Denkfouten
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat (inter-)menselijke problemen vallen in drie
hoofdcategorieën: biochemie, slechtheid, en denkfouten, waarvan de eerste twee
vallen onder afwijkingen die professionele behandeling en/of institutionalisering vereisen (inrichting resp.
gevangenis)- het derde is dus het
hoofdprobleem van de gewone maatschappij.
De twee hoofdcategorieën van denkfouten zijn logische fouten (te herleiden tot een
tegenspraak), en semantische fouten, te herleiden tot een foute relatie tussen
woord en werkelijkheid
- de laatste zijn het meest voorkomend. Er is een grote variatie in aard en
ernst van denkfouten, reikende van een simpel misverstand over de betekenis van
een woord, via allerlei foute ideologieën, tot gevallen die grenzen aan psychiatrische afwijkingen. Dat
psychiatrische en psychologische afwijkingen als depressie ook onder de
denkfouten vallen, blijkt uit het feit dat deze verschijnselen ook met
denkmethodes behandeld kunnen worden - bekend zijn cognitieve therapie en rationeel-emotieve therapie - en dat die methodes vaak zelfs het meest effectief
zijn, met name voor de lichtere gevallen. Cognitieve therapie beschouwt de
problemen die zij behandelt ook als denkfouten
. De
Algemene semantiek
beschouwt dit als een specifiek voorbeeld van de meer
algemene stelling dat de problemen van de mensheid veroorzaakt zijn door
denkfouten, met name veroorzaakt door fouten in de relatie tussen woord en
werkelijkheid
.
Onderstaand worden een aantal van de bekendere denkfouten
behandeld, met nadruk op de semantische variant. De alternatieven, de goede
denkmethodes, zijn verzameld elders
.
Anekdotisch bewijs:
Een simpele en veelgebruikte drogreden. Een enkel geval of een speciaal geval
wordt aangevoerd om een algemene regel te formuleren of als bewijs van iets te
zien. Een voorbeeld: "De hele familie van Jan heeft voor hem gebeden toen hij
kanker kreeg, en hij is wonderbaarlijk genezen. Dat bewijst dat God bestaat."
Ook het omgekeerde komt voor, waarin een enkel of speciaal
geval gebruikt wordt om een bestaande regel of een bestaande groepsaanduiding
onderuit te halen: "Riku Kobayashi is langer dan Jan Klaassen,
dus de regel dat Nederlanders langer zijn dan Japanners is onjuist."
. Deze
versie wordt zeer veel gebruikt door alle tegenstanders van
groepsaanduidingen en regels,
waaronder merkwaardig veel sociologen
.
Autoriteitsargument (Ad verecundiam):
Een zeer veel voorkomende denkfout, van de normaliter afgekorte vorm:
"Professor Weetal heeft gezegd ...", wat een afkorting is van:
"Professor Weetal heeft gezegd zegt dat de maan van groene kaas is."
"Professor Weetal heeft altijd gelijk."
Ergo: "De maan is van groene kaas."
Theoretisch gezien hoeft dit geen denkfout te zijn, omdat het zo zou kunnen zijn
dat Professor Weetal de toestand van de maan inderdaad onderzocht
heeft, en hij dus een goede reden heeft om zijn uitspraak te doen. In de
praktijk zal deze situatie zich zo zelden voordoen, dat men hem op voorhand kan
afwijzen - ten eerste zou als dat onderzoek gedaan is, ieder verstandig persoon
verwijzen naar dat onderzoek en niet naar professor Weetal, en ten tweede wordt
de "Professor Weetal"-redenatie vrijwel uitsluitend toegepast op die terreinen
waar er nauwelijks tot niet sprake is van onderzoek van de werkelijkheid, zoals
filosofie, sociologie, en politiek.
Een voorbeeld uit het geheugen van de IRP-hoofdredactie is
een test die ooit eens gedaan is (door een Amsterdamse universiteit?) waarbij
toenmalig VVD-voorman Hans Wiegel en PvdA-voorman Joop den Uyl een speech
hielden voor studenten met PvdA en VVD sympathieën, waarbij Wiegel linkse
standpunten verkondigde en Den Uyl rechtse, waarna de studenten ondervraagd werden over hun waardering van de speeches.
Uit het resultaat bleek dat de
studenten in overweldigende mate de persoon volgde, de autoriteit, in plaats van
de inhoud.
Badwater:
Volledig: het kind met het badwater weggooien.
Bijvoorbeeld (zie Marcel van Dam
): "In Westerse democratieën wordt er gedood,
want sommigen kennen de doodstraf, dus de Westerse cultuur is niet beter dan
alle andere culturen." Dit zegt in feite: de Westerse heeft ook fouten, dus kan
ze nooit beter zijn dan de andere culturen (de weerlegging is uiterst simpel: de
redenatie betekent dat de cultuur van Saddam Hoessein en Hitler gelijk staat aan
de Westerse verlichte cultuur).
"Badwater" is dus een vorm van anekdotisch bewijs
, en lijkt ook sterk op zwart-wit denken
,
en principieel denken
, en komt meestal voor in combinatie met denkfouten als cynisme
en
wensdenken
. Voor een voorbeeld op het psychologische vlak, zie hier
, en op
het sociologische vlak, zie hier
.
Betekenisbotsing:
"Ik pas in mijn jas, mijn jas past in mijn tas, dus ik pas in mijn tas" (ontleend aan Marcel van Dam
).
Wat hier gebeurt is dat twee handelingen met dezelfde naam "passen", maar
met verschillende betekenissen, door elkaar worden gebruikt: het eerste "passen"
("De jas kan mijn lichaam geheel omhullen") is niet hetzelfde als het tweede
"passen" ("De jas kan zodanig gevouwen worden dat de tas hem kan bevatten"). Het resultaat in het voorbeeld is een absurdisme. In de praktijk
wordt deze fout begaan in bijna iedere discussie, met vaak even absurde
gevolgen.
Dit is een voorbeeld van twee belangrijke semantische feiten:
een woord kan meerdere betekenissen hebben, en hetzelfde ding kan aangeduid
worden door meerdere woorden. Als je de verzameling van materiële en ideële
zaken en begrippen neemt aan de ene kant, en de verzameling van woorden aan de
andere, kan je je voorstellen dat er een één-op-één relatie is tussen alle
woorden en dingen, zie de illustratie - gevallen van betekenisoverlap kan je nu,
om voor de hand liggende redenen, een "botsing" noemen.
Zonder die botsingen was de taal altijd eenduidig. Dat dit
niet zo is betekent vermoedelijk dat het samengaan van betekenissen een
belangrijke waarde heeft. Een voorbeeld daarvan is wat in de Algemene
semantiek
"multi-ordinale" woorden heten: woorden die hun betekenis ontlenen aan
hun context, met als belangrijkste voorbeeld het werkwoord "zijn"
. "Passen" is
dus een andere voorbeeld van dit geval. Deze vorm van betekenisbotsing kan
je dus ook "categorieverwarring" noemen.
Cirkelredenering (Petitio principii):
Talloze malen geparodieerd door aforismen-schrijver Ambroce Bierce van The
Devils Dictionary:
Magnet, n. Something acted upon by magnetism.
Magnetism, n. Something acting upon a magnet.
Vrijwel altijd betekenend dat men de verklaring niet weet.
Dit lijkt alleen maar grappig, maar het probleem zit erin dat
men dit soort cirkelredenaties accepteert, in plaats van gewoon toe te geven dat
men iets niet weet. Dat betekent namelijk dat het niet-weten, het probleem, niet
opgelost wordt, en heel vaak draagt het bij aan de verharding van de geest
.
Correlatie en causaliteit (ook: Post hoc ergo propter hoc):
De verwarring tussen correlatie en causaliteit, tussen samengaan en oorzaak:
"Als de zon opgaat, gaan de bloemetjes open. Als de zon op gaat, wordt het ook
licht. Dus de bloemetjes maken het licht." In de vorm "Post hoc ergo
propter hoc": omdat het één na het ander komt, is het één de oorzaak van het
ander. In die laatste vorm bijna meer een automatisme dan een denkfout - en iets
dat onontbeerlijk is voor ons denken: het feit dat het vallen van de appel komt
na het loslaten ervan, en dus een gevolg ervan, is een essentieel basispunt om
verder te kunnen denken. Natuurlijk wordt het waarschijnlijk als de twee vaker
na elkaar voorkomen. Hoogstwaarschijnlijk maakt de intuïtie druk gebruik van dit
proces
.
Cynisme:
Cynisme is een denkfout op het niveau van levenshouding, die in een aantal
opzichten overeen lijkt te
komen met de werkelijkheid. Zodra de werkelijkheid niet overeenkomt met de goede
wensen van de mensen, kan de cynicus beweren
dat hij het al voorspeld had. De denkfout is dat de term "voorspellen" in dit
verband onjuist is, omdat de leden van de groep van cynici meestal dezelfde zijn
als de mensen die de goede
wensen van anderen in de war sturen. Dat het niet noodzakelijkerwijs dezelfde
cynici zijn als de cynici die de voorspellingen doen, doet niet ter zake, soms doet de
een het foute en wijst de ander op zijn gelijk, en dan weer is het andersom. Een goed voorbeeld van
de houding van de cynicus, en haar gevolgen is Red-Eye/Roodoog uit de parabel
Red-Eye the Atavist
. Cynici maken
veelal deel uit van de groepen politici (vooral de
rechtse), machthebbers (alle), en intellectuelen
(links en rechts,
).
De groep der cynici is
gevaarlijk, met name de intellectuelen onder hen. De cynicus bestrijdt niet
alleen idealen, maar alle vormen van goed (willen) handelen, en schept daarmee
een moreel vacuüm waarin het slechte kan gedijen.
Eenzijdig denken:
Een redenatie met twee betrokken partijen en/of standpunten, waarbij de
argumenten alleen op een partij en/of standpunt wordt toegepast. Een vorm van
inconsistentie
. Voor
een voorbeeld, zie hier
.
Groepsdenken (Ad populum):
In algemene vorm is dit: "Het is waar, want iedereen zegt dat het waar is" -
waar voor iedereen allerlei groepen kunnen staan. Enkele voorbeelden: "Al
duizenden jaren geloven mensen in de bijbel en Jezus, wil je beweren dat al die
mensen gek zijn?" of: "Zo'n twee miljard mensen zijn christen, dat zegt toch wel
iets?"
Dit is de uitingsvorm van een het bekende psychologische
proces dat mensen sterk geneigd zijn hun mening te laten bepalen door een groep mensen in zijn omgeving, met voorbijgaan
van de feiten. De mens is zeer gevoelig voor groepsdenken. De test hiervan gaat
als volgt: aan een kamer met ca. veertig mensen wordt op de linkerkant van
een scherm een beeld van drie staafjes getoond, een kleinere, een middelste, en
een grotere. Aan de rechterkant staat een enkel staafje, en de vraag aan het
publiek is: welk van de staafjes aan de linkerkant is even groot als het rechter
staafje, zie hieronder:
|
Het is duidelijk, maar niet overduidelijk, dat dit de middelste is; duidelijk betekent hier dat vrijwel iedereen voor het middelste staafje stemt.
Nu wordt het publiek opdracht gegeven voor het linker, foute, staafje te
stemmen. In de kamer wordt de proefpersoon binnengelaten. Weer wordt de vraag
gesteld: Welk staafje is even groot als het rechter?, en iedereen in de kamer
stemt openlijk voor het foute. Wat doet onze proefpersoon? Het resultaat is dat
in circa tachtig procent van de gevallen de proefpersoon met de fout van de
menigte meestemt. Dat is groepsdenken.
Idealisme:
Het idee dat het mogelijk is een of ander ideaal te realiseren - vaak in
combinatie met de opvatting dat alles dat afwijkt van dat ideaal van mindere of
geen waarde is. Een bekende vorm van idealisme is utopisme: het idee dat er een
ideale samenleving bestaat.
De meest extreme vorm van idealisme is die van de Griekse
filosoof Plato,die stelde dat werkelijke wereld die van idealen is,en de wereld
die wij kennen daarvan slechts een flauwe afspiegeling is. Idealisme noemt men
daarom ook wel Platonisme.
De positieve kant van idealisme zit in de betekenis als:
"Streven naar iets beters dan er nu is" - het probleem zit in de verabsolutering
ervan.
Immoraliteit:
Een foute mentale houding lijkt in
eerste instantie een emotionele kwestie die zich onttrekt aan rationele
analyse, maar in de praktijk blijkt er een duidelijk verband tussen mentaliteit en rationele denkfouten te zijn: hoe fouter de mentaliteit, hoe
groter het aantal denkfouten. Een voorbeeld van een foute mentaliteit is de
vrijwel kritiekloze steun aan de allochtonen en hun cultuur, gepaard aan een
overdadige kritiek op de eigen, autochtone cultuur, zie bijvoorbeeld hier
.
Inconsistentie (Ad hoc):
Het doen van twee uitspraken die elkaar tegenspreken of anderszins niet
samengaan. "Jantje is genezen, dus zijn gebeden zijn verhoord" Tegenvraag:
"Waarom is Pietje wel aan kanker overleden?"Antwoord: "Gods wegen zijn
ondoorgrondelijk." Inconsistentie komt ook zeer vaak voor, en is voor de meeste
en alfa/gamma geesten nauwelijks een bezwaar.
Loze argumenten:
Daarvan zijn er vele, maar het gaat hier om de twee hoofdvarianten: de
argumenten die voor alle mensen of zaken gelden, en de argumenten die voor geen
enkel mens of zaak gelden. Een voorbeeld van de eerste variant is: "Misdadigers
zijn ook mensen van vlees en bloed, dus moeten we hun daden vergeven". Het
gaat hier om het eerste deel: misdadigers zijn van vlees en bloed. Het van-vlees-en-bloed zijn geldt voor ieder mens, dus kan je er geen enkele
onderscheidende conclusie uit trekken, dat wil zeggen: een conclusie die leidt tot handelen ten
opzichte van een deelgroep der mensen. Een ander bekend voorbeeld is: "Iedereen
is uniek, dus ...", waarop dan meestal conclusies volgen dat regels niet van
toepassing zijn.
Er zijn vele varianten van dit loze
argument, bijvoorbeeld: we moeten asielzoekers binnen laten omdat ze zielig zijn.
Deze vorm van zielig-zijn geldt voor honderden miljoenen mensen in de wereld, zo niet
miljarden. Het is dus niet voldoende onderscheidend om een beslissing te nemen
aangaande asielzoekers aan onze grens.
Naturalistische drogreden:
Het argumenten dat een bepaalde situatie gewenst of onontkoombaar is, "Omdat de
natuur nu eenmaal zo in elkaar zit". Voorbeeld: "Onbeperkt kapitalisme is goed,
want in de natuur geldt dat de sterkste overleeft." Als het aangehaalde
voorbeeld uit de vergelijking niet op zich al onjuist is (in dit geval: waar met
op doelt is "survival of the fittest", en dat betekent niet "overleven van de
sterkste", maar "overleven van de meest aangepaste"), is het vrijwel altijd
zodat men selectief uit de voorbeelden van de natuur winkelt - zo is er
inderdaad strijd tussen soorten, maar binnen soorten is de meest voorkomende
houding die van samenwerking
.
Niet-willen-weten:
Niet-willen-weten is in populaire termen bekender als "struisvogelpolitiek"; wij
gebruiken liever de letterlijke vorm, omdat het veel vaker voorkomt dan het
gebruik van de term struisvogel-politiek suggereert. Waarschijnlijk zijn mensen
oneindig meer onderhevig aan struisvogel-politiek dan de ergste struisvogel. De
allerergste mensensoort is die van de intellectuelen, zeker als men in rekening
neemt dat zij bij uitstek beter zouden moeten weten. In tegendeel: het grote
verschil tussen intellectuelen en lager opgeleiden is de diepgang,
ingewikkeldheid en gelaagdheid van de drogredenen waarmee ze hun kop in het zand
steken. Voor een aardige psychologische illustratie, zie hier
-
voor de gevaarlijke variant, zie hier
.
Nihilisme:
Filosofisch: de
stroming die alle vormen van overtuiging, meestal bedoeld als zijnde religies,
afwijst. Praktisch: de opvatting dat niets beter is dan het
andere, of alles even goed is, plechtig bekend als het verval
der waarden. Dit komt er dus op neer dat nergens een waardeoordeel
over uitgesproken kan worden. Veel gebruikt in de bespreking van culturen, en
dan bekend als het cultuurrelativisme. In het algemeen het instrument van
degenen die überhaupt problemen hebben met
het begrip waarde, de cynici
, en degenen die liever het slechte doen, en om dat
te verhullen het begrip goed en slecht niet-geldig verklaren.
Persoonlijke aanval (Ad hominem):
Niet zozeer een denkfout als wel een argumentatie- of retorische fout of
drogredenatie, en als zodanig vermoedelijk de meest gebruikte drogredenatie, in
zijn algemene vorm: "Wat je zegt is niet waar, want jij deugt niet." In plaats
van "jij deugt niet" ziet men heel vaak "jij bent een fascist", "jij bent een
racist", of "jij bent een antisemiet".
Principieel
denken:
Een principe aanroepen zonder te bekijken of het principe van
toepassing is. Toelichting: ieder principe heeft een aantal voorwaarden
waaronder het geldig is. Het principe dat iedereen hetzelfde onderwijs moet
krijgen heeft als randvoorwaarde dat iedereen hetzelfde is. Dat laatste is
duidelijk niet het geval, wat betreft zijn onderwijskundige aspecten, zoals geïllustreerd
wordt door de noodzaak van het hebben van een apart onderwijs voor zwakzinnigen.
Zie ook: Solidariteit
.
Reductio ad absurdum
Ook wel "bewijs uit het ongerijmde". In zijn oorspronkelijke vorm hoeft dit geen
denkfout te zijn, want die oorspronkelijke vorm komt uit de wiskunde - wat men
dan doet is een bepaalde aanname doorrekenen of doorredeneren, en laten zien dat
er dan iets onmogelijks uit komt. Dan stelt men dat de oorspronkelijke aanname
dus onjuist,en daarmee het omgekeerd van die aanname dus wel juist -
bijvoorbeeld: als je stelt dat er meer dan twee rechte lijnen door tweepunten
gaan, en laat zien dat er dan iets absurds uit komt, dan heb je bewezen dat er
maar één rechte lijn tussen twee punten gaat. Oftewel: je hebt aangenomen dat er
geen andere mogelijkheid is, of "uitgesloten derde".
In het dagelijkse leven is dit altijd een denkfout, omdat
uitgesloten derde daar altijd onjuist is: er is naast wit en zwart altijd een
oneindige mogelijkheid van tussenmogelijkheden van grijs - reductio ad absurdum
is in de niet-wiskundige gewone wereld een vorm van zwart-wit-denken.
Solipsisme:
De opvatting dat alles wat zich voordoet
als indrukken van buiten zich in feite alleen afspeelt binnen de eigen geest.
Deze vorm van hypersubjectiviteit is weerlegbaar, en wel op de volgende
manier: neem aan dat de man die dit beweert gelijk heeft. Dan is deze man
slechts een figuur in mijn verbeelding. En omdat ik geen zin heb om met dit deel
van mijn verbeelding verder te gaan, ga ik hem bij deze verwijderen, door hem
te doden. Dat kan voor hem echt geen probleem zijn,
want hij is toch maar verbeelding. Als ik dat doe met iedereen die in deze
theorie gelooft, is de theorie verdwenen uit mijn geest, en
daarmee weerlegd, volgens de eigen
opvattingen van het solipsisme.
Het opvallende is dat solipsisme in deze vorm een vrijwel
puur theoretische oefening is die voornamelijk onder filosofen voorkomt, echte
solipsisten handelen er vrijwel niet tot nooit naar. Degenen die wel naar deze
opvatting handelen, omschrijft men meestal als psychopaten, dat wil zeggen dat
men dit handelen beschouwt als een geestelijke afwijking. Als algemeen
verschijnsel is de
scheiding tussen theorie en handeling eigenlijk ook een psychische afwijking,
dat dus
op veel meer niveaus voorkomt dan bij filosofen, hoewel de laatsten er experts
in zijn.
Spookaanval (ook: stroman):
Een door het IRP bedacht alternatief voor het meer gebruikelijke stroman, de redenatie waarbij datgene wat men wil
aanvallen eerst een niet-bestaande eigenschap wordt toedicht, en dan die
eigenschap
onderuit haalt. De niet-bestaande eigenschap wordt meestal afgeleid met behulp van andere trucs of
denkfouten. Voorbeeld: "Jij bent tegen meer immigratie - dat betekent dat
je tegen immigratie bent - dat betekent dat je alle immigranten wilt verdrijven
- dat betekent dat jij een fascist bent" (met dank aan Mihai Ticu).
Een andere variant is de spookverdediging, met dezelfde methode,
maar dan wil de bedenker zijn eigen idee verdedigen. Voor een uitgebreid
voorbeeld, zie hier
.
Theoretisme:
Een specifieke stelling, een praktische situatie, of een enkel voorbeeld
veralgemeniseren tot de bijpassende categorie (of een nieuwe verzinnen), en in
erop de volgende redenaties alleen maar praten over die categorie of andere
categorieën, zonder ooit terug te gaan naar de oorspronkelijke stelling, een
praktische situatie, of andere voorbeelden.
Dit is een dusdanig veelvoorkomende denkfout dat van
een epidemie gesproken zou kunnen worden, ware het niet dat deze epidemie al
zolang duurt. In de medische sector spreekt men dan wel van een endemie, een
permanent geworden epidemie. Voor een voorbeeld met verstrekkende gevolgen, zie
hier
. De archetypische theoretisten zijn filosofen, die oprecht verbaasd en
verontwaardigd kunnen zijn als de werkelijkheid niet overeenkomt met hun theorieën
. Theoretisme gaat daarom natuurlijk vaak samen met andere denkfouten als
niet-willen-weten en wensdenken. In de Algemene semantiek is theoretisme
plastisch beschreven als chasing oneself in verbal circles en dead-level abstracting
.
Utopisme:
Het idee dat er een ideale samenleving bestaat - dus een vorm van zwart-wit
denken of theoretisme.
Er is ook een omgekeerd gebruik van utopisme, door mensen die
voorstellen tot verbetering van iets, meestal in de maatschappij, afdoen als
"utopisme" - dit is de veel ergere denkfout van cynisme
.
Vals dilemma:
Toepassing van zwart-wit denken
,
meestal gebruikt in de vorm: "Wie niet voor mij is, is tegen mij." In het groot
het laatste toegepast door George W. Bush na de aanslagen van 9/11: "Wie niet
voor ons is, is voor de terroristen". Ook veel gebruikt in de Koude Oorlog.
Wensdenken (Eng.:
wishful thinking):
Een redenatie aanpassen
aan wat men denkt dat de uitkomst zou moeten zijn, waarbij de uitkomst meestal
gebaseerd is op emoties of een of andere theorie of principe. De eerste vorm is populair bij
iedereen (bronnen
), de tweede vorm komt vooral voor bij linkse intellectuelen, met name
alfa's (zie Alfa's en bèta's
).
Zwart-wit denken:
Maakt een goede kans in de strijd om de toppositie in zowel frequentie als ernst
in denkfouten.
In algemene termen geformuleerd is dit
het idee dat tussen twee uitkomsten geen middenweg is, in de filosofie bekend
als het principe van de uitgesloten derde: als iets niet niet-zwart is, dan moet
het wel wit zijn, oftewel: er is geen derde mogelijkheid.
De meest gebruikte toepassing is op
de begrippen "waar" en "niet-waar": iets is "waar" of iets is "niet-waar" - algemeen wordt gedacht dat waar er vele gevallen zijn dat uitgesloten-derde
niet juist is, het wel van toepassing is op "waarheid".
Deze
opvatting is onjuist. De enige plek waar uitgesloten-derde correct is, is binnen
zogenaamde formele systemen: systemen van afspraken waarvan alle regels bekend
zijn, en consistent, dat wil zeggen dat de regels elkaar nergens tegenspreken.
Alle voorbeelden van dit soort geformaliseerde
systemen zijn wiskundige modellen, of kunnen tot wiskundige modellen herleid
worden. Het verschil tussen formele systemen en systemen van
regels uit het normale leven is dat de regels van formele systemen alleen op
elementen van het formele systeem kunnen slaan: je kan nieuwe regels afleiden,
maar daarin zitten alleen al eerder bekende regels. Zodra een formeel systeem
van toepassing wordt gemaakt op het dagelijkse leven, moet het regels met verwijzingen naar elementen uit het
dagelijkse leven bevatten, zoals in 'één
steentje plus één steentje is twee
steentjes'. "Steentje" is hierbij het element uit het dagelijkse leven. De
problemen ontstaan door de mogelijkheid van het invullen van andere elementen
uit het dagelijkse leven dan "steentje". Gebruik bijvoorbeeld "cel":
één cel plus één
cel is twee cellen kan als algemeen geldige uitspraak, als regel, gefalsificeerd
worden: er zijn omstandigheden dat het niet waar is: opeens zit je met drie
cellen, en even later vier , enzovoort. Er is bewezen dat zodra je tot formele
systemen elementen van buiten dat systeem toelaat, er tegenspraken ontstaan (dit
is de beroemde stelling van Gödel). De
conclusie is dus dat het absolute "waar" of "niet-waar" alleen van toepassing in de
wiskunde. Alle zaken uit het gewone leven bevinden zich op een glijdende schaal
van het ene uiterste naar het andere.
Het zwart-wit denken wordt meestal
gebruikt als bewuste of onbewuste manipulatie in een meningsverschil tussen
individuen of opvattingen. Het is meestal een teken dat de partij die het
gebruikt niet deugd, of ondeugdelijke standpunten heeft. De tegenhanger, het Nul-A-denken of Algemene Semantiek wordt kort beschreven hier
(Eng.), en uitgebreider
vanaf hier
. Het
zwart-wit denken heet in de Algemene semantiek de "two-valued orientation"
- meer over dit specifieke onderwerp hier
.
Zwarte zwanen (ook: Omkering van bewijslast):
In geobjectiveerde vorm heeft de
redenatie twee varianten: als niet bewezen kan worden dat iets niet bestaat,
bestaat het; en: als niet bewezen kan worden dat iets niet waar is, is het waar.
De eerste stelling is een heel oud discussiepunt, en de weerlegging is bijna
even oud. De weerlegging is de volgende: de bewering dat er geen zwarte zwanen
bestaan is niet te bewijzen, omdat er altijd ergens, bijvoorbeeld in een ver
land, een zwarte zwaan kan opduiken (hier afgekort tot "zwarte zwanen"). Een
toevoeging: denk aan het geval van schapen: ondanks het zien van hele kuddes
witte schapen, kan men niet concluderen dat er geen zwarte schapen bestaan, en
die blijken er ook te bestaan
.
Als "omkering van bewijslast" vraagt men aan anderen een
zwarte zwanen bewijs af te leveren: "Jij kan niet bewijzen dat God niet bestaat,
dus hij bestaat." Of: "Saddam Hoessein moet bewezen dat hij geen
massavernietigingswapens heeft, en doet hij dat niet, dan (heeft hij ze wel dus)
vallen wij hem aan."
De tweede
variant van de bewering is een vorm van
uitgesloten derde: naast niet-waar en waar bestaan geen andere mogelijkheden,
zie zwart-wit denken
.
Deze bewijsvorming wordt veel gebruikt in de wiskunde. Ook is wiskundig bewezen
dat het alleen geldt binnen de wiskunde (of officieel: een geformaliseerd
systeem). Voor alle praktische toepassing is hij dus ook ongeldig, al is het
maar omdat alle praktische toepassing ervan in de vorm van een "geen zwarte
zwanen" bewering gegoten kan worden.
Argumentum ad ignorantiam
Dit is een zeer veel gebruikte drogreden en betekent letterlijk "argument van
onwetendheid". Deze drogreden stelt dat iets simpelweg waar is omdat niet
bewezen is dat het niet waar is, of andersom, dat iets niet waar is omdat het
nog niet bewezen is dat het waar is. Enkele voorbeelden:
"De bijbel is waar, niemand kan het tegendeel bewijzen."
"Het oog is te complex om te evolueren, daarom moet het wel ontworpen zijn door
een intelligente Ontwerper" (Merk op dat de evolutie van het oog uitgebreid
gedocumenteerd is!)
Naar
Alg. semantiek, lijst
,
Alg. semantiek, overzicht
, Psychologie overzicht
,
Algemeen, overzicht
, Site map
, of site home
.
|