Bronnen bij Rijnlandmodel en communisme: culturele verval

 
Bij de overgang van communisme naar kapitalisme wordt ruime publiciteit gegeven aan de punten van vooruitgang, al dan niet reëel. Dat er ook punten van achteruitgang zijn, wordt nauwelijks of niet belicht. Hier is zo'n punt dat heel af en toe wel eens aan bod komt: het culturele verval:


Uit: De Volkskrant, 05-03-2005, artikel van Olaf Tempelman, politicoloog en correspondent in Boekarest.

Wij, de consumenten

Tussentitels: Enthousiasme voor de democratie na wending van 1989 maakt plaats voor Playboy
                   'Voor mijn generatie compenseert weelde het verlies van de politieke strijd'

Niets is meer hetzelfde in de boekenstalletjes van Boekarest. In 1990, Roemenië was net een vrij land geworden, lagen ze vol met memoires van overlevenden van communistische strafkampen. Tegenwoordig grossieren ze in boeken niet tips van miljonairs hoe je rijk wordt, van diëtistes hoe je afvalt en van fitness-trainers hoe je biceps kweekt.
    In 1990 stonden er op donderdag voor de stalletjes altijd rijen. Dat was de dag dat 22 uitkwam. 22 was een idealistisch, zeer politiek geëngageerd blad dat op kringlooppapier werd gedrukt en dat de zware historische thema's niet schuwde. Op bankjes in parken, bij bushaltes en op treinstations, overal zag je mensen die in 22 verzonken waren. Tegenwoordig heeft 22 een oplage van tuinder dan duizend. De Roemeense Playboy heeft een oplage van meer dan honderdduizend. Vrijheid brengt commercie: commercie brengt verstrooiing en afstomping.  ...
    De val van het communisme was bij uitstek een moment van politieke emancipatie. ...
    In de jaren 1989-1990 leek de toekomst aan dissidenten en burgerrechten-comités. De Engelse term voor maatschappij van mondige, politiek geëmancipeerde burgers, civil society, werd in bijna alle Oost-Europese talen overgenomen. Ik denk dat het in het begin van de jaren negentig in de regio een van de meest gebruikte woorden was. Tegenwoordig hoor je de term stukken minder. Dat komt omdat de civil society niet de grote winnaar blijkt van het jaar 1989.
    Ik zal dit proberen aan te tonen aan de hand van Roemenië, waar ik de jaren na 1989 zelf meemaakte, in de overtuiging dat het hier een ontwikkeling betreft die zich ook in veel andere Oost-Europese landen voordoet - hoogstens met wat minder dramatische gevolgen.   ...
    Bijna iedereen in de Roemeense hoofdstad was begin jaren negentig verslaafd aan de nieuwe vrije pers, die zeer politiek getoonzet was en uitgebreid aandacht besteedde aan het communistische verleden. In de eerste jaren na 1989 stonden vroegere politieke gevangenen in het centrum van de belangstelling. De bekendste in Roemenië was Corneliu Coposu, die tussen 1947 en 1964 zwaar was gemarteld. Boeken waarin journalisten zijn relaas hadden opgetekend, gingen in 1990, 1991 en 1992 in tienduizenden exemplaren over de toonbank. Als je vandaag aan 25-minners bij McDonald's of op een door MTV-Roemenië georganiseerd concert zou vragen wie of wat Corneliu Coposu was, denk ik dat de meerderheid in gebreke blijft.   ...
    Toen na 1992 het maatschappelijk engagement begon te tanen, ondanks het feit dat dossiers gesloten bleven en een nomenklatoeristische elite deed waar zij zin in had, werd in Roemenië vaak gespeculeerd dat oud-communisten een plan hadden om de politieke bewustwording van mensen te ondermijnen en te voorkomen dat het land ooit westers zou worden.
    Niemand dacht in die tijd dat mensen bezig waren politiek af te stompen doordat de samenleving in zo'n snel tempo bezig was 'westers' te worden. Dat 1989 niet alleen het jaar was geweest van de mondig geworden burgers. Dat er toen behalve een democratie en burgerrechten nog andere dingen waren binnengehaald en dat dit totaalpakket wellicht ook zaken bevatte die de ontwikkeling van een civil society geen goed deden.
    In de vroege jaren negentig kon je in een blad als 22 wekelijks lezen dat oude functionarissen uit liet communistische apparaat de ontwikkeling van een vrije markt trachtten te frustreren. Niets was, achteraf gezien, minder waar. Wat deze mensen met succes probeerden tegen te houden, was de aanname van wetgeving die tot een transparante, aan regels gebonden vrije markt had kunnen leiden.
    Het is een understatement te stellen dat het aantal ideologisch gelovigen binnen de communistische apparaten in Oost-Europa gering was. De financieel-economische echelons van het apparaat, het departement van buitenlandse handel, de lokale overheden - het waren allemaal segmenten die medio jaren tachtig vol zaten met opportunisten, wanna-be-kapitalisten, die droomden van de dag dat ze hun staatspand konden inruilen voor een villa en hun Lada voor een Mercedes.
    Bevrijd van het ideologische juk, begon in 1990 in veel landen binnen de overheid een plunder- en annexatieproces dat tot rijkdom van een kleine groep leidde. Het particulier initiatief waarin voormalige functionarissen zich niet behulp van staatsreserves bekwaam den, droeg bij aan een situatie waarin sociale voorzieningen binnen de kortste keren alleen nog bestonden op papier. In 1990 verdwenen naast de repressie van de overheid ook veel andere taken waarvoor deze verantwoordelijk was geweest. Een staat die bijna een halve eeuw had gepretendeerd haar onderdanen tegen het kapitalisme te beschermen, stelde hen nu bloot aan een kapitalisme dat, in tegenstelling tot het West-Europese, wetteloos was en nagenoeg zonder sociale voorzieningen.
    Je zou kunnen betogen dat een dergelijk klimaat van groeiende sociale ongelijkheid juist bevorderlijk had moeten zijn voor politiek engagement. Dat het anders liep, kwam in de eerste plaats doordat nogal wat mensen in zo'n armoedeval belandden dat zij al snel louter van dag tot dag overleefden. Een tweede, belangrijkere oorzaak was dat het particulier initiatief van de apparatsjiks niet alleen kwam. Tegelijk deed het kapitalisme voor de rest van de bevolking zijn intrede.
    Begin jaren negentig schoten overal in Roemenië nieuwe winkelcentra, bedrijfscomplexen, restaurants en uitgaansgelegenheden als paddestoelen uit de grond. Een schier eindeloze reeks winkels vulde zich met westerse consumptiegoederen die voorheen niet verkrijgbaar waren. Borden met communistische slogans maakten plaats voor reclames. Mensen begonnen te consumeren, en waren daar al snel zo druk mee dat maatschappelijke thema's er ineens minder toe deden.
    De vrije markt was in 1990 op oneerlijke wijze van start gegaan. Het duurde evenwel niet lang voordat de politiek bewuste jongeren ontdekten dat de markt hun wel degelijk wat te bieden had.
    Catalin was slechts een van de representanten van de protestgeneratie van 1989 die uiteindelijk veel oreer profiteerde van het nieuwe kapitalisme dan van de democratie. In 1998 trad hij in dienst van een reclamebureau: 'Voor mijn generatie is een goed salaris een compensatie voor een verloren politieke strijd.'
    In Boekarest kon je binnen de kortste keren tien commerciële televisiekanalen krijgen. In het kielzog hiervan kwam een op uiterlijk gerichte, uit het Westen afkomstige materiële verstrooiings- en amusementscultuur binnen die al snel ging overheersen. De nieuwe commerciële kanalen zonden geen documentaires uit over het communistische verleden, maar soaps, quizzen, knokfilms en programma's over biceps- en borstvergrotingen, onderbroken door lange reclameblokken. In het Westen kun je zulke programma's afwijzen op grond van hun oppervlakkigheid of smakeloosheid. In Roemenië en andere Oost-Europese landen dragen ze bij aan het ondermijnen van een politieke bewustwording.
    Oost-Europa nam in de jaren veertig door Sovjet-tanks gedwongen afscheid van de democratie en de vrije markt. Toen Moskou bijna een halve eeuw later de loop van het geweer wegdraaide, was de inhoud van deze begrippen ingrijpend gewijzigd.
    Het Europa, waar de Oost-Europese landen tussen de wereldoorlogen deel van hadden uitgemaakt, was in hoge mate een politiek Europa geweest, waarin het kapitalisme in een crisissituatie verkeerde. ...  Ideologische gedrevenheid en politieke hoogspanning mondden uit in de Tweede Wereldoorlog. ... De architecten van het nieuwe Europa stond voor ogen ditmaal van het kapitalisme wel een succes te maken en daar middels het instellen van sociale voorzieningen grote groepen van te laten profiteren. Alles diende gedaan te worden om te zorgen dat mensen niet net als in het interbellum door politieke ideologieën in verleiding konden worden gebracht.
    Deze strategie bleek in hoge mate succesvol. Medio jaren zestig begon het welvaartsniveau op de meeste plaatsen explosief te stijgen en gaf de bevolking zich over aan een nieuwe, deels uit de Verenigde Staten overgenomen consumptiecultuur waarmee de politieke gepreoccupeerdheid van de massa's verdween. Veel mensen raakten zo verknocht aan allerhande nieuwe verworvenheden dat ze er niet meer aan dachten die voor een politiek ideaal op het spel te zetten. Welvaart en een consumptie-cultuur waren cruciaal voor de definitieve acceptatie van de democratie in West-Europa, stelt Mazower.
    Deze redenering volgend, zou je kunnen stellen dat de Oost-Europeanen na 1989 weinig anders deden dan zich aanpassen aan de cultuur van de westerse helft. Het cruciale verschil is dat de depolitisering in Oost-Europa vergezeld gaat van een afkeer van de politiek en een wantrouwen tegen de overheid.
    West-Europa had in de jaren zestig, zeventig en tachtig in verschillende stadia te maken gekregen met een consumptiecultuur die geleidelijk geraffineerder, dominanter en agressiever was geworden. De vrije markt was daar vanaf het begin aan wetten gebonden geweest. Vanaf de jaren zestig bestonden er op de meeste plekken goede sociale voorzieningen. Grote debatten over het verleden verdwenen niet door de intrede van de commerciële cultuur naar de achtergrond.
    Oost-Europa werd begin jaren negentig overspoeld door een consumptiecultuur die in het West-Europa ettelijke decennia had kunnen rijpen - zonder dat de markt in Oost-Europa op dat moment aan regels was gebonden, zonder dat er goede sociale voorzieningen waren om mensen tegen de markt te beschermen en zonder dal het gebied de gelegenheid had gekregen met een totalitair verleden in het reine te komen.
    Het gevolg is een klimaat waarin politiek en overheid in een extreem negatief daglicht staan en mensen zich daar meer en meer van distantiëren. Bij achtereenvolgende verkiezingen stemden steeds minder mensen - opkomstpercentages daalden in sommige landen in tien jaar tijd met twintig tot dertig procent. Stemgerechtigden die wel kwamen opdagen, stuurden de zittende regeringen steevast weg. Vrijwel alle landen waar het communisme in 1989 verdween, zijn thans 'penduledemocratieën'. Regeringen zijn zo impopulair dat de partijen die er zitting in hebben automatisch de eerstvolgende verkiezingen verliezen. Een volgende regering overkomt hetzelfde.
    Politici deugen niet: de overheid schiet tekort op alle fronten; strijden voor een betere maatschappij is zinloos, daarom kun je maar het beste proberen van je eigen leven materieel iets leuks te maken. Dat is de overheersende mentaliteit.   ...


Red.:   Je kan dit proces natuurlijk ook heel anders samenvatten: het communisme hield het egoïsme van de Roemeense bevolking in toom, en toen het communisme vervangen werd door de kapitalisme, barste de bom. verklaring van Olaf Tempeman waarom het bij on niet zo erg is: wij hebben al honderden jaren met enig succes gevochten tegen de uitwassen van het kapitalisme. Goede anti-reclame voor het kapitalisme, maar dat zal wel niet de opzet van het artikel zijn geweest.


Naar Rijnlandmodel en communisme , Rijnlandmodel, lijst , Rijnlandmodel, overzicht , of site home .