verschilt. En hoe extremer die route is, hoe Aziatischer of meer westers de proefpersoon ook in andere opzichten denkt. Gabrieli legde zijn proefpersonen onder andere de typisch oosterse overtuiging voor dat je verantwoordelijk bent voor de mislukking van een familielid.
    Ook biologische verschillen bepalen hoe we denken. Het ene brein is het andere niet. Nadenken doen sommigen uitsluitend met de linker hersenhelft. Bij anderen zie je ook rechts activiteit. Onderzoekers van de Western University ontdekten dit jaar een duidelijk verband met de dikte van de hersenbalk. Deze verbinding tussen de hersenhelften is bij de eenzijdige denkers 10 procent dunner. Hun rechter hersenhelft is daardoor minder gemakkelijk bereikbaar.
    De rechter hersenhelft heeft een goed gevoel voor patronen, beelden, sferen en verhoudingen en voedt de linker hersenhelft met ‘goede ingevingen’. Excellente wiskundigen maken vaak willekeurig gebruik van de rechter hersenhelft. Ze sturen de opgave naar de overzijde en wachten het antwoord af. Ook bij andere creatieve geesten kun je een opvallende activiteit in de rechter hersenhelft meten. Het viel de Amerikanen die het vorig jaar onderzochten op, dat dit patroon bleef bestaan als de proefpersonen niet dachten maar voor zichzelf uit droomden. Creativiteit is dus geen kunstje maar een aard.
    Toch kun je anders leren denken. Wie zijn hersenen langdurig traint in een andere denkstijl kan die routes verbreden en de dikte van zijn hersenbalk veranderen. Dat vraagt wel volharding. Sommige denkpatronen zijn sneller te veranderen. Zo gebruiken creatieve mensen hun aandacht anders. Die houden ze off-focus, waardoor ze openstaan voor associaties. Met ontspanningsoefeningen is dat vrij snel te leren.

Tussenstukken:
Beperkt werkgeheugen doet dogmatisch denken
Mensen die dogmatisch denken, hebben vaak een beperkt werkgeheugen. Dat ontdekte de Ierse onderzoeker Alan Brown eerder dit jaar. Hij liet ruim tweehonderd studenten testjes doen en vragenlijsten invullen en stuitte daarna op deze overeenkomst. Er was geen verband met sekse of leeftijd. Het werkgeheugen speelt een belangrijke rol bij de verwerking van informatie. Wil je je een nieuw idee eigen maken, dan moet je de onderdelen stuk voor stuk kunnen bekijken en vervolgens tot een samenhangend oordeel komen. Schiet het werkgeheugen tekort dan is dat lastiger. Volgens Brown is het logisch dat je hierdoor dogmatisch wordt. Eerder bleek al eens uit Amerikaans onderzoek dat degenen die conservatief denken, een gebrekkige activiteit hebben in het centrum voor conflictdetectie. Daardoor kunnen ze minder goed omgaan met onverwachte veranderingen. Op hogere leeftijd gaat dit centrum minder goed functioneren. Daarom gaan personen in de loop van hun leven ook vaak rechtser denken.

Jongens denken in beeld en geluid, meisjes in woorden

Meisjes denken in woorden en jongens doen dat in beelden en geluiden. Dit onderscheid kwam eerder dit jaar aan het licht tijdens een Amerikaans onderzoek.
    Als je een jongen iets mondeling vertelt en dit later schriftelijk overhoort, kan hij in de problemen komen. Zijn kennis is immers opgeslagen in de vorm van geluiden.
    Meisjes hebben er minder moeite mee om deze brug te slaan. Zij vertalen de informatie in een abstracte talige vorm, waaruit ze schrijvend en sprekend kunnen putten. Waarschijnlijk maken jongens die overstap op latere leeftijd. Maar vrouwen houden toch een voorsprong. Ook op volwassen leeftijd speelt talige informatie bij vrouwen een belangrijker rol dan bij mannen.
    Onderzoekers uit Boston noteerden onlangs een groot aantal herinneringen van tientallen vrouwen en mannen en ontdekten dat de herinneringen van vrouwen veel meer taal bevatten. Veel vaker dan mannen, herinneren vrouwen zich letterlijk wat de buurman zei.

Introvert: diepe denker - extravert: vrolijke kijker

Of je introvert bent of extravert, het heeft vooral te maken met de activiteit van de amandelkern - midden in de hersenen. Deze kern is onder andere belangrijk als beoordelingscentrum van de emotionele lading van gezichten, om te kunnen vaststellen of iemand knorrig kijkt of licht geïnteresseerd. Maar door een verschil in gevoeligheid reageert de kern niet bij iedereen hetzelfde.
    Extraverte mensen zien veel geïnteresseerde en waarderende gezichten. Van kindsbeen zijn zij graag in gezelschap waar ze meestal de spilfunctie opeisen.
    Verlegen, introverte mensen zien eerder een knorrig of een boos gezicht. Die emotie kleurt hun sociale contacten.
    Introverte mensen zijn altijd op hun hoede. Ze wegen hun woorden af en voelen zich het meest op hun gemak wanneer ze op zichzelf zijn. Dit verschil in emotionele lading beïnvloedt ook de denkprocessen. Introverte mensen tonen in de hersenscanner meer activiteit in de centra die worden geassocieerd met gedachten en met controle van emoties.

De meeste van dit soort kenmerken kan in sterk verschillende mate voorkomen, wat bij een relatief klein aantal kenmerken, zeg vijf, al tot een schier oneindige variatie leidt. Dit is de manier waarop de natuur in het algemeen variatie kweekt, uitgaande van fundamentele en simpelere processen. Maar er zijn ook kenmerken waarvoor dit minder geldt: het verschil jongen-meisje bijvoorbeeld is vrij sterk afgebakend.

Tot de meest fundamentele karaktertrekken behoort deze (de Volkskrant, 21-02-2013, van verslaggeefster Malou van Hintum):
  'Strevers' hebben het minder zwaar dan 'vermijders'

Mensen die graag fouten vermijden, kost het meer inspanning om creatieve oplossingen te bedenken dan mensen die gericht zijn op succes.
    Toch heeft een organisatie zowel 'vermijders' als 'strevers' nodig, zegt organisatiepsycholoog Marieke Roskes. Zij is woensdag aan de Universiteit van Amsterdam gepromoveerd op de denkstijlen van 'foutenvermijders' en 'successtrevers'. ...
    Mensen die zijn gericht op het vermijden van fouten denken systematisch; mensen die streven naar succes denken juist associatief en flexibel. Omdat het systematische denken van 'foutvermijders' inspannend is, zijn 'successtrevers' beter in staat onder druk te werken.    ...

Dat dit verschil fundamenteel is, volgt uit verschillende aspecten ervan. Ten eerste gaat dit terug op, of "is" zelfs, de keuze tussen vechten of vluchten. En die keuze wordt gemaakt in het reflexensysteem  , het basale brein, de hersenstam.
    Ten tweede, het eerste ondersteunende, is al een behoorlijk aantal jaren terug bekend geworden uit onderzoek, destijds als zeer verrassend gepresenteerd, dat de populatie van vele zangvogels uit twee karakterologisch onderscheiden groepen bestaat: de brutalen en de schuwen. De brutalen  zijn in het voordeel in schaarste: zij krijgen tenminste nog wat binnen, de schuwen zijn in het voordeel in tijdens van grote prooidruk: zij blijven tenminste leven. De natuur heeft deze tweedeling geprefereerd, omdat ze meer kansen op overleving biedt voor de soort als geheel onder wat sterker variabele omstandigheden. De brutale soort floreert bij de terrasjes en eet kruimels uit je vingers, de schuwe soort floreert in de moderne binnenstad waar de kat heerst.
    En dit wordt verder ondersteund door het feit dat vogels met mensen het basale brein, het reptielenbrein, gemeen hebben (vogels zijn afstammelingen van reptielen, vrijwel zeker de dinosaurussen).
    De onderzoekers bij mensen denken met nieuwe conclusies te komen:
  Toch is niet gezegd dat organisaties altijd beter af zijn met mensen die naar succes streven, zegt Roskes. Brainstormen is bij uitstek iets voor strevers; ideeën toepassen en daarbij alle mogelijke obstakels inventariseren, meer iets voor vermijders.

De vergelijking met het onderzoek bij vogels laat zien dat dit open deuren zijn, met de schijn van nieuwigheid ontstaan door de nog steeds te grote scheiding gemaakt tussen mens en dier, en de miskenning van het fundamentele karakter van karakter bij mensen.

Een voorbeeld van het soort karaktertrekken dat al eerder is ontdekt bij vogels (de Volkskrant, 29-08-2013, van verslaggeefster Virgina Groenendijk):
  Niet elke koolmees heeft even reislustige genen

Waar sommige koolmezen kilometers van hun ouderlijk nest vliegen om een broedplek te vinden, strijken andere al tevreden neer na enkele tientallen meters. Dit verschil in reislust lijkt genetisch bepaald, blijkt uit in Nature communications gepubliceerd onderzoek. Ook voor de gretigheid waarmee de vogels een nieuwe omgeving onderzoeken, is erfelijkheid een factor. .
    Door beter begrip van de factoren die het gedrag van vogels beïnvloeden, kan in de toekomst wellicht ingegrepen worden als binnen een populatie inteelt, versnippering of isolatie dreigen, zegt evolutionair ecoloog Peter Korsten, eerste auteur van het artikel. Korsten, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, deed zijn onderzoek samen met drie Vlaamse collega's aan de Universiteit van Antwerpen.
    De wetenschappers onderzochten de afstand tussen het geboortekastje en de broedkast waar de vogel zich als volwassene zelf in voortplant. Deze cijfers vergeleken ze met de afgelegde afstanden van de familieleden van de vogel. Ze onderzochten ook de genetische achtergrond van het gedrag dat de vogels vertonen wanneer zij in een nieuwe ruimte worden geplaatst, ook wel exploratiegedrag genoemd. Het bleek dat zowel de reisafstand als het exploratiegedrag van de vogels te herleiden is naar een gemeenschappelijke genetische achtergrond.
    Dit toont volgens Korsten aan dat koolmezen een echte 'persoonlijkheid' hebben - een idee waar de laatste tien jaar veel meer wetenschappelijke aandacht voor is. En dat is weer interessant voor het voorspellen van het evolutionair proces: een verandering in bijvoorbeeld het reisgedrag kan dus samengaan met een verandering in het exploratiegedrag.
    De wetenschappers berekenden dat 15 procent van de verschillen tussen de vogels in reisafstand te herleiden is tot genetische factoren. Voor exploratiegedrag is dit 30 procent. Dat zijn behoorlijk hoge cijfers als je nagaat hoeveel omgevingsfactoren invloed hebben op het gedrag van vogels, zegt de postdoconderzoeker.    ...

Al eerder zijn soortgelijke verschillen in gedrag aangetoond aangaande de neiging tot het aangaan van gevaar bij het zoeken naar voedsel. En ongetwijfeld zal er, bij verder zoeken, op de terreinen van gemeenschappelijk gedrag evenveel karakter worden gevonden bij dieren als bij mensen.


Naar Psychologische krachten  , of site home  .

4 okt.2008